Carter Nick : другие произведения.

The Z-document

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:
Школа кожевенного мастерства: сумки, ремни своими руками
 Ваша оценка:

  NC 89
  
  
  
  
  
  Het Z Document
  
  
  
  Oorspronkelijke titel: The Z-document
  
  No by Universal Award House, Inc.
  
  No 1980 NL Tiebosch Uitgeversmaatschappij BV - Amsterdam
  
  Vertaling: Jacob Bigge
  
  Omslagfoto: F. André de la Porte
  
  ISBN 90 6278 702 9
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  Actie-Pockets Amsterdam
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  Ik bleef moeilijkheden hebben met mijn nieuwe identiteit. Dat soort dingen heb je wel eens als agent, vooral als je niet de kans hebt gehad over je nieuwe dekmantel na te denken. Ik voelde mezelf, Nick Carter met een hekel aan Greyhoundbussen, vooral in de uren na middernacht. En een halfvolle Greyhoundbus is een klére-plaats om een identiteitscrisis te hebben.
  
  Fred Goodrum echter was gewend aan bussen. Hij had voldoende door het land gehobbeld in zo'n ding, zijn gedeukte koffer en zijn smerige plunjezak ergens in het bagageruim, een slok goedkope bourbon in zijn donder, een baard van een dag op zijn gezicht en de resten van vijfentwintig goedkope maaltijden op zijn verfrommelde pak. Ik begreep mijn dekmantel goed genoeg om te weten wat die Freddie gewend was, een goedkope parasiet die nu echt in de puree zat sinds hij gedwongen was een leverancier terug te betalen. Maar ik was er nog niet aan gewend om die goeie ouwe Freddie te zijn.
  
  Hoewel ik niet kon slapen had ik mijn lampje niet aan, omdat niemand zijn lampje aan had. Dat niemand bestond uit zeven matrozen die terugkeerden naar hun onderdeel in Norfolk en acht burgers, waarvan twee soldatenvrouwen met stinkende, schreeuwende baby's die nu sliepen.
  
  Het goedkope kostuum dat AXE me had gegeven deed me opgaan in mijn omgeving, bovendien leverde het een schuilplaats op voor Wilhelmina, mijn Luger, Pierre, het kleine gasbommetje en Hugo, mijn stiletto. Het enige dat de kleermaker over het hoofd had gezien was een vulling voor mijn zitvlak, gezien de manier waarop de bus voort hobbelde.
  
  David Hawk had me op een hoop bizarre missies uitgestuurd in mijn carrière als Killmaster N3 en ik weet zeker dat hij me ooit naar mijn dood zal sturen. Maar ik kon me niet herinneren dat hij me ooit op een opdracht had weggestuurd met zo weinig harde informatie en in zulke verontschuldigende termen. Verrek, Hawk zei dat hij niet eens wist of het wel een Killmaster-klus was. En ik wist nog minder.
  
  Men verwachtte van mij dat ik meer zou ontdekken als ik eenmaal in Massawa was en de Ethiopische regering contact met me opnam. Maar tussen Washington en Massawa opereerde ik onwetend.
  
  Twaalf dagen geleden was het begonnen, net op het moment dat ik mijn flat op Columbus Circle wilde verlaten. De redenen voor mijn vertrek waren een blondje dat Cynthia heette, een diner en een Italiaanse film. Van Cynthia en het restaurant had ik al eerder genoten en ik was bereid de mening van een filmcriticus te aanvaarden dat de film goed was. Maar toen ging de telefoon over en begon Hawk mijn avond te verkankeren. We spraken via de scrambler en hij vertelde me waar ik de autosleuteltjes kon ophalen op Baltimore-Washington International Airport, twee dagen later. De film was klote, het restaurant had een nieuwe eigenaar en Cynthia was verkouden.
  
  
  
  Hawk koos het restaurant Mordoch als ontmoetingsplaats en stemde de tijd van eten af op het vertrek van mijn vlucht en het aantal minuten dat ik nodig had om een gedeukte Ford met een opgefokte motor naar Montgomery County, Maryland, een voorstadje van Washington, te rijden.
  
  Aan de buitenkant zag Mordoch er precies zo uit als elk ander restaurant in een winkelcentrum. Er lag zelfs een supermarket naast en een eindje verderop had je een drugstore. Ik verwachtte middelmatig eten, een slechte aankleding en een onbeschrijflijk slechte bediening. De entree stelde me niet teleur.
  
  Er speelde een zachte achtergrondmuziek, honingzoete snaren die oude melodieën door elkaar husselden. De kassa stond op een glazen toonbank vol snoepwaar en sigaretten. Bordjes gaven aan welke credit-cards werden geaccepteerd. Naar rechts was de garderobe en links gaf een deur toegang tot de eetzaal. De muren hadden een soort van nep-Japans bloemenpatroon in een ziekelijk roze. Het blauwe tapijt was versleten en het licht was net voldoende om de obers hun geld te laten tellen.
  
  De gastvrouw paste niet in het decor. Ik had een gastvrouw verwacht omdat dit soort winkelcentrum restaurants zich geen maître d'hôtel kunnen veroorloven. Ik had haar zelfs van te voren al getypeerd - een gewezen dienster die alle beleefde frasen kende, maar volstrekt geen stijl bezat. De blondine die op me afkwam zodra ik de foyer binnenstapte, was ongeveer dertig, lang en slank zonder mager te zijn en kennelijk ontwikkeld. Ze bewoog zich met een vloeiende gratie in haar lichtgroene jurk.
  
  'U eet alleen, meneer?' vroeg ze.
  
  'Ik heet Carter,' zei ik. 'Ik heb een afspraak met Mr. Hawk.'
  
  Ze keek op een klembord in haar linkerhand en legde het toen op de toonbank. 'Oh ja, meneer Carter. Meneer Hawk is in de privé-eetkamer vier. Mag ik uw jas hebben, meneer?'
  
  Sinds het begin van de vrouwenemancipatie is wel een van de grappigste dingen dat vrouwen hun identiteit proberen te laten gelden door al die kleine hoffelijkheden te doen die de mannen traditioneel voor de vrouwen hebben gedaan. Ik heb meisjes bijna armen zien breken bij het afnemen van de jas of neuzen bijna zien afbranden bij het aansteken van sigaretten. Deze vrouw echter kende haar werk - ze hielp me uit mijn jas en deed dat heel vaardig. Toen ze de deur voor me openhield, vroeg ik me af of het eten zo slecht zou worden als het behang of zo goed als de gastvrouw.
  
  Maar als Hawk Mordoch had uitgekozen, moest ik een slechte maaltijd onder ogen zien. Hawk wist veel dingen, maar eten en drinken kwamen niet voor in zijn woordenboek.
  
  We liepen rechtdoor tot we een rij vertrekken met dichte deuren bereikten. Ik hoorde niemand praten, dus kennelijk had Hawk een redelijk veilige ontmoetingsplaats gevonden. Het meisje opende de tweede deur aan de rechterkant zonder te kloppen. Ik werd getroffen door een walm sigarenrook. Ze had de goede kamer getroffen. De gastvrouw nam onze drankbestelling op, Hawk beantwoordde mijn uitgestoken hand en ik bemerkte dat het eten al was besteld. 'Is er geen menu?' vroeg ik toen de gastvrouw was vertrokken.
  
  'Er is maar één menu,' zei Hawk. 'Biefstuk.'
  
  'Oh, daarom. Ik neem aan dat u daarom deze tent heeft uitgekozen.'
  
  'Ik heb deze plaats gekozen, omdat AXE er de eigenaar van is, wat het ook mag inhouden.' Hij verklaarde zich niet nader.
  
  Hawk is altijd al een zwijgzaam iemand geweest, één van de redenen dat hij AXE leidt voor de regering van de vs. Mensen die praten zijn niet bruikbaar voor een geheime dienst. Hawk informeerde mij zelfs niet over het waarom AXE dit restaurant bezat en ik ben wel één van zijn topmensen. Hij wachtte tot we klaar waren met onze biefstukken, heerlijke, bejaarde stukken vlees en hij schonk de laatste wijn uit voor hij aan zijn uiteenzetting begon.
  
  'N3, we hebben hier een zaak die misschien niet eens bestaat. Ik zal je alles vertellen wat ik er van weet, maar dat is niet voldoende om er enige intelligente beslissing over te nemen.'
  
  'Is het een Killmaster-klus?'
  
  'Dat is jouw zaak,' zei Hawk tegen mij. Hij haalde een nieuwe sigaar te voorschijn - als die stinkstokken die hij weg paft ooit nieuw kunnen zijn — haalde het wikkel er af en stak hem op voor hij verder ging.
  
  'Technisch gezien is dit geen klus voor AXE. We helpen bepaalde elementen in een bevriende, neutrale regering.'
  
  'Wie?'
  
  'De Ethiopiërs.'
  
  Ik dronk van de wijn - een Californische bourgogne die noch goed noch slecht was - en zei toen: 'Ik snap het niet, meneer. Ik dacht dat de Ethiopiërs het niet zo leuk vonden om de Amerikaanse geheime dienst in hun dierbare woestijn te laten rondspitten.'
  
  'Gewoonlijk niet. Maar ze hebben onze hulp nodig om een man die Cesare Borgia heet te vinden.'
  
  'Ik dacht dat die een paar eeuwen terug gestorven was.'
  
  'Die knaap heet eigenlijk Carlo Borgia. De bijnaam Cesare is een weloverwogen truc, een manier om de wereld te laten weten dat hij een meedogenloze schoft is. We weten zelfs niet zeker of hij in Ethiopië is. Misschien wel, maar hij hoeft niet noodzakelijk iets te doen dat om actie vraagt. En dat moet jij nu ontdekken.'
  
  'En de Ethiopiërs weten het niet?'
  
  'Als ze eerlijk tegen ons zijn niet,' zei Hawk. 'De CIA ook niet. Ik denk dat zowel de CIA als de Ethiopiërs voor een even groot raadsel staan als ik. Hier is wat we hebben over die Borgia.'
  
  Hawk haalde een map uit zijn aktetas en deze zat vol verslagen met het stempel Topgeheim. Bovenaan één van de vellen zat een etiket met de letter z. De laatste letter van het alfabet en bij AXE betekende dat maar één ding: wat voor informatie dat papier ook bevatte, het kon het einde van de wereld betekenen. Dit was een noodgeval met de hoofdletter n. Hawk nam het document vluchtig door voor hij begon te spreken.
  
  'Aan het eind van de vijftiger jaren was Borgia een neofascist in Italië. Zolang hij zich hield bij politieke activiteiten en organisaties, bleef hij redelijk bruikbaar. Zijn groep hevelde een deel van die maffe randcommunisten stemmen over, zodat de gematigder partijen over het land konden blijven praten. Maar toen ontdekte hij de waarde van het politieke geweld. Hij verdween uit Livorno net voor de Italiaanse politie hem wilde grijpen. Ze spoorden hem na tot in Massawa en later tot in Asmara. Tegen 1960 was hij verdwenen.'
  
  'Wat heeft hij recentelijk dan gedaan om onze belangstelling te krijgen?'
  
  'Misschien niets. Misschien iets dat het zo groot is dat het me beangstigt,' zei Hawk. 'De Egyptenaren zijn veertien raketten voor korte en middellange afstand kwijtgeraakt die ze op Israël gericht hadden. En de Israëli's zijn er negen kwijt die ze voor Egypte en Syrië bestemd hadden. Beide zijden denken dat de tegenpartij ze heeft gestolen... '
  
  'Is dat niet zo?'
  
  'We hebben er geen enkel bewijs voor kunnen vinden. De Russen kennelijk ook niet. Zij kwamen als eerste op de proppen met die Borgia, maar hun snelheid en doeltreffendheid leverde niets op. Hun agent verdween twee maanden geleden.'
  
  'Denkt u dat de Chinezen ermee te maken kunnen hebben?'
  
  'Dat vlak ik niet uit, Nick. Maar er is nog een mogelijkheid dat Borgia freelance werkt. Geen van beide ideeën trekt me aan.'
  
  'U weet zeker dat hij geen Russische agent is?'
  
  'Ja, Nick, dat weet ik zeker. Zij willen net zo min narigheid in het Midden-Oosten als wij. Niet dat soort narigheid als deze raketten betekenen. Alle drieëntwintig hebben atoomkoppen.'
  
  Hawk stak zijn sigaar weer aan. 'Dit soort situaties zijn onvermijdelijk sinds 1956 toen die Suez crisis er was en Amerika ieders wantrouwen won. Als de Israëli's en de Arabieren elkaar elk jaar willen beschieten met conventionele wapens vinden wij en de Russen dat best. We konden altijd weer tussenbeide komen nadat onze tanks en anti-tank wapens een grondige veldtest hadden gehad. Maar atoomkoppen voegen toch een dimensie toe die zelfs de Russen angst aanjaagt.'
  
  'In welk deel van Ethiopië zou die Borgia kunnen opereren?' vroeg ik.
  
  'De Ethiopiërs denken zelf Danakil,' zei Hawk.
  
  'Dat is een woestijn.'
  
  'Zoals de Sinaï een woestijn is. Het is een woestenij, Nick, en de Ethiopiërs beheersen het niet echt. De mensen die daar wonen aarzelen niet vreemdelingen af te maken. De Danakil wordt omgeven door Ethiopisch grondgebied, maar de daar heersende Amharische stammen zijn niet van plan een expeditie uit te rusten om het gebied te ontwikkelen. Het is een helse plek.'
  
  Dat was een zeldzame uitspraak voor Hawk - en het maakte me zenuwachtig. Bovendien stelde wat ik in de dagen erna over de Danakil wist uit te vinden me weinig gerust. Ook mijn dekmantel baarde me zorgen. Fred Goodrum stond bekend als technicus bij publieke werken, maar was op de zwarte lijst van alle bonden in Amerika omdat hij problemen met zijn betalingen had. En nu had hij geboekt op een Noorse vrachtboot naar Massawa. De Ethiopische regering had mensen nodig die wegen konden aanleggen.
  
  
  
  De Greyhound hobbelde Norfolk binnen. Ik vond mijn plunjezak en gedeukte koffer terug, waarin, in een geheim compartiment, een heleboel munitie zat voor Wilhelmina en een zendontvanger. Toen vond ik een taxi. De chauffeur bekeek mijn C&A'tje eens goed en zei: 'Heb je acht dollar?'
  
  'Ja. Maar je gebruikt die klote meter van je of ik dien een aanklacht in tegen alles wat er nog van je over is.'
  
  Hij nam me nog eens op. Misschien liet ik te veel Nick Carter door mijn dekmantel van Fred Goodrum heen komen, want hij gaf geen kik.
  
  Hij zette me af bij de douane en het kostte me geen moeite daar doorheen te komen. Een vrachtwagenchauffeur gaf me een lift naar de Hans Skejelman.
  
  De steward, een grote man met zandkleurig haar die Larsen heette, was niet erg blij me te zien. Dat lag evenzeer aan het feit dat het twee uur in de ochtend was als aan mijn voorkomen. Hij bracht me naar mijn hut. Ik gaf hem een fooi.
  
  'Ontbijt tussen zeven en negen,' zei hij. 'Je vindt de eetzaal via de ladder achterin en één dek lager.'
  
  'Waar is de plee?'
  
  'Even voorbij de passagiershutten. De douche ook. Zorg ervoor de dames niet te schokken.'
  
  Hij vertrok. Ik deed mijn wapens in de koffer, sloot de deur af en onderzocht de kleine hut. De enige kooi was naast een patrijspoort die uitzicht gaf op het hoofddek aan bakboordzijde. Dat was ook de kant van de kade en het dunne gordijn verhinderde niet het helle licht naar binnen te schijnen. De wastafel zat tegen de ene wand, een combinatie wandkast en kleerkast tegen de andere. Ik besloot de volgende ochtend uit te pakken.
  
  
  
  AXE HAD ME VERTELD DAT DE PASSAGIERSLIJST IN ORDE LEEK. DE JONGE MAN DIE MIJ MIJN INSTRUKTIES HAD GEGEVEN LÉGDE UIT: 'IN IEDER GEVAL ZIJN ER GEEN BEKENDE RUSSISCHE OF CHINESE AGENTEN AAN BOORD. WE HADDEN NIET DE TIJD OM DE BEMANNING GRONDIG NA TE GAAN. WEES DUS VOORZICHTIG, N3.'
  
  
  
  Iedereen vertelde me maar voorzichtig te zijn, zelfs Hawk. De moeilijkheid was dat niemand me kon vertellen voor wie of wat ik voorzichtig moest zijn. Ik deed het licht uit en kroop in de kooi. Ik sliep niet zo best.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Een schip laten vertrekken is een rumoerige zaak, maar de bemanning van de Hans Skejelman deed er echt alles aan om de passagiers wakker te krijgen. Ik keek op mijn horloge. Zeven uur - tijd om een beslissing te nemen. Nam ik Hugo bij me of was het niet waarschijnlijk dat Freddie Goodrum een stiletto bij zich droeg? Helemaal geen beslissing dus.
  
  Hugo hield Wilhelmina en Pierre gezelschap in het verborgen compartiment van de koffer. De mensen die ik zou ontmoeten zouden heel wat opmerkzamer zijn dan die steward 's ochtends.
  
  Ik ging naar voren en nam een douche. Toen ging ik terug naar mijn hut en koos een paar kleren uit. De Hans Skejelman had niets formeels. Ik trok een flanellen hemd aan, een werkbroek en een waterdicht jack.
  
  De volgende halte was het ontbijt.
  
  De eetzaal was functioneel. Er was plaats voor tien mensen. Dat hield in dat het schip niet veel passagiers had. Larsen, de steward, bracht me sinaasappelsap, roerei, spek en koffie. Ik was bijna klaar toen het bejaarde echtpaar binnenkwam.
  
  Het waren Engelsen - Harold en Agatha Block. Hij bezat de scharminkelige bouw en bleke teint van een boekhouder. Dat was hij geweest, vertelde hij me, tot twee gelukkige treffers in de voetbalpool en een verstandige investering. Zij had de lavendelgeurige stijl van de eeuwige huisvrouw, het soort vrouw waarvoor de man een schutting bouwt om haar overheen te laten leunen. Ze schenen in de vijftig te zijn en hun plotselinge geluk had hen veranderd in fuifnummers van middelbare leeftijd. Beiden waren praatziek. 'Komt u uit Norfolk, meneer Goodrum?' vroeg Block.
  
  'Nee,' zei ik.
  
  'We houden van het zuiden van de Verenigde Staten,' legde hij uit.
  
  'We houden veel van Amerika,' viel mevrouw Block hem bij. 'Het is een schande dat uw regering zijn toeristische attracties niet beter verkoopt. Twee jaar geleden hebben we een reis door het Westen gemaakt en plaatsen als de Grand Canyon en de Rocky Mountains hebben werkelijk indruk op ons gemaakt. Maar de kosten zijn nogal hoog. En...'
  
  Ik zette haar lezing gedeeltelijk af. Als Fred Goodrum moest ik luisteren, maar mijn enige bijdrage aan een gesprek was een grom zo nu en dan.
  
  Fred Goodrum zou luisteren omdat hij tijdens de reis misschien een borrel kon bietsen van deze mensen. Fred hield ervan om borrels te bietsen - bijna evenveel als hij ervan hield om dollars te bietsen. Ten slotte stelde ze de onvermijdelijke vraag. 'Wat doet u aan boord van dit schip, meneer Goodrum?'
  
  'Ik ga naar Ethiopië.'
  
  'Waarvoor?'
  
  'Voor werk. Ik ben technicus. Ik bouw wegen en drainage-systemen. Dat soort dingen.'
  
  'Dat lijkt me interessant.'
  
  'Je kunt er van leven,' zei ik tegen haar.
  
  Een boekhouder en een huisvrouw konden niet al te veel weten van wegenbouw, dus als de Blocks waren die ze beweerden, zat ik goed. Ik had liever gehad dat AXE een vlucht had geregeld naar Addis Abeba, maar KGB-agenten houden luchthavens in de gaten. En deze goedkope manier van vervoer paste bij mijn dekmantel.
  
  De ondervraging en monoloog van mevrouw Block kwamen op een zijspoor terecht toen een andere passagier van de vrachtboot de ruimte binnentrad. Het moment dat ze de deur binnen kwam deed ze me al mijn geestelijke dossiers naslaan. Lang, donker haar, vol figuur, een aardig zo niet prachtig gezicht - ik herinnerde me meer dan een politiefoto alleen. Ergens had ik een kompleet naakt van haar gezien. Maar waar?
  
  'Ik ben Jean Fellini, zei ze.
  
  Toen ze dat zei kon ik haar plaatsen.
  
  De Blocks stelden zichzelf voor. Ze stelden mij voor - Jean had een stevige, koele handdruk. Ik had zin de ruimte uit te stormen, naar de radiokamer te gaan en een woedende codeboodschap naar Hawk uit te sturen. Behalve dan dat Hawk onschuldig kon blijken te zijn - de CIA kon altijd een agent op dit schip hebben gezet zonder hem in te lichten. Het zou niet de eerste keer zijn dat ze iemand meestuurden om een AXE-missie na te lopen.
  
  Mevrouw Block was weer helemaal bezig met haar-voetbalpool-we-zijn-gek-op-reizen-spel. Jean luisterde beleefd, maar ik wedde erom dat zij zich niet meer zou herinneren dan ik. Toen begon mevrouw Block te vissen.
  
  'Wat doet u?' vroeg ze monter.
  
  'Ik ben freelance journalist,' zei Jean.
  
  'Zo'n jong ding als u?'
  
  'Ja.' Ze dronk van haar koffie. 'Mijn vader wilde een jongen hebben. En hij was niet van plan zich door een paar biologische factoren te laten ringeloren om zijn kind te leren zich te handhaven in een mannenwereld. Dus toen ik van de school voor journalistiek kwam keek ik eens om me heen naar die banen die beschikbaar zijn voor vrouwen en besloot dat geen ervan bij me paste.'
  
  'U zit in de vrouwenemancipatie?' vroeg meneer Block.
  
  'Nee. Alleen voor het avontuur.'
  
  Haar koelheid schokte hen net voldoende om even op te houden met haar te kwellen. Ze keek naar mij. Ik besloot de eerste slag een daalder waard te laten zijn.
  
  'U komt me bekend voor, miss Fellini,' zei ik. 'Hoewel ik niet zoveel lees.'
  
  'U leest waarschijnlijk wel mannenbladeren, meneer Goodrum,' zei ze.
  
  'Ja.'
  
  'Dan heeft u me daarin gezien. Uitgevers hebben de theorie dat mannen een kick krijgen van een artikel dat is geschreven door een vrouw die in haar eentje op avontuur uit is. En door er wat prenten bij te doen heb ik verscheidene verhalen weten te slijten. Het kan zijn dat u me daarop heeft gezien.'
  
  'Kan zijn,' zei ik.
  
  'Prenten?' zei mevrouw Block. 'Foto's?'
  
  'Ja. U weet wel - de correspondente die een bad neemt in Jakarta. Heldin in haar blote kont in Rio. Dat soort dingen.'
  
  Nu herinnerde ik me haar hele dossier, AXE had nooit helemaal weten te beslissen of Jean Fellini nu een goed agente was of niet. Nu ik haar in actie zag kon ik me die officiële verwarring voorstellen.
  
  De Blocks zouden zich haar beslist herinneren, zodra ze zich door die schok hadden heen gewerkt. Maar het meisje had zich er ook van verzekerd dat zij haar met rust zouden laten. Het was of een heel slimme of heel domme zet. Ik kon er niet helemaal achter komen welke het precies was.
  
  'Misschien bent u wel een verhaal, meneer Goodrum,' zei Jean. 'Waarom zit u op deze vrachtboot?'
  
  'Ik ben technikus en ik moet wegen aanleggen in Ethiopië.'
  
  'Daar is werk voor u?'
  
  'Ja. Iemand komt me ophalen als we in Massawa aankomen.'
  
  'Slecht land. Ethiopië. Pas maar op dat ze uw hals niet afsnijden.'
  
  'Ik pas wel op,' zei ik.
  
  We speelden het allebei heel leuk. Misschien dat we de Blocks en wie we verder zouden tegenkomen aan boord van de Hans Skejel-man in de maling konden nemen - misschien; niets kon me gelukkig maken met die Fred Goodrum dekmantel en die langzame trip naar Massawa - maar elkaar namen we geen moment in de maling. Jean hield haar mond en ik gedroeg me ook keurig. Er was een heleboel dat ik wilde weten over haar missie en ik had zo mijn twijfels of ik die informatie vrijwillig van haar zou krijgen. Onze confrontatie zou moeten wachten tot een beter moment.
  
  Ik verontschuldigde me dus, haalde een paar pockets uit de bibliotheek die door het schip werd bijgehouden en ging terug naar mijn hut.
  
  
  
  Harold Block en ik probeerden een paar partijen schaak, de eerste twee avonden op zee. Door hem een toren en een loper te geven kon ik de partij voor ongeveer vijfenveertig zetten rekken voor hij in een schaakmat blunderde. We stopten dus met schaken en speelden een paar partijen bridge, een spel dat ik niet al te zeer op prijs stel. Ik bracht de tijd door met het proberen karakters te lezen. De Blocks leken me steeds meer een praatgraag Engels stel, onschuldig en onschadelijk, vol zin om de wereld door te reizen voor ze zich uiteindelijk nestelden om hun minder fortuinlijke vrienden, die het niet verder hadden gebracht dan Brighton, te vervelen. Jean was een groter enigma.
  
  Ze speelde roekeloos kaart. Of we wonnen zwaar - we bleken steeds weer partners te zijn - of ze sleepte ons naar een verpletterende nederlaag. Steeds als zij een slag nam, speelde ze haar kaart met een korte beweging van haar pols waardoor hij bovenop het stapeltje rondtolde. En onveranderlijk schonk ze me een zwoele glimlach als ze haar hoofd achterover wierp om het lange zwarte haar uit haar schitterende bruine ogen te krijgen. Haar uniform scheen te bestaan uit een donkere broek en een slobbertrui en ik vroeg me af wat ze zou dragen als we eenmaal de tropische en equatoriale wateren zouden bereiken.
  
  Op de derde ochtend ontwaakten we in een tropische hitte. Volgens de kaart in de eetzaal bevonden we ons in het tegenwindse kanaal. We hadden geen snelheidsrecord gebroken. De Hans Skejelman slingerde niet langer door de grijsgroene zeeën die we hadden gehad voor Hatteras en voor de kust van de Verenigde Staten maar rolde zacht deinend voort door het donkerblauwe water van de zee rond Cuba. Die avond moesten we in Georgetown aankomen. Ik stond vóór zeven uur op en ontbeet in de eetzaal met de officieren die wachtdienst hadden. De airconditioning van de Hans Skejelman werkte niet voldoende om mijn hut behaaglijk te maken.
  
  De Blocks en Jean waren nog niet op. Dus ik sleepte een dekstoel naar het stukje dek dat de passagiers mochten gebruiken en begon de zon op me in te laten werken die aan bakboordzijde op ons neer brandde. Toen ik een schrapend geluid hoorde keek ik op en ik zag Jean die een andere dekstoel over de stalen dekplaten trok.
  
  'Ik geloof niet dat onze Engelsen van de ochtendzon houden,' zei ze.
  
  'Ze wachten tot het middag is en voegen zich bij de dolle honden,' zei ik tegen haar.
  
  Ze droeg een afgeknipte spijkerbroek die nauwelijks de zwelling van haar billen bedekte en het bovenstuk van een bikini dat me liet zien hoe groot en stevig haar borsten waren. Haar huid, waar die niet bedekt was, was egaal gebruind. Ze strekte haar lange benen uit op de dekstoel, schopte haar sandalen uit en stak een sigaret op. 'Nick Carter, het wordt tijd dat we eens met elkaar babbelen,' zei ze.
  
  'Ik vroeg me al af wanneer je me officieel op de hoogte zou stellen dat je me kende.'
  
  'Er is een heleboel dat David Hawk je niet heeft verteld.'
  
  'Een heleboel wat?'
  
  'Inlichtingen over Cesare Borgia. Hawk heeft het je niet verteld omdat hij het niet wist. De KGB-man maakte een rapport op voor hij stierf. We hebben het weten te onderscheppen. En nu verwachten ze van mij dat ik het verbindingswerk doe met de nieuwe KGB-man. Maar hij en ik herkennen elkaar pas als we in Ethiopië zijn. Ik ben er nog niet helemaal achter wanneer jij erin stapt.'
  
  'Kun je me vertellen wie het is?' vroeg ik.
  
  Ze gooide haar sigaret overboord. 'Je bent behoorlijk kalm, Fred Goodrum - let er op dat ik je codenaam gebruik, alsjeblieft. Het is de steward.'
  
  'Ik geloofde niet dat de KGB één van de Blocks in dienst had.'
  
  'Die zijn onschadelijk, vooropgesteld dat ze ons niet dood vervelen. Besef je dat dit mijn laatste missie voor jaren kan zijn?'
  
  'Uh-huh. Tenzij je je medewerker doodt als je klaar bent.'
  
  'Ik ben geen Killmaster. Maar als je geïnteresseerd bent in freelance werk, laat het me dan weten. Laat het er wel zo uitzien dat Uncle Sam onschuldig is.'
  
  'Wat doet die Borgia precies?'
  
  'Later, Fred. Later. We hadden het mis over die zonvrezende Engelsen van ons.'
  
  De Blocks kwamen naar buiten, dekstoelen met zich mee slepend. Ik had een boek bij me maar deed niet alsof ik erin las. Jean deed een greep in de kleine strandtas waarin ze haar fotomateriaal bewaarde. Ze draaide een telelens op haar kleinbeeld camera en vertelde ons dat ze zou proberen kleurenfoto's te maken van vliegende vissen in actie. Dit hield in dat ze over de reling moest buigen om haar kamera stil te houden, een bezigheid die haar afgeknipte broek strak over haar billen trok op zo'n manier dat het onwaarschijnlijk leek dat ze er meer onder aanhad dan haar vel alleen. Zelfs Harold Block trotseerde het ongenoegen van zijn vrouw en keek.
  
  Ondanks de richting van mijn blik was mijn hoofd bij andere zaken dan wat Jean ons liet zien. Larsen, de steward, was van de KGB. De mensen van onze documentatie afdeling hadden die zaak wel behoorlijk verkankerd. Ze waren de passagiers nagegaan en hadden niet ontdekt dat zich daaronder een CIA-agente bevond, waarvan we alle foto's en gegevens in onze dossiers moesten hebben. Kennelijk speelde de CIA het behoorlijk gesloten - Jean wist meer over Borgia dan ik, misschien wel voldoende om me te vertellen of we hem levend of dood wilden hebben.
  
  Tegen de tijd dat het schip Georgetown bereikte voor een avondje stappen aan de wal en voor we weer zouden vertrekken om de Kaap te ronden, om Afrika heen, had ik besloten dat Fred Goodrum te verveeld en te blut was om aan land te gaan. De KGB had een dossier over mij - ik had het dossier nooit echt gezien, maar ik heb mensen gesproken die dat wel hebben gedaan - en misschien had Larsen me herkend. Guyana was een goede plek voor hem om contact op te nemen met een andere agent en als er een Amerikaanse toerist met de naam Goodrum zou verdwijnen, zou dat de afvaart van de Hans Skejelman op geen enkele manier tegenhouden.
  
  'U gaat niet rondkijken?' vroeg Agatha Block me.
  
  'Nee, mevrouw Block,' zei ik. 'Om eerlijk tegen u te zijn, ik hou niet zo veel van reizen. En ik loop financieel op mijn laatste benen. Ik ga naar Ethiopië om te zien of ik wat bij kan verdienen. Dit is geen plezierreis.'
  
  Ze vertrok haastig, haar man op sleeptouw nemend. Ik was prima om tijdens de maaltijden en het bridgen te vervelen, maar ze verspilde er geen woord aan om me over te halen aan land te gaan. Jean ging natuurlijk wel aan land. Het maakte evenzeer deel uit van haar dekmantel als het aan boord blijven deel uitmaakte van die van mij. We hadden nog geen kans gezien om over Borgia te praten en ik vroeg me af wanneer precies we die kans zouden krijgen. Tegen etenstijd was iedereen aan land, behalve de kapitein en de tweede stuurman en het eindigde ermee dat ik de twee officieren Amerika's liefdesrelatie met de automobiel uitlegde.
  
  Tijdens de koffie met cognac vroeg Larsen aan de kapitein permissie om aan land te gaan.
  
  'Ik weet het niet, Larsen, je hebt een passagier...'
  
  'Ik vind het prima,' zei ik. 'Tot het ontbijt heb ik niets meer nodig.'
  
  'Gaat u niet aan land, meneer Goodrum?' vroeg Larsen.
  
  'Nee,' zei ik. 'Om het ronduit te zeggen, ik kan het me niet permitteren.'
  
  'Georgetown is een heel swingende plaats,' zei hij.
  
  Zijn verklaring zou nieuws zijn geweest voor de plaatselijke autoriteiten, aangezien swingende toeristen nu eenmaal niet al te hoog staan op Guyana's prioriteitenlijst. Larsen wilde me aan land hebben, maar hij dorst me niet te dwingen. Die nacht sliep ik met Wilhelmina en Hugo onder handbereik.
  
  De volgende dag hield ik me ook uit het gezicht. De voorzorgsmaatregel was waarschijnlijk zinloos. Larsen was aan land gegaan om Moskou ervan op de hoogte te stellen dat_Nick Carter op weg was naar Massawa. Als hij dat niet had gedaan was het alleen omdat hij me niet herkende. Had hij het wel gedaan, dan kon ik er geen flikker meer aan veranderen.
  
  'Nog goede verhalen gevonden in Georgetown?' vroeg ik Jean die avond tijdens het eten.
  
  'Die stop was een verrekte tijdsverspilling,' zei ze.
  
  Haar zachte kloppen op mijn deur die avond had ik verwacht. Het was iets na tienen. De Blocks hadden zich vroeg teruggetrokken, kennelijk nog moe van hun uitstapje die avond ervoor. Ik liet Jean binnen. Ze droeg een witte broek en een wit nethemd dat het ontbrekende ondergoed duidelijk benadrukte.
  
  'Ik geloof dat Larsen je heeft geïdentificeerd,' zei ze.
  
  'Het is waarschijnlijk,' zei ik.
  
  'Hij wil me ontmoeten op het achterdek, achter de opbouw. Om één uur.'
  
  'En je wilt dat ik je dek?'
  
  'Daarom draag ik wit. Onze dossiers zeggen dat je goed bent met een mes, Fred.'
  
  'Ik zal er zijn. Kijk niet naar me uit. Als je me ziet heb ik het verpest.'
  
  'Goed.'
  
  Stil opende ze de deur en sloop op blote voeten weg door de gang. Ik haalde Hugo uit de koffer. Toen doofde ik het licht in mijn hut en wachtte tot even na middernacht. Toen verdween ik in de gang, op weg naar het achterdek. Achterin de gang was een deur die toegang gaf tot bakboordzijde van het hoofddek. Niemand had hem vastgezet, aangezien het water kalm was en de overwerkte airconditioning van de Hans Skejelman alle hulp kon gebruiken van de koele nachtwind.
  
  Evenals de meeste vrachtschepen die de zones van zware zeeën zoveel mogelijk omzeilen, was de Hans Skejelman een puinhoop. Overal op het achterdek, achter de opbouw lagen geteerde zeildoeken. Ik koos er een paar uit en stapelde die rond de laadboom.
  
  Toen begroef ik me erin. Ik hoopte dat Larsen niet zou besluiten ze als kussen te gebruiken. Sommige schepen zouden achter een wacht hebben neergezet. De Hans Skejelman maakte zich er niet druk om. Binnen waren er doorgangen die leidden van het bemannings-kwartier naar de brug, de radiohut, de machinekamer en de kombuis. Ik geloofde dat er alle kans op was dat de uitkijk sliep en dat we op de automatische piloot vaarden. Toch liet ik me niet zien. Larsen verscheen precies om één uur. Hij droeg nog steeds zijn stewardjasje, een witte vlek in de nacht. Ik zag hem aan zijn linkermouw rommelen en ik nam aan dat hij daar een mes verborgen hield. Het was er een goede plaats voor, hoewel ik de voorkeur had voor de plek waar ik Hugo had. Ik hield de stiletto in mijn hand. Toen verscheen Jean.
  
  Ik kon slechts fragmenten van hun gesprek volgen.
  
  'Je speelt een dubbelrol,' zei hij.
  
  Haar antwoord ging verloren.
  
  'Ik herkende hem toen hij aan boord kwam. Moskou maalt er niet om of hij Massawa wel of niet bereikt.'
  
  'Ik wel.'
  
  Zijn antwoord was niet te verstaan.
  
  'Nee, het is geen seks.'
  
  Hun twist werd heviger en hun stemmen zachter. Larsen keerde mij zijn rug toe en ik zag hoe hij Jean geleidelijk aan naar de stalen bovenbouw manoeuvreerde, buiten het gezicht van iemand op de brug. Voorzichtig tilde ik de dekzeilen op en gleed er onder uit. Bijna op handen en knieën, Hugo klaar in mijn hand, kroop ik naar hen toe.
  
  'Ik werk niet met jou,' zei Larsen.
  
  'Wat bedoel je?'
  
  'Je hebt me belazerd - of je bazen hebben dat gedaan. Eerst maak ik me van jou af. Dan van Carter. We zullen eens zien wat Killmaster ervan vindt om over de oceaan te zwemmen.'
  
  Zijn hand ging naar zijn mouw. Ik viel hem aan en sloeg mijn linkerarm om zijn keel, zijn kreet smorend. Ik stak Hugo in zijn lichaam en bleef stoten tot hij slap werd in mijn armen. Ik sleepte hem rechtop in mijn armen naar de reling en tilde hem op. Ik hoorde de plons. En wachtte gespannen af.
  
  Er klonk geen schreeuw van de brug. De motoren bonkten onder mijn voeten, terwijl we naar Afrika maalden.
  
  Zorgvuldig veegde ik Hugo aan mijn broek schoon, liep toen naar Jean die tegen de bovenbouw stond geleund.
  
  'Bedankt, Nick... ik bedoel, Fred.'
  
  'Ik kon het niet allemaal verstaan,' zei ik tegen haar. 'Had hij gemeld dat ik kwam?'
  
  'Dat heeft hij niet gezegd,' zei ze.
  
  'Ik ving dat op dat het Moskou weinig kon schelen of ik wel of niet in Massawa aan kwam.'
  
  'Jaah, maar misschien heeft hij geen rapport opgemaakt.'
  
  'Misschien. Hij had een mes in zijn mouw.'
  
  'Je bent goed, Nick. Laten we naar jouw hut gaan.'
  
  'Goed,' zei ik.
  
  Ik sloot de deur van de hut met de grendel en draaide me om om Jean te bekijken. Nog steeds verwachtte ik dat ze zou huiveren, dat ze enige reactie zou tonen over Larsen die haar bijna had gedood, maar dat was niet zo. Een zwoele glimlach verscheen op haar gezicht toen ze haar broek open ritste en hem uittrok. Haar witte T-shirt verborg niets, haar tepels stonden stijf omhoog toen ze naar beneden greep en het hemd over haar hoofd trok.
  
  'Laten we eens zien of je even goed bent in bed als op het mes,' zei ze.
  
  Ik kleedde me snel uit, terwijl ik naar haar grote borsten en haar welgevormde benen keek. Haar heupen bewogen in een trage beweging toen ze van standbeen veranderde. Ik liep snel op haar toe en nam haar in mijn armen en we omhelsden elkaar. Haar huid was heet, alsof ze niet buiten in de koele nachtlucht was geweest.
  
  'Doe het licht uit,' fluisterde ze.
  
  Ik deed wat ze zei en ging naast haar liggen in de smalle kooi. Haar tong schoot in mijn mond toen we elkaar kusten.
  
  'Schiet op,' kreunde ze.
  
  Ze was vochtig en klaar en ze explodeerde in een wilde razernij toen ik in haar binnendrong. Haar nagels krasten over mijn huid en ze uitte jammerende geluidjes toen ik mijn hartstocht in haar liet ontploffen. In een totale uitputting klemden we ons aan elkaar vast en de enige geluiden in onze hut waren die van onze ademhaling, diep van tevredenheid, en het kraken van het schip terwijl we weg stoomden van de plek waar ik Larsen in zee had laten vallen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Tegen drie uur kwamen we eindelijk aan praten toe. Onze lichamen waren bezweet en we lagen samengeperst in de smalle kooi. Jean gebruikte mijn borst als hoofdkussen en ze liet haar vingers over mijn lichaam spelen.
  
  'Er is iets loos met dit schip,' zei ze.
  
  'Hij vaart te langzaam, de air-conditioning doet het niet. En Larsen zette smerige koffie. Bedoel je dat?'
  
  'Nee.'
  
  Ik wachtte tot ze zich nader zou verklaren.
  
  'Nick,' zei ze, 'kun je me vertellen wat AXE over de Hans Skejelman te zeggen had?'
  
  'Dat hij op goed moment Massawa zou aandoen. En dat de passagiers in orde waren.'
  
  'Eh-huh. En de bemanning?'
  
  'Ik wist het niet van Larsen,' zei ik. 'De CIA heeft dat voor zich gehouden.'
  
  'Ik weet waarom je zo gesloten en geheimzinnig doet.' Ze draaide zich om in de kooi. 'Je denkt dat ik je belazer. Maar dat is niet zo. Ik ben drie raketten op het spoor gekomen die zijn verdwenen.'
  
  'Complete raketten?'
  
  'Nee - onderdelen om ze te bouwen. Kompleet met atoomkoppen.'
  
  'En waar zijn die?'
  
  'In containers op het dek achter de brug.'
  
  'Weet je het zeker?' vroeg ik.
  
  'Nogal.'
  
  'En ze zijn onderweg naar Borgia?'
  
  'Ja. Larsen trok te veel autoriteit naar zich toe. Ik vermoed dat de KGB liever had dat die raketten ontmanteld werden, dan Nick Carter dood.'
  
  'We klaren dat zaakje dus zonder assistentie van de Russen,' zei ik. 'Je kunt beter de nacht hier doorbrengen.'
  
  'En mijn reputatie naar de knoppen helpen?'
  
  'Je bent anders zelf al bezig geweest die naar God te helpen.'
  
  Ze lachte en weer liet ze haar handen langs mijn lichaam glijden. Ik beantwoordde haar strelingen. Ditmaal was het vrijen zacht en langzaam, een andere soort geruststelling dan onze eerste omhelzing was geweest. Mocht Jeans vrees voor de helft bewaarheid worden, dan zaten we mooi in de puree. Maar op dit moment weigerde ik me er zorgen over te maken.
  
  Jean sliep. Ik niet. Haar vraag over wat voor gegevens AXE had over de bemanning baarde me zorgen. Onze mensen hadden aangenomen dat de Hans Skejelman een onschuldige vrachtboot was die een paar passagiers vervoerde. Maar soms heb je intriges binnen intriges, complotten binnen complotten en worden proefballonnetjes opgelaten met een onschuldige nietsvermoedende passagier aan boord. Het was mogelijk, dat AXE zo zijn vermoedens had gehad over de Hans Skejelman en me aan boord had gezet als katalysator. Dat was Hawks stijl - laat de dingen gebeuren. Ik had maar een paar bemanningsleden ontmoet. Ze onderhielden zich niet met de passagiers. Kapitein Ergensen en ik hadden tijdens het eten over auto's gepraat. Mr. Gaard, de tweede stuurman, had geluisterd. De eerste stuurman, mr. Thule, gromde af en toe een groet en vroeg om meer aardappels, maar het scheen hem niet te kunnen schelen of de passagiers nu leefden of doodgingen. De purser, mr. Skjorn, liet de zorg voor ons en onze maaltijden over aan Larsen en scheen er de voorkeur aan te geven zijn dagelijkse hoeveelheden kalorieën in alle rust en stilte te nuttigen. De marconist, een lange, magere blondine die Birgitte Aronsen heette, was Zweeds en even zwijgzaam als de eerste stuurman. Als zij de eetzaal binnenkwam was dat niet voor een gezelligheidsbezoekje.
  
  Ten slotte viel ik in een lichte slaap, wachtend op een kreet of iemand die Larsen kwam zoeken. Ik werd wakker toen het eerste ochtendlicht door de patrijspoort naar binnen viel. Jean bewoog zich en mompelde wat.
  
