Carter Nick : другие произведения.

The Mind Killers

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:
Школа кожевенного мастерства: сумки, ремни своими руками
 Ваша оценка:

  D 172
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  De gehersenspoelde doders
  
  
  
  
  
  Uitgeversmaatschappij Born N.V. Amsterdam - Assen
  
  Oorspronkelijke titel: The Mind Killers
  
  No 1970 By Universal Publishing and Distributing Corp.
  
  Nederlands van: Henk van Slagenburg
  
  Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
  
  ISBN 90 283 0276 X
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  
  
  No1972 By Born N.V.
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher. Bom Paperbacks en Bom Pockets zijn uitgaven van Uitgeversmaatschappij, Bom N.V. Amsterdam /Assen
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  Ik was benieuwd waar ze aan dachten, die grimmig kijkende, van harde kaken voorziene mannen die gereed waren en afwachtten; begerig om zich door de lucht naar hun mogelijke dood te werpen. Dachten ze misschien aan gezin, vrouw, moeder, vriendin? Of was er in hun brein geen plaats meer voor het verleden? Was ik de enige die zich afvroeg waarom hij hier in godsnaam was?
  
  We raasden snel en hoog naderbij en de oude C-47s waren volgepakt met mannen - zwijgzame, beheerste, alerte, in de strijd geharde veteranen. Als een soort speciale passagier zat ik vlak achter de cockpit naast majoor Paul Dreiser, commandant van de operatie. De totale sterkte bestond uit drie oude C-47s met paratroepers, de speciaal getrainde luchtmacht-commando's, en ik, Nick Carter, AXE-agent N3.
  
  Ik had de dood vele keren en onder vele omstandigheden onder ogen gezien, maar dit was mijn stijl niet. Ik was er op voorbereid mezelf net als de anderen 'aan de haak te slaan,' maar ik was erg blij dat zij er bij waren. Dit was een uiterst speciale expeditie, en mijn gedachten gingen terug naar de gebeurtenissen die hier toe geleid hadden. Ik zag de grote,
  
  zwarte krantenkop weer die de hele vreemde zaak in een paar woorden had samengevat:
  
  
  
  SENATOR HERBERT ATKINS EN GEZELSCHAP VERDWIJNEN TIJDENS STUDIEREIS
  
  
  
  Het artikel er onder was kort maar bood alle informatie die ik nodig had.
  
  
  
  'Senator Herbert Atkins, leider van de belangrijke Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen, vergezeld van zijn jeugdige assistent, Ferris Dickson, en Judy Howell, correspondente van het tijdschrift Tomorrow, zijn verdwenen in hun speciale straalvliegtuig dat hen van Zuid-Vietnam naar Formosa zou brengen. Het toestel werd bestuurd door luitenant Robert Cryder van de Amerikaanse Luchtmacht. Een uitgebreide speurtocht in de lucht en op zee ... enz.'
  
  
  
  Het was een zondagochtend geweest, een luie zondagochtend na een actief weekeinde. Linda had de krant gepakt uit de gang voor haar slaapkamer en hem op het bed gegooid terwijl ik me uitrekte.
  
  Zodra ik de kop in de krant las, kreeg ik een raar gevoel, een voorgevoel dat er meer stond te gebeuren, zoals me dat zo vaak en onrustbarend overkomt. Ik begreep toen al dat ik er op de een of andere manier bij betrokken zou raken. Linda merkte mijn frons op, evenals de lange stilte terwijl ik naar de kop in de krant keek.
  
  'Wat is er, Nick?' vroeg ze en ging naast me zitten, slechts gekleed in haar pyjamajasje, met haar lange, slanke benen onder zich getrokken. Linda Smythe had het lichaam van een paardrijdster, misschien iets te mager maar met een pezige kracht. Ik schoof het verhaal over Atkins naar een vakje in mijn achterhoofd - al wist ik verdomd goed dat het daar niet lang zou blijven. Maar ik wilde niets tussenbeide laten komen tijdens de rest van het lange weekeind. Het was een geweldig weekeind geweest en Linda was er maar een onderdeel van geweest. Haar huis in Fairfax County, Virginia, vlak buiten Washington en geërfd van een rijke grootmoeder, was gemaakt voor wat we sinds vrijdag hadden gedaan -ontspannen, paardrijden, lui van het leven genieten. Linda's rijtochten en jachtpartijen in het weekeind waren beroemd in de sociale kringen van Washington. Ze nodigde alleen mensen uit die echt van paarden en het goede leven hielden, mensen die het leven waardeerden en er van genoten, die pasten in haar patroon van prachtige paarden en prachtige vrouwen, goede drank en goede gesprekken. Linda's huis was meer dan groot genoeg voor het ongeveer een dozijn gasten om zich aan het einde van de dag op zichzelf terug te trekken, en ik trok mezelf elke avond op Linda's kamer terug.
  
  Toen ik geen antwoord op haar vraag gaf, wierp ze de krant op de grond, zich er van bewust dat hij een plotselinge valse noot had laten klinken.
  
  'Ik geloof dat we het ochtendblad maar moesten vergeten,' zei ze kwiek. Ze trok het pyjamajasje uit, en rechtte haar schouders, wetend dat hierdoor haar lieflijke, zachte borsten omhoog kwamen, borsten die ongewoon scherp en goed gevormd waren voor een zo slank meisje. Linda bezat de geweldige eigenschap van haar lichaam te kunnen genieten zonder ook maar in het minst narcissistisch te zijn. Evenals de volbloedpaarden die ze fokte, had ze plezier in wat ze was; jong en soepel en gemaakt om gestreeld te worden. Ze had genoeg geld om ongeveer alles te kopen dat ze maar hebben wilde. Ze had zelfs een keer geprobeerd mij te kopen, terwijl ze met alles wat ze had en alles wat ze was onder mijn neus zwaaide. Ik zag kans haar er van te overtuigen dat ik verschrikkelijk geïnteresseerd was in wat ze was en volstrekt niet in wat ze had. Het was een nieuwe ervaring voor haar geweest, en het had haar genegenheid ten opzichte van mij vergroot.
  
  'Met jou kan ik met ontspannen, Nick,' had ze een keer gezegd. 'Jij wilt alleen mij, het meisje, hebben.' Dat was waar en bovendien meer dan genoeg. Linda was niet de mooiste vrouw die ik ooit had bezeten, al was ze stellig een aantrekkelijk meisje. Maar bij alles wat ze, in of buiten bed, deed was ze open, eerlijk, en onbeschaamd gretig. Die zondagochtend leunde ze tegen mijn borst, waarbij haar eigen borsten zacht en warm tegen mijn huid werden plat gedrukt. Ik stak een hand uit en vouwde hem om een borst, terwijl mijn vinger langzaam de grote, bruinachtige tepel streelde.
  
  'Oh, God, Nick,' hijgde ze. 'Ik zal die weekeinden met jou missen als je weer eens op een van je geheimzinnige reizen moet.'
  