  'Nog steeds ijselijke vermoedens?' zei ik.
  
  'Ja.' Ze gooide de lichte deken van zich af en klom over me heen.
  
  'Laten we gaan douchen,' zei ze.
  
  'Moeten we zo opvallend bij elkaar zijn?'
  
  'Beslist. Ik heb die dekmantel nodig. Misschien was Larsen wel een notoire ladykiller.'
  
  "Dat betwijfel ik,' zei ik.
  
  Als Jean wilde denken dat ik alle verdenkingen van haar af kon wentelen, had ik daar geen bezwaar tegen. Op goed moment zou deze missie op een punt aankomen dat zij een belangrijke hindernis zou gaan vormen. Dan zou ik haar lozen. De Danakil was geen plaats voor een vrouw, vooral niet voor een die niet zelf kon doden. Maar tot we Ethiopië bereikten, wilde ik van haar gezelschap blijven genieten.
  
  Ze was bedreven in bed. En ze was zich volledig bewust van het effect dat haar prachtige lichaam had op mannen. De laatste vijf jaar had ze middelmatige verhalen weten te verkopen door er naaktfoto's van haarzelf bij te doen. Ik keek naar haar terwijl ze een handdoek om zich heen sloeg en naar de douche liep, haar lange T-shirts in de hand. Toen we eindelijk klaar waren met elkaar in te zepen en af te spoelen, hadden wij een lange douche achter de rug.
  
  Toen we weer op de gang liepen, ik in een broek en Jean slechts in haar lange T-shirt dat nauwelijks iets verborg, botsten we bijna tegen Birgitte Aronsen op, de marconiste.
  
  'Hebben jullie Larsen gezien?' vroeg ze ons.
  
  'Niet sinds het avondeten,' antwoordde ik.
  
  'Ik ook niet,' zei Jean terwijl ze giechelend tegen me aanleunde. Miss Aronsen schonk ons een blik die nauwelijks vertrouwen in zich had en liep ons voorbij. Jean en ik wisselden blikken met elkaar en liepen terug naar mijn hut.
  
  'Pik me over tien minuten op in mijn hut,' zei ze. 'Ik denk dat we samen moeten gaan ontbijten.'
  
  'Goed.'
  
  Ik kleedde me aan en probeerde weer tot een besluit te komen over het dragen van wapens. Jeans theorie dat de Hans Skejelman onderdelen vervoerde die nodig waren om drie ICBM's te maken, wees erop dat ik er verstandig aan had gedaan geen gebruik te maken van de radio om een codebericht uit te sturen. De bemanning wist wellicht niet wat ze vervoerden, aangezien niemand aan boord van een containerschip enige reden heeft een container open te maken.
  
  Maar als ik het wel wist? Moest ik dan gewapend rondrennen? Nogal spijtig stopte ik Hugo en Wilhelmina terug bij Pierre in het geheime compartiment van mijn koffer, waar mijn kleine zendontvanger huisde, en sloot deze. Op dit schip maakte ik een eerlijke reis naar Ethiopië, of ik zat nog veel verder in de stront dan ik kon oplossen met alleen een Luger. De alternatieve transportmiddelen waren uiterst beperkt.
  
  Het baarde me ook zorgen dat ik nooit een van de machinisten had gezien. Minstens had ik er één tegen moeten komen in de eetzaal. Maar Larsen had al de eerste dag op zee aan ons uitgelegd: 'niemand van onze passagiers ziet ooit de machinisten, mevrouw Block. Ze geven er de voorkeur aan beneden te blijven. Dat is zo hun... hoe zeg je dat in het Engels... hun eigenaardigheid'. Natuurlijk was het Agatha Block geweest die deze vraag had gesteld. Ik had Larsens verklaring geaccepteerd. Nu vroeg ik me af of ik dom was geweest. In mijn manier van leven loopt een mens altijd de kans gedood te worden door een stommiteit, maar ik was niet van plan die stommiteit te leveren die tot mijn dood zou leiden. Ik keek weer naar mijn koffer. Ik had jasjes bij me die Wilhelmina konden verbergen. Je moest minstens een jasje dragen wilde je een Luger ongezien bij je kunnen houden. Maar een jasje dragen op een informele vrachtschuit, op een hete dag dicht bij de evenaar, zou elke eerlijke bemanning wantrouwend maken. En ik was niet al te overtuigd van de eerlijkheid van deze bemanning.
  
  Ongewapend ging ik de gang op, sloot de deur van mijn hut achter me en liep die paar meter naar Jeans hut. Ik klopte zacht aan. 'Binnen,' riep ze.
  
  Ik verwachtte een vrouwelijke rotzooi, maar vond een keurige ruimte, de bagage zorgvuldig weg gestouwd onder de kooi en haar cameratas in de open wandkast. Ik vroeg me af of haar kamera een enkelschots .22 in één van de lenzen had.
  
  Jean was gekleed in een blauw T-shirt en haar afgeknipte spijkerbroek. Vandaag droeg zij schoenen in plaats van sandalen. Eén ding was zeker, ze droeg geen wapens.
  
  'Klaar voor een enorm ontbijt?' vroeg ze.
  
  'Ja,' zei ik.
  
  Er was echter geen enorm ontbijt in de eetzaal. Mr. Skjorn, de purser, had wat roereieren gemaakt en had de toost aan laten branden.
  
  Zijn koffie was niet slechter dan die van Larsen, maar beter was hij ook niet.
  
  Geen van de andere officieren was aanwezig. De Blocks, die er heel ongelukkig uitzagen, zaten al aan tafel. Jean en ik werden koel en ijzig begroet in de kille vaststelling dat wij als medepassagiers toch nog bestonden, ondanks onze slechte moraal.
  
  'We kunnen Larsen niet vinden,' zei Skjorn. 'Ik weet niet wat er met hem is gebeurd.'
  
  'Misschien heeft hij wel te veel van de bourbon hier naar binnen geklokt,' probeerde ik.
  
  'Hij is overboord gevallen,' zei Agatha Block.
  
  'Dan zou iemand dat gehoord moeten hebben,' protesteerde ik. 'Gisteren was het geen ruw weer. En de zee is nog steeds heel kalm.'
  
  'De uitkijk zal wel geslapen hebben,' hield mevrouw Block vol. 'Oh nee, mevrouw Block,' zei Skjorn vlug, 'zoiets kan niet gebeuren op een schip onder kapitein Ergensen. Zeker niet als Gaard en Thule wacht hebben.'
  
  'Controleer je whisky voorraad eens,' zei ik weer. Ik glimlachte. Alleen Jean glimlachte met me mee.
  
  'Dat zal ik doen, meneer Goodrum,' zei Skjorn.
  
  Zijn snelle bezwaar tegen de opmerking van Mrs. Block over een slapende uitkijk leek mijn vermoeden van gisteravond te bevestigen. De bemanning stelde de automatische piloot in en deed een dutje wanneer weer en positie dat toestonden. Dat gebeurt op veel koopvaardijschepen, wat de verklaring is voor het waarom schepen soms uit de koers raken of op elkaar varen zonder dat er enige nautische verklaring voor is.
  
  'Hier zit een artikel in,' zei Jean.
  
  'Dat geloof ik ook, miss Fellini,' zei Skjorn. 'Ik vergat dat u journaliste bent.'
  
  'Hij is overboord gevallen,' zei mevrouw Block botweg. 'De arme man.'
  
  Tussen haar laatste oordeel over het geval Larsen en haar kille houding tegenover mensen die van seks genoten bestond weinig ruimte om van mevrouw Block stimulerend gezelschap te maken. Haar man die steels naar Jeans zware borsten keek die onder de dunne stof heen en weer zwaaiden, was bevreesd menselijker te reageren.
  
  Toen we hadden gegeten gingen Jean en ik terug naar haar hut. 'Ik weet zeker dat jij met een kamera kunt omgaan,' zei ze.
  
  'Ja.'
  
  'Dan, Fred Goodrum, ouwe geilaard van me, zal dit voorstel je wel bevallen. Ik zet een 28mm lens in mijn kamera zodat je wat foto's van me kunt nemen in deze hut. Er zit een snelle film in.'
  
  Jean vertelde me welke sluitersnelheid en welk diafragma ik moest nemen en stuurde me van de ene hoek naar de andere. Volkomen naakt poseerde ze voor me op verschillende plaatsen van de hut, een uiterst sensuele uitdrukking op haar gezicht. Ik hoefde alleen maar te richten, de scherpte te stellen en af te drukken. Toen we door het filmrolletje heen waren, kwamen we weer in bed terecht. Ik begon me zorgen te maken over haar seksuele honger. Hoe ik ook genoot van haar kronkelende, kloppende lijf, ik moest mezelf eraan blijven herinneren dat ik voor ernstiger zaken aan boord van de Hans Skejelman was.
  
  'Ik ga vandaag wat vragen stellen over Larsen,' zei ze. 'Mijn rol als vragende journaliste. Wat ga jij doen?'
  
  'Ik ga op dek zitten en proberen een pocket door te bladeren.'
  
  Ik lag uitgestrekt op mijn dekstoel, mijn gezicht in de schaduw, toen ik een beweging hoorde en een mannenstem zei: 'Verroer je niet, mr. Carter.'
  
  Ik deed alsof ik hem niet hoorde.
  
  'Als je er dan de voorkeur aan geeft, mr. Goodrum beweeg je niet.'
  
  'Als ik waar de voorkeur aan geef?' zei ik, terwijl ik de stem herkende als die van Gaard, de tweede stuurman.
  
  'Als u er de voorkeur aan geeft in leven te blijven.'
  
  Twee zeelieden, beiden met een pistool, kwamen voor me staan. Toen kwam Gaard in mijn blikveld, ook hij had een pistool bij zich.
  
  'Generaal Borgia wil je levend,' zei hij.
  
  'Wie, in hemelsnaam, is generaal Borgia?'
  
  'De man op wie je moet jagen in opdracht van de Ethiopische regering.'
  
  'Gaard, zelfs de Ethiopische regering zou geen generaal Borgia in dienst nemen, evenmin als een generaal Grant.'
  
  'Dat is genoeg, Carter. Jij bent dus een Killmaster. Je hebt inderdaad voor Larsen gezorgd. Arme klootzak - de Russen moeten hem goedkoop hebben gekregen.'
  
  'Ik blijf er bij dat je de voorraad whisky eens zou moeten nagaan,' zei ik. 'Heeft Skjorn je de boodschap niet doorgegeven?' Hij antwoordde me op conversatietoon: 'Het is verbazingwekkend hoe zo'n praatziek mens als die mevrouw Block soms de waarheid kan spreken. De uitkijk sliep vannacht inderdaad. De uitkijk slaapt bijna elke nacht. Ik niet. Maar ik gaf er gewoon de voorkeur aan het schip niet te keren voor Larsen. Wat heb je nou aan KGB-agenten?'
  
  'De Russen weten er wel weg mee.'
  
  'Je bent heel kalm, Carter. Heel sterk. Je hebt je zenuwen en je lichaam geheel onder controle. Maar wij zijn gewapend en jij niet. Deze bemanning is helemaal van Borgia - behalve de technische bemanning. Die zit gevangen in de eigen machinekamer. En natuurlijk Larsen niet, die je vannacht zo vriendelijk hebt geëlimineerd. Waar is het mes dat je hebt gebruikt?'
  
  'In Larsen.'
  
  'Ik herinner me nog dat je het eruit trok en toen het bloed afveegde.'
  
  'Je nachtzicht is slecht, Gaard,' zei ik. 'Je krijgt er hallucinaties van.'
  
  'Het doet er niet toe. Nu heb je dat mes niet. Je bent heel goed, Carter. Je bent beter dan een van ons. Maar je bent toch niet beter dat wij drieën samen met wapens. Zien we er uit alsof we verstand hebben van pistolen, Carter?'
  
  'Inderdaad,' zei ik.
  
  'Sta dan langzaam op en loop naar voren. Draai je niet om. Probeer niet te vechten. Hoewel generaal Borgia je levend in handen wil hebben, zal je dood hem nauwelijks van zijn kaart brengen.' Mijn werk was Borgia te vinden en me ervan te vergewissen wat hij van plan was. Ik zou er de voorkeur aan hebben gegeven het volgens mijn oorspronkelijke plan te doen, maar in ieder geval zou ik hem bereiken. Verder had Gaard het helemaal juist gehad, toen hij zei dat hij en zijn twee mannen verstand van pistolen hadden. Een van hen met een wapen zou misschien al te veel voor me zijn geweest. En ze hadden respect voor me wat hen dubbel op hun hoede deed zijn.
  
  De hete tropische zon weerspiegelde op het water. We liepen naar voren, langs de vastgesjorde containers. Mijn wapens waren achterin. Het beviel me niet. Als ik erin slaagde vrij te komen, zou ik een heleboel dek moeten afrennen om er bij te komen. Ik wierp een laatste blik op de oceaan, voor ik de deuropening van de bovenbouw binnen ging. De meeste vrachtboten hebben hun brug op het achterschip en ik vroeg me af of de Hans Skejelman gedeeltelijk in een oorlogsschip was veranderd, zoiets als de Duitse Q-boten uit de Tweede Wereldoorlog.
  
  'Stop,' beval Gaard.
  
  Ik was ongeveer drie meter van de radiokamer verwijderd. Birgitte Aronsen kwam naar buiten, een afgezaagd jachtgeweer op mijn maag gericht houdend.
  
  'De kapitein zegt dat we de opslag moeten gebruiken onder de bootsmanskast,' zei ze.
  
  'Dat is helemaal voorin,' zei Gaard.
  
  'Nou?'
  
  'De twee Engelse passagiers zouden ons kunnen zien. Ten slotte is Carter nu een patiënt voor de ziekenboeg. Een vreselijke tropische koorts. Opgedaan in een nacht met miss Fellini.'
  
  'Patiënten voor de ziekenboeg worden gedragen' zei ze.
  
  Ik wist wat er zou gebeuren, maar ik kon er geen moer aan doen met haar geweer recht op mijn navel gericht. De hamers waren naar achteren. En zelfs al zou ze niet goed kunnen schieten, dan nog zou het verdomde moeilijk zijn mij te missen op die afstand. Ze zou dan ook wel Gaard en die twee andere meenemen, maar ik had zo het idee dat ze die zou afschrijven als noodzakelijke verliezen. Achter me klonken voetstappen. Ik probeerde me schrap te zetten en wist dat het zinloos was. Toen zag ik het licht voor me exploderen, voelde de pijn door mijn hoofd schieten en vloog de duisternis binnen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Ik ontwaakte met een koppijn die niet fris meer was en ik had zo het idee dat de losliggende delen nog wel enige tijd nodig zouden hebben voor ze weer tot rust kwamen. Die kale gloeilamp die recht in mijn ogen scheen deed weinig om dat gevoel te verhinderen. Ik sloot kreunend mijn ogen en probeerde erachter te komen wie en waar ik was.
  
  'Nick?' Een vrouwenstem.
  
  Ik gromde.
  
  'Nick?' Weer die dringende stem.
  
  Ondanks de pijn opende ik mijn ogen. Onmiddellijk viel mijn blik op de gaasdeur. Gaard. Birgitte Aronsen. Haar geweer. Iemand had het gehad over die opslagruimte onder de kast van de bootsman. Ze hadden Jean ook te grazen genomen. Ik rolde me op mijn linkerzij en zag haar ineengedoken tegen de scheepswand. Een blauwe plek onder haar linkeroog ontsierde haar gezicht.
  
  'Wie heeft jou een mep verkocht?' vroeg ik.
  
  'Gaard. Die schoft was me te snel af. Hij sprong op me en sloeg me neer voor ik er erg in had. Daarna stopte hij een prop in mijn mond. Het is nog een wonder dat hij mijn kamera niet heeft gemold, die had ik om mijn nek hangen.'
  
  'Mij sloeg hij van achteren neer, Jean. Terwijl die marconiste een geweer op mijn buik gericht hield.'
  
  Twee details van haar verhaal klonken niet zo best. Jean had die opmerking over haar kamera er te achteloos tussen gegooid, alsóf ze enige verdenking wilde voorkomen. En als agente zou ze toch wel enige minimale vechtkunst moeten hebben gehad. Gaard was een grote bruut en waarschijnlijk was hij nog behoorlijk handig met zijn knuisten ook, maar toch had ze wel nog enige schade kunnen aanrichten en ze had op haar hoede moeten zijn.
  
  'Dat blauwe oog van je is anders overtuigend genoeg,' zei ik. 'Overtuigend?' Ze wreef met haar hand over de linkerkant van haar gezicht en kromp ineen.
  
  Daar ik er niet met haar over wilde twisten of ze volkomen te goeder trouw was ten aanzien van de VS - ze zou er ongetwijfeld op zweren en ik kon mijn verdenking niet bewijzen - hees ik mezelf overeind. De kleine ruimte zwaaide heftiger en sneller dan je van de beweging van het schip vermoedde. Ik moest bijna overgeven. Verrek. Waarom had Gaard geen verdovend middel gebruikt? Een injectie raakt na enige tijd uitgewerkt, maar een klap op je achterhoofd kan tot een hersenschudding leiden waar je dagen, weken of maanden nog plezier van kon beleven. Ik hoopte dat mijn verwonding slechts tijdelijk was.
  
  'Nick, ben je in orde?'
  
  Jeans arm gleed rond mijn middel. Ze hielp me gaan zitten op de stalen bodemplaten en steunde mijn rug tegen de scheepswand. 'Ben je in orde?' herhaalde ze.
  
  'Dat vervloekte schip blijft maar ronddraaien,' zei ik. 'Gaard heeft me een ontzettende opdoffer gegeven.'
  
  Ze knielde voor me neer en onderzocht mijn ogen. Ze voelde mijn pols. Toen, heel voorzichtig, bekeek ze mijn achterhoofd. Ik kreunde toen ze de buil aanraakte.
  
  'Hou je taai,' zei ze.
  
  Ik hield me taai. Ik hoopte alleen maar dat ze daar achter niets vond dat gebroken was.
  
  Jean stond op en zei: 'Ik ben niet zo goed in eerste hulp, Nick. Maar ik geloof niet dat je een hersenschudding hebt, of een breuk. Je zal alleen wel een paar dagen last houden.'
  
  Ik keek op mijn horloge. Het was over drieën.
  
  'Is het nog steeds vandaag?' vroeg ik.
  
  'Als je bedoelt of het de dag is dat ze ons hebben gepakt, ja.'
  
  'Goed.'
  
  'Wat doen we nu?'
  
  'Ik ga me heel voorzichtig bewegen, als ik me überhaupt nog kan bewegen, en maar hopen dat er niet voor goed iets in de war is geraakt daar bovenin.'
  
  'Ik heb het over hier uit komen,' zei ze.
  
  'Heb jij nog wat heldere ideeën?' vroeg ik.
  
  'Mijn kamera is een gereedschapskist.'
  
  'Groot gereedschap zal het niet bevatten.'
  
  'Het is beter dan niets.'
  
  'Hebben ze ons ons middageten gebracht?' vroeg ik.
  
  'Nee.' Ze keek verwonderd.
  
  'Laten we eens zien of ze ons te eten geven voor we iets overhaast doen.'
  
  'Goed.'
  
  Een paar maal probeerde zij een gesprek te beginnen, maar ze gaf het op toen ze merkte dat ik weigerde er op in te gaan. Ik bleef ineengezakt tegen de metalen romp zitten en deed alsof ik rustte. Of misschien deed ik niet alsof, aangezien het denkwerk dat ik probeerde mijn hoofdpijn niet ten goede kwam. Voorlopig besloot ik onze situatie niet met Jean te bespreken. Mijn duizeligheid en hoofdpijn hadden me er niet van weerhouden onze ruimte te onderzoeken en het ontbreken van bepaalde noodzakelijke artikelen deed me me afvragen hoe lang we hier zouden blijven.
  
  Onze gevangenis bezat bij voorbeeld geen toiletfaciliteit. Hoewel ik niet geloofde dat het loodgieterswerk zich tot zo ver onder de waterlijn zou uitstrekken, geloofde ik toch wel dat een tijdelijk verblijf uitgerust zou moeten zijn met een emmer. Dat zou niet alleen makkelijker zijn voor ons, het zou tevens een verstandige sanitaire maatregel zijn voor het schip zelf. En ondanks het feit dat de bemanning zich hield aan de internationaal geldende slonzige gebruiken van de koopvaardijschepen, hielden zij de Hans Skejelman toch behoorlijk schoon.
  
  Ik had ook gezien dat het ons ontbrak aan drinkwater. En als water en een emmer niet voor middernacht hier zouden verschijnen, kon ik kiezen uit één van de twee onplezierige mogelijkheden: of de kapitein en zijn bemanning waren niet van plan Jean en mij bij Borgia af te leveren, of Jeans gevangenneming was flauwekul. Ik bleef eraan denken dat ik door het doden van Larsen mijn dekmantel had opgeblazen, iets wat ik op instigatie van haar had gedaan. Misschien kon die Jean wel wat druk gebruiken.
  
  Even over vier uur vroeg ik: 'Denk je dat de Hans Skejelman ratten aan boord heeft?'
  
  'Ratten?' zei ze.
  
  Ik bespeurde iets van angst in haar stem. Verder zei ik niets. Ik wilde dat die gedachte een tijdje door haar verbeelding speelde.
  
  'Ik heb geen rat gezien,' zei ze.
  
  'Waarschijnlijk zijn ze er ook niet,' zei ik geruststellend. 'Ik heb gemerkt dat de Hans Skejelman een wel ongewoon schoon schip is. Maar als er wel ratten zijn, dan leven ze hier onderin het schip.'
  
  'Hoe weet je dat we onderin zitten?'
  
  'De kromming van de scheepswand,' zei ik, terwijl ik mijn hand over de koele metalen plaat liet glijden. 'De beweging van het dek. Het geluid.'
  
  'Het was alsof ze ons heel ver naar beneden droegen,' zei ze.
  
  Tien minuten spraken we geen van beiden.
  
  'Waarom moest je aan ratten denken?' vroeg Jean plotseling.
  
  'Ik analyseerde de mogelijke problemen waarmee we hier te maken hebben,' zei ik tegen haar. 'Ratten behoren er ook toe. Mochten ze agressief worden, dan kunnen we om beurten op wacht staan als de ander slaapt. Het is altijd beter dan gebeten te worden.'
  
  Jean huiverde. Ik vroeg me af of ze haar korte broek en haar T-shirt vergeleek met mijn lange broek en wollen hemd. Zij had een heleboel vlees om in te bijten. En elke verstandige rat zou op haar fluwelige huid afgaan, in plaats van te proberen door dat perkament van mij heen te knagen.
  
  'Nick,' zei ze zacht, 'zeg niets meer over ratten. Alsjeblieft. Ze maken me bang.'
  
  Ze ging zitten en installeerde zich naast me. Misschien dat ik er snel achter zou komen aan wiens kant ze stond.
  
  
  
  Om 5.30 uur, aangenomen dat mijn horloge niet kapot was, arriveerde het eten. Mr. Thule, de eerste stuurman, had de leiding. Naast hem was Gaard een ouwehoer.
  
  Zijn enige woorden waren: 'Jullie allebei achteruit tegen de wand, als je tenminste niet dood wilt.'
  
  Hij had vier zeelieden bij zich. Eén van hen hield een machinegeweer op ons onderlijf gericht. Anderen gooiden dekens en een emmer naar binnen. Daarna zetten ze eten en water in de kooi. Mr. Thule sloot de gaasdeur, schoof de grendel op zijn plaats en klapte een hangslot dicht.
  
  'Het water is voor de hele nacht,' zei hij. 'Morgenochtend maken we die emmer leeg. Het heeft een metalen lid.'
  
  Hij bleef niet op onze dank wachten. Terwijl hij er was had ik niet gesproken, maar nadrukkelijk tegen de wand geleund. Ik wist niet wat ik eraan kon hebben dat hij mijn kracht onderschatte of niet, maar ik kon me niet permitteren enige kans over het hoofd te zien. Jean nam de twee borden op en zei: 'Hotelzilver. Ze worden zorgeloos.'
  
  'Of vol vertrouwen. Laten we hen niet onderschatten. Gaard vertelde me dat Borgia de hele bemanning in dienst heeft, afgezien van de machinisten.'
  
  'De machinisten?' zei ze.
  
  'Daarom zagen we die nooit tijdens het eten. Ik moest maar denken dat er iets vreemds was aan dit schip, maar ik kwam er maar niet achter wat het was.'
  
  'Ik ben ook niet al te slim geweest, Nick.'
  
  Toen we gegeten hadden spreidden we de dekens uit over de stalen vloer om een soort van bed te maken. De emmer zetten we ergens in een hoekje voorin.
  
  'Ons verblijf hier doet me de passagiershutten op prijs stellen,' zei ik. 'Ik vraag me af hoe die Blocks het maken.'
  
  Jean fronste haar wenkbrauwen. 'Denk je dat...'
  
  'Nee. AXE heeft de passagiers gecontroleerd, hoewel niemand me ervan op de hoogte stelde dat jij bij de CIA zit. Die Blocks zijn precies wat ze zeggen dat ze zijn - een stelletje vervelende Engelsen die wat mazzel hebben gehad bij de voetbalpool. Zelfs als ze vermoeden dat er iets aan de hand is aan boord van de Hans Skejelman, dan nog doen ze geen bek open als ze in Kaapstad van boord komen. We staan er alleen voor, Jean.
  
  'En die machinisten?' zei ze.
  
  'Op hen kunnen we niet rekenen,' zei ik tegen haar. 'Er zitten zo'n dertig of veertig Borgia-mensen in die bemanning. En ze hebben ons. Ze weten wie ik ben - tot en met mijn Killmaster-rang. Gaard liet zich dat ontvallen toen hij zo'n pret had omdat hij mij te pakken had genomen. En ik neem aan dat zij al even bekend zijn met jouw carrière. Het enige dat ik maar niet begrijp is waarom zij ons in leven houden.'
  
  'Dan is mijn kamera... '
  
  'Vergeet die kamera nu maar. Onze eerste zorg is erachter te komen hoe hun dagindeling is. We hebben nog zo'n dag of drie, vier te varen voor we in Kaapstad zijn.'
  
  Het eten was eetbaar geweest: gehakte biefstuk op toost met aardappelen. We zaten kennelijk op hetzelfde rantsoen als de bemanning. Skjorn, de purser, hield rekening met iemands wensen -waarschijnlijk die van hemzelf - door ons niet die maaltijden te geven waar we, als passagiers, recht op hadden en voor hadden betaald. Jean at nauwelijks. Ik moedigde haar niet aan. Ze scheen zich niet te realiseren hoe waardeloos ik haar vond, ook al toverde ze haar kamera om in een gereedschapskist. Ik at mijn deel en alles wat zij niet wilde. Ik moest mijn kracht zien terug te krijgen. Toen ging ik op de deken liggen om te gaan slapen. Jean strekte zich naast me uit, maar kon geen gemakkelijke houding vinden. 'Ik heb last van het licht,' zei ze.
  
  'De schakelaar zit op een stang aan de andere kant van de deur, op ongeveer vijftig centimeter van de grendel,' zei ik.
  
  'Zal ik het uitdoen?'
  
  'Als je er bij kunt.'
  
  Ze stak haar dunne vingers door het gaas naar buiten, vond de schakelaar en dompelde onze ruimte in het donker. Ze maakte gebruik van de emmer, ging weer naast me liggen en wikkelde de deken om zich heen. Hoewel het niet zo koud was onderin het schip, deed de vochtigheid onze huid snel verkillen. En de stank die uit het ruim kwam, verbeterde onze omgeving al evenmin.
  
  'Ik wou dat ze ons kussens hadden gegeven,' zei ze.
  
  'Vraag er morgen om,' stelde ik voor.
  
  'Die schoften zullen me alleen maar uitlachen.'
  
  'Misschien. Of misschien geven ze ons wel kussens. Ik denk niet, dat we zo opzettelijk slecht behandeld worden, Jean. De bemanning had het ons heel wat naarder kunnen maken als ze wilde.'
  
  'Ben je bezig met een manier om hier uit te komen?' vroeg ze. 'We komen hier alleen maar uit als de één of andere boerenlul een pistool op ons richt en zegt "lopen". Ik hoop alleen niet dat ze me weer een knal op mijn kop geven. Ik hoor nog steeds belletjes die er niet horen.'
  
  'Arme Nick,' zei ze, terwijl ze haar hand zacht over mijn gezicht liet glijden.
  
  In het donker nestelde Jean zich tegen me aan. Haar heupen draaiden zacht en ik voelde de zwoele warmte van haar volle borsten tegen mijn arm. Ik had zin in haar. Het is onmogelijk voor een man om naast Jean te liggen zonder aan haar weelderige lichaam te denken. Maar ik wist dat ik slaap nodig had. Zelfs met het licht uit, bleef ik nog lichtflitsen voor mijn ogen zien opschieten. Had Jean gelijk en had ik geen hersenschudding, dan zou ik morgenochtend in behoorlijk goede conditie zijn.
  
  Met een luide zucht liet ze van haar teleurstelling blijken. Toen lag ze verder stil.
  
  'Komen de ratten nu, nu het donker is, Nick?' vroeg ze.
  
  'Daarom deed ik het licht niet uit.'
  
  'Oh.'
  
  Ze bewoog zich.
  
  'En als ze er niet zijn?' zei ze.
  
  'Dat weten we pas als er eentje wel of niet komt opdagen.'
  
  Jean bleef onrustig. Ik vroeg me af, of haar angst voor ratten echt was. Ze bleef me verbijsteren. Of ze was een heel succesvol agente, of ze was stapelkrankjorum en ik kon maar niet tot een besluit komen wat ze nu eigenlijk was.
  
  'Verdomme, ik kan me maar beter zorgen maken over niet bestaande ratten dan met licht in mijn ogen slapen,' zei ze. 'Welterusten, Nick.'
  
  'Welterusten, Jean.'
  
  Ik bleef maar een paar minuten wakker. Ik was voornemens geweest maar heel licht te slapen, maar die klap op mijn hoofd verhinderde mij de nodige zelfbeheersing op te brengen. Ik viel in een diepe sluimer en werd pas wakker toen Jean, even over zessen de volgende ochtend, het licht aan deed.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Het kostte me drie dagen om een redelijk plan uit te denken. Tegen die tijd was mijn hoofd voldoende genezen en zou ik er weinig last meer van hebben, tenzij iemand besloot me op precies diezelfde plaats te raken. Ik had besloten Jean te vertrouwen. Ze had een heleboel tijd verbruikt om, zonder succes, een ontsnappingsplan op te stellen.
  
  We hadden ons ervan vergewist dat onze bewakers drie maal per dag kwamen opdagen, om de smerige borden op te halen, de emmer door een nieuwe te vervangen en om een volle kan water te brengen. Hadden ze eenmaal het avondeten gebracht, dan konden we er zeker van zijn de verdere avond met rust te worden gelaten. Ik was vooral geïnteresseerd in de scharnieren van de gaasdeur. Allebei waren ze stevig verankerd aan een metalen stang met drie bouten en drie andere bouten hielden hem stevig tegen de stalen deur. Ik betwijfelde het of ik de kracht kon opbrengen om die bouten los te maken. Maar de scharnieren zelf waren gelijk aan die welke je in je eigen huis aantreft, samengehouden door een metalen pen die vertikaal door de stalen ringen waren gestoken.
  
  'Heeft je kamera een kleine, stevige schroevendraaier, Jean?' vroeg ik.
  
  'Ja. En een snijding om...'
  
  'Nee,' zei ik tegen haar. 'We gaan niet ontsnappen.'
  
  'Waarom niet?'
  
  'Mochten we door een of ander wonder dit schip met ons tweeën veroveren en het drijvende weten te houden tot de marine ons oppikt, dan komen we niet dichter bij Borgia en zijn drieëntwintig raketten dan we nu zijn. Ik zal zelfs niet proberen mijn wapens terug te krijgen, Jean.' Ze kwam wankelend overeind, terwijl de Hans Skejelman zich door een golfdal ploegde. 'Waarom wil je dan een schroevendraaier, Nick?'
  
  'Ik ben van plan een boodschap uit te sturen naar AXE en me dan weer bij jou op te sluiten. Als Washington eenmaal weet waar we zijn, dan weten ze ook hoe te moeten handelen en hoeveel ze tegen de Ethiopische regering moeten zeggen.'
  
  Weer dook het schip naar beneden. 'Je hebt wel een geweldige nacht uitgekozen om naar buiten te glippen,' zei Jean.
  
  'Dat is ook één van de redenen dat ik hem heb uitgekozen. Het is niet waarschijnlijk dat nu iemand naar de bootsmanskast komt voor wat dingen. En het is niet waarschijnlijk dat enig geluid dat we maken gehoord zal worden.'
  
  'Lopen we niet het risico dat we overboord spoelen?'
  
  'We niet. Ik wel.'
  
  'Waar ben ik dan?'
  
  'Hier,' zei ik.
  
  Ze staarde me een ogenblik aan. Toen strekte ze haar arm uit en greep mijn bovenarm.
  
  'Je vertrouwt me niet, Nick,' zei ze.
  
  'Voor sommige dingen niet,' gaf ik toe. 'Jij hebt Larsen niet gedood, Jean. Ik was het. Gaard hield een pistool op me gericht, maar hij sloeg jou tegen de vlakte voor je hem aan kon raken. Als iemand me vannacht ziet, moet hij sterven. Snel en stil. Is dat jouw specialiteit?'
  
  'Nee.' Ze liet mijn arm los. 'Ik verzamel alleen maar informatie. Hoe kan ik helpen?'
  
  'Door je informatie te delen.'
  
  'Waarover?'
  
  'Toen ze me hier naar beneden brachten, was ik bewusteloos; op een brancard gebonden en met een prop in mijn mond. Maar jij moet hebben gezien waar het luik naar dit dek zit.'
  
  'We zitten vier dekken onder het hoofddek,' zei ze. 'Bij de voorplecht, waar een opbouw op het dek is, zit een luik. Een groot luik en een trap leiden naar het tweede niveau. De onderste drie lagen hebben verticale trappen naast ventilatiekokers.'
  
  'Gaat het hoofdluik naar de brug toe open?' vroeg ik.
  
  'Ja.'
  
  'Dat maakt de kans gepakt te worden groter.'
  
  Ze begon haar kamera uit elkaar te halen. Het schroevendraaiertje dat in de filmspoel zat was niet groot, dus ik moest mijn hak gebruiken om de pinnen in de scharnieren los te krijgen. Het schip dook krankzinnig en de hoek waarin het dat deed was uitzonderlijk scherp omdat we zo ver voorin zaten. Toen de pinnen los kwamen, hield Jean de deur op zijn plaats terwijl ik ze er uit werkte.
  
  Toen ze eruit waren, legde ik ze op onze dekens en samen duwden we de gaasdeur naar buiten. De scharnieren knarsten en kwamen toen los. Voorzichtig duwden we de deur zover open dat we er doorheen konden.
  
  'Wat nu?' vroeg Jean.
  
  Ik keek op mijn horloge. Het was nog net geen negen uur.
  
  'We wachten,' zei ik, terwijl ik de deur weer op zijn plaats trok. 'Waarop?'
  
  'Tot ongeveer tien uur, als de wacht half voorbij is en de uitkijk en de dienstdoende officier niet meer zo alert zijn. Als ik het goed heb, staat Thule op de brug. Aangezien Gaard heeft gezien hoe ik Larsen overboord werkte, maak ik wellicht een betere kans met Thule daar boven.'
  
  'Ga voor elf uur naar de radiohut,' zei Jean. 'Volgens Larsen sluit Birgitte Aronsen hem iedere avond rond die tijd af en gaat dan naar de kapiteinshut.'
  
  'Heb je nog meer bruikbare informatie?'
  
  Ze dacht een ogenblik na. 'Nee,' zei ze.
  
  
  
  Ik sloot de drie luiken achter me op een manier die een oppervlakkige inspectie nauwelijks kon doorstaan. Maar als ik er haastig doorheen wilde op de terugweg, dan hoefde ik de wielen maar net te draaien om ze weer open te hebben. Ik onderzocht het tweede dek, maar vond geen zwaar weer kleding. Ik klom dus door de opening in het midden van het luik dat naar het hoofddek leidde en onderzocht het gedeelte van de bootsmansruimte. Een van de zeelieden had in een vat een oude broek achtergelaten en een stormjas. Ik trok mijn broek en schoenen uit en werkte me in de strakke broek en jas.
  
  De Hans Skejelman zwoegde door zwaar weer. Elk moment dat de boeg zich in een golf begroef hoorde ik het water tegen het vooronder knallen. Ik rommelde in de voorraadruimte tot ik een stuk canvas vond dat ik op het dek naast het luik dat naar buiten leidde legde en twee kleinere stukken die ik als handdoeken kon gebruiken. Ik vond ook een zuidwester die me paste. Ik trok het jasje uit, ontdeed me van mijn hemd en stopte dat bij mijn broek en schoenen. Toen trok ik het jasje weer aan.
  
  Ik doofde het licht. In het volslagen duister legde ik mijn hand op de hefboom die alle klemmen van het luik bediende, wachtte tot de Hans Skejelman zich door een golf boorde en weer omhoog kwam. Toen opende ik het luik en slipte er doorheen. Zo snel ik kon rende ik over het natte dek naar de voorste bovenbouw.
  
  De boeg van het schip dook weer en ik voelde de optorende muur van water achter me. Ik wierp me tegen de bovenbouw aan en klauwde me vast aan een veiligheidsrail toen de golf me trof. Hij smakte me tegen het metaal en perste de lucht uit mijn longen. Het water daverde om me heen, trok aan me en probeerde me de donkere Atlantische Oceaan in te trekken. Ik hield me wanhopig aan de reling vast, naar adem snakkend en vechtend tegen een golf van duizeligheid.
  
  Toen het water weer weggestroomd was tot aan mijn enkels, ging ik verder vooruit langs bakboordzijde van het schip. Ik hield me vast aan de reling en drukte me zo dicht mogelijk tegen de bovenbouw aan. De brug was drie dekken hoger en het was onwaarschijnlijk dat de officieren of de uitkijk zich daar bevonden. Die zouden wel in de stuurhut zitten, bij de roerganger. En als ze me niet over het dek hadden zien schieten, dan zouden ze mij nu ook niet zien.
  
  De volgende golf bereikte me toen ik bij de ladder aan bakboordzijde was. Ik sloeg mijn armen om een sport en bleef zo hangen. De kracht van de golf was hier niet zo sterk, maar omdat ik me aan de zijkant van het schip bevond, had ik meer kans overboord gesleurd te worden. De derde golf sloeg over het dek op het moment dat ik om de bovenbouw heen was en slechts een kleine hoeveelheid water klotste om mijn enkels.
  
  Ik leunde tegen de achterwand van de bovenbouw en liet mijn ademhaling weer normaal worden. We bevonden ons in de buurt van de evenaar, waardoor het water niet zo koud was dat het mijn voeten verdoofde. De eerste ronde tegen de zee had ik gewonnen. Maar er was een nog linkere, tweede strijd te voeren - de terugweg naar de bootsmansruimte. Daarvoor moest ik eerst de radiohut binnen komen, Birgitte Aronsen buiten gevecht stellen en mijn boodschap uitzenden.
  
  Ik controleerde het hoofddek tussen beide bovenbouwen in. Het grootste gedeelte lag in het donker, hoewel er licht kwam uit de patrijspoorten van het achterdeel. Ik hoopte dat als iemand me mocht zien hij zou denken dat ik een bemanningslid was dat gewoon zijn werk deed. Ik liep naar het midden van het schip en maakte snel het luik open dat naar de gang leidde die over de hele lengte van de voorste bovenbouw liep. Het luik maakte niet veel geluid bij het openen en sluiten, en het kraken en steunen van de Hans Skejelman zouden mijn geluiden en bewegingen moeten overstemmen. Stil sloop ik naar voren en luisterde aan de open deur van de radiohut. Ik hoorde niets. Mocht de marconiste enige banden afluisteren, dan waren ze of op de brug afgestemd, of ze droeg een koptelefoon. Ik keek naar binnen. Ze was alleen. Ik liep naar binnen alsof ik iets te zoeken had in de radiokamer.
  
  Birgitte Aronsen zat aan het instrumentenpaneel links van me. Ze keek op op het moment dat mijn hand een boog beschreef naar haar nek. Ze stierf voor ze een kreet had kunnen uiten. Snel ving ik het lichaam op en trok het weg van de seinsleutel voor haar. Een hard geluid deed er niet toe, vooropgesteld dat het systeem niet was doorverbonden met de kapiteinshut.
  
  Ik draaide me om en sloot zorgvuldig de deur. Ik controleerde Birgittes pols en ogen om er zeker van te zijn dat ze dood was. Toen rolde ik het lichaam onder het instrumentenpaneel zodat ik er niet over kon struikelen. De grote zender stond tegen de wand aan stuurboordzijde. Toen ik hem zag, kon ik nauwelijks een uitroep van triomf onderdrukken. Hij had veel meer vermogen dan ik had gedacht.
  
  Ik stelde de frequentie in, pakte de seinsleutel en sloot hem direct aan op de zender. Ik had geen tijd om uit te zoeken hoe het instrumentenpaneel werkte. Ik hoopte dat de afstemknoppen relatief goed werkten en dat wie er ook dienst had in Brazilië of West Afrika - ik wist niet zeker waar we waren, maar we waren beslist binnen bereik van één van die afluisterstations - niet sliep onder dienst.
  
  De code was een eenvoudig situatierapport, verdomd weinigzeggend voor de een of andere vijandelijke agent die hem per ongeluk brak. Hij bevatte ruwweg veertig frasen, die allemaal waren teruggebracht tot enkele groepen van vier letters. Voorafgegaan en afgesloten door mijn herkenningssignaal, gaf mijn boodschap me vijf groepen om uit te sturen. Ik hoopte dat de mensen die het noteerden, het ogenblikkelijk zouden doorgeven aan Hawk, want hij was de enige die deze combinatie van frasen die ik had uitgekozen, kon begrijpen.
  
  'N3. Gepakt door vijand. Vervolg missie. Werk met bevriend agent. N3.'
  
  Het verzond hem twee maal. Toen legde ik de sleutel weer terug op het controlepaneel, haalde de zender uit de lucht en stemde deze weer af op zijn oorspronkelijke golflengte. Op mijn tenen liep ik naar de deur.
  
  Een stem klonk in de gang. 'Waarom is die radiokamer gesloten?'
  
  'Misschien is ze wat eerder naar die ouwe zijn kooi gegaan.' Gelach. Het dichtslaan van een luik, wellicht het luik dat naar het hoofddek leidde. De mannen hadden Italiaans gesproken.
  
  Ze zouden minstens twee minuten nodig hebben om de achterste bovenbouw te bereiken. Zolang ik opgesloten zat in de radiohut, kon ik net zo goed enige misleidende aanwijzingen improviseren. Ik sleepte Birgittes lichaam onder het controlepaneel vandaan en strekte haar op haar rug op het dek uit. Ik trok haar trui over haar hoofd en rukte haar beha los. Toen trok ik haar broek naar beneden, scheurde de stof rond de rits en scheurde haar slipje kapot. Ik trok de broek van een been maar liet hem gedeeltelijk om de andere hangen. Ten slotte trok ik haar benen wijd uiteen. Toen ik op haar magere gestalte neerkeek, vroeg ik me af wat de kapitein in hemelsnaam in haar had gezien. Wellicht alleen maar dat ze beschikbaar was.
  
  Een doeltreffend onderzoek zou snel aantonen dat Birgitte niet was vermoord door de één of andere verkrachter. Beroepsmatige grondigheid zou tevens enige sporen aantonen van Nick Carter, zoals vingerafdrukken en waarschijnlijk wat haren. Maar toen ik door de deur naar buiten glipte en me snel naar het luik begaf, besloot ik dat het onwaarschijnlijk was dat de Hans Skejelman was toegerust voor een dergelijk onderzoek. Ik rekende er op dat de kapitein zo overstuur was door wat er met zijn vrouw was gebeurd, dat hij mijn bewegingen niet zou nagaan met meer dan een oppervlakkig onderzoek. En daaruit zou blijken dat ik opgesloten had gezeten in mijn kooi.
  
  Niemand gaf een schreeuw of viel me aan toen ik op het hoofddek verscheen. Ik begaf me naar de zijkant van de bovenbouw en berekende mijn sprint naar voren dat ik de ladder kon bereiken als het water over de boeg sloeg en naar achteren stroomde. Ik haalde het net. Mijn tweede poging bracht me net tot aan de voorzijde van de bovenbouw en weer sloeg een golf me tegen het metaal, terwijl ik me vast klemde aan de reling.
  
  Ik ben in goede conditie en mijn lichaam is hard en goed gespierd. Omdat kracht en weerstandsvermogen waardevolle wapens zijn in mijn vak, hield ik beide op de top. Maar geen enkele man kan het winnen van de zee met botte kracht alleen. Ik kon de hele nacht blijven zitten waar ik was, maar de zon zou opkomen voor de zee kalmeerde. Op dat moment echter ontbrak het me aan de kracht om naar voren te gaan. Ik liet nog twee golven komen die me tegen de bovenbouw beukten. Toen ik probeerde hun tijd te berekenen, realiseerde ik me dat ik slechts een benadering kon krijgen van de interval tussen de twee watermuren die over het dek sloegen.
  
  Tot nu toe was het zware weer mijn bondgenoot geweest. Nu, als ik niet in een sprint naar voren ging en het luik haalde, zou ik misschien over boord geslagen worden. En het zag er naar uit dat het op het kantje zou zijn. Ik zou proberen langs de laadboom te rennen, die slechts als een vage zwarte vorm zichtbaar was, dan kon ik die nog altijd proberen te pakken als het onwaarschijnlijk was dat ik het in één keer zou halen.
  
  Het water kwam weer omhoog, een golf even heftig en hoog als de voorafgaande. De boeg begon nog maar net omhoog te komen en het water weg te stromen, toen ik naar voren begon te plonzen, bijna vallend op het glibberige dek. Het water zakte tot aan mijn knieën. Vervolgens tot aan mijn enkels. Ik tilde mijn voeten op en begon zo snel mogelijk naar voren te rennen. Ik passeerde de laadboom. De neus van het schip dook naar beneden - te snel - maar ik kon mijn krankzinnige stormloop niet stoppen en de mast grijpen.
  
  Ik hoorde het zuigende, geselende geluid van het water dat rond de boeg kolkte. Ik keek op en zag het witte schuim hoog boven me en de bovenbouw op weg waarheen ik was, was niet meer te zien.
  
  Ik dook naar voren en bad dat ik niet verkeerd had beoordeeld, waardoor ik tegen het luik of de metalen rand waar ik onderdoor moest zou smakken. Ik was me bewust van de tonnen water die op me neervielen.
  
  Mijn lichaam was nu bijna horizontaal en het leek alsof alleen mijn tenen het dek raakten. Ik voelde mijn handen de stalen luikdeur raken en ik klauwde naar houvast aan de hefboom die de klemmen sloot. Het water sloeg neer op mijn onderlijf, drukte me tegen het dek en probeerde me terug te slaan naar de bovenbouw om me overboord te werken. Mijn vingers raakten de hefboom. Mijn linkerhand glipte los maar mijn rechter hield vast, terwijl de pols ronddraaide en een folterende pijn langs mijn arm omhoog schoot. Ik dacht even dat mijn schoudergewrichten los zouden sleuren.
  
  De klem die de tailleband van mijn broek sloot, schoot open. De golf rukte mijn broek gedeeltelijk uit. Water wervelde kolkend onder de overhang, sloeg het zout in mijn ogen en dwong me dat kleine beetje adem dat ik nog had, in te houden. Mijn hoofd begon pijn te doen op de plaats waar Gaard me had geraakt, de eerste keer dat ik er deze avond last van had. Als de Hans Skejelman niet heel snel zijn boeg weer uit het water verhief, zou ik slechts wat losse flarden zijn die over de voorplecht dreef.
  
  Met een ongelooflijke traagheid begon de boeg van de vrachtvaarder weer omhoog te komen. Het water gleed van mijn gezicht weg en stroomde van mijn lichaam af. De natte broek zat verward rond mijn enkels, zodat ik mijn handen moest gebruiken om me naar voren te trekken met behulp van de luikhendel. Wanhopig schopte ik de natte stof van me. Het schip kwam nu snel omhoog, bereikte snel de top van de golf en maakte zich op om weer naar beneden te duiken in een volgende watermuur.
  
  Ik probeerde de hefboom omhoog te krijgen. Er gebeurde niets. Ik realiseerde me wat er mis was. Mijn gewicht aan de hendel had hem veel vaster doen zitten dan noodzakelijk was om het waterdichte schot af te sluiten. Maar de kennis waarom de hefboom niet bewoog zou me weinig helpen als de volgende golf kwam; ik had niet de kracht om een volgende waterhoos te doorstaan.
  
  De boeg van de Hans Skejelman dook nog steeds. Ik draaide mijn lichaam een halve slag en wierp mijn linkerschouder tegen de hendel. Hij ging naar boven toe los. Ik sleurde het luik open, greep de rand beet en glipte naar binnen. Mijn linkerhand klauwde naar de hefboom binnen. Toen ik voorover tuimelde, lukte het me die hefboom te pakken te krijgen. Het luik sloeg achter me dicht. Water smakte op het dek boven me, terwijl ik vruchteloos bezig was het luik vast te zetten. Mijn hand was te dicht in het centrum van het luik.
  
  Ik duwde mezelf naar achteren en draaide heftig, terwijl mijn rechterhand hard neer kwam op de hefboom. Water droop naar binnen toen ik de klemmen dichtsloeg. Mijn hoofd raakte het stalen luik. Ik kreunde toen de pijn door mijn schedel schoot. Felle lichten flitsten op en ik viel zwaar neer op het canvas dat ik op het dek had uitgespreid. De wereld draaide voor mijn ogen - of door de beweging van het schip, of door een nieuwe klap op mijn hoofd. Dat kon ik niet meer zeggen.
  
  Terwijl de Hans Skejelman zich door het water ploegde, lag ik half geknield en halfliggend op het canvas en probeerde niet te kotsen. Mijn longen deden pijn, terwijl ik lucht naar binnen zoog. Mijn linkerknie was bezeerd geraakt en mijn hoofd voelde aan alsof die uiteen wilde spatten in een verblindende, enorme explosie.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Ik rustte niet langer dan twee of drie minuten, hoewel het wel een half uur leek. Mijn horloge gaf 10.35 aan, maar het had net zo goed 9.35 of 11.35 kunnen zijn. Ik kon alleen maar raden naar de tijdzone-veranderingen.
  
  Ik vond de schakelaar en knipte het licht aan. Heel voorzichtig verwijderde ik de zuidwester die ik stevig over mijn hoofd had getrokken voor ik dit vertrek had verlaten. Toen ik mijn handen had afgedroogd aan een stuk canvas, voelde ik voorzichtig aan mijn haar. Aan de randen was het nog nat, maar bovenop droog. Ik bracht het in de war om de natte plukken te verbergen. Vervolgens trok ik de oliejas uit. Ik liet hem op het canvas vallen en begon mijn lichaam af te drogen. Ik vergewiste me ervan dat ik droog was en rolde toen het kleine stukje kanvas en de oliejas in het grotere stuk en droeg deze bundel door de bootsmansruimte. Ik stopte het in een kast achter andere spullen en wat canvas.
  
  Plotseling hoorde ik een piepend geluid. Ik greep een stuk metalen pijp en draaide me snel om. Het luik naar het onderliggende dek ging open. Ik zat ineengedoken om toe te springen toen ik het lange haar en de donkere ogen zag.
  
  'Nick?' zei Jean.
  
  'Je was er bijna geweest,' zei ik tegen haar.
  
  'Daar beneden blijven wachten in dat hol maakte me gek. Heb je het bericht verzonden?'
  
  'Ja.' Ik wees naar het dek waar een paar centimeter water rondklotste.
  
  'Kom niet verder,' zei ik tegen haar. 'Als we geen spoor water achterlaten naar beneden, is er geen enkel bewijs dat we vannacht ooit onze gevangenis hebben verlaten. Blijf even van die ladder vandaan.'
  
  Nog steeds naakt, pakte ik mijn schoenen, sokken, hemd en natte onderbroek bij elkaar. Ik boog me voorover en liet ze door het luikgat op het dek beneden vallen. Toen bracht ik mijn gezicht zo ver dat Jean het kon zien.
  
  'Pak een lap om mijn voeten af te drogen. Ik zal ze door het gat steken.'
  
  Ik wachtte tot ik haar op de ladder hoorde. Toen ging ik op de luikrand zitten en zwaaide voorzichtig mijn voeten door het gat heen. Ik voelde de ruwe stof ze af drogen.
  
  'Goed,' zei ze.
  
  Snel klom ik de ladder af, sloot het luik achter me en draaide het wiel om. Toen ik het dek bereikte keek ik op naar Jean. Ze stond naast me, haar korte broek in haar hand.
  
  'Dat was alles wat ik kon vinden,' zei ze.
  
  'Opschieten,' beval ik. 'Terug naar onze kooi.'
  
  Ik trok mijn broek aan, maar bekommerde me niet om mijn andere kleren. Jean trok haar vochtige broek niet meer aan. Toen we onze gevangenis bereikten, gooiden we onze kleren op de dekens. Terwijl ik bezig was met de gaasdeur om deze weer op zijn plaats te krijgen, rommelde Jean tussen de dekens en pakte de scharnierpennen. Het kostte ons tien minuten om ze weer op hun plaats te krijgen.
  
  Met mijn hand veegde ik langs de achterwand en kwam terug met smerige vingers. Terwijl ik bezig was het vuil op de pinnen en scharnieren aan te brengen, zette Jean haar kamera weer in elkaar. Volgende probleem - hoe het natte ondergoed en de natte spijkerbroek van Jean te verklaren?
  
  'Heb je al het water al gedronken dat je vanavond wilde?' vroeg ik. Ze nam de kan op en dronk diep. Toen spoelde ik de zoute smaak uit mijn mond. Er zat nog voldoende water in om een hoek van de dekens nat te maken. Ik gooide de onderbroek en Jeans afgeknipte spijkerbroek op de natte plek.
  
  'De moraal van dit alles is, niet te vrijen bij zwaar weer met je voeten naast de waterkan,' zei ik.
  
  Haar gelach weerkaatste tegen de stalen wanden. 'Nick,' zei ze, 'je bent geweldig. Hoe lang hebben we?'
  
  Ik keek op mijn horloge. 'Als ze vannacht nog komen, zullen ze er binnen een half uur zijn.'
  
  Jeans arm gleed rond mijn middel. Ze begroef haar lippen in de wirwar van haren op mijn borst. Toen keek ze naar mij op en ik bukte me om haar te kussen. Haar lippen waren warm, als de huid van haar naakte rug.
  
  'Ik weet hoe we bewijsmateriaal kunnen verzamelen om aan te tonen dat we het te druk hadden om onze kooi te verlaten,' zei ze hees. 'Er zullen voldoende sporen achterblijven op de dekens.'
  
  Ik verwijderde haar laatste restje kleding en mijn handen kwamen langs haar lichaam omhoog om haar grote borsten te omvatten. Er zat nog een voordeel aan neuken, aangenomen dat onze cipiers het vinden van Birgitte en het onderzoek volgens schema deden. Als Jean en ik druk met elkaar aan het rollebollen waren, zouden ze haar niet lastig vallen met vragen over wat er precies was voorgevallen in de radiokamer. Ik vertrouwde haar nog steeds niet helemaal. Ze wilde het snel en heftig. Ik hield het opzettelijk langzaam en kalm en gebruikte mijn handen en mond om haar tot een koortsachtig hoogtepunt te brengen. 'Schiet nou toch op, Nick, voor ze hier zijn,' bleef ze maar zeggen. Het was nog geen vijf minuten achter de rug allemaal en we lagen naast elkaar op de dekens, toen het luik dat toegang gaf tot ons dek opendraaide en een gewapende zeeman verscheen.
  
  'Laat mij dit regelen, Nick,' fluisterde Jean.
  
  Ik gromde mijn instemming. Als ze van plan was mij te verlinken, zou ze toch wel een manier weten te bedenken.
  
  'Ze zijn er,' zei de zeeman tegen Gaard. 'Ik zei je al...'
  
  'Zinkt het schip?' gilde Jean, terwijl ze overeind sprong en het gaas greep.
  
  Gaard staarde naar haar naakte lichaam en zijn kaak viel open. 'We zinken, Nick,' gilde ze, terwijl ze zich naar mij toe draaide. 'We zinken niet,' zei Gaard.
  
  Ze rukte aan het gaas. 'Laat me hier uit,' zei ze. De deur trilde onder de kracht van haar heftige aanval. 'Ik wil niet verdrinken als het schip zinkt.'
  
  'Kop dicht,' snauwde Gaard. Hij keek naar mijn naakte lichaam, dat gedeeltelijk was bedekt door een deken, en lachte. 'Het ziet er naar uit dat je de dame probeerde te kalmeren, Carter,' zei hij. 'Ik probeerde haar op haar gemak te stellen,' antwoordde ik stijfjes. 'Helaas is onze waterkan omgevallen door dat geslinger. Als je nu zo vriendelijk zou willen zijn..
  
  'Loop naar de pomp,' snauwde hij.
  
  'We zinken,' gilde Jean hysterisch, terwijl een vloed van tranen verscheen. 'Laat me eruit, meneer Gaard. Ik zal alles voor je doen. Alles. Laat me er uit.'
  
  'Zijn jullie er vanavond dan nog niet uit geweest?'
  
  'Godverdommese leuk, hoor,' zei Jean, nu nog luider snikkend. 'Fellini, als je je kop niet houdt zal ik die vogel hier vragen een kogel door je donder te jagen,' zei Gaard koud. Hij keek me aan. 'Hoe lang is dit nu al aan de gang, Carter?'
  
  'De hele avond. Toen we aan het eten waren, begon het ruw te worden. Ze was wel weer in orde geweest, als jij niet tussenbeide was gekomen. Ik denk echt, dat je die messsteward naar beneden moet sturen met een slok whisky voor Jean.'
  
  'De steward naar beneden sturen? Heb je wel enig idee hoe de toestand aan het dek is, Carter?'
  
  'Hoe zou ik dat weten?'
  
  'Dat vraag ik me af.' Hij keek rond. 'Ik heb tegen kapitein Ergensen gezegd dat jullie veilig hier zaten. Maar als iemand de maîtresse van die ouwe vermoord, kun je verwachten dat hij een tijdje uit zijn bol gaat.'
  
  'Zijn maîtresse?' zei ik.
  
  'Birgitte, de markoniste.'
  
  'Die magere vrouw met het jachtgeweer,' zei ik.
  
  'Ja. En iemand heeft haar vannacht verkracht en vermoord. Ik heb de kapitein gezegd dat jij het niet was. Je mag blij zijn dat het zo is.'
  
  Gaard en de zeeman vertrokken. Jean drukte zich tegen de wand tot ze het luik sloten, terwijl haar snikken door de kleine ruimte weergalmde. Toen ze zich van het metaal wegdraaide en begon te grijnzen, keek ik haar met samengeknepen ogen aan.
  
  'Je kunt beter nog wat luider snikken,' fluisterde ik. 'Misschien staan ze te luisteren. Het is een geweldige toer, maar we hebben nog vijf minuutjes nodig.'
  
  Ze hield het nog eens vier minuten vol. Het was zo'n goede voorstelling, dat ik besloot dat deze krankzinnige CIA-chick te vertrouwen was.
  
  Er viel niets te zeggen over wat er nog zou gebeuren en ik hield er niet van om me buiten de paden van AXE te begeven, maar zolang één van ons de gegevens naar de Verenigde Staten terugbracht, konden we Borgia treffen.
  
  Jean ging op de dekens zitten en keek naar me óp. 'Zei hij verkrachting, Nick?'
  
  'Ik zal je vertellen wat er gebeurde, Jean,' zei ik.
  
  Ik vertelde haar het hele verhaal, inclusief de inhoud van het bericht dat ik uitgestuurd had.
  
  'Ik dacht ook niet dat jij het nodig had om een vrouw te verkrachten, Nick,' zei ze, terwijl ze haar hand langs mijn been omhoog liet glijden.
  
  
  
  We bleven niet zo lang in Kaapstad. Jean en ik bevonden ons in een uitstekende positie om dat te beoordelen. We bevonden ons in het ankerhuis. Wat de Hans Skejelman ook uit te laden mocht hebben in Kaapstad, er waren geen havenfaciliteiten voor nodig. We lagen dus zes uur en dertien minuten in de haven voor anker.
  
  Eén ding dat het schip loste, waren de Blocks. Dat bedacht ik me toen mr. Thule en vier matrozen Jean en mij de volgende dag kwamen halen. Het weer was niet bepaald prettig voor de kust van Kaap de Goede Hoop, maar de kapitein had kennelijk besloten dat we wat dekoefening moesten hebben.
  
  'Hoe staat het met een douche en wat schone kleren?' zei ik tegen Thule.
  
  'Als je dat wilt,' zei hij.
  
  Slechts één matroos stond op wacht toen ik een douche nam en het was duidelijk dat Thule Jean een veel gevaarlijker iemand vond, want hij hield haar persoonlijk in de gaten toen zij haar douche nam. Maar toen ik andere kleren aan trok had ik geen enkele kans om Hugo, Wilhelmina of Pierre uit mijn bagage te halen; de mannen aan boord van het schip waren beroeps.
  
  Tegen het einde van de middag werden we naar de brug geëscorteerd om de ondervraging door kapitein Ergensen te ondergaan. 'Ik vrees dat ik u van een verschrikkelijke misdaad heb verdacht, mr. Carter,' zei de kapitein.
  
  'Mr. Gaard zei me zoiets gisternacht,' zei ik.
  
  'U bent de vijandelijke agent aan boord,' zei hij. 'Het is alleen maar logisch dat ik u zou verdenken.'
  
  'Wat is er gebeurd?' vroeg ik.
  
  Hij keek van Jean naar mij en toen weer terug naar Jean. 'Dat weet u toch?'
  
  Kapitein Ergensen wilde over zijn verdriet praten. Birgitte Aronsen had verscheidene jaren onder hem gevaren en hun verhouding was al tot grap geworden onder de bemanning. Jean en ik waren vreemden die hij kon vertellen over zijn stille liefde voor haar. In Norfolk had ze de avances van een zeeman afgestoten en het was deze man die Ergensen nu verdacht van het vermoorden en het verkrachten. 'Ik heb hem in Kaapstad aan land gezet,' zei de kapitein tot besluit van zijn verhaal.
  
  'Hij is dus ontsnapt om iemand anders te verkrachten,' zei Jean. 'Niet echt.' De lach van de kapitein drukte geen enkele humor uit. 'Generaal Borgia heeft door heel Afrika zijn contacten. En wat is het leven waard van een Noors zeeman op dit krioelende continent?'
  
  Terug in onze gevangenis zei Jean tegen mij: 'We laten nu een onschuldige man vermoorden.'
  
  'Onschuldig?' ik haalde mijn schouders op. 'Jean, niemand die voor Borgia werkt is onschuldig. Op alle manieren die ik kan zal ik proberen de vijand weg te vagen.'
  
  'Zo had ik er nog niet over nagedacht,' zei ze.
  
  Jean was een vreemde combinatie van onschuld en gewiekstheid. Hoewel ze toch al een aantal jaren werkzaam was als agente, slaagde ze er niet vaak in de dingen door te denken. Ik vroeg me af of zij tot hulp of tot last zou zijn als we die Borgia eenmaal ontmoetten. Onze dekoefening werd een dagelijkse routine. Om de andere dag mochten we een douche nemen. En ik begon schaak te spelen met de kapitein.
  
  Op een avond toen we weer in tropische wateren waren, liet hij me halen. Jean bleef achter in de kooi onder de bootsmansruimte. Hij beval mij alleen met hem in zijn hut op te sluiten.
  
  'Neemt u geen risico?' vroeg ik hem.
  
  'Ik riskeer mijn leven tegen uw intelligentie, mr. Carter,' zei hij in zijn steenkolenengels. Hij nam de schaakstukken en het bord uit de la. 'Generaal Borgia is verlangend u te ontmoeten. Wat gaat u doen, Mr. Carter?'
  
  'Doen?'
  
  'De Amerikanen hebben nooit eerder een agent achter de generaal aan gestuurd. Hij is op de hoogte van je Killmaster-rang. Ik weet zeker dat hij je liever rekruteert dan executeert.'
  
  'Een interessante keuze.'
  
  'Je speelt spelletjes met mij, Mr. Carter. Met generaal Borgia krijg je de tijd niet om spelletjes te spelen. Denk erover na wie je wilt dienen.'
  
  
  
  De volgende avond hielden we stil in de Rode Zee, toen een dhouw zich langszij de Hans Skejelman manoeuvreerde. De voorste laadboom verplaatste de raketten naar het inlandse schip. Jean en ik stapten over in een laadnet, van achteren onder schot gehouden door Noorse zeelui, van voren onder schot gehouden door geweerdragende Arabieren die de dhouw bemanden. Mr. Gaard vergezelde ons.
  
  Ik leunde tegen de houten reling en zag de Hans Skejelman wegvaren. Eerst zag ik alleen maar het bakboord vaarlicht, maar toen verwijdde de kloof zich en zag ik het witte vaarlicht op haar achtersteven.
  
  'Ik dacht niet dat ik die verrekte tobbe zou missen, maar ik verlang er nu alweer naar terug,' zei ik.
  
  Achter me werden bevelen in het Arabisch geblaft. Ik liet niet blijken dat ik het verstond.
  
  'Je reisgeld gaat naar een goed doel,' zei Gaard.
  
  'Borgia?' vroeg Jean.
  
  'Ja. Jullie gaan ook naar hem toe.'
  
  Zijn Italiaans was afgrijselijk, maar de bemanning verstond hem. Ze vergezelden ons naar onder het dek en we werden opgesloten in een hut. Het laatste dat ik zag was het driehoekige zeil dat omhoog ging. De beweging van ons schip vertelde ons de koers door de grondzeeën op weg naar de Ethiopische kustlijn.
  
  Uit fragmenten van gesprekken die ik opving door de houten wanden, maakte ik op dat we ons ergens ten noorden van Assab en ten zuiden van Massawa bevonden. We gingen voor anker. Een groep mannen kwam aan boord. Raketten schraapten over het dek. Diverse keren hoorde ik het geluid van pakkisten die werden opengebroken.
  
  'Hoe veilig zijn die raketten?' vroeg ik fluisterend aan Jean.
  
  'Dat weet ik niet. Ze hebben me verteld dat Borgia de detonatoren voor die atoomkoppen niet heeft gestolen en ik weet ook dat ze geen brandstof bevatten.'
  
  Als de geluiden die ik bleef horen waren wat ik dacht, dan had die Borgia een behoorlijk competente organisatie op de been gebracht. De meeste mensen zijn geneigd te denken dat raketten alleen maar cilindervormige moordmachines zijn die uit twee of drie delen bestaan. Maar in werkelijkheid bestaan ze uit ontelbare onderdeeltjes en een goede, heel grote werkploeg onder leiding van een deskundige op gebied van raketten kan er drie in een nacht demonteren. Het klonk boven ons alsof daar inderdaad de benodigde mankracht aan het werk was.
  
  Het begon bedompt te worden in de hut. De Eritrese kust van Ethiopië is een van de heetste streken van de wereld en de zon klom nu snel. Een paar minuten later werd de deur van de hut van slot gedaan en geopend. Gaard verscheen in de deuropening, een Russisch machinepistool in zijn hand. Achter hem stonden twee zeelieden met geweren. Een derde zeeman droeg een bundeltje kleren. 'Je wist waar je naartoe ging, Carter,' zei Gaard. 'Hadden je laarzen me gepast dan zou ik je op sloffen door de woestijn hebben laten strompelen.'
  
  'Ik wist van de Danakil,' gaf ik toe. 'Heb je de volledige woestijn-uitrusting uit mijn plunjezak meegenomen?'
  
  'Nee, alleen de laarzen en de zware sokken. Hetzelfde voor Miss Fellini. Verder kleed je je inlands.'
  
  Hij knikte naar de man die de kleren droeg. De man liet ze op het houten dek vallen. Weer een knikje van Gaard. Hij liep achteruit de hut uit. Gaard trok zich terug naar de deuropening. Het machinepistool zonder mankeren op ons gericht.
  
  'Kleed je om,' zei hij. 'Een blanke kan niet van huidskleur veranderen. Maar als iemand de leeuwen en hyena's vindt die op jullie lijken zitten te kauwen, dan wil ik niet dat jullie geïdentificeerd worden door jullie kleding. Alles wordt naar plaatselijke dracht, op je laarzen en horloges na.' Hij stapte achteruit naar buiten, sloeg de deur dicht en sloot hem af.
  
  'Doen we wat hij zegt, Nick?' vroeg Jean.
  
  'Weet je een alternatief waardoor we niet direct worden neergeknald?'
  
  We begonnen onze kleren uit te trekken. Dit was niet de eerste maal dat ik Arabische kleding droeg en ik wist dat die onhandig ogende kleden veel praktischer waren dan welke we ook in de westerse wereld tegenkomen. De bruine stof voelde ruw aan en in de zuurstofarme hut was het onplezierig warm. Even liet ik de hoofdbedekking af.
  
  'Wat moet ik met die sluier?' vroeg Jean.
  
  'Sla hem om,' adviseerde ik haar. 'En houdt je bovenkleed strak om je lichaam. De meeste mannen hier zijn moslims. Ze nemen de symbolen van vrouwelijke kuisheid serieus.'
  
  Gaard kwam terug en beval ons van de boot te gaan. Ik zette mijn hoofdbedekking op en we gingen naar boven. De zon zinderde op het blauwe water van de kleine inham waar we voor anker lagen en naar het westen strekten de woestijnzanden zich uit. We kwamen via een touwladder in een kleine boot. En snel werden we aan wal gebracht.
  
  Jean keek om zich heen naar een vrachtwagen. Die was er niet. 'We gaan lopen,' zei Gaard.
  
  We liepen drie kilometer landinwaarts. Tweemaal passeerden we wegen, sporen door het zand en de rotsen van grote vrachtwagens. Ze zagen er niet al te druk uit, maar steeds als we er in de buurt kwamen beval Gaard ons stil te houden en hij stuurde mannen met verrekijkers er op uit om te zien of er geen verkeer aan kwam. Het gebied bestond voornamelijk uit kaal zand, maar de woestijn was vergeven van heuveltjes en geulen die waren omgeven door rotsen. Voorbij de tweede weg draaiden we naar het noorden en liepen een van de smalle kloven binnen. Daar voegden we ons bij een kameel karavaan.
  
  Tussen de rotsen waren ongeveer vijfenzeventig kamelen verborgen. Elk bleek een berijder te hebben. De mannen spraken een mengelmoes van talen. De enige die ik herkende was Arabisch. Ook hoorde ik een paar aan Arabisch verwante talen, waarschijnlijk Somali-dialekten. Het was niet moeilijk de mannen die de leiding hadden er uit te pikken. Ze waren anders gekleed. En velen zaten zonder hoofddeksel in de schaduwen van de rotsen. Hun huid was lichtbruin. Ze waren van middelbare lengte en droegen hoge, draderige kapsels. De meesten hadden gespleten oorlelletjes en een verzameling armbanden. Ik had niet veel informatie gehad voor deze opdracht, maar één van de dingen waarvoor de mensen van AXE me hadden gewaarschuwd, waren de Danakil - een volk dat de naam voerde van de woestijn waarin ze heersten. De gespleten oorlellen waren een aandenken aan de eerste vijand die ze hadden gedood; de armbanden trofeeën voor de even zovele tegenstanders die de krijger had verslagen.
  
  'Meer dan honderd kamelen zijn al op weg naar het binnenland,' zei Gaard.
  
  'Je hebt je zelf nogal weten op te werken,' was mijn commentaar. 'Krijg de pest,' was zijn commentaar.
  
  Zijn reactie verbaasde me. Een ogenblik bestudeerde ik het toneel en toen ontdekte ik waarom de Noorse stuurman zo prikkelbaar had gereageerd. Gaard was een figurant op deze tocht, een zeeman die niet op zijn plaats was in de woestijn. Hij kwam overeind van de rots waarop hij zat toen een pezige, grijnzende Danakil naderde. 'Dat is Luigi,' zei Gaard in het Italiaans. 'Hij heet eigenlijk geen Luigi, maar zijn werkelijke naam kun je niet uitspreken.'
  
  Mocht Gaard het als een uitdaging hebben beschouwd, dan was ik niet van plan te reageren. Ik heb een talenknobbel — gekoppeld aan voldoende gezond verstand om te weten wanneer ik net moest doen alsof ik er allemaal niets van begreep.
  
  De Danakil staarde Gaard onbeweeglijk aan. Hij gebaarde met zijn linkerhand tegen Gaard het pistool weg te doen. De grote zeeman wilde protesteren, maar besloot het toen maar niet te doen. De Danakil wendde zich tot ons.
  
  'Carter,' zei hij terwijl hij naar me wees. 'Fellini.' Hij keek naar Jean.
  
  'Ja,' zei ik.
  
  Zijn Italiaans was niet beter dan dat van Gaard. Maar ook niet veel slechter.
  
  'Ik ben de commandant van jullie karavaan. We gaan in drie karavanen. We lopen. Vragen?'
  
  'Hoe ver?' vroeg ik.
  
  'Een aantal dagen. De kamelen dragen ons water en de lading voor generaal Borgia. Alle mannen en vrouwen lopen. In deze woestijn is niets anders dan mijn volk en de dood. Er is geen water als je geen Danakil bent. Heb je dat begrepen?'
  
  'Ja.'
  
  'Goed.'
  
  'Luigi, deze man is gevaarlijk,' zei Gaard. 'Hij is een beroepsmoordenaar. Als we niet...'
  
  'Dacht je dat ik niet veel mensen had gedood?' Luigi raakte de armbanden rond zijn pols aan. Hij bleef uitdrukkingloos toen hij naar mij keek. 'Dood je je tegenstanders met een pistool, Carter?'
  
  'Ja. En met een mes. En met mijn handen.'
  
  Luigi glimlachte. 'Jij en ik zouden elkaar kunnen doden op deze trip, Carter. Maar dat is niet juist. Generaal Borgia wil jou ontmoeten. En je bent omgeven door mannen die je tegen vijandelijke Danakil zullen beschermen. Weet je iets van deze woestijn?'
  
  'Ik weet er iets van.'
  
  'Goed.'
  
  Hij liep weg. Ik had zijn armbanden geteld. Als ik er geen een had overgeslagen, dan droeg hij er veertien. Ik betwijfelde het of het het plaatselijke record was, maar het was een betere waarschuwing dan Luigi met enig woord had kunnen uiten.
  
  Laat die ochtend werd van ongeveer een derde van de groep een karavaan gevormd en deze vertrok. Terwijl ik hun vertrek nakeek, bewonderde ik de organisatie. De Danakil waren efficiënt. Ze brachten de kamelen met hun berijders snel in een rij, brachten de gevangenen en de ekstra mensen in het midden en vertrokken, terwijl ze met hun ogen het landschap aftastten hoewel ze nog in de beschutting van de kloof waren. Zelfs de kameeldrijvers verstonden een militaire precisie. Ze twisten niet over de plaats waar ze door hun leiders werden neergezet. De mannen die de gevangenen bewaakten schreeuwden en sloegen niet, maar gaven rustige commando's die snel werden opgevolgd. De gevangenen zelf interesseerden me buitengewoon.
  
  Sommige droegen ketenen, hoewel de zwaardere delen waren verwijderd. Een aantal ervan bestond uit vrouwen, waarvan de meeste weer donker van huid. Ethiopië, als beschaafd land dat de goedkeuring wil winnen van de twintigste eeuwse wereld, tolereert officieel de slavernij niet. Helaas zijn de nieuwe tradities nog niet geheel doorgedrongen tot sommige inwoners van het uitgestrekte land van Afrika. Af en toe slaan de regeringen van Oost-Afrikaanse en Aziatische landen rond de Indische Oceaan wel eens toe bij de slavenhandelaren, maar geen enkele regeringsfunctionaris zal erover denken hen kwaad te maken of hen in de wielen te rijden. De vleeshandelaren onderhouden privé-legertjes en het zal vele eeuwen duren voor die gewoonte is uitgeroeid, dat de ene mens de ander in slavernij kan houden.
  
  'Zijn die meisjes slavinnen?' vroeg Jean zacht.
  
  'Ja.'
  
  Ze grinnikte bitter. 'Toen ik nog een tiener was, ging eens een stel van ons, meiden een stomme film zien. Die liet een bende schaars geklede vrouwen zien die op een veiling werd verkocht. We moesten er allemaal om giechelen en hadden het er over met elkaar hoe vreselijk het wel niet was om op zo'n veiling te belanden. Maar ieder van ons had zijn fantasieën over onszelf in die situatie. Denk je dat ik die fantasie nu echt ga meemaken, Nick?'
  
  'Ik betwijfel het,' zei ik.
  
  'Waarom niet?'
  
  'Omdat je een beroeps-agente bent. Ik geloof niet, dat je het geluk smaakt de vrouw te worden van het één of andere stamhoofd. Bor-gia wil zien erachter te komen wat we allebei weten en die schoft is waarschijnlijk meedogenloos.'
  
  'Bedankt,' zei ze. 'Je weet precies hoe je iemand op moet beuren.'
  
  'Waarom houden jullie tweeën je kop niet?' zei Gaard.
  
  'Waarom houd je dat smoel van je niet onder een kamelenhoef,' antwoordde Jean hem.
  
  Dat was nu wat ik zo heerlijk vond aan Jean - haar vechtersinstinct werd volledig geëvenaard door haar gebrek aan gezond verstand. Gaard liet een verontwaardigd gebrul horen dat elke kameel in de omtrek de stuipen op het lijf moet hebben gebracht, hij sprong overeind en haalde met zijn vuist uit om haar van de rots te meppen waar we op zaten.
  
  Ik greep zijn arm beet, wierp mijn gewicht naar voren, draaide mijn heup en schouder en wierp hem op zijn rug.
  
  'Nu heb je ons echt voor het blok gezet,' mompelde ik tegen Jean. Een aantal Danakil kwamen naar ons toe gerend. Toen ze Gaard op de grond zagen liggen begonnen een paar te lachen. Een snel gesnater liet me weten dat die paar die me Gaard op de grond hadden zien gooien de anderen op de hoogte stelden.
  
  Gaard kwam langzaam overeind. 'Carter,' zei hij, 'ik maak je dood.'
  
  In de kring die om ons heen stond zag ik Luigi staan. Ik vroeg me af wat die Danakil van plan waren. Gaard kon mij dan wel willen doden, ik was niet van plan hem te doden. Ik durfde het niet. En die restrictie zou het gevecht er niet gemakkelijker op doen worden.
  
  Hij was lang, minstens één meter negentig, en een goede twintig kilo zwaarder dan ik. Slaagde hij erin me een voltreffer te geven met die enorme vuisten van hem, of hij zou me te pakken krijgen, dan zat ik behoorlijk in de narigheid. Hij kwam op me af, zijn handen omhoog, zijn voeten plat op de grond. Gaard was een pocher, sterk genoeg om een balsturige zeeman tot orde te meppen, maar een eenvoudige prooi voor een AXE-man als die zijn training juist gebruikte.
  
  Gaard viel aan. Ik deed een stap opzij en haalde direct uit met mijn rechterbeen toen ik van positie veranderde. De lange woestijnkledij hinderde me, zodat mijn uithaal er niet in slaagde hem omver te halen. Afgeremd door de kleding trof mijn been Gaard slechts oppervlakkig in het middenrif en het ontlokte hem slechts een grom toen hij enigszins uit zijn evenwicht wankelde. Ik dook naar de grond en rolde me om, scherpe stenen sneden in mijn rug. Toen ik weer overeind kwam wankelde ik en ik voelde handen in mijn rug die me weer naar het midden van de kring duwden, gevormd door de omstaande Danakil.
  
  Weer viel hij aan. Ik blokkeerde zijn woeste rechtse met mijn rechter onderarm, draaide mijn lichaam zo dat zijn slag langs me af zou schampen en trof hem vol met mijn linkse tussen zijn ogen. Hij gromde terwijl hij zijn hoofd schudde. Zijn linkse uithaal trof me in de ribben en ik snakte naar adem toen de pijn door mijn lichaam schoot.
  
  Met zwaaiende vuisten viel Gaard weer aan. Ik dook onder zijn armen door en liet mijn beide handen neerkomen op zijn middenrif en zijn ribbenkast. Ik voelde zijn grote vuisten op mijn rug neerkomen. Achteruitstappend pareerde ik een nieuwe linkse van hem en wist mijn eigen linkervuist tegen zijn kin te krijgen. De klap bracht hem rechtop, maar hij verdomde het neer te gaan. Ik wierp al mijn gewicht in een rechtse die hem recht onder het hart trof. Gaard ging neer.
  
  Achter me klonk een Arabische stem: 'Sla dat hoerenjong dood.'
  
  Langzaam rolde Gaard zich om en kwam op één knie overeind. Ik kwam naar voren om mijn zware woestijnlaars onder zijn kin te planten. Hij deed een greep naar het machinepistool aan zijn riem. Het zou op het kantje af worden, maar ik dacht dat hij zou gaan schieten voor ik hem te pakken had.
  
  Een in bruin gehulde gestalte flitste van links naar voren. Een smakkende geweerkolf sloeg het machinepistool uit Gaards handen. Het geweer kwam weer omhoog en kwam kletsend neer op Gaards borst en drukte hem tegen de grond.
  
  'Stop,' commandeerde Luigi. Hij draaide het geweer om en richtte het op de liggende Gaard.
  
  Sterke armen grepen me van achteren beet en klemden mijn armen tegen mijn lichaam. Ik verzette me niet.
  
  'Hij...,' begon Gaard.
  
  'Ik zag het,' zei Luigi. 'Mijn mannen zagen het.'
  
  Hij gaf Gaard een por met de loop van zijn geweer. 'Sta op. Je vertrekt met de volgende karavaan.'
  
  Gaard stond op. Hij raapte zijn machinepistool op. De Danakil stonden nog steeds om ons heen. Hij wierp een kwaadaardige blik in mijn richting en stak het wapen weg in zijn holster. Vier Danakil vergezelden hem toen hij met stijve passen weg beende.
  
  Luigi knikte. De mannen die me vasthielden lieten me los. Luigi gebaarde met zijn geweer naar de rots waar Jean zat en ik ging zitten. 'Jij zegt dat je mannen hebt gedood met je handen, Carter,' zei hij. 'Waarom heb je Gaard niet gedood?'
  
  'Ik was bang dat jij dat niet zo leuk zou vinden.'
  
  'Ik zou het heel leuk hebben gevonden. Wie op zee commandeert, commandeert nog niet in de woestijn. Carter, jij zal het niet proberen mij te doden.'
  
  Hij klonk heel overtuigd en ik was het met hem eens.
  
  De tweede karavaan vertrok halverwege die middag. We sliepen die nacht in de kloof. Tweemaal werd ik wakker en ik zag de stamleden die op wacht stonden.
  
  De volgende dag trokken we naar het westen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Nooit zag ik Luigi met een kompas, hoewel ik hem 's nachts vaak de sterren zag bestuderen. Hij scheen zelfs geen ruw soort van sextant te hebben. Kennelijk was hij zo vertrouwd met de sterrenhemel, dat hij er gebruik van kon maken om onze positie vast te stellen. Of misschien volgde hij wel een spoor dat hij kon lezen. Was dat het geval, dan kon hij zijn diploma van tovenaar wel direct gaan afhalen. Het grootste gedeelte van de oostelijke Danakil is een enorme zandvlakte en zo vijandig tegenover leven dat hele rivieren in zoutbassins verdwijnen en verdampen.
  
  We maakten goede vorderingen, ondanks de enorme hitte en een enkele zandstorm die ons dwong de ruwe kleding over ons gezicht te trekken en dicht tegen elkaar aan te kruipen. Hoewel ik slechts een gevangene was en daardoor onkundig werd gehouden over de werkelijke vorderingen van de karavaan, begreep ik waarom Luigi ons dwong zo op te schieten. De mensen dronken mondjesmaat water en de kamelen in het geheel niet.
  
  Op de vierde dag van onze reis, toen we door een gebied trokken dat uit alleen maar zand bestond, niet onderbroken door rotsformaties, verscheen een bende gillende en schreeuwende Danakil op de zandheuvel aan onze rechterkant en begon geweren op ons af te schieten.
  
  De kameeldrijver achter me vloekte luid en dwong zijn dier tegen de grond. Snel zorgde ik ervoor dat die kameel tussen de aanvallers en mezelf bleef. Ik had me angstvallig uit de buurt van die chagrijnige beesten gehouden, niet alleen omdat ze zo stonken, maar omdat ze er plezier in schenen te hebben iedereen te bijten die te dicht in hun buurt kwam. Maar nu zag ik een beet van een kameel als minder ernstig dan een geweerkogel.
  
  Alle ruiters hadden nu de kamelen tegen de grond gebracht en begonnen hun geweren van de schouders te halen. Weggedoken in het zand bij het achterwerk van de kameel schatte ik de aanvalsmacht op vijftien of twintig man. We hadden vijfentwintig drijvers en zes bewakers, verder vier vrouwelijke en twee mannelijke gevangenen. Kogels wierpen zand op tegen mijn gezicht en ik trok me terug. Ik lag achter een behoorlijke dikke kameel en kogels zouden er niet zo gemakkelijk doorheen komen. Ik dacht aan Wilhelmina, ergens aan boord van de Hans Skejelman, en wenste dat ik haar bij me had. Een paar van de aanvallers kwamen binnen het bereik van een Luger.
  
  Minstens twee van onze Danakil-bewakers waren gevallen, samen met een paar drijvers. De verrassingsaanval had het voordeel van ons aantal teniet gedaan. Tenzij Luigi en zijn jongens snel enige schade konden aanrichten, zaten we behoorlijk in de moeilijkheden. Gelukkig liep de zandrug alleen aan onze rechterzijde. Was er aan de andere kant ook een geweest, dan zouden we in een kruisvuur zijn afgeslacht.
  
  Een kameel vlakbij schreeuwde in doodsstrijd toen een kogel hem trof. Zijn uitslaande hoeven spleten de schedel van zijn drijver. Ik begon vraagtekens te plaatsen bij de veiligheid van mijn eigen schuilplaats. Toen begon mijn kameel een grommend geluid te maken, of van angst, of om sympathie te tonen met de gewonde kameel. De drijver stond op. Vloekend liet hij een salvo los met het oude M-l geweer dat hij had. Plotseling spreidde hij zijn armen wijd uiteen, wankelde achteruit en sloeg tegen de grond.
  
  Ik kroop naar hem toe. Uit het gat in zijn keel stroomde bloed. Ik hoorde het hoge gegil van de vrouwen en rechts van me vielen weer twee mannen en begon een kameel weer te schoppen. Een kogel miste mijn knie op een decimeter.
  
  'De kolere voor mijn toeschouwertje spelen,' mompelde ik. Ik greep het M-l geweer van de drijver en kroop terug om het achterwerk van de kameel heen. Voorover liggend schoot ik een Danakil neer die van de heuvel naar beneden kwam rennen. Hij dook voorover. Ik richtte op een volgende aanvaller. Het geweer klikte. Een kogel floot over mijn hoofd.
  
  Ik reageerde direkt en kroop snel terug naar de dode drijver, terwijl het zand in mijn kleding drong. Zijn munitiegordel zat verward in zijn bruine kleding en ik moest hem tweemaal omdraaien om die los te krijgen. Op dat moment kwamen er geen kogels in mijn buurt. Snel ramde ik een nieuw magazijn in het geweer en draaide me om om de actie te zien.
  
  Ongeveer een stuk of tien van onze aanvallers was nog op de been, maar we hadden in ieder geval voldoende vuurwerk afgegeven om hun eerste aanval te stoppen. Rechtop of knielend op de zanderige helling schoten ze op ons. Ik knielde en koos een doelwit. Ik schoot één maal. Ik zag de man terugdeinzen, maar ik had hem kennelijk niet geraakt. De M-l vervloekend als het slechtste militaire wapen dat er ooit was gemaakt, corrigeerde ik iets naar rechts en vuurde nogmaals.
  
  Hij liet zijn geweer zakken. Ik was te ver af om de uitdrukking op zijn gezicht te zien, maar ik had zo het gevoel dat hij verbijsterd keek. Zorgvuldig mikkend vuurde ik nogmaals. Hij viel voorover in het zand, schopte een paar keer en lag toen stil.
  