  Ze sloeg haar armen om mijn nek en de tepel die ik had gestreeld werd stijf van begeerte. Haar benen, die lange, slanke, sterke benen, openden zich om mijn lichaam te omsluiten. Ik wist dat ik deze weekeinden ook zou missen; daar was geen twijfel aan mogelijk. Ik draaide mijn hoofd toen ze met haar gezicht in mijn hals drukte en merkte dat ik naar de krant op de grond lag te kijken. Ze hief haar hoofd op en zag me kijken.
  
  'Vergeet die rotkrant,' beval ze, en ging voort me daarbij te helpen.
  
  De volgende drie weken vergat ik bijna het kleine waarschuwingssein in mijn achterhoofd. De kranten hadden het verhaal ook vergeten, afgezien van af en toe een kort, verdwaald bericht. Ik nam deel aan een van de jaarlijkse herhalingscursussen van Hawk. Tussen opdrachten door kun je nu eenmaal niet ontspannen op het hoofdkwartier van AXE rondhangen.
  
  De chef heeft de touwtjes stevig in handen. Volgens zijn schema moest ik elke dag wel lessen volgen. Die liepen uiteen van speciale vergaderingen over internationale broedplaatsen van conflict tot taallessen, van lichaamsoefeningen tot algemene bijeenkomsten over de contraspionage activiteiten van alle grote machten.
  
  Ik vond het eigenlijk niet erg. Meestal heb ik geen tijd om de verschillende aspecten van mijn werk bij te houden, en er vallen altijd nieuwe dingen te leren. De 'geheugeninstructies,' waarbij we de AXE-dossiers van de meer onaangename figuren van het internationale toneel doornamen, waren alleen al de moeite waard. Sommige brachten bittere herinneringen terug, sommige riepen een grimmig lachje op en sommige waren geheugensteuntjes aan zaken die nog niet waren afgerekend.
  
  En op die manier had ik die krantenkop al bijna vergeten toen Hawk me op een dinsdag vroeg in de ochtend op zijn kantoor liet komen. Zijn staalgrijze ogen wierpen een van die grimmige blikken op me die betekenden dat hij ergens mee aan het worstelen was dat hij niet geheel begreep. Door de aard van ons werk zijn we voortdurend bezig met onbekende factoren, onopgeloste raadsels en onvolkomen beelden. Maar Hawk wil er graag zeker van zijn dat de paar feiten die hij in handen heeft kloppen. Als het beschikbare materiaal vraagtekens oproept, is hij altijd prikkelbaar. Zo ook deze ochtend.
  
  'Je herinnert je natuurlijk de verdwijning van senator Atkins en zijn gezelschap, N3,' begon hij. Onmiddellijk werd het waarschuwingsseintje in mijn achterhoofd luider.
  
  'We hebben inlichtingen ontvangen dat hij en zijn gezelschap leven,' vervolgde Hawk. 'Dat hebben we via de gebruikelijke bronnen gehoord en het is als geheim, zeer geheim, behandeld. Het verhaal gaat dat het vliegtuig van de senator in Noord-Vietnam tot landen is gedwongen, en dat hij daar wordt vastgehouden door een bende ongeregelde militairen en Vietcong, een splintergroep die het niet eens is met de manier waarop de zaken zijn verlopen. Ze houden hem tegen losgeld vast voor wie hem maar wil hebben - zelfs hun eigen regering. We hebben vernomen dat de senator gered zou kunnen worden door een bliksemsnelle militaire operatie. Een dergelijke operatie is door de militairen voorbereid onder de codenaam Operatie Senator. Je begrijpt uiteraard wat het wil zeggen als een dergelijke operatie mislukt, of als bekend wordt dat wij er mee bezig zijn.'
  
  'Dat zou op een heleboel plaatsen een heleboel akelige repercussies veroorzaken,' zei ik. 'Maar wat heeft AXE er mee te maken? Het lijkt mij een karwei voor de militairen alleen.'
  
  'De president wil persoonlijk dat wij er aan mee doen,' zei Hawk. 'Ten eerste hebben we de oorspronkelijke inlichtingen via onze eigen bronnen gekregen. Ten tweede wil hij, als er iets mis mocht gaan, iemand van ons bij de hand hebben, voor het geval het nodig zou zijn contact met die bronnen op te nemen. En ten derde kunnen er bepaalde inlichtingenaspecten aan deze zaak zitten die de ervaring van onze mensen vereisen.'
  
  Het waarschuwingssein in mijn achterhoofd zoemde nu luidkeels. 'En ik heb de eerste prijs gewonnen,' opperde ik.
  
  'Precies.' Hawk glimlachte beleefd. Zijn afscheidswoorden die dag waren: 'Het is eigenlijk erg eenvoudig, N3. Je gaat alleen maar met die militairen mee om een oogje in het zeil te houden en later de senator te ondervragen ten behoeve van ons eigen rapport.'
  
  Later hoorde ik dat 'met die militairen meegaan' betekende dat ik als onderdeel van de operatie parachute zou moeten springen, een kleinigheid die Hawk verzuimd had te vermelden. Er was op allerlei plaatsen en manieren op me geschoten, maar ik zag het niet zo om middenin de lucht beschoten te worden, terwijl ik 'een oogje in het zeil' hield. Maar nu naderden we toch de Noord-Vietnamese kust, ten noorden van Cam Pha, en het eerste daglicht begon grauw licht te werpen op de opduikende kustlijn. Onze informant was bijzonder nauwkeurig geweest wat het dorp betrof waar de senator en zijn vrienden werden vastgehouden, evenals over het aantal guerrilla's en soldaten en de beste landingsplaatsen in het nabije gebied. De bedoeling was dat de C-47s, nadat wij gedropt waren, zouden landen op een lange strook hard kustzand en daar zouden wachten tot we terugkwamen, liefst met de senator en zijn gezelschap. Ik wist toen niet - kon het niet weten - dat er de afgelopen drie weken een aantal besprekingen had plaatsgevonden, precies op de plek die we nu naderden. Het waren besprekingen geweest waar een groot aantal erg boeiende uitdrukkingen hadden rondgevlogen - uitdrukkingen zoals 'subliminale implementatie,' 'geprogrammeerde reacties,' 'gecomputeriseerde mentale stroomkringen' en 'gevorderde posthypnose.' Nee, dat zou ik pas later te weten komen, na te veel bloed en te veel tragediën! Het enige wat ik aanvankelijk wist was dat ik deel uitmaakte van een zeer kleine invasie - en ik wenste dat mijn voorgevoelens niet zo verdomd vaak uitkwamen.
  
  Majoor Dreiser wees uit het raam en ik zag de kustlijn onder ons, dichte begroeiing achter het strand, die duidelijker herkenbaar werd naarmate we hoogte verloren. Ik zag dat de paratroepers gingen staan en een kromme rij vormden die bij de cabinedeur begon. We daalden snel; de machine waar ik me in bevond zou als eerste over het doelgebied scheren. Terwijl we overhelden, zag ik vlak achter de kust een dorp, een kleine verzameling houten hutten met bladerdak.
  
  'U kunt beter in de rij gaan staan, meneer Carter,' zei majoor Dreiser. 'We springen zo.'
  
  'Ik verlang er echt naar,' zei ik en stond op. Daar ik niet tot de militairen behoorde, droeg ik een buitenmodel vliegpak. De deur van de cabine werd opengetrokken en een luchtstoot kwam binnen. Ik zag de eerste man naar buiten stappen, toen de tweede. De rij schoof snel op. De man voor me wierp me een snelle grijns toe terwijl hij sprong, en toen was het mijn beurt. Ik sprong met de M-16 in mijn handen en voelde me lui door de lucht vallen. Mijn schijnbaar trage, tuimelende bewegingen hadden iets sereens, al viel ik in werkelijkheid snel omlaag, en toen de parachute automatisch opbolde door de 'statische lijnen' die aan een kabel in het vliegtuig waren bevestigd, klonk er een scherpe knal.
  
  Nu daalde ik langzaam, door de uitwolkende parachute op zachte lucht gedragen. Ik keek om me heen en zag dat de lucht gevuld was met zwevende figuren onder enorme witte paraplu's. Het geluid van geweervuur doorbrak de stilte, en ik zag de grond verrassend snel naderbij komen. Ik herinnerde me de instructies die ik had ontvangen: Buig de knieën als je de grond raakt, laat je plat vallen, gesp de parachute los en begin te schieten.
  
  Ik voelde de ruk van de parachute toen mijn voeten de grond raakten en ik werd achteruit getrokken. Ik viel op het gras en liet de M-16 bijna glippen. Ik gespte het harnas los en dook, toen het landingsgebied ontplofte in furieuze salvo's. Er renden Vietnamezen uit de hutten die onder het lopen schoten. De grond trilde van de in elkaar zakkende parachutes en rennende paratroepers. De paratroepers lieten van drie kanten een vernietigend vuur op het dorp los, een kruisvuur waarin de Vietcong-guerrilla's als korenhalmen werden weggemaaid.
  
  Ik deed mee aan de gestage oprukkende beweging naar de hutten. Aan de rand van het dorp verspreidden de paratroepers zich en voerden hun overvallen rond en op de hutten in kleine groepjes uit. Ik zag majoor Dreiser aan het hoofd van zes paratroepers een bamboehut aan de achterkant binnendringen en toen zag ik de hut schudden door de inslag van de krachtige M-16 kogels.
  
  Drie Vietcongs zagen me en kwamen in korte, onregelmatige golven op me af, terwijl ze op me schoten. Ik liet me vallen en liet een salvo uit de M-16 los. Ze struikelden en vielen, verkrampten in een laatste stuiptrekking. De Noord-Vietnamezen lieten een vernietigend vuur uit de hutten los, maar ze richtten slecht. De paratroopers renden door het verdedigingsvuur en bereikten de eerste rij hutten moeiteloos, waarna ze binnen enkele minuten de verdedigers het zwijgen oplegden.
  
  Ik rende naar de hoek van een wat steviger bouwwerk van hout met een bamboedak. Ik zou het makkelijk gehaald hebben als er vlakbij die hoek niet een drie meter lange modderplas had gelegen. Mijn voeten schoten onder me weg en ik gleed tegen de hoekpijler van een veranda aan de voorkant van het huis. Ik probeerde af te zwenken, maar dat was onmogelijk zonder houvast voor mijn voeten. Ik zag kans te voorkomen dat mijn schedel gekraakt zou worden door de M-16 voor mijn gezicht op te heffen toen ik contact maakte.
  
  Het geweer ving de volle mep van de botsing op toen de rand van de pijler het wapen precies in het midden raakte. Ik hoorde iets in het geweer knappen terwijl ik terugveerde en in de modder neerkwam. Ik zag drie Vietcongs op de veranda, een met een geweer met bajonet recht op me gericht, de andere twee met machetes. Ik rolde om in de modder, hoorde het schot kraken. Op de een of andere manier miste het me, en ik probeerde een salvo met de M-16 af te vuren, maar mijn wapen ketste.
  
  Een van de met een machete bewapende Vietcongs sprong van de veranda op mij af en ditmaal was ik de modder dankbaar toen zijn voeten onder hem weggleden. Ik sprong naar voren, liet een rechtse op zijn gezicht los eer hij zijn evenwicht kon herstellen. Hij gleed achterwaarts tegen de hoekpijler en bleef stil liggen. De Vietcong met het geweer schoot nogmaals, en opnieuw miste hij me. De schutter sprong over de veranda, kwam op de grond en schuifelde om de modderplas heen. Ik dook naar droge grond en haalde het net toen hij de hoek omkwam. Hij prikte met de bajonet naar me. Ik stapte opzij, greep de loop van het geweer en gaf hem een karateslag in de nek. Hij snakte naar adem en ik wrong het geweer uit zijn handen, draaide het om en schoot. Het ding ketste, en ik moest hem nog een slag in de nek geven. Hij viel om.
  
  Ik draaide me om en zag dat de derde man omlaag was gekomen en met opgeheven machete op me toe rende. Ik vuurde meteen, maar hij bleef komen. Dat verdomde geweer ketste weer of de kogels deugden niet. Ik liet me op beide knieën vallen, om te voorkomen dat ik door een wilde zwaai van de machete onthoofd zou worden. Ditmaal probeerde ik niet meer te schieten, maar hief het geweer op om een korte, hakkende slag af te weren. Ik lag op mijn rug, en toen de machete het geweer raakte, trapte ik de Vietnamees in de buik. Hij sloeg dubbel, en ik zwaaide de geweerkolf tegen zijn kaak. Ik voelde het bot versplinteren toen de zware kolf zijn gezicht raakte, en hij viel neer.
  
  Ik stond op en schoot het geweer ditmaal in de grond af. Er gebeurde weer niets. Ik gooide het ding weg en keek om me heen. De paratroepers drongen de verdedigers achteruit naar een kleine houten hut in het midden van het dorp. Het leek me het hart van de vijandelijke verdediging, en ik durfde er op te wedden dat de senator daar met zijn gezelschap in zat. De slag was nu ongeveer een slachtpartij geworden; de grond was bezaaid met de lichamen van dode Vietcongs en soldaten. Ik pakte het geweer van een dode vc, rende om een van de hutten en koerste naar de achterkant van de middelste hut. Daar trof ik een half dozijn verdedigers aan. Ze openden het vuur toen ik in het gezicht kwam en ik het me vallen. Ik beantwoordde het vuur met een salvo uit het Russische automatische geweer. Ze bleven schieten en misten me, maar mij verging het niet beter en ik vroeg me af of dit kwam doordat ik niet aan het mechanisme van het geweer gewend was.
  
  Ik hoorde iemand achter me rennen, draaide me om en zag twee paratroepers aankomen die met één salvo de zes verdedigers neermaaiden. Ze renden verder en ik kwam overeind en fronste, kwaad op mezelf. Zelfs met een onbekend geweer was ik niet zo'n slecht schutter. Ik vuurde een kort salvo af in de wand van de houten hut. Opnieuw gebeurde er niets, en nu begreep ik het: het geweer was geladen met losse flodders.
  