  Een lange krijger aan de linkerkant van de linie aanvallers, sprong overeind en begon een salvo in mijn richting af te vuren. Ik dacht dat zijn richten vreselijk moest zijn, geen kogel kwam ook maar in mijn buurt - maar toen begon mijn kameel te schreeuwen. Hij probeerde zich overeind te worstelen toen een kogel een deel van de lading op zijn rug versplinterde. Ik krabbelde naar het hoofd van de karavaan om uit de baan van het angstige dier te blijven. Kogels stoven het zand op rond de volgende kameel en plotselinge kreten van beide kanten van de karavaan vertelden me, dat de aanvallende krijgers probeerden onze kamelen op hol te doen slaan. Zeven of acht beesten waren al overeind, stormden heen en weer en vertrapten de verdedigers. De drijvers lieten hun wapens vallen en renden er op af. Weer vielen twee mannen, neergeschoten door de bandieten.
  
  Ik rende naar voren in de karavaan tot ik bij de gevangenen was, waar ik een open ruimte vond om te schieten. De aanvallers waren nu veel dichterbij en toen ik me op mijn buik wierp om het geweer te richten, realiseerde ik me dat we op het punt stonden te verliezen. De lange krijger links in de vijandelijke linie scheen hun leider te zijn. Het kostte me twee schoten om hem neer te leggen.
  
  De Danakil-bewaker aan mijn linkerkant, schreeuwde iets, stond op en vuurde op de naderende linie. Weer viel een bandiet. Toen viel ook de bewaker. Ik had drie schoten over. Ik trof er nog één van de aanvallers mee.
  
  Ik keek om me heen. Ik kon me niet herinneren waar ik de munitie van de M-l had laten vallen. Maar ergens bij het ontwijken van de kamelen moest ik die hebben laten vallen. Ik greep het geweer van de gevallen bewaker. Het was een Lee-Enfield, een goed wapen maar oud. In de hoop dat hij nog goed zou schieten richtte ik hem op de naderende aanvallers die ons insloten. Nog één viel, op korte afstand door de buik geschoten.
  
  Links van me weerklonk een serie schoten en weer twee van onze aanvallers vielen neer. Nog maar vier of vijf waren overeind gebleven, maar ze kwamen snel naderbij. Mijn geweer klikte. Leeg. 'Verdomme,' schreeuwde ik.
  
  Een Danakil vuurde op me, van drie meter afstand. Toch slaagde hij er in mij te missen. Ik draaide het geweer snel om en knalde de kolf in zijn gezicht. Toen hij viel, sloeg ik weer, zowel het hout van de kolf als zijn schedel verbrijzelend.
  
  Aan zijn riem droeg hij een mes. Zijn geweer was te ver van hem af gevallen om nog te kunnen bereiken, voor de volgende bruin geklede aanvaller naderbij kwam. Ik greep het mes en hurkte neer om de aanvallende bandiet te weerstaan. Hij had zijn geweer hoog geheven en ik dook onder zijn woeste uithaal door. Het zand bood een slecht houvast, waardoor de uithaal die ik met het mes voor zijn buik in gedachten had, afschampte langs zijn ribben.
  
  Hij schreeuwde het uit toen hij langs me heen schoot. Ik draaide me snel om om weer achter hem aan te gaan. Om ons heen klonken nog een paar schoten, gevolgd door kreten en het gegrom van krijgers in een van man tot man gevecht. Mijn tegenstander liet zijn geweer vallen en trok zijn eigen mes.
  
  Een glimlach verrimpelde zijn gezicht toen hij zich realiseerde dat ik geen Danakil was. Zijn armbanden schitterden op in het zonlicht. Er mocht dan een komplete oorlog om ons heen woeden, het universum was ineengekrompen tot ons beiden.
  
  Hij kwam roekeloos naar voren, het mes voor zich uit gehouden. Ineengedoken trok ik naar achteren. Het kromme lemmet baarde me zorgen. De greep voelde verkeerd aan. Zou ik Hugo bij me hebben gehad, dan zou ik vol vertrouwen die man hebben aangevallen, maar de stiletto hield Wilhelmina en Pierre gezelschap aan boord van die vervloekte Noorse vrachtboot.
  
  Ik bleef naar achteren kruipen, terwijl ik angst en verwarring veinsde en deed alsof ik voor een deel gehypnotiseerd was door het zwaaiende mes. De Danakil was nu uiterst verrukt en besteedde geen enkele aandacht aan wat ik met mijn handen deed. Hij was er volledig op gekoncentreerd zijn mes in mijn buik te stoten. Ik hurkte onder het terugtrekken steeds dieper en liet mijn knieën de spanning dragen van mijn ineengedoken houding. Toen de afstand tussen ons goed was, liet ik snel mijn linkerhand naar de grond vallen, schepte wat zand en gooide dat in zijn ogen.
  
  Hij kende die oude truc beslist, maar had wellicht niet gedacht dat ik hem ook kende. De punt van zijn mes raakte uit zijn baan toen hij naar zijn gezicht klauwde. Ik sprong snel naar voren, liet mijn linkerarm onder zijn rechterhand omhoog komen om het mes weg te slaan en haalde hakkend uit met mijn eigen mes. Zijn buik werd volledig opengehaald. Hij gilde het uit.
  
  De Danakil wankelde achteruit, terwijl het bloed uit zijn opengereten onderbuik stroomde. Met mijn gestrekte linkerhand hakte ik naar zijn meshand. Hij liet zijn wapen vallen en ik kwam weer naar voren en stootte naar zijn hart. Mijn wapen was dan misschien ongemakkelijk en onhandig, wijlen zijn eigenaar had er zijn best op gedaan de punt uiterst scherp te houden.
  
  Mijn tegenstander viel op de grond. Ik dook op hem en draaide het mes net zo lang in zijn borst rond tot hij ophield met bewegen. Ik sprong overeind en keek om me heen. Een ring bruingeklede mannen stond om me heen. De onze? Of de aanvallende groep?
  
  'Laat dat mes vallen, Carter,' zei Luigi, terwijl hij de andere mannen opzij duwde.
  
  Ik liet het wapen vallen.
  
  Hij bukte zich, raapte het op en zei: 'Niet veel mannen zijn in staat zo makkelijk een Danakil te doden, Carter.'
  
  'Wie zei dat het makkelijk was, Luigi?' zei ik. 'Hebben we de strijd gewonnen?'
  
  'Ze zijn dood.' Er klonk een schot. 'Of bijna. Help hun water te verzamelen.'
  
  We gingen van man naar man en namen elke veldfles. De vijanden die nog ademden werden door de lachende Danakils van Luigi door het hoofd geschoten. Het kwam mij voor dat een aantal nog verpleegd had kunnen worden om als slaven te dienen, maar ik bracht die gedachte niet naar voren bij mijn bewakers.
  
  Toen we terugkeerden naar de karavaan en de waterflessen, waarvan veel van dierenhuiden waren gemaakt, op een hoop legden zei één van de drijvers iets en gebaarde me naar voren. Ik volgde hem naar de plek waar de andere gevangen bij elkaar stonden.
  
  'Ik wil dat je haar ziet, Carter,' zei Luigi. 'Je kunt Borgia vertellen hoe het gebeurde.'
  
  Jean lag op haar eigen ruwe kleed. Iemand had haar onderkleding opengesneden en haar lichaam ontbloot. Een klein gat net onder haar linkerborst bloedde nog.
  
  'Het was vroeg in het gevecht,' zei een vrouw in het Arabisch.
  
  Ik antwoordde haar in dezelfde taal. 'Een kogel van wie?'
  
  'Uit de woestijn,' zei ze.
  
  Ik voelde Jeans pols. Ze was dood. Ik sloot haar ogen en trok haar kleren over haar heen. Het was ironisch genoeg, maar ik wist nog steeds niet of zij nu een goede agente was geweest of niet. Ik wist alleen dat dit haar beste reisverhaal had kunnen zijn: 'Ik als slavin in de Ethiopische woestijn' - als ze lang genoeg in leven was gebleven om het te schrijven. Ik kwam overeind.
  
  Luigi zei in het Arabisch tegen mij: 'Gaard beweerde dat zij je vrouw was. Is dat waar?'
  
  'Ja.'
  
  'Er is niemand meer in leven voor je wraak. Wie haar heeft gedood, ligt nu even dood als zij, Carter.'
  
  'Ja,' zei ik weer.
  
  Ik vroeg me af wat er met haar kamera was gebeurd.
  
  'Je spreekt Arabisch,' zei Luigi zacht. 'Maar dat zal je niet helpen vrienden te worden met de Afar.'
  
  'Afar?'
  
  'Mijn volk. De mensen van de Danakil.'
  
  'Op dit moment, Luigi,' zei ik, 'wil ik je volk niet zozeer als mijn vrienden.'
  
  'Ik begrijp het. Je kunt haar begraven. Ik zal mijn eigen mensen begraven.'
  
  De karavaan hergroepeerde zich, maar het duurde de hele dag voor de doden waren begraven, inclusief Jean, en men erachter was welke kamelen de rest van de reis naar Borgia's kamp nog konden halen. Vier kamelen waren op hol geslagen en in de woestijn verdwenen, negen of meer waren dood of te zwaar gewond om verder te gaan. We bleven over met twaalf kamelen en tien drijvers. Twee van de vier overlevende Danakil vielen in als drijver, waardoor Luigi en een andere krijger overbleven als bewaker. De kamelen van onze aanvallers werden niet gevonden.
  
  Terwijl ik luisterde naar de discussie tussen Luigi en de drijvers, bemerkte ik dat de aanvallers me een dienst hadden bewezen. 'Wat droegen de vermiste kamelen?' vroeg hij.
  
  'Twee ervan droegen water. Maar veel van onze kruiken zijn kapot. Met het water dat we van de vijand hebben af genomen en die paar kruiken en huiden die we nog hebben, moet dat kleine aantal van ons nog levend een bron kunnen bereiken.'
  
  'Goed,' zei hij. 'Laad het water en eten op de eerste kameel.'
  
  Ik zat in de schaduw van een van onze gezonde kamelen en probeerde uit te vinden hoe ik Jeans kamera kon vinden. Ik zou die waarschijnlijk toch niet mogen houden, ook al vond ik hem, maar ik hoopte ergens dat Luigi me hem wel zou laten houden uit sentimentele overwegingen. Als goed moslim was hij overtuigd van de inferioriteit van de vrouw, maar als man die in een gewelddadige wereld leefde, waarin de dood altijd achter de volgende zandduin verscholen kan liggen, zou hij het gevoel kunnen waarderen dat een man voor zijn zeer getalenteerde bedgenoot bezat.
  
  Hoe waardevol was het gereedschap in de kamera? Ik was er nog steeds van overtuigd dat Jean ergens een lens had die een .22 enkelschots bevatte. Ze had me niet alles over haar opdracht verteld, evenmin als ik haar over die van mij. Natuurlijk was die lens hoogstwaarschijnlijk nog aan boord van de Hans Skejelman. Toen zag ik één van de drijvers met het fototoestel lopen. Vergeet het idee maar, besloot ik. Het was het risico van Luigi's argwaan niet waard.
  
  De mannen werkten hard om de lading over te hevelen en na een uur of wat gebaarde Luigi mij mee te helpen. Ik werkte als een paard en minstens drie maal, toen niemand keek, slaagde ik erin elektronische onderdelen die uit de gebarsten kisten waren gegleden, onder het zand weg te werken. Ook wist ik nog een paar kisten open te breken in het proces van overladen. En het leek me verdomd onwaarschijnlijk dat Cesare Borgia alle drie zijn minuteman-raketten zo snel paraat zou hebben als hij hoopte.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  Drie dagen later, bijna zonder water, kwamen we in een heel ander soort land terecht. Er waren veel rotsachtige heuvels. Er groeiden lage planten. De grijnzen op de gezichten van de drijvers en de bewakers, vertelden me dat we in de buurt van water waren gekomen. Het was geen gemakkelijke tocht geweest. We hadden nog twee kamelen verloren. Ze waren in het zand gaan liggen en weigerden op te staan, ook toen ze van hun lading waren ontdaan.
  
  'Verspil er geen kogels aan,' zei Luigi. 'Breng alleen het water over naar de andere dieren.'
  
  De poel was klein, het water troebel. Het was niets anders dan een kuil in de rotsen met wat kleine struiken er omheen. Het water had een alkalische smaak. De woestijnwijsheid van de drijvers echter vertelde dat het veilig te drinken was en wat mij aangaat was het het lekkerste water ter wereld. In het eerste gedeelte van de tocht hadden we op een straf rantsoen gestaan en de laatste drie dagen hadden we nog minder gekregen, zodat we praktisch uitgedroogd waren.
  
  Onze kamelen dronken gulzig, snel het peil van de poel verlagend. Kennelijk was er hier een ondergrondse bron die gelijke tred hield met het verdampen en met het wegsijpelen in de omliggende aarde. De dorstige kamelen fascineerden me en ik begreep dat de woestijnstammen in een soort van symbiotische verhouding met hen leefden. Het leek bijna onmogelijk dat enig landdier zoveel water kon verzwelgen zonder op te zetten en te sterven. De drijvers gaven hen te eten, verzekerden zich ervan dat de lading geen wonden had nagelaten en legden ze stevig vast.
  
  'We slaan ons kamp vannacht hier op, Carter,' zei Luigi tegen mij. 'Morgenochtend, als de bron weer vol is, vullen we onze waterzakken.'
  
  'En als iemand anders water wil?' vroeg ik.
  
  Hij lachte. 'Een leeuw?'
  
  'Of mensen.'
  
  Hij klopte op zijn geweer. 'Als het er veel zijn, Carter, geven we je weer een geweer.'
  
  Die nacht maakten we twee vuren, één voor de drijvers, de Danakil bewakers en de gevangenen, het andere voor Luigi en wie hij verkoos bij zich uit te nodigen. Hij nodigde mij uit.
  
  'Over twee dagen zijn we bij Borgia, Carter,' zei hij.
  
  'Wie is Borgia?' vroeg ik.
  
  'Weet je dat niet?'
  
  'Alleen wat geruchten.'
  
  'Geruchten.' Hij spoog in het vuur. Die geruchten, die verhalen die de karavaanmensen vertellen over generaal Borgia zijn niet goed. Vele jaren terug kwam hij ons land binnen. We hadden hem kunnen doden, maar bepaalde stamleden hadden ons gevraagd hem als vriend te zien en hem als zodanig te behandelen. Borgia beloofde ons rijkdom en slaven als we hem hielpen. Dus we hielpen hem.'
  
  'Heb je nu rijkdom?' vroeg ik.
  
  'Ja. Dit soort rijkdom.' Hij gebaarde naar de karavaan. Het gegil van vrouwen bereikte ons vanaf het andere kampvuur. Ik tuurde door de ons scheidende duisternis. De drie slavinnen waren gedwongen hun kleren uit te trekken en mannen grepen naar hen. Een paar vechtpartijtjes braken uit. Ik keek weer naar Luigi. Hij negeerde wat er daar gebeurde.
  
  'Het zijn slaven,' zei hij. 'Daarvoor hebben we ze. Generaal Borgia heeft heel veel mannen hier binnengehaald, sommigen nog blanker dan jij. En ze hebben vrouwen nodig. Zij zijn Borgia's rijkdom.'
  
  'En dat bevalt je niet?'
  
  'Een krijger houdt van zijn vrouwen, zijn wapens en zijn kamelen. Mijn volk leeft langer in dit land dan een mens kan vertellen. We weten dat er geen plaats is voor die vele mensen die Borgia heeft meegebracht. En hoewel we altijd ons land hebben verdedigd tegen de Amharische christenen uit het noorden, willen we niet strijden tegen diegenen die die vreemde wapens hebben die Borgia bouwt. Waarom ben je aan boord van Gaards schip gegaan?'
  
  'Om erachter te komen wie Borgia is.'
  
  'Dat gebeurt ook.' Luigi lachte humorloos. 'Andere mannen hebben geprobeerd daar achter te komen. Een paar hebben zich bij de generaal aangesloten. De anderen zijn dood. Ik hoop dat je je bij hem aansluit.'
  
  Ik gaf geen antwoord.
  
  'Doe je het niet?'
  
  'Nee, Luigi,' zei ik. 'Je hebt gelijk dat je bang bent voor zijn plannen. Op zeker moment zullen Borgia's vijanden hem vinden en hem vernietigen. Ook zullen ze dan die mensen doden die samen met Borgia strijden.'
  
  'Mijn volk?'
  
  'Ja.'
  
  Weer spoog hij in het vuur. 'In de tijd van mijn vader kwam hier een volk dat zich Italianen noemde. Ze hadden vreemde wapens bij zich, ook vliegtuigen en bommen. In de bergen waren ze de baas over de Amharische christenen, in het zuiden heersten ze over de Galla. Maar de Afar bood tegenstand. Ze drongen de woestijn binnen en stierven. Dit is altijd zo geweest. Als vreemdelingen de Danakil binnendringen, sterven ze.'
  
  Bij het andere kampvuur werden de drie vrouwen met pennen aan de grond vastgezet, terwijl de drijvers met elkaar de volgorde van verkrachten afspraken. Luigi stuurde me met een gebaar weg. Ik ging naar de mij toegewezen plek, naast een andere mannelijke slaaf die ik niet kon verstaan en rolde me op in mijn overkleding. Drie maal werd ik wakker die nacht. Een maal toen twee vrouwen het tegelijkertijd uitgilden, een maal toen een leeuw hoestte en één maal zonder duidelijke aanleiding. En steeds was Luigi wakker.
  
  
  
  Borgia's hoofdkamp bevatte vier slaven onderkomens, één voor de vrouwen en drie voor mannen. Ze waren omgeven door prikkeldraad en lagen in de smalle kloven in de rotsachtige heuvels. Tenten die waren opgezet bij struiken en bronnen waren voor de leiders, de vrije mensen. Een groepje Danakil kwam aanrennen om onze karavaan te begroeten. Ze begonnen tegen Luigi te praten. Hun taal deed me sprakeloos staan. Maar te oordelen naar Luigi's gebaren en zijn achteloze blikken op mij, veronderstelde ik dat hij het gevecht beschreef. Een groepje bewakers voerde me snel af naar één van de slavenkampen. Ze deden een hek open en bevalen me naar binnen te gaan.
  
  'Jij moet die Amerikaan zijn,' zei een Britse stem rechts van me. Ik draaide me om. Een man met één been op krukken kwam op me af. Hij stak een hand uit.
  
  'Nick Carter,' zei ik.
  
  'Edward Smythe,' zei hij. 'De geruchtenpost vertelde dat je bij de CIA zat of de een of andere spion bent. Wat is er gebeurd met die vrouw die bij je was?'
  
  'Ze is dood,' zei ik en ik beschreef de aanval op het kamp. 'Bloeddorstige schoften die Danakil,' zei hij. 'Vijfjaar geleden namen ze me gevangen. Ik was toen adviseur bij een Ethiopische legerpatrouille toen we een stel van Borgia's mannen tegen het lijf liepen. Het was toen dat ik mijn been kwijtraakte. Ik ben de enige overlevende. Borgia schijnt er lol in te hebben mij in leven te houden en me allerlei smerige karweitjes te laten opknappen.'
  
  Edward Smythe kwam als uiterst vals op me over. Het kon allemaal waar zijn wat hij zei, maar dat opgeblazen Engelse toertje van hem stonk me te veel. Toch kon hij nog heel nuttig blijken.
  
  'Ik denk niet dat het kwaad kan toe te geven dat ik een spion ben,' zei ik. 'Ze verwachten van mij dat ik erachter kom wat die Borgia van plan is.'
  
  'Hij is van plan die hele klote wereld over te nemen,' lachte Smythe. 'Hij zal je er gauw genoeg over vertellen. Hoe hebben ze je te pakken gekregen?'
  
  'Ik was aan boord van de één of andere wilde schuit die van Norfolk naar Massawa trok. Op het moment dat ik op het dek lag te genieten en mezelf feliciteerde met mijn dekmantel, doken de tweede stuurman en een stelletje matrozen op met wapens. Ik kon op geen enkele manier verzet plegen. Sindsdien ben ik gevangene.'
  
  'Enig idee hoe je ontdekt werd?'
  
  'Ja.' Ik deed alsof ik een ogenblik nadacht om te besluiten in hoeverre ik Smythe kon vertrouwen. 'Er was een KGB-agent aan boord. Ik heb hem gedood, maar pas nadat hij iemand van de bemanning vertelde wie ik was. De tweede stuurman beweert dat hij het heeft gezien dat ik die man doodde, maar dat betwijfel ik.'
  
  'Dat zal Gaard zijn, die opschepperige Noor,' zei Mythe. 'Tussen haakjes, Carter, dit is geen KGB-operatie. Als de Russen deze plek kenden, zouden ze hem even graag van de aardbodem vagen als jouw regering. Een paar weken geleden hadden we hier een Russische spion, tot hij generaal Borgia heel ongelukkig maakte.' Smythe leidde me rond door het kamp, stelde me voor aan een paar Amharische gevangenen en aan de andere Europeanen - twee Duitsers, een Zweed en een Tsjech. Ze waren allemaal naar de Danakil gekomen in de veronderstelling dat ze gehuurd werden door Borgia, en ten slotte bleken ze slaven te zijn.
  
  'Hij klinkt verrukkelijk,' zei ik tegen Smythe.
  
  'Dat is hij ook, zolang je een getrouwe dienaar blijft die geen enkele opdracht verknoeit.'
  
  Na het eten kreeg ik de gelegenheid Borgia te ontmoeten. Opzettelijk had ik geen enkel beeld van hem gevormd. De enige foto's die ik van hem had gezien waren een paar jaar geleden genomen en toonden een broodmagere, hol ogige politieke agitator. De man die op het dikke kleed in de grote tent zat, was noch broodmager, noch hologig. Hij was gebruind door de zon en zijn ogen schenen bijna levenloos.
  
  'Ga zitten, Carter,' zei hij uitnodigend. Ik zette me neer aan de andere kant van de lage tafel waaraan hij zat. Hij stuurde de twee gewapende Danakil die me van het kamp hierheen hadden overgebracht weer weg. En tegelijkertijd draaide hij het pistool dat hij aan zijn riem had hangen naar een gemakkelijk bereikbare plaats. 'Ik heb interessante verhalen over je gehoord,' zei hij.
  
  'Zijn ze waar?'
  
  'Je kunt Luigi altijd geloven, Carter. Hij verzekerde me dat je een belangrijke rol hebt gespeeld in het veilig aankomen van onze laatste karavaan. Misschien sta ik dus bij jou in het krijt.'
  
  'Ik redde mijn eigen leven,' zei ik. 'Die bandieten waren er niet in geïnteresseerd mij te redden.'
  
  'Zeer juist. Wijn?'
  
  'Graag,' zei ik. Ik probeerde niet te lachen toen hij voorzichtig de wijn met zijn linkerhand inschonk en het glas over de tafel aangaf. Bijna morste hij van de rode vloeistof omdat hij me zo aandachtig opnam.
  
  'Volgens Gaard ben je heel gevaarlijk, hoewel hij volhoudt dat jij de markoniste niet hebt gedood. Is dat waar, Carter?'
  
  'Nee.'
  
  'Ik vraag het me af.' Hij haalde zijn schouders op. 'Maar dat is onbelangrijk. Waarom ben je hier naartoe gekomen?'
  
  'De Ethiopische regering vroeg ons om assistentie,' zei ik.
  
  'Werk je samen met de KGB?'
  
  'Nee. Hoewel ik wel heb begrepen dat zij evenzeer in jou zijn geïnteresseerd.'
  
  'Dat is zo,' zei hij. 'Evenals de Chinezen. Wat is de oorzaak van al die belangstelling, Carter?'
  
  'Drieëntwintig raketten.'
  
  'Nounou, maar jij bent spraakzaam. Je Russische collega weigerde me ook maar iets te vertellen.'
  
  Ik lachte. 'Ik denk dat jij wel weet wie de raketten heeft. Ik wil je zelfs vertellen waarom ik hierheen werd gestuurd, - waarom heb je ze? Waarom heb je drie Minutemen-raketten aan je boodschappenlijstje toegevoegd?'
  
  'Vergeet die Minutemen,' beval hij.
  
  Borgia goot zijn wijn naar binnen en schonk zich nog een glas in. 'Heb je ooit van Prester John gehoord?' vroeg hij.
  
  'Die legendarische keizer die in de middeleeuwen over Ethiopië regeerde.'
  
  'Je komt in de buurt, Carter. Maar Prester John is geen legende, evenmin als de koningin van Sheba. Die twee hebben de Ethiopiërs van voldoende mythen voorzien om hen te doen geloven dat zij het beste volk van heel Afrika zijn. Zij zullen je graag vertellen, dat dit het enige Afrikaanse land is dat nooit een Europese overheersing heeft gekend. Natuurlijk hebben de Engelsen de boel een beetje afgeslacht aan het einde van de vorige eeuw en hebben de Italianen hier in de jaren dertig gezeten, maar dergelijke, onplezierige feiten vergeten ze gemakshalve. En ze staan te popelen om een nieuwe Prester John te kronen.'
  
  'Jij?' zei ik.
  
  'Ik.'
  
  Mocht Borgia een gek zijn, dan was hij niet helemaal troebel van geest. Bovendien had hij atoomraketten. Dus ik besloot hem te behandelen als een zinnig mens.
  
  'Denk je niet dat de Ethiopische regering daar bezwaar tegen zal hebben?' vroeg ik hem.
  
  'Ja. Maar de Danakil kunnen zij niet in toom houden. En dat is de reden dat zij naar Amerika zijn toegerend. En dan komt N3, Nick Carter. Killmaster van AXE. En waar ben je nu, Carter?'
  
  'Ik doe mijn werk. Ik moest zien uit te zoeken wat jij van plan bent.'
  
  'Dan zal ik je taak heel eenvoudig maken, Carter,' zei hij. 'Ik wil Oost-Afrika regeren. Prester John werd een legende, omdat hij zich omringde met de beste troepen van heel Noordoost-Afrika en het opdringen van de Islam stopte. Ik heb mezelf omgeven met de beste krijgers van de moderne wereld. Heb je mijn mannen gezien?'
  
  'Danakil,' zei ik.
  
  'Ze kennen geen enkele angst. Ze hebben alleen maar een leider en moderne wapens nodig.'
  
  'Waren die bandieten die de karavaan aanvielen en die ervoor zorgden dat je die drie Minutemen niet kreeg ook geen Danakil?'
  
  'Afvalligen,' zei hij kwaad. 'En die drie Minutemen worden in elkaar gezet, Carter. Ik heb een paar van de beste raketspecialisten ter wereld die voor mij werken. En binnenkort zal Cesare Borgia over de hele wereld een begrip zijn.'
  
  'Ik dacht dat je Carlo Borgia heette.'
  
  'Carlo Borgia werd verdreven uit Italië, een decadente democratie die de al even decadente communisten graag over zouden nemen. Carlo Borgia was een jonge dwaas die probeerde de werkende klasse te laten stemmen voor grootheid en die probeerde de misdadige politici te verslaan op hun eigen manipulaties met stemcijfers. Italië verbande Carlo Borgia. Dus Italië zal tot de eerste landen behoren die afgezanten naar Cesare Borgia sturen.'
  
  'De vader van de oorspronkelijke Cesare had de kerk achter zich,' zei ik.
  
  'Zeg niets meer over de oorspronkelijke Cesare,' zei hij. 'Op school werd ik uitgelachen en werden er grappen over hem gemaakt. "Is je vader met je moeder getrouwd, Cesare"? zeiden ze. "Waar is Lucrezia"?'
  
  Ik zag hem rechtop gaan zitten. 'Hier is Lucrezia,' zei hij terwijl hij aan een bel trok.
  
  De tentflap ging open en een jonge Amharische vrouw stapte naar binnen. Ze was bijna één meter tachtig lang en haar kleding was alleen om haar trotse lichaam te laten zien. Onder de Islamitische Danakil ging ze gesluierd, maar nu was ze alleen maar gekleed in een lange rok. Haar bruine borsten waren groot en stevig en de dunne rok had aan de zijkanten een lange spleet om haar gespierde benen te tonen.
  
  'Dit is Maryam,' zei hij. 'Maryam, haal nog wat wijn voor ons.'
  
  'Ja, generaal Borgia,' antwoordde ze in accentloos Italiaans.
  
  Toen ze weer weg was, zei Borgia: 'Haar vader en oom zijn leiders van de Koptische kerk. Ze hebben invloed op de regering. Dus zolang ze mijn gijzelaar is, zullen de Ethiopiërs niets tegen me ondernemen.'
  
  Maryam kwam terug en gaf Borgia een nieuwe, geopende fles rode wijn.
  
  'Maryam,' zei hij, 'Mr. Carter is Amerikaan. Hij kwam hier op verzoek van de Ethiopische regering.'
  
  'Is dat waar?' zei ze in het Engels.
  
  'Ja.'
  
  'Spreek Italiaans,' schreeuwde Borgia. 'Mr. Carter blijft een paar dagen onze gast,' zei hij tegen Maryam. 'Misschien blijft hij lang genoeg in leven om te zien hoe je vader en oom onze huwelijksinzegening vieren.'
  
  'Ik heb je al gezegd dat ze dat niet zullen doen.'
  
  'Dat zullen ze wel, willen ze je ooit weer levend terug zien.'
  
  'Voor hen ben ik al dood.'
  
  'Natuurlijk. Daarom ook is Mr. Carter hier, onze nijvere Amerikaan. Daarom ook hebben we geen last gehad van de Ethiopische troepen.'
  
  Hij stuurde Maryam weg. Ik vroeg me af waarom hij de moeite had gedaan haar aan mij te laten zien.
  
  'Ik ben geen gek, Carter,' zei hij. 'Tot mijn rijk de erkende regering van Ethiopië is, blijven de Amerikanen mijn publiekelijke vijanden. Evenals de Russen. Ik lijf je dus niet in.'
  
  'Ik blijf je gevangene?'
  
  'Voorlopig. De Danakil sporen alles op dat zich door de woestijn beweegt. Over een paar dagen praten we weer. Er zijn nog een paar details die je me niet hebt verteld.'
  
  Hij klapte in zijn handen. Twee bewakers brachten me terug naar het slavenkamp.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  De twee volgende dagen bestudeerde ik het leven in het kamp. Direct na zonsopkomst kregen de slaven hun ontbijt en verdwenen dan in werkeenheden onder bewaking van Danakil-krijgers. Samen met nog een paar mannen bleef ik achter in het kamp. Dan zag ik vrije Amharische mannen heen en weer lopen door de stoffige, rotsachtige vallei. Als Borgia de juiste Ethiopische functionarissen had omgekocht, dan had hij wellicht zijn informatie over mij niet gekregen door Larsens bericht te onderscheppen. Ik wist dat de steward was herkend en ik had aangenomen dat zijn bericht vanuit Georgetown naar Rusland mij had verraden, maar nu besefte ik dat ze al wisten dat ik een AXE-agent was voor ik aan boord kwam van de Hans Skejelman. Het hing er allemaal van af wat Hawk de Ethiopische regering had verteld en hoe goed de veiligheid van hun was.
  
  Tijdens mijn eerste hele dag in het kamp kwam Edward Smythe net voor lunch naar me toe. Bij hem was een Danakil met een machinegeweer en een donkere slaaf die een bundel kleren droeg.
  
  'Kom mee, Carter,' zei Smythe. 'Generaal Borgia wil dat je je wast en westerse kleren aantrekt.'
  
  We gingen naar een verroeste metalen bak. Het water erin was niet schoon, maar het lukte me het meeste van het woestijnvuil van me af te spoelen. Toen trok ik een khakibroek en hemd aan en zette een gevlochten helm op mijn hoofd.
  
  'Dat voelt een heel stuk beter aan,' zei ik tegen Smythe.
  
  'Doe je mee met Borgia?' vroeg Smythe.
  
  'Hij zegt me daarin geen kans te geven.'
  
  'Dat is dan jammer, Carter. Borgia mag dan een krankzinnige Italiaan zijn, maar hij is ook heel slim. Zijn plan is net leip genoeg om te slagen.'
  
  'Doe jij mee?'
  
  'Misschien - als hij mij de kans geeft.'
  
  De wandeling terug van de waterbak, gaf me een nieuw perspectief van het kamp. Binnen korte tijd konden ze het nagenoeg geheel onzichtbaar maken. En er ontbrak een klein detail - drieëntwintig details om precies te zijn. Waar waren die verrekte raketten? Topografisch kon ik me weinig oriënteren, maar we schenen ons op een hoog plat te bevinden, veel hoger dan de eigenlijke Danakil woestijn. Misschien waren die raketten wel ergens tussen de heuvels verborgen.
  
  Wilde ik uit dit kamp ontsnappen, dan moest ik dat doen voor Borgia me begon te ondervragen. Ik had zo het gevoel dat die KGB-agent onder foltering was bezweken. Maar op dit moment wist ik echter geen manier te bedenken om mijn zet te doen. Overdag werd het kamp bewaakt door Danakil-krijgers en de enige manier om 's nachts te ontsnappen was tijdens een algehele chaos. De slaven zagen er niet direct uit alsof ze voldoende vechtersgeest bezaten om een opstand te beginnen. En wat dan nog als ik uit het kamp ontsnapte? Ik wist niet eens waar ik was. Ik kon naar het noordoosten gaan, in de richting van de Ethiopische hooglanden en hopen op de beschaving te stuiten. Maar het was meer dan waarschijnlijk dat ik een Danakil-dorp zou treffen, als de woestijn me al niet eerder geveld had. Zonder gids om me door de woestijn te leiden, zou ik blind en dorstig rondzwerven.
  
  Ik was nog steeds bezig met een minimaal ontvluchtingplan uit te denken, toen de volgende avond de Tsjech, Wasyl Pacek, naast me kwam zitten.
  
  'Spreek je Duits?' vroeg hij in die taal.
  
  'Ja.'
  
  'Gut.' Hij keek om zich heen. 'Die verrekte Smythe bespioneert voor de verandering eens iemand anders. Ik moet je morgen de raketten laten zien.'
  
  'Morgen?'
  
  'Ja. Samen met generaal Borgia en Maryam. En met mijn onhandige team assistenten, een Danakil en een Somali. Ben je van de CIA, Mr. Carter?'
  
  'Nee, maar je zit in de buurt,' zei ik.
  
  'Als je maar niet van de KGB bent. Wat mij aangaat zit ik liever bij Borgia dan bij de KGB. Ik wist te ontkomen toen die Russen met hun tanks Praag overrompelden. Ik dacht nog dat die Borgia zijn raketten op Moskou gericht had. Maar toen ontdekte ik dat hij het op de hele wereld had gemunt. En in plaats van zijn luitenant te zijn, ben ik nu zijn slaaf.'
  
  Hij stond op en wreef over zijn benen alsof zijn spieren waren verkrampt. Toen hij hiermee klaar was, had hij zijn omgeving grondig onderzocht op vijandelijke ogen.
  
  Toen hij weer was gaan zitten zei ik zacht: 'Jouw nauwgezette onderzoek moet een reden hebben. Ik ben klaar om te vertrekken.'
  
  'Misschien is morgen geen goede dag. Vandaag in ieder geval niet. Als je een geheim agent bent, dan moet je goed zijn met wapens. Ja?'
  
  'Ja,' zei ik.
  
  Hij knikte. 'Als het morgen wordt en als de bewakers gering in aantal zijn en weinig op hun hoede, dan help je me als de strijd begint. Je weet dat de Danakil alleen vechten om te doden?'
  
  'Ze vielen de karavaan aan waarmee ik kwam.'
  
  'De karavaan had de stuurelementen bij zich van de drie minutemen-raketten. Misschien slapen we morgen niet in het kamp. Neem dit.'
  
  Hij was al weg voor ik het dunne, gebogen mes tussen mijn kleren had kunnen verstoppen. Wasyl Pacek had er zelfs aan gedacht plakband bij te doen waarmee ik het wapen aan mijn huid kon bevestigen.
  
  
  
  Borgia reed een kameel. Evenals de vier bewakers die ons vergezelden. Maryam, Pacek, zijn twee assistenten en ik gingen te voet. Het kostte ons de hele ochtend en een deel van de middag om een keten van lage heuvels te bereiken.
  
  Erachter glinsterde een kleine rivier. Een Danakil-dorp lag op het zand en de rotsen bij het water. De plaatselijke ras kwam ons tegemoet gereden en hij en Borgia wisselden uitbundige begroetingen in de inheemse taal.
  
  'Wie is het stamhoofd?' vroeg ik aan Maryam.
  
  'Hij is heerser over de mannen die voor Borgia werken. Hij denkt dat hij een heel hoge ras zal worden in Borgia's nieuwe hofhouding.'
  
  Ik vertelde haar niet dat het stamhoofd een heel goede kans maakte om zijn wens vervuld te zien. Zelfs al zagen we kans vandaag of gedurende de nacht te ontsnappen, dan was ik toch niet onder de indruk van de kans die we hadden in de woestijn. En met zijn atoomraketten zou Borgia zijn internationale chantage gewoon kunnen uitvoeren.
  
  'Waarom ben jij mee?' vroeg ik haar.
  
  'Ik moet Borgia's gemalin worden, hoewel ik nu zijn slavin ben. Door mijn familie maakt mijn aanwezigheid een enorme indruk op deze kleine ras. En vannacht wordt het een dronkemanspartij.'
  
  'Ben jij ook van de partij?'
  
  'Nee,' zei ze. 'Als slavin zou ik voor amusement kunnen zorgen, maar Borgia kan het zich niet permitteren zijn toekomst in de ogen van deze mannen naar beneden te halen.'
  
  Borgia en het stamhoofd wisselden een rituele dronk uit met een kom. Er klonk uitbundig gelach voor Borgia terugkeerde naar onze groep.
  
  'De raketten, Pacek,' zei hij. 'De raketten.'
  
  Op Paceks aanwijzingen rolden de Danakil en de Somali wat stenen en rotsblokken weg voor een grot.
  
  'Dit is er één van zesentwintig,' zei Borgia tegen mij. 'Binnenkort zijn ook de drie grootste gevuld.'
  
  Ik dacht erover na. De raket die hij ons toonde was op een vrachtwagen geplaatst, gereed om naar buiten gereden te worden. Het was een Russisch model met een bereik van tussen de acht- en elfhonderd kilometer. Zijn lanceerplaats en alles er omheen zou bij de lancering verbrand worden.
  
  'Toon Mr. Carter eens hoe het besturingssysteem is afgesteld, Pacek,' commandeerde Borgia.
  
  De Tsjechische deskundige verloor zich in een gedetailleerde beschrijving, terwijl hij naar de verschillende schakelaars en knoppen wees op het bedieningspaneel. Hij deed het heel serieus en soms verloor hij zichzelf in een luid gevloek als zijn twee assistenten iets stoms deden. En dat gebeurde veelvuldig. Te vaak, dacht ik. Zelfs onontwikkelde stamleden kunnen nog leren orders op te volgen en op commando een paar schakelaars om te zetten.
  
  Ik deed mijn best er geïmponeerd uit te zien. Ik riep luidkeels dat Borgia's plannen monsterachtig waren en krankzinnig, toen Pacek me vertelde dat deze raket de olieraffinaderijen in Israël zou treffen.
  
  Borgia lachte om mijn afschuw.
  
  'Vertel hem waar ze nog meer op zijn gericht, Pacek,' zei hij. 'Cairo. Athene. Bagdad. Damaskus. De voornaamste steden. Er bestaat geen Midden-Oosten meer, Mr. Carter, als de wereld Generaal Borgia zijn gebied ontzegt.'
  
  'En één heb ik gericht op Adis Abeba, als de Ethiopiërs weigeren te capituleren,' voegde Borgia eraan toe.
  
  Maryam staarde hem aan, haar ogen groot van angst ofwel woede. 'Misschien kun jij voorkomen dat deze raket wordt afgeschoten, Maryam,' zei hij. 'Pacek, sluit dit weer af.'
  
  Ik ging op een rots zitten en probeerde gepast wanhopig te kijken, terwijl Pacek zijn assistenten leiding gaf in het camoufleren van de schuilplaats van de raket. Ik vroeg me af of alle raketten onbruikbaar waren.
  
  'Wat denk je, Carter?' vroeg Borgia.
  
  'Dat je verrekte veel invloed moet hebben om deze dingen te pakken te krijgen. Volgens onze rapporten zijn deze gestolen en noch de Egyptische noch de Israëlische regering wist wat er was gebeurd.'
  
  'Ik wilde ook dat jullie dat zouden denken,' zei hij.
  
  'Je beschikt dus over contacten in beide landen.'
  
  'Dat is een sluwe deductie, Mr. Carter.'
  
  'Hoe kom je aan de benodigde gelden?' vroeg ik.
  
  'Wat is dat voor een vraag?'
  
  'Heel logisch. Je hebt helemaal gelijk, Borgia, dat je denkt dat we maar weinig van je weten. Maar we wisten wel dat je gedoe in de politiek in Italië niet geheel en al een verliesgevende onderneming voor je was. Maar je moest al snel uit Livorno verdwijnen, dus je cash-geld moet al lang geleden zijn op geraakt. Nu heb je het geld en de mannen die nodig zijn om je eigen rakettenbasis te beginnen midden in de Ethiopische woestijn.'
  
  'Jullie waren me kwijt?'
  
  'We hoorden dat je in Afrika zat.'
  
  'Maar ik was de moeite niet waard om op te sporen?'
  
  'Dat was fout en die fout zullen we niet meer maken,' zei ik.
  
  'Dat is te laat, Mr. Carter. Morgen zullen we het over je toekomst hebben. Als je niet zo vervloekte gevaarlijk was, dan zouden behoorlijk wat ras hier in de buurt het ontzettend leuk hebben gevonden om een witte slaaf te hebben.'
  
  Pacek en zijn twee mannen waren klaar met het camoufleren van de raket. De bewakers sloten ons in en brachten ons naar een kleine hut vlakbij het dorp. We werden door een bladerscherm naar binnen geduwd en kregen te horen geen moeilijkheden te maken. Maryam stond bij de deuropening op ons eten te wachten. Ze gaven ons grote kommen met warm eten.
  
  'We eten met onze handen,' zei ze.
  
  'Wat gebeurt er nu?' vroeg ik haar.
  
  'Borgia gaat naar het feest. En maar van twee van de krijgers zullen hier blijven.'
  
  Toen we gegeten hadden gaf Maryam de kommen weer door naar buiten aan één van de bewakers. Hij gromde iets en ze kwam van de opening vandaan. We hoorden harde geluiden, af en toe een schot en soms een salvo vanuit het dorp.
  
  'Heb je de kamelen gezien?' vroeg Arfat de Somali in het Italiaans. 'Ja,' zei ik.
  
  'We moeten vrouwtjes hebben,' zei hij tegen ons.
  
  'Waarom?'
  
  'Omdat het vrouwtjes zijn. Ik ken kamelen.'
  
  'Laat hem kamelen voor ons stelen,' stelde ik aan Pacek voor. Saifa de Danakil, keek kwaad. Pacek bleef hem maar vragen wat er mis was, maar hij vloekte alleen maar.
  
  Maryam zei: 'Je hebt een Somali een positie van gevaar en vertrouwen geschonken. Waarom zou een Danakil daar dan geen bezwaar tegen hebben?'
  
  'Ik neem aan dat ze de stamvetes niet vergeten als we proberen te ontvluchten,' zei ik.
  
  'Natuurlijk niet. De Somali en de Danakil beschouwen elkaar niet als hun gelijke. En allebei haten ze mijn volk, dat heerst over Ethiopië volgens het recht van aloude verovering.'
  
  'Alleen maar een Danakil-gids krijgt ons door de woestijn heen,' zei Pacek.
  
  'Vertel dat in hemelsnaam aan die Saifa voor hij zo'n kolere humeur krijgt, dat hij ons hele plan in duigen doet vallen,' zei ik. Pacek hurkte neer naast Saifa. De Danakil sprak nauwelijks Italiaans en het kostte de Tsjech lange tijd voor hij de boodschap door had weten te geven. Ten slotte begreep Saifa het. Hij wendde zich tot mij.
  
  'Ik zal gids zijn, hoe schurftig ook die kamelen zijn die deze Somali steelt,' zei hij.
  
  'Hoe lang moeten we wachten?' vroeg Pacek.
  