  Het eerste dat ik had geprobeerd moest ook met losse flodders geladen zijn geweest, en nu begreep ik waarom de slag zo eenzijdig was. De arme zwervers hadden waarschijnlijk niet anders dan losse flodders. Dat was niet ongebruikelijk in guerrilla-operaties van deze aard. Soms kregen ze proefmunitie te pakken tijdens een strooptocht, denkende dat ze echte patronen hadden. Maar zo vaak gebeurde dat nu ook weer niet. Het was een vreemd, bizar voorval dat me om de een of andere reden een bepaald onbehaaglijk gevoel gaf. Het vuren was nu sporadisch, voornamelijk van een paar achtervolgende groepjes in het omringende oerwoud. Ik liep de trap van de middelste hut op. Majoor Dreiser stond in de deuropening met een brede grijns op zijn gezicht. Hij nam me mee naar binnen waar in een hoek van een grote, tamelijk lege kamer soldaten bezig waren drie onverzorgde figuren los te snijden. De eerste die ik onmiddellijk herkende was senator Atkins, ondanks een zware baard. Zijn gelijnde gezicht vertoonde opluchting, en hij glimlachte tegen me toen ik binnenkwam. Naast hem stond Ferris Dickson zijn polsen te wrijven en zijn armen te buigen. Ik had de assistent en protegé van de senator tot nu toe alleen maar op krantenfoto's gezien. Hij was lang, slank, en zelfs met zijn baardstoppels jongensachtig en hij had een iets te hooghartige uitdrukking die me niet beviel.
  
  Een van de paratroepers sneed het meisje, Judy Howell, los. Ze droeg een spijkerbroek en een besmeurd groen hemd, haar haar was verward en vuil, haar gezicht bevlekt, maar onder dat alles was ze een zeer knap meisje met een brutale neus, een vastberaden kin en helderbruine ogen. Het hemd viel los om haar heen, maar desondanks wezen haar borsten omhoog in een jeugdig, stevig silhouet en haar billen en de spijkerbroek waren rond en vol.
  
  'De informatie die jullie mensen ons hebben gegeven klopte precies, Carter,' zei majoor Dreiser opgewekt. Ik knikte. Het was een fantastisch perfecte operatie geweest. De majoor bevestigde wat ik al gedacht had, dat we geen enkele man verloren hadden. Hij begon de senator, diens assistent en het meisje buiten de hut te brengen.
  
  'Ik wil ze onmiddellijk naar de vliegtuigen brengen,' legde hij uit. 'Er zouden nog meer Vietcongs in de buurt kunnen zitten. Trouwens, mijn opdracht was snel er op af te gaan en snel weg te wezen en dat ga ik doen ook.'
  
  'Okay, majoor,' zei ik. 'En als mijn inlichtingen juist zijn, zijn we niet eens geland.'
  
  Hij gebaarde dat hij het begreep en verdween door de smalle deur. Ik bleef even achter en doorzocht de hut snel maar grondig. Stukjes kleding, een paar droge rijstkorrels, een kleine bamboe waaier op de grond. Er was niets van waarde, en ik porde in de hoeken zonder iets anders dan een duizendpoot tevoorschijn te brengen.
  
  Ik was op weg naar de voordeur, toen ik het stukje papier zag dat gedeeltelijk uit een spleet tussen de vloerplanken omhoog stak. Ik knielde en trok het los. Het was een reçu van een wasserij en ik fronste toen ik het bekeek. Het nummer was 764: de wasserij was de Han Wasserij in Georgetown, Washington D.C.
  
  Dat wasserij reçu was verdomd ver weg van huis. Ik stak het in mijn zak terwijl ik me afvroeg van wie van de drie het was. Ik liep over de met lichamen bezaaide grond en hoorde motoren draaien, zag de zon op de vleugels van de C-47 op het strand glinsteren. Ik begon te rennen en kwam als laatste aan boord van het voorste vliegtuig. De deur sloeg achter me dicht, en enkele seconden later waren we in de lucht.
  
  Alles was volmaakt verlopen, en iedereen had het druk met iedereen te feliciteren, vooral majoor Dreiser. Waarom voelde ik me zo onverklaarbaar ongerust? Er was niets gebeurd waar geen logische verklaring voor was. Het was een soepele, efficiënte operatie geweest, des te gemakkelijker gemaakt omdat de tegenstander met verkeerd materiaal had gevochten. Maar ik sta altijd argwanend tegenover dingen die te gemakkelijk verlopen; misschien zat dat me dwars. Voor het ogenblik duwde ik mijn vage gevoel van onbehagen opzij en feliciteerde met de anderen de majoor.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Majoor Dreiser had een hoekje van het vliegtuig voor me vrij gehouden waar we de senator en zijn gezelschap konden ondervragen. De majoor stelde me voor als speciaal agent van AXE, en ik leunde achterover en liet hem de leiding nemen.
  
  De C-47 was van alle niet essentiële uitrusting ontdaan om plaats voor de paratroepers te maken. De senator en de anderen moesten op de grond zitten. Er was geen zeep en alleen een koud water fonteintje achterin de machine, en de natte handdoek waarmee Judy Howell zich over het gezicht had gewreven had het vuil alleen maar verder verspreid. Het getekende gezicht van de senator, dat er altijd al tamelijk ingevallen uitzag, weerspiegelde de beproeving minder dan het gezicht van zijn twee metgezellen. Hij sprak en Judy Howell en Ferris Dickson, die ter weerszijden van hem zaten, beperkten hun commentaar tot een enkele hoofdknik of een korte onderbreking.
  
  Toen ik naast de majoor ging zitten, had ik een papieren bekertje met koud water in mijn hand. Ik bood het de senator aan. Hij glimlachte dankbaar maar sloeg het af. 'Nee, dank u, meneer Carter,' zei hij. 'Straks, misschien.'
  
  'U zegt dat u hard behandeld bent, senator,' spoorde de majoor hem aan.
  
  'Het was een marteling, heren, beslist een marteling,' zei senator Atkins. 'We werden geregeld geslagen. We kregen niets anders dan droge rijst te eten en werden bijna gek van de dorst. We zijn ononderbroken ondervraagd over alles wat ze maar konden bedenken. Natuurlijk dachten ze dat we meer wisten dan in werkelijkheid het geval was.'
  
  'U zit te fronsen, meneer Carter,' zei Judy Howell opeens. Ik keek op en zag dat ze strak naar me keek. 'Vindt u het zo moeilijk te geloven? Ik verzeker u dat het de waarheid is.'
  
  De frons was automatisch verschenen, zonder dat ik het me had gerealiseerd. Ik schudde mijn hoofd en zei snel: 'Nee, helemaal niet, juffrouw Howell.' Ze had kennelijk erg scherpe ogen. Mijn reactie was niet onoprecht; niet geheel echt ook, trouwens. Eerlijk gezegd had ik het gevoel dat de senator de waarheid sprak, maar toch had ik al eerder mensen gezien die bijna gek van de dorst waren geworden. Ik had het zelf ondergaan. De slachtoffers dronken aanzienlijke hoeveelheden water gedurende de eerste weken na afloop. Zelfs al nipten ze er maar van, water was iets dat ze niet konden afslaan. Maar de senator had mijn aanbod van het bekertje water afgeslagen. Het was misschien een kleinigheid, maar het bleef bij me hangen. Lang geleden had ik al geleerd geen kleinigheden over het hoofd te zien. Ik keek naar hen alle drie terwijl ze hun verhaal met kennelijke emotionele oprechtheid vertelden. Ze zagen er vermoeid uit, en ze vertelden duidelijk over dingen die hen waren overkomen. Alleen? Alweer dat woord. Ik kon het niet van me afzetten. Alleen -wat? Judy Howell sprak nu, en ik boog me gespannen naar voren. Het losvallende hemd ging ritmisch op en neer en ik moest me moeizaam concentreren op wat ze zei in plaats van op de verrukkelijke spanning van haar volle borsten. Ik was er zeker van dat er een heerlijke schat onder dat losvallende hemd was te vinden.
  
  'Ze zeiden steeds maar dat ze verschrikkelijke dingen met me zouden doen,' zei Judy Howell en ze rilde met bevende schouders. 'Ze lieten me naakt op de grond liggen en dan gingen ze over me heen staan en vertelden me de afschuwelijke, verschrikkelijke dingen die ze van plan waren. Het was verschrikkelijk ... gewoon verschrikkelijk. Soms sloegen ze me. Soms graaiden ze met hun handen naar me.' Ze rilde weer. Evenals de anderen verhaalde ze pijnlijke zaken, en haar stem brak door de emotie en haar brutale, kwieke gezicht stond gespannen.
  
  Ik luisterde naar het verhaal van Ferris Dicksons beproevingen; de dreigementen en klappen, hoe hij gedwongen werd dag en nacht wakker te blijven tot hij de uitputting nabij was. Terwijl hij sprak werd ook zijn stem stroef van nauwelijks beheerste emotie.
  
  Deze mensen waren zenuwpezen terwijl ze hun ervaringen vertelden. Maar waarom was ik er verdomme niet tevreden mee? Wat was het dat zich aan mijn duidelijke gevoel van onbehagen toevoegde? Ik keek naar de ogen van de senator terwijl hij naar Dickson luisterde; ernstige, intelligente ogen, en ik keek naar Judy Howell en ving haar heldere, alerte blik op, en opeens wist ik wat een van de dingen was die me dwars zaten: hun ogen.
  
  Ik had mensen gezien die ontkomen waren aan beproevingen zoals dit drietal beschreef. Hun ogen waren opgejaagd, vervuld van onzegbare angst, ogen die meer gezien hadden dan ze wilden onthouden. Geen van dit drietal had dergelijke ogen. Hun woorden en de emoties die ze toonden terwijl ze spraken waren in orde, maar hun ogen pasten niet bij hun verhalen. Er klopte iets niet, besloot ik. Ik had er geen flauw idee van wat er niet klopte, maar het stond wel voor me vast.
  
  Majoor Dreiser sprak nu, en ik luisterde naar zijn vragen. 'Dat is het dan wel, wat mij betreft, meneer Carter,' zei de majoor en wendde zich tot mij. 'We zullen een persbericht samenstellen ... tenzij u nog vragen heeft?'
  
  Ik zag dat Judy Howell naar me keek. Misschien kwam het door de uitdagende stand van haar kin, de wat uitdagende blik in haar ogen, maar ik kwam tot de conclusie dat ik net zo goed openlijk de schoft kon spelen. Trouwens, ik was niet in een diplomatieke bui. Te veel kleine dingen vormden een grote bezorgdheid in me. Ik nam een duik.
  
  'Voor er verklaringen aan de pers worden uitgegeven zou ik graag een proef met het waarheidsserum willen nemen,' zei ik rustig. Ik zag de wenkbrauwen van majoor Dreiser omhoog vliegen en Ferris Dicksons mond viel open, maar het was Judy Howells stem die de verbijsterde stilte doorbrak.
  
  'Dat meent u niet,' snauwde ze.
  
  'Geloof me,' zei ik rustig. 'Ik meen het.'
  
  Ferris Dickson deed zijn mond dicht en zijn gezicht bewolkte toen hij Judy Howells voorbeeld volgde. 'Hee, een ogenblikje,' zei hij. 'Wat is dat voor een voorstel?'
  
  'Meneer Carter beweert dat we allemaal leugenaars zijn,' viel Judy Howell uit. Ze was kwaad, had haar lippen op elkaar geknepen en haar ogen fonkelden. Het waren haar ogen die me voet bij stuk deden houden. Ze hadden dof en levenloos moeten zijn - niet moeten fonkelen.
  
  'Ik beweer niets,' zei ik gelijkmatig.
  
  'Nou en of,' snauwde ze. 'U impliceert dat dit alleen maar een soort publiciteitsstunt is.'
  
  Ik wilde er geen punt van maken. Ik had niets concreets om van uit te gaan. Ik liet me alleen leiden door vroegere ervaringen en een ingeving. Ik probeerde het te sussen.
  
  'Dat impliceer ik helemaal niet,' zei ik, en hield mijn stem gelijkmatig. 'Het is eigenlijk niet meer dan routine, juffrouw Howell.'
  
  Daar trapte ze niet in. 'Dat is helemaal geen routine, en dat weet u best,' snauwde ze.
  
  'Zo is het,' viel Ferris Dickson haar bij, met een wat knorrige gezichtsuitdrukking. 'Het is hoogst ongebruikelijk.'
  
  'Deze hele zaak is hoogst ongebruikelijk,' wierp ik tegen.
  
  Nu onderbrak senator Atkins me, en ik moest het hem nageven. Misschien was hij gewoon slimmer dan de anderen, of misschien had hij door zijn jarenlange ervaring in de senaat een ruimer perspectief opgedaan.
  
  'Kom, Ferris ... Judy,' zei hij, en keek me ernstig aan. 'Laten we ons niet door de zaak laten meeslepen. Ik ken meneer Carters reputatie in zijn eigen speciale werk een beetje. Ik weet zeker dat er weloverwogen redenen achter zijn verzoek schuilen.'
  
  Ik was vastbesloten het op de nonchalante toer te houden.
  
  'Dank u, senator,' zei ik. 'Het is zo dat we hebben ontdekt dat bij sodium pentothal iemands onderbewustzijn de controle overneemt, en de dingen in het onderbewustzijn blijken vaak belangrijker dan de bewust herinnerde dingen. Zo eenvoudig ligt het.'
  
  De senator knikte, en zijn zilveren haar viel gedeeltelijk over zijn gelijnde gezicht. 'Ik ben graag bereid aan uw verzoek tegemoet te komen, meneer Carter,' zei hij. 'We leggen ons lot in uw handen.'
  
  Ik wierp een blik op Ferris Dickson en het meisje. Hun gesloten, enigszins norse gezichten bewezen dat ze met de senator zouden meedoen, maar er niet gelukkig mee waren.
  
  De vragenperiode liep ten einde. Ik wilde naar de staart van het vliegtuig lopen en zag dat de weg me werd versperd door Judy Howell.
  
  'Ik wou wel even zeggen dat ik niks geloof van uw gelul over "onderbewuste indrukken" waar u het tegen de senator over had,' zei ze, en haar bruine ogen waren halve maantjes van donkere woede. 'Kom, kom. Wat een taal,' zei ik.
  