  'Tot middernacht,' zei Maryam. 'Als ze vol zitten met eten en drinken. Dan zijn ze gemakkelijk te doden. Ik heb gehoord dat jij een krijger bent, Mr. Carter?'
  
  'Mochten we samen ontvluchten, noem me dan Nick,' stelde ik voor.
  
  'Wasyl is geen krijger, Nick. We zijn afhankelijk van jou.' Terwijl we wachtten, probeerde ik wat meer aan de weet te komen. Ik gebaarde Wasyl Pacek naar een rustige plek tegen de achterwand van de hut. We spraken in zacht Duits met elkaar.
  
  'Zijn alle raketten even onbruikbaar als degene die je me liet zien?' vroeg ik hem.
  
  'Vier van die korte-afstandraketten hebben een eigen verplaatsbare lanceerplek,' zei hij. 'Twee heb ik er onder controle, zodat ze onschadelijk in zee terecht komen.'
  
  'Hoe zit het met die andere?'
  
  'Die vallen onder de Duitsers. Het spijt me, Carter, maar Duitsers vertrouw ik niet. Ik ben Tsjech. Maar de andere raketten - wie ze ook bedient, dat doet er niet toe - vernietigen zichzelf op het moment dat ze afgevuurd worden en zullen weinig schade aanrichten.'
  
  'Dus het grote dreigement van Borgia met die raketten is niet echt?'
  
  'Ik hoopte al dat je dat zou zien, Mr. Carter.'
  
  Ik verplaatste mijn gewicht en voelde het plakband dat het mes aan de binnenkant van mijn dij hield strak trekken. 'Misschien komen we er niet allemaal levend doorheen,' zei ik.
  
  'Misschien niemand,' zei Pacek.
  
  'Goed, luister. Als je een Amerikaanse ambassade weet te bereiken, ga dan naar binnen. Zoek iemand die daar de leiding heeft. Zeg hem dat je een boodschap hebt van N3 voor AXE. N3. AXE. Heb je dat?'
  
  Hij herhaalde mijn code en de naam van mijn dienst. 'Wat moet ik hun vertellen?'
  
  'Wat je me net hebt verteld.'
  
  Omdat ik niets beters wist te bedenken om de tijd door te komen, ging ik op de grond liggen om wat te slapen. Als we dan toch de meeste tijd van de nacht kamelen gingen stelen en ons uit het dorp met dronken Danakil moesten vechten, dan kon ik net zo goed wat rust zien te krijgen.
  
  Ongeveer vijftien minuten nadat ik was gaan liggen, werd ik weer wakker. Maryam had zich naast me uitgestrekt.
  
  'Is het goed?' vroeg ze.
  
  'Ja,' zei ik en zorgde ervoor haar niet aan te raken.
  
  Ik ging weer slapen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  Rond middernacht werd ik weer wakker. Maryam lag nog steeds naast me, haar ogen open.
  
  'Is het tijd?' vroeg ze.
  
  'Ja.'
  
  Saifa kwam rechtop, toen ik mijn mes te voorschijn haalde. Hij toverde eenzelfde wapen uit de plooien van zijn kleed en grijnsde in het duister van de hut. In één opzicht hadden we een slechte nacht uitgekozen voor onze ontsnapping, aangezien de maan hoog stond en vol was.
  
  Ik liet Saifa voor gaan. Voorzichtig trok hij de takken uiteen die dienst deden als scherm. Ik bleef staan tot zijn arm weer naar achteren kwam en mij naar voren trok.
  
  Hij glipte geluidloos door het gordijn. Ik volgde hem, voorzichtig de takken weer op hun plaats brengend zonder dat zij ritselden. De twee wachtposten die de deuropening bewaakten zaten met hun rug naar ons toe, hun hoofden voorover. Naast hen stonden drie grote kommen. Ik wees met mijn mes in hun richting.
  
  Saifa kwam links van me toen we naar voren gingen. Hij paste zijn gang aan aan die van mij, terwijl ze voorzichtig over de aangestampte aarde voortslopen die ons scheidde van de beide bewakers. Net voor we bij hen waren kraakte de ruwe ondergrond onder mijn laars en de rechter wachtpost bewoog zich. Ik dook naar voren, sloeg mijn linkerarm om zijn keel om een kreet te smoren en stak toe. Ik draaide het wapen rond in zijn lichaam, zoekend naar zijn hart. Hij zakte voorover. Ik trok het wapen weer naar buiten, draaide me om en zag Saifa hetzelfde doen met de andere bewaker. 'Ik haal geweren,' fluisterde Saifa en hij was verdwenen in de duisternis voor ik iets had kunnen zeggen.
  
  Vervolgens verscheen Arfat in de deuropening van de hut en rende geluidloos in de richting van de kudde kamelen. Hij scheen te weten waarheen hij ging en ik probeerde niet hem te volgen.
  
  Ik knielde bij de twee dode bewakers neer. De één had een Israëlisch machinegeweer. De ander had zowel een Lee-Enfield als een oude Smith & Wesson .38. Ik sorteerde de munitie en wilde het geweer aan Pacek geven.
  
  'Ik heb nog nooit een wapen in mijn handen gehad, zei hij.
  
  'Maryam?' fluisterde ik.
  
  'Geef mij het geweer,' zei ze. 'Ik kan schieten als ik weet hoe ik hem moet laden.'
  
  Ik liet haar snel zien hoe en waar ze de Lee-Enfield moest laden. De .38 gaf ik aan Pacek. 'Dit is niet veel waard,' zei ik. 'Maar als je dicht bij je doelwit bent, richt je hem gewoon op de buik en haal je de trekker over.'
  
  Links in de schaduwen zag ik een beweging. Ik draaide me snel om, terwijl ik het machinegeweer omhoog bracht, maar Maryam zei: 'Het is onze Danakil-kameraad.'
  
  In een oogwenk was Saifa bij ons, met een geweer in zijn hand en een pistool rond zijn middel gebonden.
  
  'Ik kan er veel doden,' pochte hij.
  
  'Nee,' zei Pacek. 'Laten we naar jouw volk zien te ontsnappen.'
  
  'Alleen het huis van de ras heeft een schildwacht,' zei de Danakil. 'Laten we gaan,' mompelde ik en begon te lopen in de richting van de kamelenkraal.
  
  Saifa's informatie had mijn probleem opgelost. Als ik Borgia kon doden was er een kans dat zijn organisatie uiteen zou vallen. Maar ik was niet intiem genoeg met hem geweest om daar helemaal zeker van te zijn. Ik wist niet wat voor posities die vrije Europeanen innamen in zijn kamp. Ook wist ik niet hoe sterk zijn Ethiopische organisatie was. Hem doden was alleen uitvoerbaar als ik wist te ontkomen en te ontsnappen aan een dorp vol woedende, katerige Danakil, maar dat leek me zeer onwaarschijnlijk.
  
  En ik leefde in de veronderstelling dat iemand die zo belangrijk was als Borgia, dat hem zo'n ontvangst ten deel viel als die middag door de ras, hij wel in het huis van het stamhoofd zou slapen, of ergens daar in de buurt, in een hut voor de gasten. En Saifa had gezegd dat juist daar de schildwachten waren. Dus hoewel ik met het doden van Borgia een snel einde kon maken aan mijn missie, liet ik de gelegenheid voorbij gaan.
  
  De informatie die ik had was belangrijker. Of Pacek of ik moesten zien een Amerikaanse ambassade te bereiken. Wist AXE eenmaal waar Borgia de meeste van zijn raketten verborgen hield, dat de meeste ervan onbruikbaar waren en wisten ze waar het kamp was, dan kon er altijd nog een manier worden uitgewerkt om een einde te maken aan zijn atoomchantage. We zouden zelfs onze informatie kunnen delen met de Russen, die met het Midden-Oosten evenzeer betrokken waren als wij.
  
  We bereiken de kraal voor de kamelen. Een dode Danakil lag naast de opening, die Arfat had afgesloten met zwaar ijzerdraad. Vijf kamelen stonden naast een kleine hut en de Somali had het druk met het zadelen van de beesten.
  
  'Help hem,' zei Pacek tegen Saifa.
  
  'Het zijn slechte beesten,' mopperde hij. 'Somali's weten niets van kamelen. Hun moeders slapen er mee.'
  
  Maryam, Pacek en ik plunderde de hut op elke beschikbare waterzak en een hoeveelheid ingeblikt eten. Ik zou heel wat vrolijker zijn geweest als we nog meer hadden kunnen vinden, maar we hadden niet de tijd voor een fourageringstocht.
  
  'We zijn klaar,' zei Arafat. 'Het zijn vrouwtjes kamelen.'
  
  Ik besloot de Somali een dezer dagen te vragen waarom hij erop had gestaan vrouwtjes kamelen te nemen. Mijn ervaring met die beesten was beperkt, maar ik had nooit eerder opgemerkt dat het ene geslacht te prefereren was boven het andere. Zowel koeien als stieren hadden een uitzonderlijk uithoudingsvermogen en een ongelooflijk slecht humeur.
  
  We waren bijna het dorp uit toen een schutter begon te schieten. Terwijl de kogels langs ons heen floten, greep ik het machinegeweer en draaide me om in het hoge zadel. Ik zag het geweervuur opflitsen en beantwoordde dat met een salvo. Ik verwachtte niet dat ik iets zou raken, omdat de gang van een kameel zulks geheel onmogelijk maakt, maar het geweervuur hield op.
  
  'Sneller,' zei Pacek.
  
  'Dat hoef je mij niet te vertellen,' zei ik. 'Zeg dat tegen die vervloekte beesten dat ze harder moeten lopen.'
  
  Arfat had goede dieren uitgekozen, wat Saifa ook mocht denken van het intelligentiepeil van de Somali's. De kameel is nou niet bepaald het snelste dier ter wereld en hadden ze paarden gehad in het dorp, dan zouden ze ons zeker hebben ingehaald. Maar kamelen houden er een gestage gang in, als een schip dat vlucht voor de frontgolf van een orkaan, en als je niet zeeziek wordt of er af dondert, dan brengen ze je op een goed moment waar je moet zijn. Twee uur nadat we het dorp hadden verlaten, kwamen we door lage heuvels en stroken zand langs een rivier. Toen gebaarde Saifa ons naar het water te gaan.
  
  'Laat de kamelen net zo veel drinken als zij willen,' zei hij. 'Vul elke zak met water en drink zelf ook veel.'
  
  'Waarom blijven we de rivier niet volgen?' vroeg Pacek. 'We gaan gewoon stroomopwaarts en dat is precies de richting die we willen hebben.'
  
  'De riviermensen zijn vrienden van hen daar.' Saifa wees naar het dorp achter ons en dat we net ontvlucht hadden. 'Het zijn mijn vrienden niet. Langs de rivier zoeken ze naar ons. We gaan de woestijn in.'
  
  'Hij heeft gelijk,' zei ik tegen Pacek. Ik wendde me tot onze Danakilgids. 'Hebben we genoeg water en te eten?'
  
  'Nee,' zei hij. 'Maar misschien vinden we wat. Of anders wel mensen die het hebben.' Hij klopte op zijn geweer.
  
  'Toen ik hierheen kwam, gingen we met een vlot over de rivier,' zei Pacek. 'Het is geen lange tocht en...'
  
  'De woestijn,' zei ik, de discussie sluitend. 'Wasyl, begin de waterzakken te vullen. Als Borgia je openlijk langs de rivier heeft gebracht, dan zijn zijn contacten langs de rivier behoorlijk veilig voor hem.'
  
  'Zo had ik er nog niet over gedacht,' zei hij.
  
  'De woestijn,' zei Arfat, 'de woestijn is een behoorlijk goede plaats om te leven.'
  
  Hij en Saifa waren bezig elkaar te overtroeven in het omgaan met kamelen en in hun kennis van de woestijn. Ik vond het prima, dat hun stamverschillen zich op deze manier uitte, aangezien we er allemaal voordeel bij hadden. Maar ik vroeg me af hoe explosief de combinatie Danakil-Somali zou worden, als we eenmaal krap in eten en drinken kwamen te zitten. En ik maakte me zorgen over Saifa's houding, als we eenmaal het territorium van zijn stam zouden betreden. Misschien dat hij ons als kameraden bleef zien, maar misschien ook zou hij ertoe besluiten ons als indringers te beschouwen, dus uitstekende slachtoffers voor het vernieuwen van een paar nieuwe armbanden.
  
  We staken de rivier over en vluchtten de nacht in. Ik zag dat we naar het noordoosten reden, omdat toen de nacht viel de donkere heuvels in het westen begonnen te vervagen. Een ogenblik twijfelde ik aan Saifa's wijsheid. Hij zag de woestijn niet als een vijandige omgeving, maar de rest van ons zou er hulpeloos zijn.
  
  Toen zei ik tegen mezelf dat het plan zinnig was. Door het ergste gebied van de woestijn te nemen, vermeden we de dorpen of nederzettingen met een geringe of uitgebreide vorm van communicatie, waardoor we naar het noorden de Tigrai-provincie konden bereiken en zodoende Borgia's invloedssfeer te ontvluchten. Geen wonder dat Saifa had gezegd voldoende water mee te nemen. Tot we naar het westen zouden afzwaaien, zouden we in de kale, brandende woestijn blijven.
  
  
  
  Het was laat in de middag toen Saifa ten slotte het bevel gaf halt te houden. Opgestoven zand had een soort van kom in de woestijn gevormd, met slechts een entree via een smalle kloof in het oosten. De ruimte was groot genoeg voor tien kamelen en dankbaar stapte ik af. Ik strekte mijn benen en dronk een klein rantsoen water. Over nog een uur zouden de duinen iets van schaduw geven. Schaduw. In stilte vervloekte ik Edward Smythe met zijn westerse kleren. Graag had ik mijn helm ingeruild voor wat inheemse kledij. Tijdens het laatste stadium van onze reis was ik bronnen, mensen en dieren gaan zien die er niet waren. Ik dronk nog wat water en vroeg me af, hoe we in jezusnaam deze tocht zouden overleven. 'Moeten we wachten uitzetten?' vroeg ik aan Saifa.
  
  'Ja. Borgia's Afar volgen ons. Ze hebben sterke kamelen en veel mannen. De wind heeft onze sporen niet in één dag uitgewist. Ik en de Somali houden overdag de wacht. Jij en Pacek zien niet goed in de zon.'
  
  'Dan houden wij 's nachts de wacht,' zei ik.
  
  'Goed.'
  
  Te moe om te eten keek ik toe hoe Saifa naar de top van het hoogste duin klom en zich in het zand begroef, zodat hij het gebied kon overzien zonder zelf zichtbaar te zijn. Ik ging in de schaduw van mijn kameel liggen en viel in slaap. Ik werd wakker toen Arfat mijn schouder heen en weer schudde. De zon was onder.
  
  'Jij nu wacht,' zei hij. 'Neem wat eten.'
  
  Hij had in het Somali-dialekt gesproken, hetgeen dicht tegen Arabisch aan ligt, de taal waarin ik hem te woord stond. 'Ga wat slapen, Arfat,' zei ik. 'Ik zal wat eten als ik op wacht sta.'
  
  Ik vond een blikje rundvlees. Om bij het eten te komen, moest ik over de slapende Pacek heen stappen. De Tsjech was ongeveer vijftig en in weinig goede, lichamelijke conditie. Ik vroeg me af hoe veel dagen als deze hij zou overleven. Van zijn laboratorium in Praag naar de Ethiopische woestijn was een hele stap. Pacek moest een hele goede reden hebben gehad om voor de Russen te vluchten. Daar moest ik meer over zien aan de weet te komen.
  
  Toen ik me realiseerde dat het weinige dat ik over Pacek wist hem al bijna tot een oude vriend van me maakte, moest ik bijna lachen. Maryam was de Amharische, beeldschone dochter en nicht van hoge koptische kerkwaardigheidsbekleders. Dat was alles wat ik over haar wist. Arfat, de Somali, was een goede kamelendief. Ik had Saifa mijn leven toevertrouwd, simpel en alleen omdat hij een Da-nakil was. Ik maakte het blik open en ging op het duin zitten. Saifa en Arfat hadden een flauw pad naar de top gemaakt en het kostte me moeite mijn evenwicht te handhaven op de gevaarlijk schuivende zandhelling onder me. De sterren stonden aan de hemel en de heldere woestijnnacht voelde bijna kil aan na de vreselijke hitte van de dag.
  
  Boven op de top ging ik zitten en begon te eten. Het vlees was zout. We hadden geen vuur. In de heuvels westelijk van ons bevond zich een ander gezelschap met meer vertrouwen in hun overlevingskansen dan wij en zij verwachtten duidelijk geen aanvallers. Hun vuur was maar klein. Maar het brandde daar als een helder baken in het duister. En ik hoopte dat het Borgia's mannen op een verkeerd spoor zou brengen.
  
  Van hoog boven me kwam het geluid van een straalvliegtuig. Ik zag de knipperende lichten van het vliegtuig en schatte zijn hoogte op zo'n vijfentwintighonderd meter. Borgia had in ieder geval geen vliegtuigen en helikopters. Ik dacht erover na dat de Ethiopiërs er niet in geslaagd waren Borgia vanuit de lucht op te sporen. En die gedachte bleef in mijn hoofd hangen terwijl ik de wacht hield.
  
  Toen Pacek me afloste en ik Maryam nog wakker trof, vroeg ik haar ernaar.
  
  'Hij heeft geld,' zei ze. 'Als ik terug ben zal het een heleboel last veroorzaken voor een paar mensen. Ik weet hoe ze heten. Borgia is iemand die opschept, als hij indruk wenst te maken op een vrouw.'
  
  'Hoe is de politieke situatie in Ethiopië, Maryam?' vroeg ik. 'Ik dacht dat jullie een stabiele regering hadden.'
  
  Ze leunde tegen me aan. 'De leeuw van Judah is een oude, trotse man, Nick. De jongere mannen, zijn zonen en kleinzonen, grommen en dreigen dan wel, maar de oude leeuw blijft leider van de troep. Soms zijn er complotten, maar de Leeuw van Judah blijft aan de macht. Zij die hem niet trouw dienen, voelen zijn wraak.'
  
  'Wat gebeurt er als de Leeuw sterft?'
  
  'Dan komt er een nieuwe Leeuw, een Amharische ras. 'Misschien iemand van zijn ras, misschien niet. Dat is geen uitgemaakte zaak.' Dat was ook niet belangrijk. Alles wat ik van Ethiopië wist, klopte met de nationale karakteristiek die Borgia me ervan had gegeven. Ze waren er trots op het enige Afrikaanse land te zijn, dat niet gekolonialiseerd was door Europa. Ze hadden eens een korte oorlog tegen de Engelsen verloren, wat ertoe geleid had dat een keizer zelfmoord pleegde. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog hadden ze onder de Italianen geleden, toen ze er net te laat achter kwamen dat de macht van de Volkerenbond zich niet zo ver uitstrekte als die steeds beweerde. Maar ze waren nooit een vazalstaat geweest. Wat Borgia ook gedaan mocht hebben om zich in de woestijn te installeren, was een intern Ethiopisch probleem. En elke Europeaan of Amerikaan die zich ermee bemoeide was een grote idioot. Maryam legde haar hand op mijn rug en kneedde de spieren onder mijn hemd.
  
  'Je bent even groot als de mannen van mijn volk,' zei ze.
  
  'Jij bent ook groot, Maryam,' zei ik.
  
  'Te groot om mooi te zijn?'
  
  Ik zuchtte zacht. 'Misschien dat je een kleine man angst inboezemt, maar een verstandige man weet dat jouw lengte deel van je schoonheid is,' zei ik. 'Ook al gaan je gelaatstrekken schuil onder een sluier.'
  
  Ze bracht haar hand omhoog en rukte de sluier weg.
  
  'Thuis,' zei ze, 'kleed ik me westers. Maar onder de Danakil, die volgelingen zijn van de profeet, draag ik een sluier als teken van mijn kuisheid. Zelfs de kleine Somali, wiens kippenbotjes ik met één hand breek, zou kunnen denken dat het zien van mijn gezicht een uitnodiging tot verkrachten is.'
  
  'Arme Arfat,' zei ik. 'Saifa gaat ervan uit dat hij niets van kamelen weet. Pacek beveelt hem alle kanten op. En jij spot met zijn lengte. Waarom mag niemand hem?'
  
  'Hij is een Somali. Hij is een dief.'
  
  'Hij heeft goede kamelen voor ons uitgezocht.'
  
  'Natuurlijk,' zei ze. 'Ik heb ook niet gezegd dat hij een slechte dief was. Ik zei alleen maar dat alle Somali dieven waren.'
  
  Ik glimlachte in het donker. Er bestonden voldoende historische bewijzen voor de haat, die van Ethiopië eerder een losse federatie van stammen maakte dan een hechte natie. Maryam behoorde tot de traditioneel heersende kaste, de christelijke strijders die de opkomende islamitische horden wisten tegen te houden in een middeleeuwse periode die langer duurde dan de donkere eeuwen van Europa. Een recentere herinnering aan Europa maakte me wat verdraagzamer ten aanzien van de spanningen onder de Ethiopiërs van onze groep onderling.
  
  Pacek, een Tsjech, had geweigerd enige Duitser te vertrouwen, dus we hadden geen vaste gegevens over de operationele staat van de drieëntwintig raketten in hun totaal.
  
  'Borgia is ook een klein mannetje,' zei Maryam. 'Hij wilde met me trouwen. Ik dacht dat je zei, dat alle kleine mannen bang voor me worden?'
  
  'Waarom wilde hij met je trouwen?' vroeg ik haar.
  
  'Door mijn vader. Door de macht die ik hem zou kunnen verschaffen.' Ze zweeg een ogenblik. 'Nick, dit is een gevaarlijke tocht. We zullen het niet allemaal halen.'
  
  'Heb je het een of andere speciale talent om dat soort dingen te weten?'
  
  'Ik ben een vrouw. Alleen mannen hebben die talenten, volgens mijn vader en oom.'
  
  'Waar ga je naar terug, Maryam?' vroeg ik.
  
  'Schande. Maar het is altijd nog beter dan Borgia. Het is beter om een slechte Amharische vrouw te zijn, dan een getrouwde islamitische. Ik heb mijn eer niet verloren in de woestijn. Maar wie zal me geloven?'
  
  'Ik,' zei ik.
  
  Ze legde haar hoofd tegen mijn schouder. 'Ik zal hem kwijtraken, Nick. Maar niet vannacht. Niet met de anderen die op hun hoede zijn, en toekijken en jaloers zijn. 'Ik ga niet terug naar een huwelijk of naar een man, Nick.'
  
  We spreiden onze bedden, de ruwe dekens die de Somali had gestolen om over de zadels van de kamelen te leggen, naast elkaar. Maryam viel in slaap, met haar hoofd tegen mijn schouder.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 11
  
  
  
  
  Borgia's mannen vielen ons aan toen Pacek op wacht was. Zijn waarschuwingskreten wekten me. Toen hoorde ik het korte, vlakke geblaf van de .38. Een salvo was het antwoord, minstens twee automatische wapens en verscheidene geweren. Ik greep mijn machinegeweer.
  
  Drie aanvallers kwamen het duin afgerend, schietend en struikelend. Ik bracht het geweer omhoog en barstte los. Toen ze beneden waren stond geen van hen meer rechtop.
  
  Maryams geweer dreunde naast me. Een kogel floot over mijn hoofd. Arfat en Saifa mengden zich in de strijd en openden tegelijkertijd het vuur. De hoofdgolf van onze aanvallers kwam door de kloof in de zandduinen. Daar ze zo dicht opeen zaten, was dat een vergissing. Met gemak haalden we hen neer.
  
  Even snel als het was begonnen hield het geluid weer op. Ik keek om me heen naar andere doelwitten. Eén van onze kamelen lag op de grond en schopte. De andere maakten een enorme herrie in hun poging zich van hun kluisters te bevrijden.
  
  'De kamelen,' riep ik. 'Naar de kamelen, Arfat.'
  
  De Somali rende naar de beesten.
  
  'Ik kan daar de wacht houden,' zei Saifa, wijzend naar de kloof waar de hoofdaanval vandaan was gekomen. 'Zoek jij Pacek.'
  
  De Danakil rende roekeloos naar de lichamen die daar in het maanlicht overal verspreid lagen. Ik benaderde de drie die ik had neergeschoten behoedzamer. Uit de richting van de kloof kwam een kreet van angst en pijn. Ik keek om. Saifa richtte zijn geweer op een kronkelend lichaam.
  
  Ik wendde me weer af voor het geweer af ging. Ik begon de drie die ik had neergelegd uit de knoop te halen. Eén van hen was dood, maar de twee andere, hoewel ernstig gewond, haalden nog adem.
  
  Ik pakte hun wapens en gooide die in de richting van het kamp. Toen klom ik tegen het duin op.
  
  Achter me klonk een schot. Ik draaide me snel om, terwijl ik mijn geweer omhoog bracht. Maryam stond over een man heen gebogen. Terwijl ik toekeek liep ze naar een tweede, die nog ademde en pompte hem een geweerkogel in het hoofd. Toen voegde zij zich bij mij op de helling.
  
  'Wat hebben we aan gevangenen?' zei ze.
  
  'Ik was van plan ze daar te laten.'
  
  'Om Borgia te vertellen wanneer en waarheen we zijn vertrokken?' Ze lachte. 'Ze kwamen om ons te doden, Nick. Niet om ons gevangen te nemen.'
  
  Ik klom verder tegen het zandduin op met Maryam achter me. Wasyl lag bij de top. Ik keerde hem om en veegde het zand van zijn gezicht. Bloed droop uit zijn mond. Zijn borst en onderbuik waren doorzeefd met kogelgaten. Ik legde hem weer neer in het zand en kroop verder naar de top; omzichtig gluurde ik er overheen. Het eerste wat ik zag was een lichaam dat halverwege de helling lag. Dus Pacek was er in geslaagd ten minste één man neer te leggen. Ik vroeg me af of hij op wacht in slaap was gevallen, of dat hij ze eenvoudigweg niet had zien komen. Ik keek uit over de maanverlichte woestijn naar hun kamelen. Ik zag ze niet.
  
  Ze moesten met kamelen zijn gekomen. Een voertuig zou ik hebben gehoord. Ik bleef het gebied afzoeken, mezelf laag houdend zodat het licht van de maan mijn silhouet niet zou laten zien. Toen zag ik de kamelen in de donkere schaduwen van een van de zandduinen. Twee mannen stonden erbij; hun geagiteerde bewegingen gaven aan dat ze verontrust begonnen te raken door wat er in de kom aan de andere kant was gebeurd. Ze bevonden zich tussen mij en de kloof naar de kom toe in en de ligging verhinderde dus dat zij zagen hoe Saifa meedogenloos hun bondgenoten uitroeide.
  
  Heel voorzichtig bracht ik me in schietpositie en richtte mijn wapen. Maar ik was niet voorzichtig genoeg. Eén van de mannen gaf een schreeuw en richtte op mij. Ik vuurde snel een salvo af en miste hem, maar zijn richten was zodanig verstoord dat zijn kogel slechts zand deed opstuiven. Een paar kamelen begonnen op hol te slaan. De tweede man sprong op een kameel. Ditmaal had ik meer de rust om goed te richten. Ik schoot hem eraf, terwijl het dier in de woestijn verdween. Een schaduwachtige gestalte verscheen uit de kloof, toen een kogel zand deed opspatten vlakbij mijn gezicht. Ik kon niet schieten door de rondrennende, in paniek geraakte kamelen. En in een korte tijd waren ze allemaal in de woestijn verdwenen, ruiterloos voort galopperend. Een donkere bundel lag op de grond, half in het licht van de maan, half in de schaduw. Ik zag metaal opflitsen. Ik hoorde een kreet.
  
  Een man kwam overeind. De ander bleef liggen. Maryam kroop naast me op de top van het duin. Ik hield het machinegeweer in de aanslag.
  
  'Dat is Saifa,' zei ze.
  
  'Weet je het zeker?' vroeg ik.
  
  'Ja.'
  
  'Jij hebt verdomd goede nachtogen.'
  
  We stonden op. De Danakil zwaaide naar ons en maakte een rondedans.
  
  'Ga tegen Arfat zeggen op niemand te schieten,' zei ik tegen Maryam.
  
  'Dat hoeft niet. Een echte Somali verbergt zich bij de kamelen.' Ik liet me van het duin glijden en voegde me bij Saifa.
  
  'Goed werk met dat mes,' zei ik.
  
  'We hebben ze gedood,' zei hij terwijl hij zijn arm kameraadschappelijk om mijn schouder sloeg. 'Ze grepen me toen één van hen mij van achteren aanviel en me op mijn hoofd sloeg. Maar deze Afar zijn geen krijgers. Zelfs de vrouw heeft er een paar gedood.' Hij lachte verrukt.
  
  'En Arfat? Heeft die er ook niet een paar gedood?'
  
  'De Somali? Misschien dat hij zichzelf heeft gedood van angst.' Hij keek rond in het donker. 'Als ze nu een radio hadden? Misschien hebben ze Borgia wel aangeroepen voor we ze doodden. Ik vond iets op de rug van een man. Ik denk dat het een radio is.'
  
  'Laat eens zien,' zei ik.
  
  Hij bracht me naar het dode lichaam. Ik keek in de open rugzak die de man bij zich had. Het bevatte een veldradio, een met een behoorlijk groot bereik.
  
  'Dat is een radio,' zei ik.
  
  Een slavo van een machinegeweer schoot langs mijn been en boorde zich in de zendontvanger. Ik zag de onderdelen in het rond vliegen toen de kogels het binnenwerk aan flarden schoten. Ik draaide me om om tegen Saifa te roepen dat hij daarmee moest ophouden, maar voor ik iets kon zeggen was zijn geweer leeg. Hij wierp het weg.
  
  'Nu vinden ze ons niet meer,' zei hij. 'Niemand zal die radio meer gebruiken om ons te vinden.'
  
  'Niemand,' gaf ik toe. Toen baande ik me een weg tussen de lijken door op weg naar onze kamelen.
  
  Nu Pacek dood was, zat ik tussen die Somali en die Danakil in. Ik verloor mijn humeur. Ik had die stompzinnige woestijnrover moeten vertellen wat hij net had gedaan, maar dat zou niet helpen. Het was mijn eigen fout. Had ik Saifa eerst uitgelegd dat ik die radio had kunnen gebruiken om iemand op te roepen om ons te redden, dan zou hij hem niet hebben vernield. Ik moest denken als deze woestijnmensen, wilde ik het overleven.
  
  'Slecht nieuws, Nick,' zei Maryam toen we in het kamp terugkeerden. 'De kameel die het meeste voedsel bij zich had, is dood. Zijn lading, waaronder veel water, is beschadigd. Het water loopt weg in het zand. De Somali probeert te redden wat hij redden kan.'
  
  'Wat?' zei Saifa.
  
  Ze legde het hem langzaam uit in het Italiaans.
  
  'Misschien hadden de mannen van Borgia water.'
  
  Bij elkaar waren het er tien geweest. Pacek had er één gedood. Ik had de drie neergeschoten die de heuvel af kwamen. En nog eens vier lagen in de kloof. De andere twee waren de dode mannen die bij de kamelen waren achtergebleven. Tegen zo'n overmacht hadden wij het er niet slecht af gebracht, hoewel hun onbezonnen aanval het ons wel heel makkelijk had gemaakt. Ik meende iets van de geest van de Danakil te gaan begrijpen. Tenminste als Saifa en Luigi daar typische voorbeelden van waren. Ze hadden slechts minachting over voor ieder die niet tot hun eigen stam behoorde.
  
  Onze groep had bestaan uit twee blanken, een Amharische vrouw, een Somali en een Danakil van een vijandelijke stam. Borgia's mannen hadden het niet nodig gevonden ons te omsingelen en te belegeren, terwijl ze per radio om hulp vroegen.
  
  Slechts drie van hen hadden veldflessen bij zich. En die waren half leeg. Kennelijk was het meeste van hun water nog op de kamelen gebleven - kamelen die nu ergens vrij door de woestijn zwierven.
  
  'We moeten van deze plek vandaan,' zei Saifa tegen mij.
  
  'Ja. Misschien hebben ze de radio gebruikt voor ze ons aanvielen.' Ik liep naar Arfat. 'Hoe is het met andere kamelen?'
  
  'Goed,' zei hij.
  
  We stegen op en reden de nacht in. Saifa en Arfat hielden constant de woestijn scherp in het oog en toen de zon opkwam tuurden ze de horizon achter ons af op tekenen van achtervolging. Ik keek ook, hoewel ik niet verwachtte iets te zien dat de woestijnmensen niet zagen. Onze ontsnapping scheen onopgemerkt te zijn.
  
  'Hoever strekt Borgia's invloed zich uit?' vroeg ik aan Maryam. 'Vandaag of morgen moeten we er uit zijn. Als een ras te machtig wordt, of als zijn rijk een te groot gebied gaat beslaan, dan is hij bekend in Adis Abeba. En Borgia is dat niet. Of ik geloof in ieder geval niet dat hij dat is.'
  
  Onze watertoestand baarde me zorgen. De intense hitte droogde ons uit. We hadden het water zo sterk gerantsoeneerd dat ik voortdurend het zand ik mijn keel voelde. Ik voelde me duizelig en koortsachtig. Toen we die middag stopten vroeg ik Saifa naar het probleem.
  
  'We hebben water nodig voor nog vier dagen,' zei hij. 'Maar over twee dagen kunnen we naar de heuvels gaan en proberen het te vinden. Misschien ook vinden we mannen met geweren.'
  
  'Ons water is geen probleem,' zei Arfat.
  
  De Danakil negeerde hem.
  
  'Weet jij waar we water kunnen vinden?' vroeg ik hem.
  
  'Nee. Maar ik weet waar melk is. Kijk.'
  
  Arfat ging naar zijn kameel en haalde een lege waterzak van zijn zadel. Hij onderzocht de zak zorgvuldig om er zeker van te zijn dat hij nog heel was. Toen deed hij een paar stappen achteruit en bestudeerde de kamelen. Hij liep op één ervan af en begon er tegen te praten. Het beest deinsde voor hem achteruit.
  
  'Als hij het beest op de vlucht jaagt, zal hij moeten lopen,' zei Saifa.
  
  Arfat bleef praten. De kameel scheen hem bijna te gaan begrijpen. Ze deed nog een paar stappen terug, bleef toen besluiteloos staan; een groot, schurftig beest, bijna verbijsterd door de kleine gedaante die haar benaderde. Haar nek kwam naar voren en ik dacht dat ze nu zou gaan bijten of spugen. Sinds onze ontsnapping had ik een voortdurende strijd geleverd met mijn rijdier en de vier beten op mijn been herinnerden mij eraan dat het beest aan de winnende hand was.
  
  Arfat bleef zacht praten. De kameel kwam naar hem toe, besnuffelde hem en wachtte erop dat hij haar zou aaien. Langzaam duwde hij tegen haar aan en draaide haar flank naar zich toe. Nog steeds pratend, deed hij een greep onder het grote beest en pakte een uier. De kameel verplaatste haar gewicht.
  
  'Dat zijn Danakil dieren,' zei Maryam. 'Waarschijnlijk zijn ze nog nooit gemolken.'
  
  'Het wordt zijn dood,' zei Saifa.
  
  'Bid Allah dat het niet zo is,' zei ik, plotseling kwaad om die voortdurende, etnische beledigingen. 'Als het hem niet lukt, sterven we allemaal.'
  
  De Danakil hield zijn mond. Ik keek naar Arfat. Hij handelde heel langzaam en poogde de kameel ertoe over te halen hem melk af te staan. Ik zag zijn hand om een tepel glijden, toen hij met zijn andere hand de zak op zijn plaats bracht. De kameel trok zich los en liep weg.
  
  Een ogenblik stond Arfat volkomen stil, zich ervan bewust dat elke plotselinge beweging het beest dreunend over het zand zou doen verdwijnen, waardoor zeker één van ons in de woestijn zou sterven.
  
  Maryam, Saifa en ik probeerden even bewegingloos te blijven. Terwijl ik naar de kameel keek, realiseerde ik me dat de natuur dit soort niet had ontworpen voor een makkelijk bereik van de vrouwelijke melk. Bij een koe kun je gewoon gaan zitten en zelfs een leek kan die grote buidel nog vinden die daar hangt. Een geit is moeilijker te melken, maar nog niets vergeleken bij een kameel. Alleen maar een andere kameel - of een Somali - is gek genoeg om zoiets ook maar in overweging te nemen.
  
  Weer liep hij naar de kameel toe en hield de zak tegen zijn zij. Weer herhaalde zich het proces om het lelijke beest zover te krijgen dat zij hem haar zij toedraaide zodat hij onder haar buik kon pakken. Weer kneep hij in de tepel. De kameel uitte een zacht, zingend geluid, werd toen stil. Arfat molk snel, af en toe miste hij een straaltje dat dan in het zand verdween. Uiteindelijk kwam hij van de kameel vandaan, gaf haar een zacht klopje op haar romp en draaide zich naar ons om met een brede grijns op zijn gezicht.
  
  De leren waterzak was opgezwollen door de melk. Arfat dronk diep en gulzig en liep naar mij toe.
  
  'Goeie melk,' zei hij. 'Probeer het.'
  
  Ik bracht de zak omhoog en zette hem aan mijn lippen.
  
  'Somali's worden grootgebracht met kamelenmelk,' zei Saifa. 'Ze komen zelf uit de buik van een kameel.'
  
  Arfat gilde het uit van woede en greep naar het mes aan zijn riem. Snel gaf ik de zak aan Maryam en greep beide mannen vast. Ik was niet zo krankjorum om tussen hen in te gaan staan, maar omdat ik hen bij verrassing had gepakt wist ik beide mannen met mijn armen tegen de grond te gooien. Ik richtte mijn machinegeweer op hen terwijl ik over hen heen ging staan.
  
  'Genoeg,' zei ik.
  
  Ze keken elkaar woest aan.
  
  'Wat vind je voor ons aan eten en drinken, afgezien van deze kamelenmelk?' vroeg ik Saifa.
  
  Hij gaf geen antwoord.
  
  En tegen Arfat zei ik: 'Kun jij ons laten omkeren en leiden naar Somalië?'
  
  'Hij beledigde me,' zei Arfat.
  
  'Jullie hebben mij allebei beledigd,' schreeuwde ik.
  
  Ze staarden naar mijn geweer.
  
  Ik koos mijn woorden zorgvuldig en sprak langzaam in het Italiaans zodat zij me beiden zouden verstaan. 'Als jullie elkaar willen doden, kan ik jullie niet tegenhouden,' zei ik. 'Ik kan jullie niet dag en nacht met een geweer bewaken tot we in veiligheid zijn gekomen. Ik weet dat jullie, traditioneel, vijanden van elkaar bent. Maar bedenk één ding: als één van jullie tweeën sterft - als één van ons sterft - sterven we allemaal.'
  
  'Hoe dat zo?' zei Saifa.
  
  'Alleen Arfat kan ons voedsel leveren. Alleen jij kan ons de woestijn uit leiden.'
  
  'En jij?' vroeg Arfat.
  
  'Als ik sterf, regeert Borgia binnenkort de hele woestijn en nog veel meer land. Hij zal bijzonder hard naar jullie zoeken, aangezien jullie zijn vijanden en zijn slaven waren. En alleen Maryam kan haar volk tijdig waarschuwen, zodat zij de wapens kunnen leveren om hem te doden.'
  
  Ze zwegen een ogenblik. Toen verplaatste Saifa zijn gewicht en stak zijn mes in de schede. Hij rolde van mij vandaan en stond op. 'Jij bent een leider van krijgers. Als je zegt dat dit waar is, dan geloof ik je. Ik zal die Somali niet meer beledigen.'
  
  'Goed,' zei ik. Ik keek op Arfat neer. 'Vergeet de belediging en berg je mes op.'
  
  Hij stak zijn mes weg en kwam traag overeind. De uitdrukking op zijn gezicht beviel me niet, maar ik dorst hem niet neer te schieten. Ik wist verdomme niet hoe ik een kameel moest melken.
  
  'Het smaakt niet zo best, Nick,' zei Maryam, terwijl ze me de zak gaf. 'Maar het is voedzaam.'
  
  Ik haalde diep adem en bracht de zak weer aan mijn lippen. Ik moest bijna kotsen van de stank. Deze troep deed geitenmelk smaken als een honingdrank. Het rook ranzig en ik betwijfelde het of homogeniseren, pasteuriseren en koelen het smakelijker konden maken. Er dreven brokjes in en ik wist niet met zekerheid of het room was, vet of troep uit de zak zelf. De melk smaakte ook bar. Ik gaf de zak door aan Saifa en ademde weer frisse lucht in. Hij dronk er van, keek ons walgend aan en gaf de zak terug aan de Somali. Arfat dronk diep en lachte.
  
  'Een mens kan eeuwig in leven blijven op kamelenmelk,' zei hij. 'Een lang leven is het niet waard,' zei ik tegen hem.
  
  'Het is de eerste keer dat ik ooit kamelenmelk dronk,' zei Maryam tegen mij.
  
  'Drinken jullie het niet allemaal in Ethiopië?'
  
  'Jij hoort bij de leiders van jouw volk, Nick. Hebben de arme mensen bij jullie geen voedsel dat jij nooit eet?'
  
  Ik kon me niet herinneren ooit varkenskop met grutten te hebben gegeten in mijn appartement op Columbus Circle. En zemelen had ik ook nog niet op het menu van mijn favoriete restaurant zien staan.
  
  'Inderdaad,' zei ik.
  
  We stegen weer op en reden de rest van de dag door. Vlak voor de zon onderging bereikten we uitgestrekt vlak gebied, dat leek op een zoutvlakte. Saifa steeg af en haalde de kluisterpennen uit de zadeltassen.
  
  'Als we de wacht houden, kan niemand ons hier verrassen,' zei hij.
  
  Kort na middernacht, toen Arfat en Saifa sliepen en ik de wacht hield op een klein eilandje van hen vandaan, kwam Maryam naar me toe. Ze zocht het uitgestrekte zandgebied af, dat bijna mooi was in het zachte licht van de maan.
  
  'Ik wil je hebben, Nick,' zei ze.
  
  Ze had haar sluier al afgedaan. Nu ontdeed ze zich van haar lange rok, spreidde die uit op het zand, terwijl haar gladde, bruine huid opglinsterde in het maanlicht. Haar lichaam was één en al krommingen en welvingen, holten en schaduwen.
  
  Ze was warm en vol verlangen toen we elkaar omhelsden en ons langzaam op haar rok lieten zakken. We kusten elkaar - eerst zacht - toen met meer hartstocht.
  
  Ik liet mijn handen over haar fantastische lichaam glijden en hield ze stil bij haar verrukkelijke borsten. Haar tepels verhardden zich onder mijn vingers. Ze reageerde onhandig, alsof ze niet precies wist hoe ze me moest plezieren. Eerst wreef ze alleen maar met haar handen over mijn naakte rug. Toen, terwijl ik mijn handen van haar borsten vandaan liet glijden, naar beneden over haar vlakke, harde buik, naar de vochtige inzinking tussen haar dijen, begon ze met haar handen mijn hele lichaam te strelen.
  
  Traag rolde ik me tot boven haar en liet mijn gewicht even zo hangen.
  
  'Ja,' zei ze. 'Nu.'
  
  Ik drong in haar binnen en ondervond even een tegenstand. Ze uitte een zachte kreet en begon toen, vol overgave, haar heupen te bewegen.
  
  Langzaam verhoogde ze haar ritme, reagerend op mijn bewegingen. Ik had niet gedacht dat zij nog maagd zou zijn.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 12
  
  
  
  
  Drie dagen later, met onze watervoorraad bijna uitgeput en ons voedsel volledig verdwenen, trokken we naar het westen, in de richting van de lage, rotsachtige heuvels van de provincie Tigrai. Net voor de zon onderging ontdekte Saifa een kleine waterput. We dronken voorzichtig en vulden toen onze waterzakken. De kamelen toonden hun gebruikelijke dorst voor zij begonnen te grazen tussen het schaarse groen.
  
  'Dit is een slechte plaats,' zei Safai.
  
  'Waarom?' vroeg ik.
  
  'Mijn volk leeft daar verderop.' Hij wees naar de enorme uitgestrektheid van de woestijn. 'Over twee dagen bereiken we een stad. Dan zijn we veilig. Water genoeg, maar in dit gebied leeft slecht volk.'
  