  'En toch zeg ik het,' snauwde ze. 'Eer ik correspondente van Tomorrow werd, heb ik bij een dagblad gewerkt. U mag een bollebof zijn in de contra-spionage, maar u hebt er blijkbaar geen bal verstand van of iemand de waarheid spreekt of niet.'
  
  'Misschien,' zei ik grinnikend. 'En u mag een bollebof in de vrouwentijdschrifterij zijn, maar u weet geen bal af van de meer subtiele aspecten van moderne internationale intriges.'
  
  'Wacht maar,' zei ze, met strijdlustig naar voren geschoven onderlip. 'Ik wil dolgraag uw gezicht zien na uw proef met het waarheidsserum.'
  
  'En ik wil dolgraag uw gezicht zien als al dat vuil er af en uw haar gekamd is. U zou best een lekker stuk kunnen zijn.'
  
  Ze klemde haar lippen op elkaar, tolde op haar hakken om en liep weg. Ik stond haar grinnikend na te kijken.
  
  We landden in Taipei, stapten over in een straalmachine van de Luchtmacht en vlogen rechtstreeks terug naar Washington. Alles werd nog steeds erg geheim gehouden. We landden vroeg in de ochtend, en er stonden auto's te wachten om senator Atkins en zijn gezelschap naar een bewaakte suite in het Walter Reed Ziekenhuis te brengen. Ik had Hawk via de radio gesproken en hem verteld wat ik had gedaan, en hij stond me op het vliegveld op te wachten. Terwijl we naar het hoofdkwartier van AXE reden, lichtte ik hem gedetailleerd in.
  
  'Ik hoop dat je er goede gronden voor hebt,' zei hij grimmig en met een afkeurende blik in de staalgrijze ogen. 'Het is wel lef om iemand in senator Atkins' positie te vragen zich aan een proef met sodium pentothal te onderwerpen, N3. Maar je bent nou eenmaal een vent met lef, dus het verbaast me eigenlijk niet.'
  
  'Dat is een onderdeel van mijn charme,' zei ik. 'Ik ben onweerstaanbaar.'
  
  'Ik hoop dat deze demonstratie van charme ons niet allemaal voor het blok zet,' ketste hij terug.
  
  'Nee,' zei ik, met meer zelfverzekerdheid dan ik voelde. 'Ik geloof dat de senator mijn redenen heeft geaccepteerd.'
  
  'Maar ik neem aan dat je nog wel iets meer gefundeerd hebt,' zei hij.
  
  'Misschien.'
  
  'Maak met mij de kachel niet aan, N3,' gromde Hawk.
  
  Ik grinnikte. De oude vos kende me te goed. 'Ik kijk wel uit, chef,' zei ik. 'Maar geef me tot morgen de tijd, tot de proeven zijn afgelopen. Dan zal ik u de hele toestand uitleggen.'
  
  Hij knorde instemmend en bleef uit het raam zitten kijken tot we bij het hoofdkwartier van AXE kwamen. Ik bracht de nacht door in een van de zes kamers die AXE voor logé's heeft. Ik heb een kleine flat in Washington, maar ik was te moe om er die nacht heen te gaan. 's Ochtends ging ik vroeg naar buiten, reed snel naar Georgetown en stopte toen even bij mijn flat. Mijn telefonische antwoorddienst meldde dat ene juffrouw Linda Smythe had gebeld ... drie keer. Ik belde terug en ontdekte dat Linda me het komende weekeind wilde uitnodigen in haar huis. Het was uiterst uitnodigend.
  
  'Waar heb je de hele week gezeten?' vroeg Linda. 'Wat heb je me voor opwindends te vertellen?'
  
  'Niets,' zei ik. 'Een saaie zakenreis.' Dat was een spel dat Linda en ik al lang geleden hadden geperfectioneerd. Zij stelde de vraag, wetende dat ik de waarheid niet zou zeggen, en ik gaf haar het antwoord, wetende dat ze me niet zou geloven. Ze giechelde. 'Je komt toch wel, hè, Nick?' vroeg ze. 'Vooropgesteld dat de baas me niet nodig heeft,' antwoordde ik.
  
  'Laat hem maar oppassen. Ik zie je donderdagavond op het station, lief,' zei ze. 'Tot dan.'
  
  Ik hing op met een plezierig gevoel van verwachting omdat het een prettig, ontspannen weekeind zou worden. Linda was al meer dan genoeg om verlangend naar uit te kijken, maar geloof me of niet, er stak meer achter. Ik houd van paardrijden. Ik heb het altijd een ontspannende sport gevonden en ik krijg niet vaak genoeg de kans om het te doen. Ik maakte een aantekening op de bloknoot naast de telefoon: 'Weekeind - donderdagavond - Linda Smythe.'
  
  Ik controleerde Wilhelmina, mijn trouwe en favoriete Luger, liet haar in de schouderholster glijden en trok een van de banden van Hugo's schede strakker aan. De potlooddunne stiletto, die in de leren schede op mijn onderarm lag, had mijn leven meer dan eens gered.
  
  De sodium pentothal werd juist toegediend toen ik in het ziekenhuis kwam. Hawk was er met een bandrecorder, evenals majoor Dreiser. Ik had hem verzocht de vragen te stellen. Ik wilde hetzelfde algemene patroon als in het vliegtuig aanhouden. Op een later tijdstip was een persconferentie belegd waar de redding zou worden aangekondigd; een tijdstip waarop de drug zou zijn uitgewerkt.
  
  Ik trok een grimas toen het waarheidsserum niets nieuws naar boven bracht. De drie personen herhaalden dezelfde fundamentele verklaringen die ze aanvankelijk hadden afgelegd, inbegrepen de opmerking van de senator dat hij bijna gek van de dorst was geworden. Toen de proef was afgelopen, sloot Hawk de kleine bandrecorder en we gingen naar een andere kamer om op de senator en de anderen te wachten.
  
  Hawk keek me aan en zuchtte. Toen de senator, gevolgd door Ferris Dickson en Judy Howell, verscheen, nam Hawk de leiding met het air van een vader die een lastig kind uit een ongelukkige situatie moet zien te redden. De ogen van de senator weerspiegelden oprechte bezorgdheid. Ferris Dickson keek nors en Judy Howells ogen glinsterden van onderdrukte woede.
  
  Tijdens de proeven had ze, met een laken over zich heen, in een ziekenhuisbed in een half verduisterde kamer gelegen. Nu zag ik dat ze een rosé zijde bloes met een witte rok droeg, en de bloes kleefde provocerend op de juiste plaatsen aan haar lichaam. Ze had soepele, mooie benen, zag ik, en haar brutale en alerte gezicht stak onder kort, bruin haar uit. Zonder het vuil op haar gezicht glansde haar huid. Ze was, besloot ik, een uiterst aantrekkelijk schepseltje.
  
  'Ik ben blij u te kunnen vertellen dat er tijdens de proef geen verschillen van betekenis aan hét daglicht zijn gekomen,' zei Hawk, en zijn magere, leerachtige New England-gezicht brak los in een uiterst charmante glimlach. Ik had dat enkele keren eerder gezien en het verbaasde me altijd hoe bijzonder minzaam hij kon zijn als hij wilde, of liever, als hij vond dat het nodig was.
  