  Daar we de laatste dagen weinig voedzaams naar binnen hadden gekregen, behalve wat kamelenmelk, waren we snel moe. Die avond deed ik de eerste wacht terwijl de anderen sliepen. Saifa werd rond tien uur wakker en kwam naast me zitten op het grote rotsblok. 'Slaap jij nu,' zei hij. 'Ik hou nu een paar uur de wacht en dan wek ik die Somali.'
  
  Ik strompelde naar ons kamp. Maryam lag vredig naast een kameel en ik besloot haar niet te storen. Bij de put vond ik wat gras en strekte me op het plekje uit. De wereld leek een ogenblik om me heen te tollen, maar toen viel ik in slaap.
  
  Een nerveuze beroering onder de kamelen wekte me. Ik rook iets vreemds, maar ik kon het niet thuisbrengen. Ik had al zo lang met de kamelen en mijn eigen ongewassen lijf moeten leven, dat mijn reukorgaan was afgestompt. Toen hoorde ik een hoestend, grommend geluid.
  
  Ik draaide mijn hoofd naar rechts. Een donkere vorm boog zich
  
  over me heen. De lucht werd sterker toen ik het geluid identificeerde als een regelmatige ademhaling. Ik herinnerde me ergens gelezen te hebben dat leeuwen verschrikkelijk uit hun bek stinken, maar ik had niet gedacht die welriekende adem van zo dichtbij mee te maken.
  
  Het. machinegeweer lag links van me. Ik kon me omdraaien, het grijpen en boven mijn lichaam brengen om op de leeuw te richten. Of ik kon me die kant op laten rollen, overeind springen, het geweer omhoog brengen en de veiligheidspal omzetten in een en dezelfde beweging. Maar de leeuw bleef in het voordeel. Hij kon bovenop me springen en beginnen te kauwen voor ik goed en wel had kunnen richten.
  
  'Nick, als je wakker bent, blijf dan heel stil liggen,' zei Maryam zacht.
  
  De leeuw bracht zijn kop omhoog en keek in haar richting.
  
  'Zijn buik is rond,' zei Saifa.
  
  'Wat heeft dat te betekenen?' vroeg ik.
  
  'Dat hij geen honger heeft. Een leeuw met een platte buik wil eten en die valt aan. Maar deze heeft pas gegeten.'
  
  Vanuit mijn gezichtshoek kon ik de waarneming van de Danakil niet verifiëren, maar ik zag wel dat mijn nieuwe kennis een mannetje was met lange, woeste manen. Zijn bek leek groot genoeg om een straaljager te huisvesten. Ik probeerde me alles te herinneren wat ik over leeuwen wist. Dat was niet al te veel. Ik had beslist nooit gehoord van Saifa's theorie naar de buik van een leeuw te kijken om te zien of die wel plat is. Het kwam me voor dat iedereen, die zo dicht in de buurt was van een leeuw om zijn buik te bestuderen, grote kans liep zijn spijsverteringsprocessen van binnenuit eens nader te bezien.
  
  Maryam had gezegd stil te blijven liggen. De leeuw stond ook stil, afgezien van zijn zwaaiende staart. Dat detail baarde me zorgen. Ik heb zat katten geduldig zien wachten op een vogel of muis, waarbij hun bedoelingen slechts verraden werden door een' onwillekeurige beweging van de staart. Ik vroeg me af of deze grote kat van plan was zijn poot uit te steken en me een oplawaai te verkopen bij de geringste beweging van mijn kant. Maryams advies leek me zeer deugdelijk.
  
  Toen herinnerde ik me iets anders - leeuwen zijn aaseters. Zo jagen ze gieren van een rottend karkas vandaan om een makkelijk maal te hebben. Bleef ik stil liggen, dan zou deze leeuw wellicht besluiten me mee te slepen naar zijn volgende woestijn stop.
  
  Hij bewoog zich en hoeste. Een golf stinkende adem trof me. Mijn zenuwen stonden op punt van breken en ik vocht tegen de aandrang het machinegeweer te grijpen.
  
  Heel traag draaide de leeuw zijn lichaam zodat het evenwijdig kwam aan het mijne. Ik bekeek zijn buik. Die leek nogal rond, als dat werkelijk iets te betekenen had. De leeuw draaide zich weer terug om me weer te bekijken. Toen stapte hij langzaam naar de waterput. Eerst verdraaide ik mijn ogen toen hij mijn hoofd passeerde. Vervolgens mijn nek. De leeuw liep heel langzaam, of hij niet wist of hij nu moest eten of moest drinken. Ik wachtte tot hij bijna bij het water was voor ik besloot dat het tijd werd om mijn machinegeweer te grijpen. Met al mijn wilskracht wachtte ik nog een minuut, tot de leeuw echt over het water stond gebogen. Daar keek hij nogmaals het kamp rond. Ik hoorde geen geluiden en bewegingen van Maryam en Saifa. Tevreden gesteld dat niets hem bedreigde, liet de leeuw zijn kop zakken en begon luidruchtig te drinken. Ik vroeg me af hoe ik zou reageren als ik de volgende keer een poesje zijn schoteltje melk zag leegslobberen. Langzaam stak ik mijn linkerarm uit en graaide door de grond tot ik het koude staal van het machinegeweer vond. Meteen pakte ik het op en haalde het naar me toe. Om dit te doen moest ik mijn ogen afnemen van de leeuw, maar ik hoorde hem nog steeds drinken.
  
  Ik hield het wapen zo, dat ik naar links kon omrollen, de veiligheidspal kon omzetten en de klassieke, vooroverliggende houding kon aannemen in één vloeiende beweging. Er was geen mogelijkheid deze manoeuvre uit te voeren zonder de leeuw te verstoren, maar ik voelde dat dit de kans was om de overhand te krijgen. Er zat een vol magazijn in het wapen, dus als de leeuw ook maar met zijn staart bewoog zou ik losbarsten. Een aangehouden salvo zou beslist iets vitaals raken.
  
  Ik rolde me om en richtte het wapen. Maryam snakte hoorbaar naar adem toen de leeuw zijn kop ophief.
  
  'Niet schieten,' zei Saifa.
  
  Ik gaf geen antwoord aan de Danakil. Of ik wel of niet schoot, lag aan het dier zelf. Zou hij weer gaan drinken, dan zou ik niet schieten. Zou hij niet op Maryam en Saifa afgaan, niet op de kamelen als hij uit het kamp vertrok, dan zou ik niet op hem schieten. En als hij zich niet omdraaide om me nogmaals te onderzoeken, dan zou ik niet op hem schieten. In zoverre wilde ik dat compromis wel aangaan.
  
  Er waren ten minste twee goede redenen waarom Saifa had gezegd niet te schieten. Hij vertrouwde de mensen niet die in dit deel van het land woonden en schieten zou hun aandacht kunnen trekken. De andere reden lag dichterbij: geweervuur zou de leeuw kwaad kunnen maken. Ongeacht hoe goed iemand is op het geweer, er bestaat altijd een kans dat hij zijn doel mist, ook onder de beste omstandigheden. En de huidige omstandigheden waren niet al te best.
  
  Het licht was belazerd. De maan, weliswaar vol, was bijna onder. En de leeuw ging prachtig in zijn omgeving op. Toen ik eenmaal mijn vooroverliggende positie had ingenomen, hield ik het zo en wachtte af wat de leeuw zou doen.
  
  De leeuw dronk nog wat water. Verzadigd hief hij zijn kop en brulde. De kamelen jankten van angst.
  
  'Een leeuw,' riep Arfat vanaf zijn wachtpost. 'Er is een leeuw in het kamp.'
  
  'Die zit er al een hele tijd,' zei Maryam.
  
  Deze luide conversatie scheen de leeuw van zijn stuk te brengen. Hij keek naar Maryam, naar de kamelen en toen naar de plek waar Arfat verondersteld werd te staan. Ik verstevigde mijn greep op het machinegeweer en verhoogde de druk van mijn rechter wijsvinger. Een fractie verder en ik zou schieten.
  
  Langzaam liep de leeuw naar links, weg van ons. Hij scheen in de nacht op te gaan en ik was hem snel uit het oog verloren.
  
  Twee minuten daarna zei Saifa: 'Hij is weg.'
  
  Ik stond op. 'Nu wil ik godverdomme wel eens weten hoe hij in dit kamp is gekomen,' brulde ik.
  
  Arfat kwam me halfweg ons kamp en zijn rotsblok tegemoet.
  
  'De leeuw kwam van een kant die ik niet in het oog hield,' zei hij.
  
  'Of sliep je?' vroeg ik.
  
  'Nee. Ik heb die leeuw gewoon niet gezien.'
  
  'Ga maar naar het kamp wat slapen,' zei ik. 'Ik ben klaarwakker. Dat beest heeft een tijdje in mijn gezicht staan blazen.'
  
  'Dan had hij geen honger,' zei hij.
  
  'Of ik smaak verkeerd.'
  
  Ik was in de verleiding me om te keren en Arfat met mijn laars naar het kamp toe te trappen. Maar ik wist me te beheersen. Zelfs al was de Somali niet in slaap gevallen, dan nog was het pure onvoorzichtigheid van hem die leeuw over het hoofd te zien. Of dat 'over het hoofd zien' was opzettelijk geweest. Ik was die uitdrukking van hem nog niet vergeten, die hij op zijn gezicht had toen ik hem van Saifa scheidde.
  
  
  
  Kort na de middag van de volgende dag stopten we bij een volgende waterput voor een korte rust. De aanwezigheid van water had me een stuk beter doen voelen, hoewel ik zo'n honger had dat ik gretig op een stuk vlees was aangevlogen dat uit een van onze eigen kamelen was gesneden. Tijdens onze tocht door de woestijn was ik zo'n vijftien pond kwijtgeraakt en ik had mijn riem tot op het laatste gaatje moeten aantrekken. Maar voor de rest voelde ik me tamelijk sterk. Ik was zeker in staat die ene dag te overleven die ons nog van de stad scheidde.
  
  'Denk je dat er een politiepost in de stad is?' vroeg ik Maryam. 'Die hoort er te zijn. Laat mij met ze praten, Nick. Ik ken de juiste namen.'
  
  'Goed. Ik moet zo snel mogelijk in Adis Abeba of in Asmara zien te komen.'
  
  We hadden de waterput net verlaten toen we de top van een helling bereikten en tegen een groepje van drie Danakil aan blunderden. Hoewel ze ook verrast waren, reageerden zij sneller dan wij. Ze begonnen te schieten. Arfat gilde en viel van zijn kameel.
  
  Toen had ik mijn machinegeweer al aan de gang. Saifa en Maryam begonnen ook te schieten. En binnen een minuut lagen onze drie tegenstanders op de grond. Ik keek naar Maryam. Ze lachte. Toen zakte Saifa langzaam voorover uit zijn zadel.
  
  Ik sprong van mijn kameel en rende naar hem toe. Hij had een kogel door zijn schouder gekregen, maar voor zover ik kon vaststellen was de wond te hoog dat de kogel enig vitaal orgaan had kunnen beschadigen. Ik reinigde het gat met wat water en verbond het. Maryam knielde bij Arfat neer.
  
  'Hij is dood,' zei ze toen ze weer naast me was komen staan.
  
  'Dat is heel erg,' zei ik. 'Hij heeft ons gered met zijn kamelenmelk.'
  
  'En hij heeft ons bijna vermoord - vooral jou - door ons niet op tijd voor die leeuw te waarschuwen.'
  
  'Arfat was in slaap gevallen. Hij was moedig, maar hij was niet sterk genoeg voor deze tocht.'
  
  'Hij sliep?' Maryam lachte zacht. 'Nick, ik zei je toch, nooit een Somali te vertrouwen. Hij haatte je omdat je hem niet tegen die Danakil hebt laten vechten.'
  
  'Misschien,' zei ik. 'Maar het doet er niet meer toe.'
  
  Saifa knipperde met zijn ogen toen hij langzaam weer tot bewustzijn kwam. Ik verwachtte dat hij zou gaan kreunen, maar hij richtte zijn blik op mij en bleef stoïcijns kalm.
  
  'Hoe erg ben ik gewond?' vroeg hij.
  
  'Misschien is je schouder gebroken. Van binnen is niets geraakt, maar de kogel zit er nog in.'
  
  'We moeten hier weg,' zei hij terwijl hij rechtop ging zitten.
  
  'Niet voor ik je een mitella heb omgedaan,' zei ik tegen hem.
  
  We lieten de lijken van de drie aanvallers en dat van Arfat achter bij de extra kamelen. Ik hoopte dat een grote troep hongerige leeuwen langs zou komen, vóór hun aanwezigheid wantrouwen zou opwekken.
  
  We gingen door tot na het donker. De Danakil, die veel pijn had maar nog steeds op zijn hoede bleef, zei ons een kamp op te slaan in een wadi.
  
  'We zijn misschien twee uur van de stad vandaan,' zei hij. 'Morgen gaan we erheen. Geen vuur vannacht.'
  
  'Jij gaat slapen,' zei ik tegen hem.
  
  'Jij moet ons bewaken.'
  
  'Dat doe ik.'
  
  Ik zette de kamelen vast bij wat schrale struiken zodat zij konden eten. Ze schenen in staat bijna alles te vreten en ik vroeg me af of ze zelfs stenen konden verteren. Ik voelde me nogal trots op mezelf -ik was tamelijk handig geworden in het omgaan met die beesten en ik zou Hawk over mijn nieuwe talent vertellen en hem vragen dat bij te schrijven in mijn dossier.
  
  Ik koos een goede plek uit op een lage heuvel en begon mijn wacht. Maryam kwam naar boven en ging naast me zitten.
  
  'Ik denk dat we mijn volk zullen bereiken, Nick,' zei ze.
  
  'Dacht je anders toen we vertrokken?'
  
  'Ja. Maar ik zou liever sterven dan Borgia's vrouw te worden.'
  
  Ik sloeg mijn armen om haar heen en liefkoosde haar grote borsten. 'Vannacht kunnen we niet,' zei ze. 'We moeten over Saifa waken.'
  
  'Ik weet het,' zei ik.
  
  'Wacht tot ik me kan kleden als een christen vrouw. De vrouwen van de islam moeten hun gezichten verbergen, maar mogen hun borsten bloot laten. Hun gebruiken zijn vreemd.'
  
  'Ik houd ervan als je borsten bloot zijn,' zei ik.
  
  'Ik ben blij dat ik onderwijs heb genoten,' zei ze.
  
  Ik probeerde haar opmerking in verband te brengen met ons gesprek, maar het lukte me niet. 'Waarom?' zei ik.
  
  'Ethiopië is veranderd, Nick. Een paar jaar terug, in de jeugd van mijn ouders, zou een meisje dat ontvoerd was zoals ik, in schande moeten leven als ze haar maagdelijkheid niet kon bewijzen. Nu is het niet meer nodig een af gesproken huwelijk aan te gaan. Mijn ontwikkeling garandeert mij een regeringsbaan. Mijn vader en oom kunnen dat voor me regelen zonder zelf in verlegenheid te raken. Dan wordt het leven precies zoals in de westelijke landen.'
  
  'Je zou als maagd hebben kunnen terugkeren als je niet met mij had geslapen,' zei ik.
  
  'Ik wilde niet terugkeren als maagd, Nick.' Ze stond op. 'Maak me wakker als je moe wordt. Probeer niet de hele nacht op te blijven. Ik kan 's nachts even goed zien als jij en hoewel ik dan niet zo goed kan schieten, kan ik altijd nog roepen als er gevaar dreigt.'
  
  'Goed,' zei ik.
  
  Weer een stukje van de puzzel viel op zijn plaats, toen ik terugkeek hoe ze verdween in het duister in haar witte rok. Maryam had het belang van haar maagdelijkheid genoemd toen we voor het eerst met elkaar vreeën en ik was even bang geweest dat ze spijt zou krijgen dat ze met mij geneukt had als we eenmaal de Amharische hooglanden hadden bereikt. Zij had echter vooruit gedacht. Maryam was een moedige vrouw en ze verdiende al het geluk dat ze kon behalen. Ik zou het niet graag hebben gezien als haar volk haar om de één of andere reden slecht zou behandelen. Tevens was ik blij zo'n invloedrijke minnares te hebben. Het ontsnappen aan de Danakil was een wilde gok geweest en ik zou het pas echt geloven als ik vrachtwagens zag en mannen in uniform en ongewapende burgers vredig door de straten zag lopen.
  
  Maar ontsnappen aan Borgia was niet het einde van mijn missie. Het was alleen maar een kans om nieuwe problemen onder ogen te zien. Ik had geen identificatiepapieren bij me. Gaard had mijn papieren gehouden. Als ik eenmaal de ambassade in Adis Abeba of Asmara bereikte, dan kon ik mezelf identificeren door de man die daar de leiding had mijn AXE tatoeage te laten zien. Hij werd geacht overal van op de hoogte te zijn. Maar als dat niet zo was? Zou hij het dan als echt beschouwen?
  
  En hoe zat het met de Ethiopische regering? Op hun verzoek was ik achter Borgia aan gegaan. Nu wist ik ruwweg waar hij zat en wat hij van plan was. Verder had ik geen enkel bewijs dat zijn kwetsbaarheid lag bij zijn in onklaarheid gebrachte raketten. Had ik hem gedood in dat Danakil dorp dan zou voor AXE mijn klus voorbij zijn. Maar ik had hem niet gedood. En ik had geen enkel idee wat de Ethiopiërs wilden.
  
  Maryam had goede contacten. Zij zou voor me garant staan. Ik verplaatste mijn gewicht en dwong mezelf alert te blijven. Als ik in slaap viel, zouden we misschien nooit meer de beschaafde wereld bereiken.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 13
  
  
  
  
  Twee uur na zonsopkomst leidde Saifa ons naar een duidelijk afgebakend spoor dat naar een dorpje liep, dat we al duidelijk in de verte konden zien liggen. Hij was zwak en koortsig en af en toe zag ik hem zwaaien in het zadel. Voor we het kamp opbraken had ik zijn wond onderzocht en ik zag dat die ontstoken was geraakt. De kogel, botsplinters en vuil zouden snel verwijderd moeten worden. 'Kun je in het zadel blijven?' vroeg ik. 'Zal ik je dragen?'
  
  'Je hebt mijn leven al gered,' zei hij. 'Nick, ik hoopte alleen maar één ding.'
  
  'Wat?'
  
  'Dat je me die Somali had laten doden.'
  
  'Jij zal nog een heleboel vijanden doden voor je sterft,' zei ik tegen hem.
  
  'Ja, Nick. Maar zo'n tocht als deze zal ik nooit meer maken. De mensen zullen verhalen gaan vertellen over wat jij en ik hebben gedaan. Pacek stierf in ons eerste kamp. De Somali was geen krijger. En de enige andere persoon was een vrouw. Hoeveel hebben we er gedood?'
  
  'Ik ben de tel kwijt geraakt,' zei ik. 'Dertien, denk ik.'
  
  'Nu moeten we een plek zien te vinden om onze wapens kwijt te raken. In de stad hebben we ze niet nodig.'
  
  De kamelen volgden hun eigen weg over het spoor. Toen we een gebied met grote rotsblokken bereikten, hield ik mijn rijdier stil. 'Laten we onze wapens tussen de rotsen verbergen,' zei ik. 'Goed,' zei Saifa.
  
  Maryam en ik namen zijn geweer, pakten de munitie die hij bij zich had en maakten het pistool los van zijn riem. Ik klom over de rotsblokken heen tot ik een spleet vond. Ik stak de beide geweren en het pistool daar in weg en staarde toen naar mijn machinegeweer.
  
  Ik zou me naakt voelen als ik hem niet meer had, maar we konden het ons niet permitteren wapenzwaaiend de stad binnen te rijden. We waren op zoek naar vrienden, niet naar een volgend bloedbad. Maryam reed aan de ene kant van hem, ik aan de andere. Hij wilde de politiepost niet binnen gedragen worden en hij ging verder op alleen maar zijn trots.
  
  'Maryam,' zei ik in het Engels, 'kun jij de politie ervan overtuigen voor deze man te zorgen?'
  
  'Ik weet het niet. In naam van mijn vader zal ik ze smeken meteen een dokter te halen. Ik zal zeggen dat hij een belangrijke getuige is van een halsmisdaad.'
  
  'Na wat Saifa allemaal voor ons heeft gedaan, zou ik het verschrikkelijk vinden als hij een arm moest verliezen.'
  
  'Ik begrijp het, Nick,' zei ze. 'Maar het zal moeite kosten om de politie te overtuigen wie ik ben. Ze moeten een rapport opmaken. Ze moeten hun superieuren onze namen geven. Maar ze zullen weigeren hun acties te overhaasten als ze een Amharische vrouw zien, die gekleed gaat als een islamitische.'
  
  Naar de kleding te oordelen was het een moslim stadje, dacht ik. We gingen rechtstreeks op de politiepost af. Twee mannen in khaki uniformen kwamen naar buiten gerend, hun holsters open gemaakt. Maryam begon in het Amharisch te spreken en ik hoorde mijn naam vrijelijk gebruikt worden. Ik was blij te zien dat zij voorzichtig waren met de gewonde Saifa. Een van hen leidde me naar een cel, duwde me naar binnen en sloot de deur.
  
  'Ben jij Amerikaan?' vroeg hij in slecht Engels.
  
  'Ja. Ik heet Nick Carter.'
  
  'Heb je papieren?'
  
  'Nee.'
  
  'Wacht hier.'
  
  Uit angst hem te beledigen hield ik mijn lachen in. Ik vroeg me af waar hij dacht dat ik heen zou gaan.
  
  In de hoek van de cel stond een versleten legerbrits. Ik hoopte dat er niet te veel ongedierte in zat. De laatste paar dagen had ik slechts licht geslapen, voortdurend op mijn hoede voor het geringste teken van onraad. Maar daar ik alleen maar kon wachten op de acties van anderen, besloot ik eens heerlijk weg te dommelen. Het was niet waarschijnlijk dat plunderende Danakil de gevangenis zouden bestormen. Borgia's macht strekte zich niet zo ver tot het noorden uit. Ik liet me op de brits vallen en sliep binnen een minuut.
  
  Ik werd wakker door het geluid van een dringende stem. 'Mr. Carter. Mr. Carter, Mr. Carter.'
  
  Ik opende mijn ogen en keek op mijn horloge. Ik had iets meer dan twee uur geslapen. Ik voelde me een stuk beter, hoewel ik honger genoeg had om een kamelenbiefstuk te eten die nog aan het dier vast zat.
  
  'Mr. Carter, komt u alstublieft met me mee,' zei de politieman die me naar de cel had gebracht.
  
  'Ik kom er aan,' zei ik, terwijl ik overeind kwam en een paar verse beten krabde.
  
  Hij leidde me door een gang naar een ommuurde binnenplaats van de gevangenis. Een gevangene porde in een vuur waarboven een bak heet water stond te pruttelen. De politieman blafte een bevel. De gevangene goot wat heet water in een kuip en deed er wat koud water bij.
  
  'Daar is zeep, Mr. Carter,' zei de politieman tegen mij. 'En we hebben wat kleren voor u gevonden.'
  
  Ik trok mijn smerige khakigoed uit en waste me uitbundig. Ik verlustigde me in het hete water en het gevoel van zeep op mijn huid. De gevangene overhandigde me een grote katoenen handdoek en ik droogde me loom af, terwijl ik genoot van de brandende zon op mijn naakte huid. Ik vond in de stapel op de bank een schone broek, slechts een paar centimeter te kort in de pijpen, schone sokken en een schoon hemd.
  
  De politieman tastte in zijn zak naar een scheerkrabbertje. De gevangene bracht een kom water en zette een kleine spiegel op de bank. Ik moest neerhurken om mijn gezicht in de spiegel te kunnen zien, maar na het scheren voelde ik me een geheel ander mens. 'Komt u alstublieft met me mee, Mr. Carter,' zei de agent.
  
  Hij leidde me weer de gevangenis in en bracht me naar een privé vertrek, ergens voorin naast het wachtlokaal. Daar zaten Maryam en een functionaris. Voor hen, op tafel, stond een dampende kom eten. Maryam droeg nu een lange jurk, die het grootste deel van haar lichaam bedekte.
  
  'Mr. Carter, ik ben de commandant van deze gevangenis,' zei de man in het Arabisch, terwijl hij opstond en zijn hand uitstak. 'Als u gegeten heeft gaan we naar Asmara.'
  
  Hij wees me een stoel naast Maryam en begon bevelen te geven aan een kleine dikke vrouw. Snel bracht ze me een brood en een kom eten. Ik stelde geen vragen naar de ingrediënten ervan en begon snel te eten. Het was warm en vol voedzame vleesbrokken - lam, besloot ik optimistisch - die in het vet dreven.
  
  Het brood was vers en smakelijk. Ik spoelde het eten weg met bittere thee.
  
  'Ik geloof dat je een belangrijk iemand bent,' zei ik zacht tegen Maryam.
  
  'Nee, dat ben jij,' zei ze tegen mij. 'Het begon allemaal toen de politie jouw naam op de radio bracht.'
  
  Ik wendde me tot de commandant. 'Hoe is het met de Danakil die bij ons was?'
  
  'Hij ligt nu in de plaatselijke kliniek. De dokter heeft hem antibiotica gegeven. Hij blijft leven.'
  
  'Goed.'
  
  De commandant schraapte zijn keel. 'Mr. Carter, waar heeft u uw wapens achtergelaten?'
  
  'Welke wapens?' zei ik.
  
  Hij glimlachte. 'Geen mens reist zonder wapens door de Danakil. Uw vriend is neergeschoten. De schietpartij vond duidelijk plaats buiten mijn rechtsgebied en ik begrijp dat u in regeringsopdracht werkte. Ik stel mijn vraag alleen maar om de wapens uit handen te houden van leden van een stam van wie u reden heeft hen niet te mogen.'
  
  Ik dacht een ogenblik na. 'Ik weet niet of ik die bergplaats precies kan beschrijven. Het kostte ons ongeveer twintig minuten om van daar de stad te bereiken, terwijl de kamelen langzaam liepen. Je hebt daar rotsen... '
  
  'Goed.' Hij lachte. 'U heeft oog voor het landschap, Mr. Carter. Iedere Danakil die naar de stad komt bergt daar zijn wapens op. Er is maar één plaats waar het kan zijn.'
  
  Na het eten begeleidde de commandant ons naar een jeep en schudde ons de hand. Ik dankte hem voor zijn vriendelijkheid. 'Het is mijn plicht,' zei hij.
  
  'Ethiopië heeft behoefte aan mensen die hun plicht kennen zoals u dat doet,' zei Maryam tegen hem.
  
  Het klonk een beetje banaal, als een opmerking uit de een of andere draak van een film. Maar de reactie van de commandant vertelde me voldoende over de status van Maryam. Hij rechtte zijn schouders en glimlachte - de trouwe bediende die door de vrouw des huizes met een complimentje werd beloond. Ik realiseerde me dat haar positie door haar familie werd gewaarborgd en ik hoopte alleen maar dat de mannelijke leden ervan niet vonden dat haar omgang met mij schande over die familie had gebracht.
  
  Twee politiemannen hielden het portier van de jeep open en hielpen ons op de achterbank. Toen reden we weg over een zandpad dat een inzinking tussen twee kleine bergketens scheen te volgen. De eerste vijftien kilometer kwamen we slechts één voertuig tegen, een oude Landrover die een nogal merkwaardige koers scheen te volgen. Onze chauffeur vloekte en sloeg op zijn claxon. We passeerden hem zo dicht, dat Maryam, die aan de linkerkant zat, makkelijk haar hand had kunnen uitsteken om de inzittenden ervan aan te raken.
  
  Drie kilometer verderop baanden we ons een weg door een kamelenkaravaan. Ik weet niet hoe de chauffeur dat deed, want ik had mijn ogen dicht. Toen we twintig kilometer hadden afgelegd werd de zandweg wat harder en de bestuurder haalde een extra tien kilometer uit de jeep. We haalden andere voertuigen in. Net voor we een redelijk grote stad bereikten, maakten we een scherpe bocht voorlangs een oude Italiaanse vrachtwagen. De chauffeur ervan vloekte luidkeels. We hobbelden een veld op en kwamen naast een helikopter tot stilstand.
  
  De piloot, een legerofficier, sprong naar buiten en salueerde.
  
  'Mr. Carter?' zei hij.
  
  'Ja.'
  
  'Ik moet u zo snel mogelijk naar Asmara brengen.'
  
  Binnen vijf minuten waren we in de lucht. Het toestel maakte zoveel kabaal dat elk gesprek onmogelijk was. Maryam legde haar hoofd tegen mijn schouder en sloot haar ogen. Ik veronderstelde dat ik, als we eenmaal Asmara hadden bereikt, wel aan de weet zou komen wie er verantwoordelijk was voor al deze haast.
  
  De helikopter landde op een regeringsvliegveld. Een bruine wagen, met officiële opschriften opzij kwam op ons toe gestoven nog voor de rotorbladeren geheel en al tot stilstand waren gekomen. Ik zag een hoge legerofficier uit het achterportier stappen. Ik tuurde in het schelle zonlicht. Als ik het niet mis had...
  
  Hawk rende naar me toe toen ik me uit de helikopter liet zakken en me omdraaide om Maryam naar beneden te helpen. Zijn greep was stevig en even dacht ik een uitdrukking van opluchting in zijn ogen te zien toen we elkaar begroetten.
  
  'Wat doet u in Asmara, meneer?' vroeg ik. 'Als dit tenminste Asmara is.'
  
  'De kapitein van de Hans Skejelman rapporteerde dat je was overleden, N3.' zei Hawk. 'De hel is losgebroken.'
  
  'Waarschijnlijk dacht die kapitein Ergensen wel dat ik dood was,' zei ik. 'Die hele vervloekte bemanning van hem, uitgezonderd de mensen van de machinekamer, is van Borgia. Ik neem aan dat het schip niet meer in Massawa is?'
  
  'Nee. De plaatselijke autoriteiten hadden geen enkele reden hem vast te houden. Hoe is het met die andere twee?'
  
  'Welke andere twee?'
  
  'Jean Fellini,' zei Hawk. 'Een agente van de CIA. Ik wist dat zij aan boord was, maar ik wist nog niet of ik jullie wel samen wilde laten werken.'
  
  'We hebben onze krachten gebundeld om een KGB-agent met de naam van Larsen te doden. Hij was steward aan boord van de Hans Skejelman. We werden samen gevangen genomen. Later kreeg Jean een kogel in haar borst, op de tocht van de Rode Zee naar het hoofdkwartier van Borgia.'
  
  'En die andere?'
  
  'Welke andere?' vroeg ik.
  
  'Hij heet Gaard... '
  
  'De tweede stuurman. Die schoft zit in Borgia's kamp. In ieder geval toen we vertrokken. Maar wat is dat voor een verhaal dat wij dood zouden zijn?'
  
  'Een manier om te verklaren waarom je Massawa niet bereikte,' zei Hawk. 'De kapitein beweerde dat jullie alle drie aan de builenpest waren overleden. Bij wijze van veiligheidsmaatregel had hij jullie alle drie op zee begraven. Het was een verhaal dat de Ethiopische autoriteiten niet konden afkeuren. Daarom mochten ze de haven weer verlaten. Nick, jij zou de eerste AXE-agent zijn die ooit aan de builenpest was overleden.'
  
  Hij klonk een beetje teleurgesteld dat ik geen nieuw probleem had geschapen voor de ponskaart-typisten op het hoofdkwartier en misschien had ik wel iets sarcastisch teruggezegd als op dat moment niet Maryam en de Ethiopische generaal naar ons toe kwamen. Ze hadden in het Amharisch met elkaar gesproken en ik had zo het idee dat de man een oude vriend was.
  
  'Generaal Sahele, dit is Nick Carter,' zei Hawk.
  
  De generaal en ik gaven elkaar een hand. Hij was een prachtig voorbeeld van een Amhariër van hoge komaf, ongeveer één meter negentig met dik zwart haar dat net grijs begon te worden.
  
  'Mr. Carter, ik ken Maryam al sinds haar geboorte. Ik dank u dat u haar veilig heeft teruggebracht en ik dank u ook namens de familie.'
  
  Zijn Engels had het perfecte public school accent en ik nam aan dat hij onderwijs had genoten in Engeland.
  
  'Generaal Sahele,' zei ik, 'ik kan niet de eer opeisen haar terug te hebben gebracht. We zijn samen terug gekomen. Ze heeft wacht gehouden, kameel gereden en een geweer gebruikt als een goed geoefende soldaat. We hebben allebei ons leven te danken aan Saifa, een Danakil, die samen met ons is ontsnapt.'
  
  'Als u ontsnapt bent aan Borgia, zult u misschien moeten blijven vluchten.' Sahele wendde zich tot Hawk. 'Maryam heeft me een aantal namen genoemd van bondgenoten die in onze regering zitten. Ik wilde dat ik die een paar dagen eerder al had geweten.'
  
  'Wat is er mis?' vroeg ik aan Hawk.
  
  'Zodra je ontsnapte, als ik de volgorde van de gebeurtenissen goed heb, deed Borgia zijn zet,' zei Hawk. 'Vier dagen geleden kwam zijn ultimatum.'
  
  'Dat is niet meteen nadat we ontsnapt waren,' zei ik. 'Hij heeft kennelijk gewacht of zijn patrouille ons terug zou brengen.'
  
  'De patrouille die we hebben gedood?' vroeg Maryam.
  
  'Ja,' zei ik.
  
  'Kent u zijn eisen?' vroeg generaal Sahele.
  
  'Hij schijnt half Oost-Afrika te willen hebben,' zei ik. 'Heeft hij gedreigd dat hij zijn raketten zou gebruiken?'
  
  'Inclusief de drie Minutemen's,' zei Hawk. 'De Hans Skejelman had ze aan boord. Jean Fellini zat daar achter aan.'
  
  'Wanneer begint hij te schieten?' vroeg ik.
  
  'Morgenavond. En eerder als we hem willen aanvallen.'
  
  'Ik geloof dat u hem zou moeten aanmoedigen die raketten te gebruiken, meneer,' zei ik tegen Hawk. 'En vooral die Minutemen's.' Generaal Saheles mond zakte open. Hij staarde me aan. Even keek Hawk verbaasd, toen trok een flauwe glimlach over zijn gelaat. 'Wat weet jij dat wij niet weten, N3?' vroeg hij.
  
  'Minstens de helft van Borgia's raketten is alleen maar gevaarlijk voor de mensen die ze lanceren. Ik betwijfel het of hij het besturingssysteem van de Minutemen's al uit het zand heeft weten te graven, of zelfs maar weet dat die ontbreken. Hij heeft zijn raketten zo goed verborgen omdat het hem ontbreekt aan de juiste lanceringfaciliteiten. Een van zijn topmensen, en misschien wel de enige technikus die hij had, ontsnapte samen met ons. Wasyl Pacek zou u een volledig technisch rapport hebben kunnen geven. Maar helaas werd hij gedood door Borgia's patrouille toen die ons aanviel in de nacht volgend op onze ontsnapping. Borgia heeft een stel verdomd taaie Danakil-krijgers aan zijn kant staan en ze zijn bewapend met automatische wapens. Dat is dan zijn hele dreigement.'
  
  'Weet u dat zeker, Mr. Carter?' vroeg generaal Sahele.
  
  'Ja. Pacek werkte aan die raketten. Borgia belazerde hem, dus Pacek deed zijn uiterste best om het hele plan te saboteren. Borgia moet erop hebben gerekend dat de woestijn ons zou doden, want als Pacek of ik er eenmaal doorheen kwamen om de feiten kenbaar te maken, dan zou iedereen weten dat zijn hele dreigement niet anders is dan een heteluchtballon.'
  
  'Hij weet niet wat Pacek wist,' zei Maryam. 'Hij denkt echt dat die raketten het doen.'
  
  'Des te erger voor hem,' zei generaal Sahele. Hij wendde zich weer tot mij en legde een grote hand op mijn schouder.
  
  'Hoe zou u het vinden om vannacht in een hotel te slapen en dan terug te gaan naar Borgia's hoofdkwartier, Mr. Carter?'
  
  'Hoe gaan we?' vroeg ik.
  
  'Met mijn helikopter. U krijgt dan de leiding over honderdvijftig van de beste mannen in Afrika.'
  
  'Ik zou me geen betere manier kunnen voorstellen. Ik hoop alleen maar dat ik die plek kan terugvinden.'
  
  'Laat me een kaart zien,' zei Maryam zacht. 'Ik weet precies waar we zijn geweest.'
  
  Generaal Sahele ging ons voor naar zijn stafwagen en we vertrokken naar een militair kamp. Hij verontschuldigde zich twee maal voor het feit dat de wagen geen air-conditioning bezat. Ik kon hem er niet van overtuigen dat ik het heerlijk vond om de frisse berglucht in te ademen.
  
  Terwijl Maryam en de generaal over een kaart gebogen stonden, wisselden Hawk en ik informatie uit.
  
  'Heeft AXE mijn boodschap niet ontvangen?' vroeg ik hem.
  
  'Ja, maar de code die jij gebruikte vereist een zorgvuldige interpretatie. Toen die Hans Skejelman in Massawa voor anker ging en die valse overlijdenscertificaten werden overlegd, waren we ervan overtuigd dat je boodschap betekende dat het schip van Borgia was. Het duurt altijd een paar dagen voor je in de gaten hebt dat je met een valse holding company te maken hebt, zelfs al is die gevestigd in een bevriende natie als Noorwegen. Daarbij wisten we niet of jij en miss Fellini nog in leven waren en we kwamen er maar niet achter hoe jij je boodschap had verzonden.'
  
  Hij zweeg verwachtingsvol. Ik vertelde hem over mijn uitbraak uit de kooi onder het bootsmansverblijf en hoe ik me daarna weer had opgesloten. Hij lachte zacht.
  
  'Mooi werk, Nick,' zei hij zacht. 'Jouw boodschap gaf ons de tijd die we nodig hadden. Op dit moment zijn de Ethiopiërs en hun Afrikaanse bondgenoten bezig de Hans Skejelman op te sporen. Dit probleem heeft tevens gezorgd voor een betere samenwerking tussen ons en Rusland, evenals tussen de beide wereldmachten en de Derde Wereld. Dat is in ieder geval meer dan ik voor mogelijk achtte. Maar als die schuit de Atlantische Oceaan binnen vaart, is ze voor de marine van de NATO landen.'
  
  'Mr. Carter, kunt u ons een ogenblik assisteren?' vroeg generaal Sahele.
  
  Ik liep het vertrek door en bestudeerde de topografische kaart van de Danakil. Maryam had inmiddels al Borgia's hoofdkwartier gelokaliseerd.
  
  'Is het gebied geschikt voor een helikopteraanval?' vroeg generaal Sahele.
  
  'Dat hangt af van het aantal mensen en de vuurkracht die u beschikbaar heeft.' Ik wees een punt stroomopwaarts aan, een tweede punt stroomafwaarts en een derde in de lage heuvels. 'Als u mannen neerzet op die drie punten,' zei ik, 'dan kunt u het Danakil-dorp van de kaart vegen.'
  
  'We hebben ook twee kanonneerboten,' zei Sahele.
  
  'Zet er één bij Borgia's kamp,' stelde ik voor. 'Dan drijft die zijn mannen in de armen van uw troepen. Hij heeft geen grote, effectieve strijdmacht, want voor het grootste deel is hij afhankelijk van slavenarbeid.'
  
  Deze consultatie was slechts een hoffelijkheid, want generaal Sahele wist allang hoe hij zijn troepen moest gebruiken. Nick Carter zou meegaan op het reisje en als een Amerikaanse agent onder de indruk bleek van de vechtkwaliteiten van de Ethiopische troepen, dan was dat zoveel te beter.
  
  Niemand had het nog over de raketten gehad en Hawk en ik waren nog niet in de gelegenheid geweest dit probleem met elkaar door te nemen. Maar dat was wel de voornaamste reden dat ik ermee instemde de regeringstroepen te vergezellen op hun missie, als ze het hoofdkwartier van Borgia gingen aanvallen. Ik wilde er zeker van zijn, dat die atoomraketten niet in verkeerde handen zouden vallen.
  
  'Nick, heb je nog wat slaap gehad de afgelopen dagen?' vroeg Hawk.
  
  'Vanmorgen, een paar uur, in de gevangenis.'
  
  'Vannacht zal er ook niet veel van slaap komen,' zei generaal Sahele. 'We vertrekken om drie uur in de ochtend en vallen Borgia's kamp aan direct na zonsopkomst. Het is gevaarlijk om in het donker door de bergen te vliegen, maar we moeten Borgia aanpakken voor iemand in de gelegenheid is om hem te waarschuwen.'
  
  'Ik zal vroeg naar bed gaan,' beloofde ik.
  
  'Je kunt net zo goed nu naar het hotel gaan,' zei Hawk. 'Tussen haakjes, de plaatselijke autoriteiten hebben de Hans Skejelman opdracht gegeven al je spullen achter te laten. Je vindt het in je kamer.'
  
  'Ik voel me een VIP.'
  
  'Het nieuws dat u bracht is belangrijk voor de Ethiopische regering,' zei generaal Sahele.
  
  De atmosfeer werd formeel nu, met de generaal die me een hand gaf en de chauffeur opdracht gaf heel goed voor me te zorgen. Hawk was kennelijk van plan nog een tijdje bij de generaal te blijven, waarom hij natuurlijk had benadrukt dat mijn spullen zich in het hotel bevonden. Want als de bemanning van de Hans Skejelman het geheime compartiment niet hadden gevonden in mijn koffer, dan zou Wilhelmina me morgen vergezellen.
  
  Ik dacht eraan hoe prettig het zou zijn haar voor te stellen aan Gaard of aan Borgia.
  
  Ondanks de formaliteit slaagde Maryam erin dicht bij me te komen staan en me toe te fluisteren: 'Ik zie je straks, Nick. Het zal me wat intriges kosten, maar ik zal in je hotel logeren.'
  
  'Wat dacht je van samen eten vanavond?' vroeg ik.
  
  'Om zeven uur kom ik naar je kamer.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 14
  
  
  
  
  Toen ik me aankleedde voor het diner ontdekte ik een probleempje - de kleren die Hawk naar het hotel had laten doorsturen, waren voor mijn dekmantel als Fred Goodrum, de verlopen zwerver die naar Ethiopië was gegaan om te ontsnappen aan zijn zonden uit het verleden. Ik maakte me een ogenblik zorgen over het figuur dat Maryam en ik zouden slaan als we het restaurant binnen stapten, maar toen verwees ik dit alles naar de hel. Ethiopië zat vol verlopen Europeanen en een heleboel ervan verdienden stinkend veel geld. Terwijl ik wachtte tot Maryam naar mijn kamer zou komen, dacht ik erover na wat de generaal me had horen rapporteren en wat Hawk had gehoord. Als twee mensen zo lang hebben samengewerkt als Hawk en ik hebben ze niet noodzakelijkerwijze woorden nodig om een idee of waarschuwing door te geven. Een gezichtsuitdrukking, een stilte, een verandering van toon - al die dingen kunnen evenveel vertellen als een ellenlange toespraak. Ik had precies gerapporteerd wat Pacek me had verteld in de Danakil. De Tsjech had me gezegd dat hij er absoluut zeker van was dat de helft van de raketten van Borgia niet behoorlijk werkte. Generaal Sahele had direct aangenomen dat het hier om alle raketten ging. Hawk niet. Ik wist op geen enkele manier zeker dat Hawk had begrepen dat er risiko's verbonden waren aan een aanval op Borgia, maar niettemin wist ik het zeker dat hij het had begrepen.
  
  Aangezien ik meeging met de Ethiopische troepenmacht, hoopte ik maar dat hun aanvalsplan het kon opnemen tegen bruikbare atoomkoppen. Generaal Sahele moest zijn troepen zo snel laten aanvallen, dat Borgia's mannen niet in de gelegenheid waren de raketten uit de grotten te halen en in lanceerpositie te brengen. Pacek had maar de helft ervan gesaboteerd - en Pacek had de Duitse technici niet vertrouwd die aan de andere helft werkten. Dan waren we dus met ons tweeën. Ik ook niet. Dit was niet het moment mensen te vertrouwen die ik niet kende.
  
  Ik hoorde Maryams zachte kloppen op de deur. Ze had zich in westerse kleren gestoken, een verandering die ik niet geheel en al prettig vond. Maar hoe je haar ook bekeek, ze bleef mooi. Haar bleekblauwe jurk die aan haar lichaam kleefde, accentueerde haar olijfbruine huid. Haar hoge hakken maakten haar langer dan één vijfentachtig. Haar juwelen waren duur en bescheiden - een gouden kruis aan een zware ketting en een kostbare gouden armband. Aangezien ik Asmara in het geheel niet kende, vroeg ik haar een restaurant uit te kiezen. Dat ik gekleed was als een armoedzaaier, bleek in het geheel geen nadeel te zijn. De eigenaar zelf bediende ons in een stil hoekje. De biefstuk was taai, maar uitstekend gekruid, en de wijn kwam uit Italië. Iedere keer dat ik de eigenaar een compliment wilde maken, zeurde hij over de eer die hij voelde een dochter van de aartsbisschop te mogen bedienen. Iedere nieuwe verwijzing naar Maryams familie deed me me afvragen in hoeverre zij een complicatie zou gaan worden als ik Ethiopië wilde verlaten. Alsof ze mijn gedachten raadde zei Maryam: 'Ik heb generaal Sahele verteld dat ik in Borgia's kamp door een aantal mannen ben verkracht, voornamelijk Danakil en Somali.'
  
  'Waarom?' vroeg ik hoewel ik het antwoord al wist.
  
  'Dan zou hij zich niet ongerust maken dat ik naar jou toe ging, Nick.'
  
  Er waren nog veel meer vragen die ik had kunnen stellen, maar ik hield mijn kaken op elkaar. Maryam had zeer besliste ideeën over haar toekomst, zoals ik in de woestijn al ontdekt had. Ze was niet van plan naar huis terug te keren en af te wachten tot haar vader en ooms een huwelijk hadden bekokstoofd, een onteerde vrouw hadden kunnen versjacheren tegen een hoge positie in de Koptische kerk. En ze wilde kennelijk ook niet de maîtresse worden van de een of andere rijke Amhariër. Terwijl we van onze wijn dronken en onze maaltijd besloten met koppen sterke Ethiopische koffie, luisterde ik naar haar gebabbel over haar plannen een baan te vinden. Misschien had ze een te romantische voorstelling van een werkende vrouw, maar haar verlangen zelf aan de slag te gaan, in plaats van terug te keren naar de plaatselijke vorm van Purdah waarin alle rijke Amharische vrouwen leefden, leek me erg verstandig. Ook al zou ik haar niet in actie hebben gezien in de woestijn, dan ook zou haar verlangen een individu te zijn al mijn achting hebben verdiend.
  
  We keerden terug naar het hotel en haalden onze sleutel af. De klerk draaide diskreet zijn hoofd om toen we samen naar de lift liepen. Maryam drukte op de knop voor mijn verdieping.
  
  Toen de lift traag omhoog ging, vroeg ze me: 'Nick, hoe zit het met die raketten die Pacek niet heeft gesaboteerd. Werken die?'
  
  'Wie zal het zeggen,' zei ik.
  
  'Dan loop je dus morgen gevaar?'
  
  'Ja. Samen met generaal Sahele.'
  
  Ik wachtte of ze zou reageren. Dat deed ze niet. Niet voordat we op mijn kamer waren. Ik maakte de deur open en controleerde, uit gewoonte, de badkamer voor ik mijn jasje uittrok. Maryam snakte naar adem toen ze Wilhelmina en Hugo zag.
  
  'Dacht je dat we vanavond gevaar liepen?' vroeg ze.
  
  'Ik wist het niet,' zei ik. 'Jij werd niet midden in de Danakil ontvoerd. Ze kregen je in de stad te pakken. Jij en Sahele hadden het allebei over verraders die hoog in de regering zitten. Ik ben er te laat achter gekomen dat Borgia de eigenaar was van de Hans Skejelman.'
  
  'Ik hoop dat je hem morgen doodt, Nick.'
  
  'Dat zou een hoop problemen oplossen,' gaf ik toe.
  
  Ik legde mijn Luger en de stiletto op het nachtkastje, terwijl Maryam ging zitten in de enige stoel die het vertrek rijk was. Het hotel was functioneel, uiterst steriel. Nergens had ik een bordje of folder gezien die 'roomservice' aanprees. Er was een bed, een stoel, een kleine ladekast, een nachtkastje en een badkamer. Het lukte me niet erachter te komen of Maryam, die stijf op haar stoel gezeten probeerde haar blauwe jurk over haar over elkaar geslagen benen te houden, nu reageerde op de kale kamer, mijn wapens of wat er de volgende dag kon gebeuren.
  
  'Nick,' zei ze zacht. 'Ik heb je niet gebruikt.'
  
  'Dat weet ik.'
  
  'Toen ik in de woestijn naar je toe kwam, wilde ik dat. En ik blijf vannacht in je kamer voor ons plezier - voor ons allebei. Ik loog tegen generaal Sahele omdat ik bang was dat hij zou proberen jou te vernietigen. Hij is een machtig man, Nick. En hij haat alle westerlingen, Europeanen en Amerikanen. Hij leerde haten in Sandhurst.'
  
  'Ik heb zijn Britse accent gehoord,' zei ik.
  
  'Het was kennelijk niet zo prettig voor hem in Engeland.'
  
  'Ik wou dat we terug waren in de woestijn, Maryam.'
  
  Ze lachte zacht, een plotselinge verandering van stemming. 'Maar dat is niet zo, Nick,' zei ze terwijl ze op stond. 'En was het wel zo, dan was ik weer een slavin. Vannacht zijn we in ieder geval hier.' Ze ritste haar jurk los en stapte er snel uit. Toen liep ze door de kamer en ging op het bed zitten. Ik leunde van de andere kant naar haar toe en omhelsde haar. Onze kus begon langzaam en zacht in een prikkelende verkenning. Maar toen onze lippen opeen sloten, trok ze me naar haar toe en haar handen klauwden in mijn schouders.
  
  'Vannacht hoeven we de zandduinen niet in de gaten te houden,' fluisterde ik.
  
  Maryam liet zich achterover op het bed vallen. Toen we elkaar weer kusten, legde ik mijn handen op haar borsten. Haar slipje was warm van haar lichaam.
  
  In de woestijn was zij een angstige maagd geweest. Maar vanavond was zij een vrouw die precies wist wat zij wilde en die van plan was van elk moment te genieten, te genieten ook van de veiligheid van een kamer met een gesloten deur. Tegen de tijd dat we allebei naakt waren, was ik gereed. Geen van ons had zich omgedraaid om het licht uit te doen, en ze scheen er veel plezier in te hebben mij haar lichaam te tonen zoals ik had in het te bewonderen.
  
  Zo languit uitgestrekt op het bed zag haar gebruinde huid er even glad uit als die aanvoelde. Haar grote borsten lagen breed op haar bovenlichaam. Langzaam spreidde ze haar benen. Ze draaide haar heupen in een uitdaging haar warme lichaam binnen te gaan. We probeerden langzaam te beginnen en zo naar een klimaks toe te werken, maar het was een zinloze poging van ons allebei. Ze kronkelde en drukte zich onder me omhoog, en nu we alleen waren kreunde ze vrijuit en ze gilde toen we samen het hoogtepunt bereikten.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 15
  
  
  
  
  Generaal Sahele nodigde me uit zijn troepen te inspecteren op een klein militair vliegveld. Ze zagen er strijdbaar en taai uit. De meesten kwamen van Amharische stammen en ik nam aan dat ze waren uitgekozen met het oog op dat speciale probleem van Ethiopië. Ze vertegenwoordigden de heersende Koptische Christelijke kuituur en zouden met alle plezier een Danakil nederzetting aanvallen.
  
  De militaire operatie zelf was bijna absurd eenvoudig. In de helikopter van de generaal keek ik vanuit de lucht toe hoe de drie legers van zijn aanvalsmacht het Danakil-dorp omsingelden. Toen gingen we op weg naar Borgia's hoofdkwartier en na twintig minuten vliegen bevonden we ons boven het kamp.
  
  Een stortvloed Amharisch kwam over de radio. Generaal Sahele nam de microfoon en gaf een serie bevelen.
  
  'Ze brengen de raketten naar buiten,' zei hij. 'We zullen ze een onprettige verrassing bezorgen.'
  
  Drie straaljagers doken uit de lucht neer, terwijl ze raketten en napalm uitspuwden. Zes bommenwerpers volgden. Ik keek toe hoe de rookwolken opkolkten van Borgia's twee raketbases, één in het noorden tussen het kamp en het Danakil-dorp en één ten zuiden van zijn kamp. Een reeks napalm aanvallen joeg de mannen uit het kamp uiteen die waren begonnen op onze helikopters te schieten. Een luide explosie, ergens in het zuiden, deed onze helikopter hevig slingeren.
  
  'Ik hoop niet dat die idioten met het een of andere ding aan het kloten zijn,' zei ik.
  
  'Een atoomexplosie zou ons zeker doden,' zei generaal Sahele met een zuinig lachje, 'maar het is altijd nog beter hier waar niets anders is dan zand, kamelen en Danakil, dan ergens een belangrijke
  
  stad in het Midden-Oosten.'
  
  Het was geen nucleaire explosie. De generaal gaf order ons neer te zetten in het kamp van Borgia. Een van de kanonneerboten schoot nog op een laatste verzethaard die zich had verschanst in een rotssleuf ergens verderop.
  
  'Pas op voor sluipmoordenaars,' waarschuwde hij, terwijl hij zijn pistool uit zijn holster nam.
  
  Ik trok mijn jasje uit en greep Wilhelmina. De generaal keek naar de Luger in mijn hand en glimlachte. Hij wees op de stiletto in de armschede.
  
  'U bent gereed voor het gevecht, Mr. Carter,' zei hij. En het gevecht kregen we. Terwijl we in de richting van Borgia's tent liepen, werden we onder vuur genomen door een kleine groep die zich had verschanst in de rotsen bij het vrouwenkamp. We doken op de grond en beantwoordden het vuur.
  
  Generaal Sahele schreeuwde tegen zijn radioman. Binnen een paar ogenblikken kwam een klein detachement van zijn troepen het gebied binnen via de zuidelijke kant van de vallei en zij begonnen handgranaten naar de rotsen te slingeren. Een van de verdedigers stormde onze richting op. Ik kreeg hem te pakken met Wilhelmina. Het was mijn enige schot die dag. De troepen gooiden nog een volley handgranaten naar de rotsen en renden toen die kant op. Binnen een paar seconden was de strijd voorbij.
  
  'Een eenvoudige operatie,' zei generaal Sahele, terwijl hij opstond en zijn uniform afsloeg. 'Laten we die zelfaangestelde generaal Borgia eens gaan zoeken, Mr. Carter.'
  
  We controleerden de tent. We doorzochten het hele kampement. En hoewel we een heleboel dode Danakil en een paar dode Europeanen vonden, was van generaal Borgia geen spoor te bekennen. Ook bevond hij zich niet onder het handjevol gevangenen.
  
  'Het kost ons minstens een paar uur om die Danakil aan het praten te krijgen,' zei generaal Sahele.
  
  Terwijl de regeringstroepen Borgia's mannen ervan probeerden te overtuigen dat het veel beter was om te praten, zwierf ik door het gebied heen. De slaven waren vrijgelaten en toen weer bijeengedreven onder bewaking van een stuk of tien soldaten. Toen ik de twee Duitsers zag met wie ik in het kamp had gezeten, vroeg ik de dienstdoende officier toestemming om met hen te praten.
  
  'Ik weet niet..
  
  'Neem het op met generaal Sahele,' zei ik.
  
  Hij stuurde een boodschapper naar de generaal wat weer vijftien minuten verspilling betekende. De generaal gaf me de toestemming om met de Duitsers te praten.
  
  'Waar is Borgia?' vroeg ik aan hen.
  
  'Hij is een paar dagen na jou vertrokken,' zei één van hen. 'Hoe is het met Pacek?'
  
  'Hij is dood. Waar is Borgia naartoe?'
  
  'Ik weet het niet. Hij en Luigi hebben een kamelenkaravaan geformeerd. Gaard ging met hen mee.'
  
  Dat was alles wat ik wilde weten, maar generaal Sahele gebruikte de rest van de dag om de Danakil te martelen en er een bevestiging uit te krijgen.
  
  'Dus Borgia zit op zee,' zei de generaal. 'Hij is niet langer op Ethiopische bodem.'
  
  'Dat betekent niet dat hij niet langer een Ethiopische probleem is,' poneerde ik.
  
  'We zijn een neutraal land dat geen uitgebreide vloot bezit. 'Wat kunnen we, volgens u, doen?'
  
  'Niets,' zei ik. 'Uw mannen - en de luchtmacht van uw land -hebben uitstekend werk geleverd. U noch ik kunnen naar Borgia's schip toe zwemmen en hem alleen tot zinken brengen. En ik vermoed dat de Hans Skejelman zich nu buiten het bereik van de Ethiopische straaljagers bevindt. We zullen dit over moeten laten aan onze superieuren, wanneer we weer terug zijn in Asmara.
  
  Uiterlijk bleef ik kalm, hoewel ik inwendig het oponthoud vervloekte dat generaal Saheles trots had veroorzaakt. Hoe eerder ik Hawk op de hoogte kon brengen van Borgia's ontsnapping, hoe sneller hij plannen kon gaan maken om de Hans Skejelman aan te pakken. Maar ik kon dit probleem niet bespreken over een open radioverbinding. En het gebruik van code zou generaal Saheles trots krenken. Eigenlijk zou elke actie van mijn kant hem aardig tegen de haren in hebben gestreken. Hij was de baas hier en hij genoot van zijn positie.
  
  'Voor onze eigen geestelijke veiligheid,' zei Hawk toen ik weer terug was in Asmara die avond, 'zullen we maar aannemen dat Borgia niet een eigen verrekte marine heeft en dat hij aan boord van de Hans Skejelman is. Ze bevindt zich op de Atlantische oceaan, op open zee en ver verwijderd van de handelsroutes. Ze wordt geschaduwd door een vliegdekschip en vier destroyers. Twee Russische onderzeeërs dekken de Afrikaanse kust.'
  
  'Ik heb zo het idee dat de Hans Skejelman gewapend is,' zei ik. En ik vertelde Hawk van de twee gescheiden bovenbouwen en wees erop dat er onder dek een groot stuk ruimte scheen te zijn waar ik geen verklaring voor had.
  
  'Vijfenzeventig millimeter kanonnen.' Hij knikte, 'AXE heeft het druk gehad met het bijeen schrapen van gegevens, sinds je uit Norfolk vertrok.'
  
  'Hoe kunnen we ons ervan vergewissen dat Borgia aan boord is?'
  
  'Dat kun je de overlevenden vragen, als die er zijn,' zei hij.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 16
  
  
  
  
  Ik verwachtte dat Hawk me terug zou sturen naar Washington en de missie voor volbracht zou verklaren. Borgia's hoofdkwartier was niets meer dan een puinhoop en een heleboel lijken en hoewel generaal Saheles leger geen enkele kans had Borgia zelf te doden, meenden ze te weten waar hij was. Het enige wat Nick Carter zo'n beetje had bewerkstelligd in Ethiopië was de redding van Maryam, hetgeen me persoonlijk buitengewoon veel plezier deed, maar geen reden was voor de Ethiopische regering me daar verder te houden. Ik was dus uiterst verbaasd toen Hawk een flat voor me vond en me vertelde wat betere kleren te kopen in Asmara.
  
  'Wat moet ik hier dan doen?' vroeg ik.
  
  'Weet je zeker dat Borgia op de Hans Skejelman zit?'
  
  'Nee.'
  
  'Ik ook niet. Het is te makkelijk, te simpel voor deze opdracht. Het klopt niet. Dan hebben we nog dat probleempje met die raketten. Zelfs al was dit hier een geallieerd land, dan nog zouden we moeilijkheden hebben die terug te krijgen, maar toevallig is Ethiopië een neutraal land. Waarom denk je dat generaal Sahele je niet verder liet zoeken in de woestijn?'
  
  'Twee redenen - hij heeft een hekel aan blanken in het algemeen en aan mij in het bijzonder, en hij dacht dat hij misschien iets te verbergen had daar.'
  
  'Ethiopië is een verdomd delicaat probleem,' zei Hawk. 'Sommige van die raketten zijn officieel van Egypte, andere zijn Israëlisch. Door de interne druk van moslimzijde is Ethiopië geneigd naar Egypte over te hellen. Maar de Ethiopiërs hebben er geen enkel belang bij de bewapening van welke van beide landen ook te vergroten. Bij gevolg weten zij niet wat zij moeten beginnen met die raketten. Jij blijft dus in Asmara rondhangen. Jouw gewoonte om op elke missie een vrouw op te duikelen, begint AXE eindelijk wat op te leveren.'
  
  'Door me een excuus te geven hier te blijven?'
  
  'Ja. En ik zal je nog een officiële reden geven - die drie Minutemen raketten waaraan jij zo hard gesaboteerd hebt.'
  
  Hawk keerde terug naar Washington en liet mij achter in Asmara. Wachten maakt deel uit van mijn werk en het is niet ongebruikelijk dat je niet weet waarop je wacht. Ik wist, in dit geval, echter helemaal niet of er wel iets zou gebeuren aan het einde van dat wachten.
  
  Generaal Sahele negeerde me volkomen en als Maryam er niet was geweest zou ik me behoorlijk zijn gaan vervelen. Asmara is niet zo'n opwindende stad.
  
  Mijn contactman was een beambte op het kantoor van de Amerikaanse consul. Tien dagen na Hawks vertrek kwam hij opdagen en hij bezorgde me een lang rapport. Het kostte me twee uur dat te decoderen en toen ik daarmee klaar was, realiseerde ik me dat iemand een belangrijke, tactische fout had gemaakt.
  
  De marine had de Hans Skejelman gevonden, ergens op de Atlantische Oceaan, ver buiten de scheepvaartroutes, ergens tussen Afrika en Zuid-Amerika en iets boven de evenaar. Een aanvalsmacht van een vliegkampschip en vier destroyers was er op af gegaan en de Hans Skejelman had zich verdedigd. Haar 75mm kanonnen hadden weinig effect kunnen sorteren en ze was uit het water geblazen. Geen overlevenden en verdomde weinig wrakstukken. In dat gebied zaten veel haaien, dus de aanvalseenheid had geen lijken kunnen bergen. Dat betekende, dat we nog steeds niet wisten of Borgia nu leefde of dood was.
  
  Generaal Sahele bracht me de volgende dag een bezoek. Hij had zijn eigen kopie van het rapport ontvangen. Hij sloeg mijn aanbod van een borrel van de hand, ging op de bank zitten en kwam ter sprake.
  
  'Minstens één van onze doelwitten bevond zich niet aan boord van dat schip,' zei hij.
  
  'Borgia? Het rapport dat ik ervan ontving was daar niet zeker over.'
  
  'Borgia weet ik niet, Mr. Carter. Maryam gaf me een aantal namen van zijn vermeende vrienden, toen jullie uit de Danakil kwamen.
  
  Inlichtingendienst is niet zo mijn specialiteit. En ik ben niet in de positie om een groot deel van ons inlichtingenapparaat te vertrouwen. Maar ik heb wel vertrouwen in sommige agenten. Diskreet hebben ze een paar generaals en politici in de gaten gehouden. En ze hebben gezien dat één van deze officieren in het geheim ontmoetingen heeft gehad met een grote, blanke man.'
  
  'Van het weinige dat ik heb gezien van Borgia's kamp, was daar maar één grote, blanke man,' zei ik, 'aangenomen dat uw agent het had over iemand die groter is dan ik. En dat is Gaard. Bedoelt u te zeggen dat die zich niet aan boord van de Hans Skejelman bevond?'
  
  'Uw marine heeft een puinhoop van zijn opdracht gemaakt,' zei Sahele tegen me.
  
  'Misschien. Maar die 75mm kanonnen maakten enteren kennelijk onmogelijk.'
  
  'Wat gaat u nu doen, Mr. Carter?'
  
  'Wat ik ga doen ligt aan uw regering, generaal. Mijn orders zijn in Asmara te blijven tot u besluit hoe u die raketten zal ontmantelen om te voorkomen dat Borgia ze weer kan gebruiken, mocht hij nog leven. Zoals u weet zijn drie ervan gestolen van de VS. Ik ben er behoorlijk zeker van dat geen van die drie operabel is, maar toch zou ik graag de onderdelen mee terug naar huis nemen.'
  
  'Die vervloekte raketten,' zei generaal Sahele verhit.
  
  Ik wachtte op een verklaring van zijn uitbarsting. Generaal Sahele en ik zouden nooit vrienden worden. Zijn ervaringen op Sandhurst had hem tegen iedere Engelssprekende blanke gekeerd. Dan had je nog de kwestie van Maryam. Ik veronderstelde dat hij me zag als een zeer slechte invloed op haar. Toch vertrouwde ik op zijn eergevoel. Hij had trouw gezworen aan de Ethiopische belangen en zolang die belangen samenvielen met die van AXE zou hij een betrouwbare bondgenoot zijn.
  
  'Mr. Carter,' zei hij, 'Ethiopië heeft er geen enkel belang bij een atoommacht te worden. We kunnen ons de problemen niet permitteren die ermee samengaan.'
  
  'Dat is een kwestie waar de Ethiopiërs alleen over moeten beslissen, generaal,' zei ik. 'Ik ben hier niet om me te bemoeien met uw soevereiniteit. Maar mocht u wel nucleaire vermogens willen hebben, dan heeft u een verrekt goed begin met die raketten. Hoewel, ik zal genoodzaakt zijn u die drie Minutemen's terug te vragen.
  
  'Mr. Carter,' zei hij, 'heel vaak, de laatste paar dagen, heb ik horen redeneren dat wij een atoommacht zijn geworden. Wanneer je raketten hebt, heb je ook een doel nodig om ze tegen te gebruiken. De Israëli's en de Egyptenaren richten ze op elkaar. Jullie bedreigen de Russen en omgekeerd. Ethiopië heeft stammen die deze raketten op elkaar kunnen richten. Maar ik blijf er een tegenstander van, ook als de voorstanders in het verleden geen banden zouden hebben gehad met Borgia.'
  
  'Wellicht is de beste oplossing de raketten terug te geven aan die landen van wie ze zijn gestolen, generaal.'
  
  'Niet echt. De Egyptenaren zouden met genoegen de hunne terugnemen, maar ze zouden met ongenoegen een dergelijke vijandige daad bezien als het teruggeven van de raketten aan de Israëli's. Uw regering heeft voorgesteld ze allemaal aan u te geven. Maar ook dat zou de Egyptenaren niet bevallen.'
  
  'Het lijkt erop dat je niet iedereen een plezier kunt doen, generaal. Bekijk het houden van die raketten eens van de zonnige kant. Het probleem is niet eeuwig durend. Binnen twintig jaar zijn ze verouderd.'
  
  'Ik weet het,' zei hij. 'Aangezien u van plan bent nog aardig wat tijd in Asmara te blijven, zoek ik u misschien nog eens op om erover te praten hoe dat probleem clandestien kan worden.'
  
  Hij vertrok. Ik ging naar het consulaat en stelde een telegram in code op voor Hawk. Ik wilde weten hoeveel tijd het zou kosten om raketspecialisten naar Ethiopië te krijgen. Generaal Sahele had niet gezegd dat de raketten gewapend waren, maar over onbruikbare raketten zou hij niet zo bezorgd zijn geweest.
  
  Twee avonden daarna stelde Maryam voor om samen naar een nachtclub in Asmara te gaan. Ze had een baan gekregen op een regeringskantoor - haar werk had iets te doen met archieven en Sahele had het voor haar geregeld - en een vrouwelijke collega had haar die tent aanbevolen. Ik verwachtte geen moeilijkheden, maar toch had ik Wilhelmina, Hugo en Pierre bij me.
  
  De club toonde alle slechte aspecten van de westerse kuituur. Er was daar een rockband die niet al te best was en er werden overmatig dure drankjes geserveerd. Soms geloof ik dat rock & roll Amerika's voornaamste exportartikel is geworden. Zouden we alleen al alle royalty's krijgen op ideeën en stijlen, dan zouden we nooit meer een tekort op de betalingsbalans hebben. Maryam en ik vertrokken na twee uur lawaai.
  
  Het was een koele avond, een typische bergnacht. Toen we buiten de club kwamen zocht ik vergeefs naar een taxi. De portier, die er één had kunnen bellen, was al naar huis. Maar gelukkig stond er een paard en wagen voor de tent geparkeerd, zo'n parkmodel met houten banken die tegenover elkaar waren geplaatst. Maryam en ik stapten in en ik gaf de bestuurder het adres van mijn appartement. De koetsier keek me leeg aan. Ik herhaalde het adres in het Italiaans.
  
  'Si, signore, ' zei hij.
  
  Maryam leunde links tegen mé aan toen de koets in beweging kwam. De avond leek wel dubbel zo stil na al die herrie van de club en het geluid van paardenhoeven op de straat was zo regelmatig dat je er bijna van in slaap viel. Maryam leek beslist ontspannen. Ik niet. Ik probeerde een klein mysterietje op te lossen.
  
  Engels is een heel normale tweede taal op Ethiopische scholen. Asmara is een tamelijk kosmopolitische stad waar taxichauffeurs, hotelpersoneel, winkeliers, obers, barkeepers, prostituees en andere leden van dienstverlenende bedrijven in het algemeen tweetalig zijn. Er was niets sinisters aan het feit dat onze koetsier geen Engels sprak, maar toch was het net ongebruikelijk genoeg om mij op mijn hoede te doen zijn.
  
  Soms kan een patroon van onsamenhangende gebeurtenissen en omstandigheden, die apart heel onschuldig lijken, een waarschuwing geven van een verborgen gevaar. Dat ik een dergelijk patroon over het hoofd had gezien aan boord van de Hans Skejelman, was er de oorzaak van geweest dat ik die tik op mijn kop had gekregen. En ik was niet van plan nogmaals in diezelfde fout te stappen. Het duurde niet lang voor ik een tweede detail vond dat niet klopte. Tijdens mijn verblijf in Asmara had ik de omgeving wat verkend, deels met Maryam, de rest op eigen houtje, om het wachten wat te verkorten. En hoewel ik de stad niet goed kende, begon ik te vermoeden dat de koetsier een verkeerde richting nam om mijn appartement te bereiken.
  
  'Ik geloof niet dat hij ons naar huis brengt,' zei ik zacht tegen Maryam. 'Misschien spreekt hij ook wel geen Italiaans.'
  
  Ze zei iets in het plaatselijke dialect. De koetsier gaf antwoord en draaide zich om om met zijn armen te gebaren. Weer sprak zij. Hij gaf een tweede uitleg en keek weer naar voren om zich verder met het mennen bezig te houden.
  
  'Hij zegt dat hij een kortere weg neemt,' zei Maryam tegen mij. 'Dat heb ik al vaker gehoord,' zei ik terwijl ik Wilhelmina losmaakte in haar schouderholster.
  
  Mijn toon van ongeloof scheen door te dringen tot de koetsier, hoewel hij dan geen Engels scheen te verstaan - als dat zo was -en hij frommelde in zijn zak terwijl hij zich snel omdraaide.
  
  Ik schoot hem door het hoofd. Hij viel half van de bank. Het pistool dat hij Had willen trekken viel kletterend op de straat. De explosie van mijn Luger deed het paard schrikken en door het wegvallen van de druk op zijn teugels, sloeg hij op hol.
  
  'Hou je vast,' zei ik tegen Maryam.
  
  Ik ramde het pistool terug in de holster, sprong naar voren en schopte de koetsier van de bank. Hij belandde op straat en het linkerwiel hobbelde over hem heen. Ik greep de teugels en probeerde niet te hard te trekken, waardoor het paard anders zou gaan steigeren en het koetsje omver zou halen, maar toch zo hard dat het beest de druk van het bit zou voelen. We slingerden gevaarlijk, nog steeds uit ons evenwicht omdat we over het lichaam van de dode koetsier waren gehobbeld.
  
  De teugels waren in de war en ik probeerde die uit elkaar te krijgen, terwijl we gevaarlijk door de straat vlogen. Een paar voetgangers stoven opzij en ik bad dat we geen auto's tegenkwamen. De wijk van de stad waar we ons bevonden scheen volledig uitgestorven en langs de kant van de weg stonden maar een paar voertuigen geparkeerd. Het paard zag er te verwaarloosd uit om te veel snelheid te maken, maar op dit moment leek hij in staat de Grand National te winnen.
  
  Ten slotte had ik de teugels uit elkaar en ik begon wat meer druk te geven. Ik zorgde ervoor de druk aan beide kanten gelijk te houden.
  
  Het koetsje had een hoog zwaartepunt en als het paard plotseling zou slingeren, zouden Maryam en ik uit het rijtuigje vliegen en op straat belanden. Geleidelijk vergrootte ik de druk. Het paard begon langzamer te lopen. Ik praatte tegen hem.
  
  'Kalm aan, jongen,' zei ik. 'Hu, hu.'
  
  Ik betwijfelde het of hij Engels verstond, de koetsier had het plaatselijke dialect gebruikt - maar misschien zou de kalme, zachte toon die ik gebruikte hem op zijn gemak stellen. Ik had niet gezien of het beest een hengst of een merrie was. Het was ook niet het ogenblik om dat na te gaan.
  
  Het paard was net zo'n beetje onder controle, toen ik Maryam hoorde schreeuwen. 'Nick. Er komt een wagen heel snel achter ons aan.'
  
  'Hoe dichtbij?'
  
  'Een paar straten. Maar hij komt heel snel dichterbij.'
  
  Ik gaf een ruk aan de teugels. Het paard steigerde op zijn achterbenen, het rijtuigje slingerde. Toen kwam het paard weer naar beneden en probeerde weer op hol te slaan. Ik gaf opnieuw een ruk, mijn schouderspieren spannend om het dier tegen te houden. Hij steigerde opnieuw, waardoor het rijtuigje schuin naar achteren helde.
  
  'Spring,' riep ik tegen Maryam.
  
  Ik liet de teugels los en sprong over het voorwiel. Ik kwam rollend neer op het wegdek waarbij ik mijn knie schaafde en mijn jasje scheurde. Wankelend kwam ik overeind tegen een gebouw en keek achterom of Maryam het had gehaaid. Ongeveer drie meter van me vandaan stond ze op.
  
  Het paard, verlost van zijn teugels, sloeg weer op hol. Het rijtuigje sloeg om en het dier viel. Het schopte en hinnikte wanhopig. De auto stormde op ons af; hij reed zelfs te snel voor een Ethiopische chauffeur met doodsverlangen.
  
  Maryam kwam naar me toe gerend en zei: 'Nick, de wagen...'
  
  'Zoek een portiek,' zei ik.
  
  We renden door de straat en probeerden een opening tussen de huizen te vinden die pakhuizen bleken te zijn. Maar er was er geen waar een mens zich doorheen kon wringen. Toen kwamen we bij een ingang naar een kelder. Ik leidde Maryam de trap af. Beneden hielden we ons platgedrukt tegen het gebouw. We bevonden ons net onder het straatniveau. De koplampen van de auto begonnen de omgeving te verlichten. Ik hoorde het piepen van de banden toen de remmen werden gebruikt.
  
  'Stil,' fluisterde ik, terwijl ik probeerde mijn ademhaling weer normaal te krijgen.
  
  Maryam gaf me een kneepje in mijn linkerarm en stapte toen achteruit zodat ik ruimte voor mijn wapens zou hebben.
  
  Een autoportier sloeg dicht. Een tweede. Een derde. De motor bleef lopen. Niet minder dan drie en wellicht meer dan vier inzittenden.
  
  'Zoek ze,' beval een man in slecht Italiaans.
  
  Zelfs zonder dat afgrijselijke accent zou ik Gaards stem hebben herkend. Ik had hem al verwacht vanaf het moment dat de koetsier zijn pistool trok en ik had gehoopt hem te ontmoeten vanaf het moment dat Sahele me zei dat hij zich in Ethiopië bevond. Ditmaal was het pistool in mijn hand.
  
  'Ze zitten niet in het rijtuig.' Dit accent behoorde toe aan een inwoner van Ethiopië.
  
  'Ze moeten hier ergens in de buurt zijn,' zei Gaard. 'Zeg tegen Joe dat hij die verrekte motor afzet, zodat we ze kunnen horen.' Maryam trok aan mijn arm. Ze had de deur achter ons geprobeerd en die bleek open. Ik was in de verleiding langs die weg te ontvluchten, maar besloot dat niet te doen. Hun gesprek suggereerde, dat onze achtervolgers dachten dat we gewond waren, dus ik was misschien in staat hen te verrassen en de kansen in ons voordeel te doen keren. Ik wenste dat Maryam een wapen had. In de Danakil had ik al gezien hoe goed ze kon vechten.
  
  Ik draaide mijn lichaam zodat ik in mijn broek kon komen om Pierre van mijn dij te halen. De bom bevatte een tamelijk nieuw soort zenuwgas, dat een mens voor verscheidene uren buiten gevecht kon stellen. De gegevens die de agenten van AXE erbij hadden gekregen toen die nieuwe gasbommen werden verstrekt, bevatten de waarschuwing dat hij lataal kon zijn voor iedereen, behalve misschien de allersterksten. Ik had geen voorkeur voor wat betreft het resultaat toen ik, bijna dubbelgevouwen, de trap opging.
  
  Meer stemmen. Het geluid van de motor stopte abrupt. Vervolgens kwam het geluid van een portier dat geopend werd. Rechtop wierp ik Pierre met mijn linkerhand, op het laatste moment de afstand corrigerend.
  
  De bom trof doel en explodeerde bij de linkerkant van de auto. Ik keek achter me naar het gebied dat werd verlicht door de koplampen. Ik loste een schot en zag een man vallen. Toen opende iemand liet vuur, wellicht Gaard, met een machinepistool van achter het
  
  omver geworpen rijtuigje vandaan. Ik dook weer weg toen de kogels afketsten op de stenen muur boven ons.
  
  'Het gebouw in,' zei ik tegen Maryam.
  
  We drongen snel de kelder binnen. Hoge stapels dozen omgaven ons in het duister. Door het volslagen donker liepen we verder naar achteren. Weer klonk een salvo van een machinepistool op straat en glas versplinterde. Boven bonsden voetstappen over de vloer. 'Nachtwaker,' mompelde ik tegen Maryam. 'Ik hoop dat hij de politie belt.'
  
  'We zijn waarschijnlijk veiliger als hij dat niet doet,' zei ze zacht. 'We weten nooit aan welke kant ze zich zullen opstellen.' Voetstappen kwamen dreunend de trap af. Maryam vond een weg tussen twee stapels dozen en we hurkten neer.
  
  Toen hoorden we het geluid van zware schoenen op het wegdek buiten.
  
  Gaard?
  
  De twee mannen ontmoetten elkaar in het pad tussen de rijen dozen in. Beiden schoten. Gaard kwam net door de deur naar binnen. De nachtwaker bevond zich tussen hem en ons in. De nachtwaker loste het eerste schot, maar hij maakte de fatale vergissing te missen. Gaard opende het vuur met het machinepistool en ik zag de kogels bijna aan het lichaam van de nachtwaker plukken, toen hij zijn zaklantaarn liet vallen en op de grond viel.
  
  Gaard stopte met schieten. Ik sprong het middenpad in, liet Wilhelmina op maaghoogte zakken en schoot één maal. Toen liet ik me op de grond vallen.
  
  Gaard gilde. Zijn machinepistool liet nog een salvo los, klikte toen leeg. De kogels waren over mijn hoofd heen gegaan. Ik vuurde nogmaals op de zaklamp en hoorde Gaard op de grond vallen.
  
  Ik verplaatste Wilhelmina naar mijn linkerhand en nam Hugo in mijn rechter, toen rende ik op Gaard af. Hij lag bij de deur. Hij haalde nog adem, maar zijn ademhaling was zwak en onregelmatig.
  
  'Maryam?' zei ik, 'kom maar te voorschijn. Hij is buiten gevecht.' We liepen de deur uit en de trap op naar de straat toe. We zagen de gedaanten van nieuwsgierigen die zich angstvallig een beetje uit de buurt hielden. Ik hield Wilhelmina duidelijk zichtbaar. Niemand zou wat uithalen tegen een man met een pistool, zeker niet als de straat bezaaid ligt met de bewijzen van een vuurgevecht.
  
  'Klaar om te rennen?' vroeg ik Maryam.
  
  'Ja,' zei ze. 'We moeten een telefoon zien te vinden en generaal Sahele op de hoogte stellen.'
  
  We schoten door donkere stegen en kronkelige straten. Na enige tijd stak ik het pistool en de stiletto weg en concentreerde me op het bijhouden van Maryam. Uiteindelijk vonden we een straatje met een aantal cafés. We stopten en streken onze kleren glad. Toen stapten we naar binnen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 17
  
  
  
  
  We hadden niet het beste heiligdom uitgekozen. Op onze vlucht van de plek waar Gaard en zijn mannen ons hadden overvallen, waren we een tamelijk ruig district binnen gekomen. En nu waren we in een tent die waarschijnlijk functioneerde als oppikplaats voor hoeren. De meisjes, waarvan de meeste lichte zomerjurkjes droegen die de avondkilte trotseerden, hingen in het vertrek rond waarbij ze hun charmes ten toon stelden. Ze keken kwaad naar Maryam toen we binnenkwamen. Zelfs die vrouwen die bezig waren met de paar mannelijke klanten in het vertrek, hielden op met praten om kwaad naar die vreemdelingen te kijken die hun territorium binnen waren gekomen.
  
  Er zat ook een minder duidelijke factor achter die vijandigheid van hun, iets typisch Ethiopisch. Generaal Sahele had het me allemaal keurig uitgelegd. In plaats van vijanden buiten de grenzen, bezaten de Ethiopiërs stammen die hevig verlangend waren elkaar de keel af te snijden.
  
  Maryam was Amharische, een vertegenwoordigster van de traditioneel heersende klasse. De prostituees in deze bar kwamen van andere stammen. Zo bedroog Maryam hen op twee manieren. Ze zou een ander hoertje kunnen zijn dat op hun grondgebied stroopte en zij herinnerde hen eraan wat zij niet waren, en wat zij niet konden worden door hun afkomst. Ik maakte mijn jasje los. Als de klanten van deze tent Wilhelmina in haar schouderholster zagen, dan zouden ze er misschien aan denken hun vijandigheid te onderdrukken. Maryam overzag de situatie even snel als ik en zei zacht: 'Hou het achter je in de gaten, Nick. En wees gereed om te vechten. 'Goed,' zei ik. Ik leunde tegen de bar en vroeg de barkeeper: 'Kan ik uw telefoon gebruiken?'
  
  'Een paar straten verderop heb je een cel,' zei hij.
  
  Ik trok mijn jasje een eindje verder open.
  
  'Ik heb geen zin om een paar straten verderop te lopen en een telefooncel te zoeken,' zei ik.
  
  In het plaatselijke dialect zei Maryam iets op kwade toon. Wat ze ook zei, een man op twee krukken verderop aan de bar pikte het duidelijk niet. Hij deed een greep in zijn broekzak en haalde een knipmes te voorschijn. Ik trok Wilhelmina en sloeg de loop over zijn gezicht. Hij viel op de grond en kreunde, terwijl bloed uit zijn mond stroomde.
  
  'De telefoon,' herinnerde ik de barkeeper.
  
  'Daar achter.'
  
  Mijn sprong over de bar heen verbaasde hem. Het voorkwam tevens dat hij zijn pistool kon pakken dat hij naast de bierpomp bewaarde. Met mijn linkerhand greep ik zijn rechter stevig vast en begon hem naar de achterkant van de bar te duwen.
  
  'Doe geen domme dingen,' zei ik. 'Als je een pistool pakt, maak ik je af.'
  
  Maryam dook ook achter de bar, waarbij haar rok omhoog wervelde en haar lange benen in een flits te zien waren. Ze greep het pistool van de barkeeper en hield het boven de bar waar de prostituees en de pooiers het konden zien. Ze sprak kort en vastberaden en ik had geen officiële vertaling nodig om te begrijpen dat ze een bezielende preek hield over de deugden van het rustig op je plaats blijven zitten, het rustig drinken van je drankje en je verder alleen maar bemoeien met wat zakelijke regelingen voor die avond.
  
  De barkeeper bracht ons naar de telefoon. Ik hield hem vast, terwijl Maryam generaal Sahele opbelde. Ze vertelde hem waar we waren en wat er was gebeurd. Toen gaf ze de telefoon aan de barkeeper. Ik ben nooit aan de weet gekomen wat Sahele tegen de zakenman zei, maar het boezemde hem zelfs nog meer vrees in dan Maryam en ik met onze heldendaden hadden weten op te roepen. Geen klant kwam in de buurt van de bar terwijl wij zaten te wachten en de barkeeper kuste letterlijk de grond toen Sahele met een van de gemeenst uitziende langste soldaten na een kwartiertje binnenkwam.
  
  'Goedenavond, Mr. Carter,' zei de generaal. 'Maryam heeft me een kort verslag gegeven van jullie activiteiten. Het schijnt dat mijn man volledig juist was met het identificeren van Gaard.'
  
  'Daar heb ik geen moment aan getwijfeld,' zei ik. 'Inefficiënte mensen houden het niet lang uit onder uw commando.
  
  'Ik stel voor u en Maryam te vergezellen. Ik zal contact opnemen met de juiste mensen om ervoor te zorgen dat de gebeurtenissen van deze avond ongepubliceerd blijven. Laat me een ogenblik tegen deze criminelen praten.'
  
  Generaal Saheles dreigementen waren waarschijnlijk onnodig. De bar en zijn clientèle vertegenwoordigde een misdadig element dat zich zelden of nooit met spionage activiteiten inlaat. Wanneer deze kruimelboefjes erbij betrokken raken door de een of andere reden, dan zijn het toch altijd de misdadigers die de klappen krijgen. De barkeeper, de klanten en de hoertjes zouden allemaal zo slim moeten zijn er nooit meer over te praten, zelfs niet onder elkaar. Sahele bracht ons naar zijn privé-kwartier op een legerbasis even buiten Asmara. Maryam en ik zaten in een gerieflijke woonkamer te wachten tot hij een serie telefoongesprekken afhandelde in een andere kamer. We hadden niets anders te doen dan praten over onbenulligheden en te drinken. De dienstplichtige die ons van drankjes voorzag, functioneerde tevens zeer doeltreffend als chaperonne. En ik vermoedde ook dat de generaal hem om die reden in de woonkamer had gestationeerd. Toen de generaal ten slotte bij ons kwam om ons te ondervragen, moest ik een verdomde hoop vijandelijkheden van hem, die hij had overgehouden aan zijn dagen op Sandrust, over me heen laten komen.
  
  Pas vier uur later, om ongeveer drie uur in de ochtend, kwam generaal Sahele het vertrek binnen en stuurde de dienstplichtige weg. Nadat hij zich ervan verzekerd had dat alle bedienden naar bed waren, schonk hij zichzelf een borrel in en ging op een rechte stoel zitten. Zijn rug bleef kaarsrecht.
  
  'Gelooft u nog steeds dat Borgia aan boord was van dat schip dat uw marine tot zinken heeft gebracht, Mr. Carter? vroeg hij.
  
  Ik haalde mijn schouders op. 'We raden maar wat. De correcte vraag is of ik denk dat Gaard op eigen gezag handelde. Aangezien ik Gaard zie als niets anders dan een niet al te slimme schurk, is het antwoord daarop: nee. Allebei hebben ze de Hans Skejelman gemist.'
  
  'Waar is Borgia dan?'
  
  'Ergens in Ethiopië,' zei ik. 'Gezien de omstandigheden ben ik nauwelijks bereid hem te gaan zoeken. En ik denk ook niet dat een dergelijke speurtocht met open armen ontvangen zou worden.'
  
  'Inderdaad niet,' zei Sahele. 'Mr. Carter, u begint steeds minder welkom te worden in dit land. Gaard stierf op de operatietafel zonder nog bij kennis te zijn gekomen. Dat betekent weer een verloren kans om erachter te komen waar Borgia zich op dit moment verbergt.'
  
  'U zal iets aan die raketten moeten doen, generaal. Dat zijn de dingen die ongunstige elementen naar uw landen aantrekken.'
  