  'Ik wil u allen hartelijk danken voor uw medewerking,' vervolgde hij. 'Het heeft ons erg bij ons werk geholpen, al kunt u dat misschien maar moeilijk begrijpen. Wees dus alstublieft overtuigd van onze dankbaarheid.'
  
  Hij en majoor Dreiser brachten de senator uit de kamer, terwijl ze over koetjes en kalfjes babbelden. Dickson volgde hen en ik bleef alleen achter met Judy Howell.
  
  'U hebt geen idee hoe blij ik nu ben,' zei ze zelfvoldaan.
  
  'Wederzijds,' zei ik glimlachend. 'Ik heb precies ontdekt wat ik weten wilde.'
  
  Ze fronste. Dat bracht haar even in de war; ze had het niet verwacht. Ze probeerde het nog eens vanuit een andere tactiek.
  
  'Ik heb de pest aan mensen die niemand willen vertrouwen,' zei ze vlak.
  
  'Ik ook,' zei ik een keek haar aan. Ze fronste weer, besefte dat ze een koekje van eigen deeg had gekregen.
  
  'U bent erg slim, meneer Carter,' zei ze, me aankijkend met dichtgeknepen ogen die bespiegelend stonden. Ik wist al dat ze alert en slim was. Nu ontdekte ik dat ze meer dan normaal scherpzinnig was.
  
  'Weet u, meneer Carter,' zei ze. 'U laat het er nog niet bij zitten, wel? U bent nog niet tevreden.'
  
  Mijn glimlach was traag en enigszins vals. Het ergerde me dat ze me zo door had.
  
  'Ik ben nooit tevreden, juffrouw Howell,' zei ik. 'Dat is een tekortkoming in mijn karakter.'
  
  Ongelovig kneep ze haar ogen nog verder toe. 'Dat moet ik dan maar aannemen,' zei ze.
  
  'U zegt het maar.' Ik haalde mijn schouders op. 'Ik ben een aardige baas. En ik ben blij dat ik gelijk had.'
  
  'In welk opzicht?' snauwde ze, onmiddellijk opvliegend.
  
  'Dat er onder al dat vuil en die slordige kleren zulke leuke dingen verborgen zaten.'
  
  Ze keek me peinzend aan. 'Ik geloof dat ik eens een lang gesprek met u zou willen hebben,' zei ze. 'Kan dat geregeld worden?'
  
  'Reken maar, schat,' zei ik en liep de kamer uit. Judy Howell had meer gelijk gehad dan ze wist. Ik laat de dingen er niet graag bij zitten, en zou dat in dit geval ook niet doen.
  
  Ik ging naar buiten om te lunchen. Dat gaf me meer tijd om mijn gedachten te organiseren eer ik naar de chef moest. Toen ik in het gebouw van AXE aan Du-Pont Circle terugkwam, was Hawk er al en hij zat op me te wachten. Ik ging tegenover hem aan het bureau zitten en zag de bandrecorder op een nabije tafel staan. Hawks ogen waren vuurstenen en zijn gezicht was onbewogen. Hij was geprikkeld.
  
  'Ik zit te wachten, N3,' zei hij. 'Ik wil weten wat jou er toe gebracht heeft de waarschijnlijk machtigste senator van Amerika aan een waarheidsserumproef te onderwerpen. We zullen het maar niet eens hebben over zijn rechterhand en een bijzonder scherpe, nieuwsgierige correspondente van een weekblad.'
  
  'Ik wou het gewoon grondig doen, chef,' zei ik. 'Het soort karwei dat u van ons verlangt.'
  
  'En je hoeft niet zo onderdanig te doen, N3,' zei Hawk met een grimas. 'Dat past niet bij je.'
  
  Ik grinnikte, knikte. 'Okay, u hebt gelijk,' zei ik. 'Ik heb het risico genomen omdat me iets dwars zit, chef. Er is iets mis aan deze hele zaak. Het klinkt me niet goed in de oren. Maar ik kan u eigenlijk niets met enige samenhang vertellen.'
  
  'Vertel het me dan maar onsamenhangend,' gromde hij.
  
  'Van het begin af,' zei ik, 'vond ik de hele zaak nogal gek. De operatie verliep te goed. De Vietcongs werden uitgeroeid omdat ze losse flodders in hun wapens hadden. Dat weet ik zeker. Ik heb twee van de geweren zelf geprobeerd ...'
  
  'Je weet dat dat logischerwijs mogelijk is, Nick,' onderbrak Hawk me. 'Die ongeregelde troepen krijgen vaak losse flodders in handen en denken dat ze scherpe patronen hebben. Soms wordt het ze verkocht door goocheme jongens die snel geld willen verdienen.'
  
  'Dat ben ik met u eens, chef,' zei ik. 'Maar later, in de C-47, bood ik de senator een beker water aan, die hij afsloeg. Maar u hebt hem horen zeggen dat ze bijna gek van de dorst waren geworden. U hebt zelf ook mensen gezien die lange tijd geen water hadden gedronken.'
  
  'Ja,' zei hij peinzend. 'Ze kunnen er maar niet genoeg van krijgen. Dat is een boeiend punt. Maar je gelooft toch zeker niet dat ze het allemaal verzonnen hebben? Dat idee is door de proef met het waarheidsserum weerlegd, Nick.'
  
  'Dat weet ik, maar ik blijf volhouden dat het niet goed zit,' zei ik. 'Ik beweer dat wat zij zeggen dat er gebeurd is, niet precies is wat er gebeurd is. Ik beweer idat ze dat alleen maar denken. Ze denken dat ze gek van de dorst werden. Ze zijn er van overtuigd en voor hen is het reëel. Ze liegen niet. Daarom bleven hun verhalen overeind onder de sodium pentothal. Maar hun fysieke reacties komen niet overeen met wat ze zeggen. Je kunt de geest alles doen laten geloven, maar het lichaam reageert onafhankelijk. Toen de senator het water afsloeg dat ik hem aanbood, was het een natuurlijke lichamelijke reactie. Zijn lichaam had geen water nodig. Het was niet echt uitgedroogd.'
  
  'Daar moet ik eens over nadenken, N3,' zei Hawk. 'Verder nog iets?'
  
  'Dit,' antwoordde ik en wierp het wasserij briefje voor hem op het bureau. Hij keek er even na, keek mij toen geprikkeld aan.
  
  'Bespaar me alsjeblieft de suspense.' Hij zuchtte. 'Wat voor verband bestaat er tussen een wasserij-reçu en deze zaak?'
  
  Ik leunde achterover. 'Ik heb het gevonden in de hut waar de senator en de anderen gevangen werden gehouden,' zei ik. 'Ik dacht dat het van een van hen moest zijn, maar toen ik het naging, oh, oh, wat een verrassing. Het is van de een of andere figuur die Samuel Sonyoung heet.'
  
  Hawks ogen schoten nu heen en weer en ik kon zijn hersens bij na horen malen.
  
  'En wie mag Samuel Sonyoung dan wel zijn?'
  