  'Nee, Mr. Carter, u bent degene die er iets aan gaat doen. Op dit moment zijn nogal delicate onderhandelingen gaande. We geven u toestemming ze te stelen. Zo'n onvriendelijke daad maakt u natuurlijk tot persona non grata in Ethiopië, maar het is een geringe prijs die er betaald moet worden om de dreiging die ze vertegenwoordigen te beëindigen.'
  
  Maryam snakte naar adem. Sahele had een haaiengrijns op zijn gezicht.
  
  Uw land heeft - of zal dat hebben - een vliegkampschip voor de kust van Ethiopië. Helikopters zullen technici het land binnen brengen. De raketten blijven in de woestijn, maar de atoomkoppen worden naar Amerika weg gegoocheld. Raketten bouwen vereist een nogal eenvoudige technologie, alleen de atoomkoppen maken ze gevaarlijk. Dit plan vereist verraad van mijn kant, maar niemand zal van die diefstal weten tot die al lang heeft plaatsgevonden en ik zal de volledige schuld daarvan op de Amerikanen schuiven.'
  
  'Heeft u controle over de troepen die ze bewaken?'
  
  'Ja,' zei hij. 'Ze zijn verplaatst tot ver in de woestijn. Slim idee niet?'
  
  Heel slim, zei ik, terwijl ik mijn stem moest beheersen om geen emotie te tonen. 'Uw plan komt tegemoet aan een aantal noodzakelijkheden die gunstig werken voor alle betrokkenen. En als u denkt dat de onmogelijkheid naar Ethiopië terug te keren een geringe prijs voor mij is, het zij zo.'
  
  'Generaal...,' begon Maryam.
  
  'Spaar je woorden, Maryam,' zei generaal Sahele. 'Ik denk dat je er wel achter komt dat Mr. Carters eerste trouw zijn land geldt en niet jou.'
  
  'Dat weet ik. En daarom respecteer ik hem,' zei ze kwaad.
  
  Sahele keek fronsend. Ik vroeg me af of hij ijdel genoeg was om het plan te ondermijnen en de veiligheid van zijn land te versjacheren voor een gril. Toen, met strak gezicht, stond hij op en liet ons vertrekken.
  
  'De laatste details worden gedurende de laatste komende dagen geregeld. Geniet voorlopig nog van de gastvrijheid van Ethiopië, Mr. Carter.'
  
  Ik stond op. 'Ik heb genoten van de grootste gastvrijheid die Ethiopië te bieden heeft, generaal.'
  
  De chauffeur bracht ons terug naar mijn flat. Daar, toen we weer alleen waren, bracht Maryam haar woede onder woorden.
  
  'Nick,' zei ze. 'Hoe kan Sahele zo wreed zijn?'
  
  'Wil hij je niet meer als zijn maîtresse?' vroeg ik.
  
  'Niet meer.'
  
  'Hij is er van overtuigd dat hij het juiste doet. En mensen zijn het wreedst als ze deugdzaamheid betrachten.'
  
  
  
  Vijf dagen later was elk detail geregeld, behalve hoe ik mijn kleren uit Asmara moest krijgen nadat ik eenmaal verdwenen was. En dat probleem baarde me geen zorgen. Hawk kon ze vervangen of laten halen als ik eenmaal aan boord was gegaan van het vliegkampschip - als ik zo lang leefde.
  
  Generaal Sahele bracht me ervan op de hoogte dat hij me persoonlijk uit Asmara zou escorteren om zes uur de volgende ochtend. Dat gaf Maryam en mij een laatste nacht samen. Ik belde haar toen ze klaar was met haar werk en vroeg haar waar ze heen wilde gaan. 'Nergens heen,' zei ze. 'Kom naar mijn huis, Nick.'
  
  Ze diende een lichte maaltijd op en richtte het gesprek opzettelijk niet op mijn naderende afscheid. Na het eten stapelde ze de borden in de gootsteen en gebaarde me naar de zachte bank in de woonkamer.
  
  'Nick,' zei ze, 'ik mag het je eigenlijk niet vertellen, maar de generaal heeft het voor me geregeld dat ik bij onze inlichtingendienst kan komen werken. Daaraan verbonden zijn de vele reizen die ik moet doen om bezoeken af te leggen aan onze ambassades en consulaten.'
  
  'Jij zal goed werk leveren,' zei ik.
  
  'Misschien komen we tegenover elkaar te staan als we elkaar weer eens ontmoeten.'
  
  'Ik hoop het niet, maar we hebben het geen van tweeën in de hand.'
  
  'Ik neem aan van niet. Wil je me even verontschuldigen, Nick?' Ze liep de slaapkamer in. Ik pakte een sigaret uit een ivoren doosje op de tafel. Misschien was ze de slaapkamer in gegaan om te huilen. Gezien wat we allemaal samen hadden doorgemaakt, vond ik het verbazingwekkend dat ik Maryam nooit in elkaar heb zien storten of heb zien huilen. Er waren genoeg aanleidingen geweest om eens lekker uit te huilen - in de Danakil, toen het er nog naar uitzag dat we het waarschijnlijk niet zouden halen door honger of dorst, of dat we om zeep gebracht zouden worden door vijandelijke Danakil-stammen; die nacht dat ze me haar maagdelijkheid bood; die avond op mijn hotelkamer toen ik afscheid nam om met generaal Sahele samen die aanval op Borgia's hoofdkwartier te doen; die nacht in Saheles persoonlijke kwartieren toen hij triomfantelijk verkondigde hoe ik tot persona non grata verklaard zou worden in Ethiopië; en natuurlijk, vanavond.
  
  Maryam scheen buitensporig lang nodig te hebben voor wat ze deed, dus ik dacht wat na over die paar weken dat ik haar kende. Het ontmoeten van veel vrouwen, waarvan een heleboel erg tot heel erg mooi, maakte deel uit van mijn beroep, maar ik kon er me maar heel weinige herinneren die zo sterk waren in het doorstaan van spanning als dit lange Amharische meisje. Maar hoe vaak ik haar ook zag, ik zou haar altijd in mijn herinnering houden als het slavinnetje, gesluierd en met naakte borsten, trots en omgeven door woestijnzand.
  
  De deur van de slaapkamer ging open. Ik keek op. Even dacht ik dat ik hallucineerde. Maryam kwam de kamer in lopen, als slavin. Toen rook ik de zoete olie die op haar lichaam glansde en ik realiseerde me dat dit werkelijkheid was en dat ze op de een of andere manier mijn geheime verlangens moet hebben gelezen of geraden. En nu zorgde ze ervoor dat ze op deze laatste avond werden vervuld.
  
  Twee details verschilden van mijn eerste herinnering aan Maryam: we waren niet in de woestijn en ze was niet gesluierd. Ze droeg slechts een witte rok van bijna spinragachtige stof, die behangen was met kralen. Het verborg niets en toonde elke verglijdende spier zoals ze daar gracieus over het kleed liep.
  
  'Zo begon het, Nick,' zei ze.
  
  'Niet helemaal, Maryam. Borgia had niet de smaak jou zo mooi aan te kleden.'
  
  'Wil je een lekker koel drankje?'
  
  'Ik wil jou,' zei ik terwijl ik mijn arm naar haar uitstak.
  
  Ze stapte lachend achteruit en zei: 'De vrouwen van de islam geven hun mannen eerst een drankje voor ze met hen naar bed gaan. 'Maak er dan een kleintje van,' zei ik haar glimlach beantwoordend.
  
  Ze liep naar de keuken. Ik hoorde het geluid van een fles die open gemaakt werd en een koelkastdeur die dichtsloeg. Even later kwam ze terug met een zilveren dienstblad waarop een glas stond. Met een kleine halve buiging hield ze me het blad voor zodat ik het beslagen glas kon pakken.
  
  'Waar is jouw glas, Maryam?' zei ik.
  
  'De vrouwen van de islam drinken niet, Nick. Alcoholische dranken zijn verboden voor de goede moslim.'
  
  'Dat haalt je de koekoek. Waar werden die Danakil dan zo dronken van die nacht dat we uit hun dorp ontsnapten?
  
  'Volgens de Danakil zegt de koran dat je geen wijn mag drinken, zei ze. 'En ze dronken geen wijn toen, maar een inlands brouwsel. Ze hebben een heel soepel geloof.'
  
  Ik dronk van het zoete drankje terwijl zij in het midden van de kamer bleef staan en wachtte. Maryam was Ethiopië, zo simpel lag dat. Groot, trots, vorstelijk - geen wonder dat de Amharische stammen erin geslaagd waren onder het juk weg te blijven van de Europese koloniale machten, in de achttiende en negentiende eeuw.
  
  'Waarom kleed je je vanavond als slavin, Maryam?' vroeg ik. 'Omdat ik wist dat je dat wilde. Eens zei je dat je wenste dat we weer terug waren in de woestijn. En ik heb je gezicht gezien, die lichte afkeer als ik mijn beha losmaakte of mijn slipje uittrok. Ik wil dat je gelukkig bent.'
  
  Ik dronk mijn glas leeg. Ze pakte het aan, zette het op het blad en zette allebei op tafel neer. Ik gebaarde haar naar de bank naast me. Bijna aarzelend liet ze zich in de zachte kussens zakken. We omhelsden elkaar. Ik voelde hoe haar handen mijn das losmaakten en mijn overhemd losknoopten. Ze duwde mijn kleren weg tot ik ook naakt was tot op mijn middel. Haar huid was heet tegen mijn vel toen ze haar grote, stevige borsten tegen mijn borst aan drukte. Traag kleedden we elkaar uit. Even dacht ik dat Maryam de situatie in de woestijn zou naspelen door haar rok op de bank of op het kleed uit te spreiden. Maar toen ze de ceintuur had losgemaakt en het kledingstuk had laten vallen, stond ze bijna onmiddellijk op en liep naar de slaapkamer.
  
  Weer bewonderde ik haar rechte rug, haar stevige billen en de lange benen toen ze door de kamer weg liep.
  
  Een gedempt licht verspreide zich in de slaapkamer. Het dek was al teruggeslagen. Glimlachend ging Maryam op haar rug liggen en strekte haar armen uit. Ik liet me in haar warme omhelzing neerzakken en drukte me tegen haar aan. Toen was ik in haar en we gingen zo in elkaar op dat we een enkele gedachte hadden over het universum dan de gedachte aan elkaar en allebei probeerden we te vergeten dat deze nacht de laatste zou zijn.
  
  Maar het lukte ons niet en dat besef verleende een extra dimensie aan onze hartstocht, een nieuwe kracht en tederheid die het tot nieuwe hoogten wist op te werken.
  
  Om vijf uur waren we nog niet in slaap gevallen. Maryam hield me in een stevige omhelzing en even nog dacht ik dat ze toch zou gaan huilen. Ze keek een andere kant op. Toen keek ze me weer in mijn ogen, haar tranen ingehouden.
  
  Ik sta niet op, Nick,' zei ze. 'Ik begrijp waarom je moet gaan. Ik begrijp waarom je niet terug kan komen. Dank je voor alles.'
  
  'Ik dank jou, Maryam,' zei ik.
  
  Ik stond op en kleedde me aan. Ik kuste haar niet meer en ik zei niets meer. Er viel ook niets meer te zeggen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 18
  
  
  
  
  Ook al had ik nog voldoende tijd gehad toen ik Maryam verliet, dan nog zou ik mijn koffer niet hebben gepakt. De enige bagage die ik nodig had waren Wilhelmina en Hugo. Ik wist niet wie mijn flat in de gaten zou kunnen houden, maar ik wilde niet dat Borgia s mensen de tijd zouden hebben om een netwerk van uitkijkposten uit te zetten en me naar het zuiden te volgen. Hoe leuk ik het ook vond om die maniakale rotzak die zich noemde naar die meedogenloze renaissancepaus eens te grazen te nemen, ik realiseerde me wel dat mijn voornaamste taak bestond uit het weghalen uit Ethiopië van die atoomkoppen. Ik sprong in Saheles wagen zodra hij bij de stoeprand stond en hij verspilde geen tijd met vertrekken. Hij reed vandaag zelf.
  
  'Onze tocht zal de hele dag duren,' zei de generaal. 'Rust maar wat uit.'
  
  Ik sliep een tijdje en werd toen wakker. Generaal Sahele reed goed en hij zwenkte de wagen behendig tussen alle beesten en oude voertuigen heen die we op onze weg naar 'net zuiden tegenkwamen ot passeerden.
  
  Hoewel in Ethiopië de autowegen beter zijn dan de spoorwegen, zijn vliegtuigen veruit te prefereren. Hij legde niet uit waarom hij verkozen had te rijden en ik was niet van plan zijn wijsheid in twijfel te trekken.
  
  Een groot deel van de rit sprak hij over zijn dagen op Sandhurst en over zijn bewondering en haat voor de Britten. Ik kreeg het gevoel dat hij me schuldig wilde laten voelen omdat ik een blanke was. De monoloog had een bedoeling.
  
  'Maryam zal gelukkiger zijn met een Amharische man, zei hij.
  
  'Veel gelukkiger,' stemde ik met hem in.
  
  'Houdt u niet van haar?'
  
  Ik respecteer haar,' zei ik, mijn woorden zorgvuldig kiezend. 'U weet wat ik ben, generaal.'
  
  'U bent een spion.'
  
  'En daarom vermijd ik permanente contacten met vrouwen.'
  
  'Ik help u alleen maar omdat Ethiopië het zich niet kan permitteren een atoommacht te worden.'
  
  Generaal Sahele amuseerde me. Hij was een goed mens met een sterk gevoel voor persoonlijke eer, maar hij zou het nooit overleven in de wereld van de spionage. Hij begreep de regels niet. En nu mijn wereld zich had vermengd met die officiële wereld van hem, reageerde hij het af door een lage dunk te tonen ten opzichte van geheimagenten. Het kwetste hem dat zijn leger geen slagen kon winnen zonder mij... of iemand als ik.
  
  We brachten de nacht door als gast bij familieleden van de generaal. Ik zag geen van de vrouwen. Mijn gastheer, ook een militair, sprak heel even met me, maar ik werd aangemoedigd in mijn kamer te blijven tot we zouden vertrekken. En dat moment van vertrek kwam één uur voor zonsopkomst.
  
  Generaal Sahele reed ons naar een klein vliegveld.
  
  'De piloot is te vertrouwen,' zei hij. 'Gebruik de radio om uw mensen op te roepen.'
  
  Ik nestelde me in de communicatieafdeling achterin de helikopter en nam contact op met het vliegkampschip terwijl de motoren warm draaiden.
  
  'De raketten zijn diep in de woestijn gebracht,' zei generaal Sahele. Er zijn geen troepen om ze te bewaken. Als uw mensen daar zijn aangekomen, vertrek ik. U verlaat dan Ethiopië en ik zou u niet aanraden terug te komen. Te zijner tijd zal ik een inspectietocht maken en officieel ontdekken dat de atoomkoppen verdwenen zijn. Er zal een heleboel opwinding komen en dan zal iemand ontdekken dat de spion Nick Carter in Asmara zat en plotseling verdween. Dan zal iemand anders zich herinneren dat de zelfde tijd een Amerikaans vliegkampschip voor de Ethiopische kust lag. De Russen zullen spioneren en ontdekken dat de atoomkoppen zich in de Verenigde Staten bevinden. Die zullen het ons vertellen en ik zal razen en tieren op alles wat Amerika is en de onbetrouwbaarheid van Amerika vervloeken. Begrijpt u, Mr. Carter?'
  
  'Ja,' zei ik.
  
  De Amerikaanse eenheid was al in de lucht, vijftien marinehelikopters die, technisch gezien, een invasie pleegden in Ethiopië. Niemand zou hiervan melding maken - als generaal Sahele zijn belofte had gehouden. Ik was er zeker van dat wanneer de helikopters eenmaal de tocht landinwaarts hadden gemaakt en de atoomkoppen aan boord hadden genomen, de weg terug naar het vliegkampschip geen enkel risico liep, afgezien dan van misschien wat technische mankementen. Drieëntwintig verschillende nucleaire apparaten leverden een zeer deugdelijke garantie op tegen verraad. De failsafe-apparatuur had zich goed gehouden bij de aanval op Borgia's kamp, maar dat betekende nog niet dat zij zich goed zouden houden bij het neerstorten van een helikopter.
  
  Ik geloofde niet dat Sahele verraad van plan was. Hij had een uitstekend plan uitgewerkt om de atoomkoppen het land uit te krijgen en mij uit Ethiopië te krijgen door de schuld op mij te schuiven waardoor ik tot persona non grata zou worden. De generaal wilde dit heel sterk - het was zijn manier om Maryam en mij uit elkaar te houden. Tenzij hij een heleboel mensen in de maling had genomen — waaronder Hawk - hielp hij mij vanuit de sterke overtuiging dat Ethiopië geen enkel voordeel zou hebben aan een lidmaatschap van de atoomvereniging.
  
  Alleen al het feit dat een dergelijke hulp in het geheim moest worden gegeven, betekende dat een andere, sterke partij juist wilde dat die atoomkoppen in Ethiopië bleven. Ik moest maar hopen dat generaal Sahele die andere partij te slim af was geweest. Zij waren degenen die waarschijnlijk de marinehelikopters neer zouden schieten en achter ons aan zouden komen.
  
  We vlogen over drie kameelkaravanen op weg naar het oosten. Ze brachten herinneringen bij me boven die ik niet bepaald plezierig vond. Ik vroeg me ook af of de Ethiopiërs enige actie hadden ondernomen tegen de Danakil die Borgia hadden gesteund, maar die niet in het dorp op het kamp waren geweest op het moment van de aanval. Generaal Saheles huidige stemming weerhield me ervan mijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Hij zou een vraag in die richting kunnen uitleggen als een inmenging in interne aangelegenheden.
  
  We begonnen hoogte te verliezen. Ik keek naar beneden en zag de zon opschitteren van raketten die in keurige rijen naast elkaar stonden. De grote tractoren die ze hadden weggesleept van Borgia's hoofdkwartier de woestijn in, waren verdwenen. Waarschijnlijk door de lucht opgehaald want alle sporen schenen maar één richting uit te lopen.
  
  'Hoe lang duurt het voor uw eenheid hier is, Mr. Carter?' vroeg generaal Sahele.
  
  'Twintig minuten,' zei ik tegen hem.
  
  Hij schreeuwde een order tegen de piloot. We zweefden boven een gebied enigszins ten westen van de raketten en begonnen te dalen. 'Geen enkele reden om brandstof te verknoeien,' zei de generaal. De helikopter raakte de grond. De generaal nam een geweer uit een rek en gebaarde mij er ook een te nemen. Ik overtuigde me ervan dat het geweer dat ik uitkoos een vol magazijn had.
  
  'Laten we ze inspecteren,' zei hij terwijl hij zich uit de deur liet vallen aan de rechterkant van de helikopter.
  
  Ik wilde hem net volgen toen automatische wapens het vuur openden. Kogels doorzeefden de zijkant van de helikopter op het moment dat ik weer naar binnen dook. Generaal Sahele wankelde en greep zich vast aan de rand van de helikoptervloer. Ik bukte me en trok hem snel naar binnen. De helikopter trilde toen de rotors weer begonnen te draaien. Nog meer kogels troffen ons en ik voelde de windzucht van een kogel die door de open deur naar binnen vloog. 'Omhoog,' gilde ik tegen de piloot.
  
  Hij gaf gas en wiebelend gingen wij de lucht in. Toen kwamen de rotors op volle toeren en we zwaaiden van het geweervuur vandaan. Ik knielde neer bij generaal Sahele.
  
  'Breng ze buiten Ethiopië,' zei hij zwak.
  
  'Ja, generaal.'
  
  'Ze horen hier niet. Jij hoort...'
  
  Hij hoestte bloed op en stierf voor hij zijn zin kon afmaken.
  
  Ik liep naar voren om de piloot gezelschap te houden en ik vertelde hem dat de generaal dood was.
  
  'Ik zal hem naar het ziekenhuis brengen,' zei de piloot.
  
  'Nee, we blijven hier.'
  
  'Ik breng generaal Sahele naar het ziekenhuis,' zei hij weer en greep naar het pistool in zijn riem.
  
  Mijn rechtervuist kwam onder zijn kaak terecht. Ik sleepte hem van zijn bestuurdersplaats vandaan en bracht de helikopter weer onder controle. Het was een Amerikaans toestel, een type waarmee ik vertrouwd was gemaakt, een jaar of vijf zes geleden, op het AXE-vliegveld. Mijn vliegen was niet al te best, maar ik had ervaring genoeg om grote cirkels te beschrijven tot de Amerikanen zouden arriveren. Ik liet de besturing even los om de .45 te confisqueren uit zijn holster en om me ervan te overtuigen dat er een kogel in de kamer zat en de veiligheidspal om stond. Toen ging ik verder met cirkeltjes draaien.
  
  Beneden keken de Danakil toe en toen ik ten oosten van de raketten vloog kon ik het legertje duidelijk zien.
  
  De piloot begon zich te bewegen. Hij deed zijn ogen open en staarde me aan. Hij probeerde overeind te komen.
  
  'Zitten blijven,' zei ik, terwijl ik de .45 ongeveer in zijn richting deed zwaaien.
  
  'Je hebt me aangevallen,' zei hij.
  
  'We blijven in de lucht tot mijn mensen hier zijn,' zei ik. 'Als jij in cirkels had gevlogen zoals ik je gezegd had, dan zou ik je niet hebben aangevallen.' Ik besloot een beroep te doen op zijn loyaliteit. 'Het laatste bevel van generaal Sahele was ervoor te zorgen dat die atoomkoppen uit Ethiopië verdwenen... en dat kunnen we niet doen als we terugvliegen naar de bergen.'
  
  De helikopter kwam in een luchtzak en ik had beide handen nodig om hem weer onder controle te krijgen. Toen ik weer achterom keek, was de piloot al overeind en hij wankelde naar het geweerrek. Als ik de helikopter niet ongewild had laten bokken en springen, zou hij de kans hebben gehad een geweer te pakken en me neer te schieten. Ik richtte zorgvuldig en schoot hem door de knie.
  
  Hij wankelde in plaats van neer te gaan. De helikopter dook opnieuw. De piloot struikelde over het lichaam van generaal Sahele en duikelde door de open deur naar buiten. Het was niet mijn bedoeling geweest dat te laten gebeuren. Hij had in leven moeten blijven om zijn meerderen te vertellen over de raketten die in de Danakil verborgen lagen. Het was nu zeer waarschijnlijk dat de Ethiopiërs mij de schuld zouden geven van de dood van generaal Sahele. Ik pakte de microfoon om de naderende Amerikanen op te roepen. 'Hebben jullie gewapende mensen bij jullie?' vroeg ik.
  
  'Twaalf,' kwam het antwoord.
  
  'Dat is niet genoeg, maar het moet maar. Hier is het probleem.' Ik meldde de mannen die de raketten bewaakten.
  
  'Er zijn twaalf mariniers,' zei de leider van de eenheid. 'We zullen de helikopter met hen aan boord als eerste laten landen. In ongeveer drie minuten moet u ons kunnen zien.'
  
  'Uitstekend,' zei ik. 'Ik zal net voor jullie landen.'
  
  Twaalf mariniers - we werden slechts overtroffen in de verhouding van één tegen twee. Die verrekte leider had ze met evenveel opgewektheid vermeld als een priester zou doen als hij het had over de twaalf apostelen. Militaire traditie is iets moois, maar soms zou ik wel willen dat iedereen eens vergat hoe dat handjevol mariniers Tripolie hadden ingenomen tegen de Barbarijse piraten.
  
  Tripoli werd niet verdedigd door Danakil.
  
  
  
  Ik zette mijn helikopter neer vlak voor de mariniers kwamen. Het was een riskante manoeuvre, maar door aan één kant van de raketten te landen hoopte ik de Danakil op te jagen die een hinderlaag voor ons hadden gelegd. Ik landde ongeveer honderd meter de open woestijn in. Toen rende ik achterin om de drie geweren te pakken voor de inlanders begonnen met schieten. Ik sprong naar buiten en rende van de helikopter vandaan.
  
  De hete zon brandde op mijn lichaam. Ik hoorde geweervuur ratelen en kogels sloegen in het Ethiopische toestel. Toen kwam de explosie; de verzengende hitte golfde over me heen toen een kogel zich in de brandstoftank boorde en het toestel in vlammen opging. Het idee om weg te kruipen had ik al verworpen en ik greep de geweren stevig beet en sprintte weg over het zand, mezelf zo klein mogelijk houdend.
  
  Ik dook achter een laag duin toen de kogels zich in het zand boorden en over mijn hoofd vlogen. Ik pakte het eerste geweer en nam de vooroverliggende schiethouding aan. Een stuk of tien Danakil stonden in de woestijn op me te knallen. Nog eens tien waren nog steeds bij de raketten. Ik begon hun vuur te beantwoorden en legde er twee neer voor mijn geweer leeg was.
  
  Het tweede geweer was halfleeg en nog eens een Danakil was neergegaan toen ze in het zand doken. Ze begonnen op me af te komen, in kleine plukjes gedekt door dekkingsvuur van de anderen. Ik verplaatste me naar de andere kant van het duin en slaagde erin nog een tegenstander neer te leggen voor geweer nummero twee zonder munitie kwam.
  
  Ze kwamen nu wel erg dichtbij en heel snel zou iemand van hen me te grazen nemen. Ik begon na te denken over wat ik misgerekend had, toen de helikopters van de Amerikaanse marine in de lucht verschenen en de mariniers begonnen te schieten. In vijf minuten was de strijd voorbij. Ik had niet de kans nog één schot af te vuren. Een sergeant van de mariniers kwam langzaam over het zand naar me toe geslenterd. Hij salueerde en zei: 'Mr. Carter?'
  
  'Inderdaad, sergeant,' zei ik. 'Precies op tijd. Een minuut later en u zou het genoegen hebben moeten missen mij te redden.'
  
  'Wat waren het?'
  
  'Danakil. Ooit van gehoord?'
  
  'Nee, meneer.'
  
  'Het zijn op één na de beste strijders ter wereld.'
  
  Een grijns spleet zijn gezicht open. 'Wie zijn de beste, meneer?'
  
  'Amerikaanse mariniers,' zei ik.
  
  Hij wees naar de brandende Ethiopische helikopter. 'Was er nog iemand bij u, meneer?'
  
  'Een man. Maar hij was al dood. Hoe snel kunnen wij de raketspecialisten hier aan het werk hebben?'
  
  Een luitenant, ervaren in het omgaan met nucleaire wapenen, had het commando over een eenheid van twintig technici. Hij had een heleboel vragen, maar ik legde hem het zwijgen op.
  
  'Het is een lang verhaal, commandant,' zei ik. 'U heeft geen machtiging om alles ervan te horen en het gedeelte dat ik u ga vertellen, zal u niet bevallen.'
  
  'Wat is dat, Mr. Carter?' zei hij.
  
  'Dat deze woestijn wemelt van lieden die het doden van een vijand een leukere sport vinden dan voetbal. Wij hebben twaalf mariniers. En ik heb wel eens dertig of veertig van die Danakil in één club gezien.'
  
  Hij begreep de situatie. De mannen begonnen onmiddellijk de atoomkoppen te verwijderen. Ze hadden vijf van de atoomkoppen ontmanteld en in de helikopter geladen toen een paar schoten klonken van de oostelijke kant van de raketten. De mariniers kwamen onmiddellijk in actie, terwijl ik opstond uit de schaduw van een van de raketten waar ik zat en Wilhelmina trok. Ik wachtte op het geluid van meer schoten, maar dat kwam niet. Toen kwam een van de zeelieden over het zand naar me toe rennen.
  
  Mr. Carter,' zei hij, naar adem snakkend. 'Kunt u ogenblikkelijk komen. De een of andere maniak wil de raketten opblazen.'
  
  Ik draafde achter hem aan door het zand. We bereikten de top van een laag duin en ik zag een dikke blanke man met een doos in zijn handen. Hij stond naast een van de raketten van Russische makelij die waren gestolen van de Egyptenaren. Ik had het goed geraden die nacht in Saheles appartementen: Cesare Borgia zat nog ergens in Ethiopië.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 19
  
  
  
  
  Ik stond ongeveer vijftien meter van Borgia vandaan. Een makkelijk schot met Wilhelmina. Helaas kon ik het me niet permitteren dat schot te lossen. Ik had geen verklaring nodig voor die kleine doos die Borgia in zijn hand hield, zeker niet toen ik de draden zag die van de doos naar de atoomkop liep. Het was een verbluffend simpel wapen. Conventionele explosies brengen atoomkoppen aan de gang. Elektrische impulsen brengen conventionele explosies op gang. Het enige dat Borgia maar hoefde te doen was maar een knop indrukken of een schakelaar overhalen en de grootste, hardste nucleaire explosie in de geschiedenis zou plaatsvinden in het zand van de Danakil, met Nick Carter in het epicentrum. 'Laat je pistool vallen, Mr. Carter,' schreeuwde Borgia.
  
  Ik gooide de Luger in het zand. Er waren twee dingen die ik op dat moment had willen doen. Eén ervan was Borgia doden. En het andere was de commandant van de eenheid uit te kafferen. Had hij geen boodschapper naar me toe gestuurd, dan had ik wellicht een manier weten te vinden om achter Borgia te komen om hem te doden.
  
  'Kom nu heel langzaam naar me toe,' beval Borgia.
  
  Wist hij van Hugo af? Ik dacht na over mijn eerdere contacten met Borgia's mensen. Gaard had gezien hoe ik Larsen doodde aan boord van de Hans Skejelman en als hij een uitstekend nachtzicht had gehad dan zou hij hebben gezien dat ik hem had neergestoken. Toen hij me echter gevangen nam, was ik ongewapend geweest en de speurneuzen van de Hans Skejelman waren er niet in geslaagd Hugo in mijn bagage te ontdekken. In Borgia's kamp was ik natuurlijk ook ongewapend geweest en toen ik terugkeerde was dat achter de ruggen van een compagnie Ethiopische keurtroepen. Zes nachten geleden in Asmara, toen Gaard en zijn pooiers me aanvielen, had ik alleen een pistool en een gasbom gebruikt. Hugo was in zijn schede gebleven. Dus zelfs als Borgia's inlichtingendienst uitstekend werkte, dan bestond er een goede kans dat hij dacht dat het enige mes dat ik ooit had gebruikt op de bodem van de Atlantische Oceaan lag.
  
  Goed, ik was in het voordeel. En hoe maakte ik daar nu gebruik van? Borgia had zijn rechter wijsvinger op een knop. Ik was nu dichtbij genoeg om de draden te tellen. Twee ervan liepen van de doos naar de kop van de raket die zich rechts achter Borgia uitstrekte - links vóór mij - als het een of andere futuristische serpent dat zich lag te zonnen. Ik vroeg me af hoeveel Borgia me nog dichterbij zou laten komen.
  
  'Stop daar, Mr. Carter,' zei hij.
  
  Drie meter. Ik stopte. Het was bijna middag en de hete zon schroeide mijn voeten door de zolen van de zware laarzen en de dikke sokken die ik droeg heen.
  
  Nu jullie, mannen...' Borgia hield op met schreeuwen. Hij keek me woest aan. Hij zei: 'Mr. Carter, doe twee voorzichtige passen naar rechts.'
  
  Ik gehoorzaamde. Mijn lichaam versperde niet langer het uitzicht op de zeelieden en mariniers. Ik hoopte dat niemand daar achter me heldhaftig werd. De meeste mariniers zijn scherpschutter op het geweer. Ongetwijfeld kon één van hen Borgia neerleggen van achter een raket vandaan, maar een krampachtige beweging van zijn vinger zou de schakelaar omzetten en ons allemaal doen opblazen. 'Maak je gereed om allemaal te vertrekken,' zei hij tegen hen. 'Ik wil dat jullie allemaal binnen vijf minuten in de helikopters zijn en in de lucht.'
  
  Borgia was krankzinnig. Ik had hem altijd al voor gek versleten, vanaf het moment dat ik hoorde dat hij zijn voornaam van Carlo in Cesare had veranderd. Maar nu had ik het bewijs. Hij droeg geen wapens bij zich, behalve dan de detonator die zat vastgekoppeld aan de atoomkop.
  
  Op geen enkele manier kon hij mij gevangen nemen. Hij kon me alleen maar doden door de raket op te blazen, waardoor hij zichzelf ook doodde. Hij had me bij zich geroepen om getuige te zijn van zijn laatste daad, van zijn woeste, radioactieve zelfmoord.
  
  Maar begreep hij zijn gebrek aan vooruitzichten? Meer dan alleen de zon en het hete zand deed het water langs mijn lichaam gutsen. Ik had drie, misschien vier minuten om me in de geest van die gek te verplaatsen, zijn plannen te kennen en een manier te ontdekken om die te neutraliseren. Zelfs al liet hij me tot op mijn huid uitkleden en op mijn buik in het zand liggen, nadat de zeelui en mariniers waren verdwenen, zelfs als hij Hugo pakte en hem op een paar centimeter van mijn lichaam hield, dan nog was het heel onwaarschijnlijk dat hij een Killmaster zou kunnen overmeesteren wanneer hij eenmaal zijn doos had laten vallen. Ik moest hem snel treffen. 'Met die vrienden van je in de Ethiopische regering zou het veel verstandiger van je zijn als je nu probeerde het op overleven te gooien in plaats van ons zo lastig te vallen,' zei ik op beheerste toon. 'Je kunt later dan nog altijd tegen ons vechten.'
  
  'Mijn vrienden zijn bang,' zei hij. 'Het zijn dwazen. Ze wisten niet dat ik voor vandaag een hinderlaag voor jou en je operettegeneraal in gereedheid had gebracht in de Danakil.'
  
  'Jij hebt beslist veel contacten onder de Danakil,' zei ik.
  
  Ik wilde niet dat Borgia plotseling weer bij zijn positieven zou komen. Hij had er geen rekening mee gehouden dat de Danakil vandaag de slag zouden verliezen. Hij was er van uitgegaan dat hij vanuit een hinderlaag die hij voor Sahele en mij had gelegd de mariniers had kunnen uitroeien. Maar een van zijn mannen was al te schietgraag geweest en had geschoten op het moment dat de generaal zich vertoonde. Nu had Borgia geen enkele ontsnapping meer over. Zodra hij daar achterkwam, zou hij de schakelaar omhalen en de elektrische stroom door de draden zenden die naar de atoomkop leidden.
  
  De draden? Ik onderzocht ze snel. Die zouden mijn leven redden, hoopte ik.
  
  Ik was ontmoedigend langzaam geweest in het analyseren van Borgia's achtergrond en karakter. Een politiek agitator in Italië, een student wiens studies voornamelijk academisch en theoretisch waren geweest, een briljant leider die wist hoe hij met politici en militairen moest omgaan, een zelfbenoemd opperbevelhebber die het smerige werk overliet aan mannen als Wasyl Pacek - waarom zou Borgia voldoende vaardigheid hebben om die detonator juist aan te sluiten? Ik had zijn kwetsbare punt gevonden.
  
  De draden eindigden in metalen klemmen, van het soort dat je vastzet met een schroef. Borgia had ze gewoon vast gestoken op de atoomkop. Ik bestudeerde ze zo nauwkeurig mogelijk. Eentje, die was verbonden met het bovenste contactpunt, zat slechts aan de punten vast. De geringste ruk aan de draad zou het circuit verbreken en de detonatie onmogelijk maken. Het enige dat ik hoefde te doen was mezelf zo opstellen dat ik de draden kon grijpen voor hij de schakelaar kon omzetten. Ik deed een stap naar voren.
  
  'Sta stil,' schreeuwde Borgia.
  
  De motoren van de helikopters brulden, terwijl de gevechtstroep zich gereed maakte om te vertrekken.
  
  'Sorry,' zei ik zacht. 'Ik kreeg kramp in mijn been. Die verrekte Ethiopische helikopter zat zo vol radiotroep dat ik me nauwelijks eens lekker kon uitstrekken om gemakkelijk te zitten.'
  
  'Kom hier, zodat ik je in de gaten kan houden.'
  
  Ik deed een paar stappen naar links tot ik bijna de atoomkop kon aanraken. Borgia was niet van de raket vandaan gekomen toen hij een beter zicht wilde hebben op zowel mij als de vertrekkende manschappen. Dat hield in dat hij wist dat zijn verbindingen slecht waren. Ik vroeg me af of die kennis me zou helpen of hinderen.
  
  Ik moest bijna schreeuwen om gehoord te worden boven het lawaai van de helikoptervloot uit. 'Herinner je je Maryam nog, Borgia?'
  
  'Ik krijg haar terug,' blufte hij. 'Ze brengen haar naar me terug of ik blaas dit hele godvergeten land van de kaart.'
  
  'Ze is wel een beetje beschadigd,' zei ik, terwijl ik me stil voor haar verontschuldigde.
  
  'Wat bedoelt u, Mr. Carter?'
  
  'Al vanaf het moment dat we uit je kamp ontsnapten is zij mijn maîtresse geweest.'
  
  Mannen als Borgia leiden aan de afwijking dat ze denken dat elke vrouw privé-bezit is. Een normale man zou zo'n mooie slavin hebben verkracht of geprobeerd hebben haar te verleiden. In ieder geval zou hij zeker niet hebben geprobeerd haar tot symbool te maken van zijn hoop ooit Ethiopië te regeren. Hij was ermee gestopt over haar na te denken als een vrouw met wensen en behoeftes van haarzelf. En daarom maakte mijn opmerking hem kwaad. En net lang genoeg voor mij had hij even zijn aandacht niet bij de huidige omstandigheden.
  
  Hij deed een stap naar me toe, de zwarte detonatordoos losjes in zijn rechterhand, zijn vinger ongeveer driekwart centimeter van de schakelaar vandaan. Het was misschien niet helemaal de marge die ik nodig had, maar het was alles wat ik zou krijgen. Ik dook naar voren.
  
  Hij gooide instinctief zijn linkerarm omhoog om mijn aanval af te weren. De tijd om te handelen was voorbij toen hij zich realiseerde dat ik op de draden dook en niet op hem.
  
  Mijn handen vonden ze. Ik rukte ze recht omhoog. De bovenste draad, die ik had geïdentificeerd als de zwakste, schoot los van het contactpunt van de atoomkop.
  
  Ik hoorde Borgia achter me vloeken. Ik draaide me om om me met hem te bemoeien. Zinloos haalde hij de schakelaar een paar keer over. Ik greep de enkele draad die nog vast was blijven zitten en gaf een ruk; ook die kwam los. Nu had Borgia niets anders meer in zijn handen dan een detonator die was verbonden met het zand van de Danakil-woestijn. De helikopters stegen op en zwenkten over onze hoofden. Ik hoopte dat iemand daar naar beneden zou kijken, want als ik hier alleen achter bleef zat ik behoorlijk in de puree. Ik had de oversteek door de Danakil een maal overleefd, maar de kansen om dat een tweede keer te doen waren sterk tegen iemand.
  
  Borgia staakte zijn pogingen om de schakelaar contact te laten maken en staarde me woest aan. Kalm trok ik Hugo uit zijn schede. 'Carter, schoft,' zei hij woest.
  
  Ik had Borgia niets meer te zeggen. Toen Hawk me op deze missie stuurde, die dag dat we een afspraak hadden in dat restaurant in een voorstad van Washington, had hij gezegd dat hij niet wist of het een Killmaster-klus was of niet. Die beslissing maakte deel uit van mijn opdracht. Borgia had te veel belangrijke contacten in Ethiopië.
  
  Nu generaal Sahele dood was wist ik niet welke moeilijkheden hij allemaal weer kon veroorzaken. En verder genoot hij er te veel van om dingen als atoomkoppen op te blazen om hem al te veel te zien als een nuttig burger.
  
  Ik kwam op hem af, Hugo op zijn hart gericht. Hij gooide de nutteloze detonator naar me toe. Ik dook, maar de beweging verhinderde mijn richten. Borgia probeerde weg te rennen in het rulle zand, maar hij had te weinig vaste ondergrond. Met mijn linkerhand greep ik zijn kraag beet en slingerde hem op de grond. Mijn knie drukte in zijn keel toen ik bovenop hem viel en de stiletto begroef zich in zijn borst.
  
  Ik stond op en zwaaide met mijn armen. Nog twee helikopters vlogen weg. Toen draaide één zich plotseling om. Hij landde op het zand op een paar meter van me vandaan en de sergeant van de mariniers sprong naar buiten.
  
  'Ik zie dat u hem heeft geneutraliseerd, meneer,' zei hij.
  
  'Ja.'
  
  Hij draaide zich om naar de helikopter en gaf een schreeuw. 'Breng de commandant op de hoogte voor hij volledig buiten radiobereik is.'
  
  'Was die commandant al met de eerste helikopter in de lucht, sergeant?' vroeg ik.
  
  'De tweede.'
  
  'Het blijft een heerlijk verhaal voor in de kantine van het vliegkampschip vanavond.'
  
  Zijn grijns bracht mijn gevoelens perfect tot uitdrukking.
  
  Luitenant commandant William Q. Shadwell mocht me met heel zijn hart niet. Zoals de meeste militairen wist hij niet veel van AXE. En wat hij ervan wist stelde hem weinig op zijn gemak. En hij werd nog minder op zijn gemak gesteld door mijn mening over hem. Ik had hem terzijde genomen terwijl de technici voortgingen met de atoomkoppen te ontmantelen en aan boord van de helikopters te laden. We hadden een lang en heel onplezierig gesprek.
  
  'Ik geef toe dat ik een paar ernstige fouten heb gemaakt, Mr. Carter,' zei hij ten slotte.
  
  'Blijf dat maar goed toegeven, commandant,' stelde ik voor. 'Vertrekken aan boord van de tweede helikopter duidt op lafheid. Het is een beschuldiging en ik ben bijna kwaad genoeg om die in te dienen.'
  
  De tweede keer dat hij vertrok deed hij dat beter. Hij ging aan boord van de laatste helikopter die vertrok, samen met mij. We cirkelden over het gebied dat nu werd verlicht door de ondergaande zon. De atoomkoppen zaten in de andere helikopters en sommige toestellen zouden al veilig op het vliegkampschip moeten zijn. Tot dusver hadden de Ethiopische troepen nog geen onderzoek ingesteld naar onze schending van hun luchtruim. En ik nam aan dat Saheles orders zouden gelden voor de rest van onze missie. De raketten lagen in de woestijn als de fossielen van een omgevallen, versteend bos. En ze zouden daar lange tijd zo blijven liggen als niemand ze vond.
  
  'Mr. Carter,' zei commandant Shadwell, 'wie was die Borgia?'
  
  'Een getalenteerde gek. Hij wilde keizer worden van Oost-Afrika en Wereldoorlog III beginnen. De atoomkoppen die uw mannen hebben verzameld waren gericht op Cairo, Damaskus en Tel Aviv.'
  
  'Een gek was hij zeker. Hij was bereid ons allemaal op te blazen. Eén atoomkop was voldoende geweest, maar de kettingreactie zou dit hele deel van de wereld hebben overdekt met radioactieve fall-out.'
  
  We waren halverwege de Rode Zee toen Shadwell nog een vraag stelde: 'Mr. Carter, waarom willen die Ethiopiërs die atoomkoppen niet zelf houden?'
  
  Ik keek naar beneden naar het zand, dat nu nauwelijks meer zichtbaar was in de schemering. Ik dacht aan de kameelkaravanen die zich door de woestijn van de Danakil baanden. Toen dacht ik aan Maryam.
  
  'Ze hebben betere dingen,' zei ik.
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  Het verdwijnen van raketten uit Egypte en Israël doet verwijten en beschuldigingen losbarsten tussen beide landen. Maar AXE, de Intelligence-dienst van de president van Amerika, beschikt over betrouwbare informatie die in een andere richting wijzen, naar Ethiopisch Danakil, een der laatste streken van de wereld, waar een Italiaanse verrader die zich generaal 'Cesare Borgia' noemt, zijn smerige praktijken uitoefent. Een man zonder scrupules, op weg naar het verkrijgen van macht. Borgia opsporen en uitschakelen in diens zwaar bewapende stad, in een woestijngebied vol drijfzand, was zelfs voor Carter een vrijwel onmogelijke opgave. Maar de noodzaak van het ontmantelen van nucleaire wapens, die W.O.III wel eens zouden kunnen ontketenen, is een poging, ook ten koste van zware offers, alleszins waard... Carters enige partner was Maryam, de schone dochter van een Ethiopische hoogwaardigheidsbekleder, met een eigen dringende reden voor verraad!...
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список

Кожевенное мастерство | Сайт "Художники" | Доска об'явлений "Книги"