  Ik haalde mijn schouders op. 'Dat weet ik nog niet. Maar de wasserij heeft me wel verteld waar hij woont. Seventeenth Avenue in Georgetown, bij de haven. Ik dacht dat Statistiek misschien iets over hem zou hebben.'
  
  Hawk flipte de intercom aan. 'We zullen het ze meteen vragen,' zei hij. 'Je weet maar nooit wat ze in dat kaartsysteem van hen hebben.'
  
  Statistiek had inderdaad een enorm kaartsysteem van een ontzettende hoeveelheid mensen. Maar de meeste hadden een of andere inter-gouvernementele binding, werkten voor buitenlandse bureaus of zo of hadden iets met de wet te maken gehad waardoor ze geboekt waren. Uiteraard stonden ook internationale agenten in het systeem. In dat systeem kwam groot en klein voor, van hoofden van spionagebureaus tot laag geplaatste kantoorbedienden. Maar als Samuel Sonyoung niet onder een van deze categorieën viel, zou men geen kaart van hem hebben. Toen hij klaar was met de intercom, leunde Hawk achterover, legde zijn vingertoppen meditatief tegen elkaar.
  
  'Wat doet een reçu van een wasserij in Georgetown in Noord-Vietnam, in het kamp waar senator Atkins werd vastgehouden?' vroeg hij hardop. Hij uitte iets dat ik me, naar hij wist, ook al had afgevraagd. 'Zeer interessant,' vervolgde hij. 'En zeer verontrustend. De volgende stap is om uit te vinden wie deze Samuel Sonyoung is. Ik neem aan dat je van plan bent bij hem op bezoek te gaan?'
  
  'Zodra ik hier wegga,' zei ik.
  
  'Heb je nog meer?' vroeg Hawk met speculatieve blik. 'Soms een idee wat dit te betekenen heeft? Je ziet er toch geen publiciteitsstunt in, wel? Niet bij een man in de positie van senator Atkins. Hij houdt zich niet op met die publiciteitsbombarie, zoals een hoop anderen. Dat heeft hij niet nodig.'
  
  'Hij zou er toe overgehaald kunnen zijn,' opperde ik. 'Door die journaliste?' vroeg Hawk. 'Of door Ferris Dickson, om persoonlijke redenen? Mogelijk, maar ik betwijfel het. Senator Atkins is dat soort man gewoon niet.'
  
  'Ik ben het met u eens, chef,' zei ik. 'Ik weet niet wat het te betekenen heeft. Ik weet alleen dat ik het gevoel heb dat er ergens iets heel erg mis is. Ik voel het in mijn botten.'
  
  Ik zei het toen niet, maar er school iets merkwaardig sinisters achter, iets dat welke publiciteitsstunt dan ook ver te boven ging. Ik had het gevoel dat er duistere en boosaardige machten aan het werk waren, en ik was niet de man voor schooljongens dramatiek.
  
  'Goed, N3,' zei Hawk, en stond op. 'Ga er mee door. We leven in een steeds vreemder wordende wereld, en je hebt een paar boeiende feiten naar voren gebracht waar alleen een kwalijke, achterdochtige figuur als jij iets mee zou kunnen doen.'
  
  Ik grinnikte. 'U zegt het zo aardig,' zei ik. 'Ik zal proberen het er niet van in de bol te krijgen.'
  
  Hawk snoof, draaide zich toen om naar het raam en ik wist dat dit het sein voor mijn vertrek was.
  
  Ik ging naar mijn flat om een warme douche te nemen. Vaak denk ik het best onder de douche. Ik worstelde met de beste manier om deze Samuel Sonyoung te benaderen. De douche hielp deze keer niet, want toen ik me had aangekleed, worstelde ik nog steeds met het probleem.
  
  Ik stond op het punt weg te gaan, toen de telefoon ging, de blauwe in mijn bureaula die een directe lijn met Hawk was.
  
  'Misschien een bofje, Nick,' zei hij. 'Statistiek had een kaart van een zekere professor Samuel Sonyoung. Er staat niet veel op, maar het is tenminste iets. Een professor Samuel Sonyoung heeft een paar jaar gedoceerd aan het Craymoor College en kreeg toen een proces aan de broek wegens onzedelijkheid. De aanklacht is tenslotte ingetrokken en later
  
  is hij als docent ontslagen. Zijn onderwerp was Vergelijkende Filosofie. En wat heeft dat met de zaak te maken?'
  
  'Niks,' zei ik. 'Maar het is prettig om te weten. Hoe meer je weet, hoe goochemer je bent.'
  
  Hawk gromde en hing op. Craymoor College was een kleine, tamelijk exclusieve meisjesuniversiteit in het District of Columbia. Misschien hadden de informaties niets te betekenen, al betwijfelde ik of er veel Samuel Sonyoungs zouden rondlopen. Maar het gaf me een idee om hem te benaderen. Ik had een auto van AXE geleend en terwijl ik naar Georgetown reed, besloot ik een wat naïeve, ademloze figuur te spelen.
  
  Het huis aan Seventeenth Avenue bleek een verbouwd herenhuis te zijn, dat goed onderhouden was in een overigens haveloze buurt. Ik parkeerde een stukje verderop, liep naar de voordeur en zag de naam bij de bel. Het was een appartement op de begane grond en de zoemer opende de voordeur voor me. Aan de rechterkant van een kleine, keurige hal ging een appartementsdeur open en een man stak zijn hoofd naar buiten. Hij was een oosterling, misschien een Koreaan of Vietnamees. Dat was moeilijk uit te maken. Het was nog moeilijker zijn leeftijd te bepalen, maar ik schatte hem op tussen de 35 en 45. Hij was tamelijk lang, had een klein, slordig baardje, een paar haren op zijn kin. Hij droeg een Mao-hemd en een zwartzijden oosterse broek met korte, brede pijpen.
  
  'Meneer Sonyoung?' zei ik, enigszins aarzelend, met een toets van timiditeit.
  
  'Ja,' zei hij vlak.
  
  'Ik heb iets dat van u is,' zei ik, terwijl ik voor hem stond. Ik gaf hem het wasserij-reçu. Ik meende zijn ogen even te zien flikkeren.
  
  'Ach, dank u wel,' zei hij, en keek me vriendelijk aan. 'Ik was al benieuwd wat er mee gebeurd was. Waar hebt u het gevonden?'
  
  'Op straat, een paar weken geleden,' zei ik. 'Jammer genoeg moest ik voor zaken op reis, en ben ik pas gisteren teruggekomen. In de wasserij wilden ze het voor u bewaren, maar ik stond er op het zelf te brengen toen ik uw naam hoorde.'
  
  Zijn wenkbrauwen gingen ernstig omhoog. 'En waarom dan wel?'
  
  'Ik was benieuwd of u de professor Sonyoung was die mijn nichtje een paar jaar geleden op Craymoor College als docent heeft gehad,' zei ik, nog steeds wat ademloos.
  
  Hij glimlachte weer, een trage, beheerste glimlach. 'Dat neem ik wel aan,' zei hij. 'Ik heb aan Craymoor gedoceerd.'
  
  'Tjee,' riep ik uit. 'Ik wou u zo graag ontmoeten, professor. Mary Ann heeft me verteld over de fascinerende dingen die u in uw klassen besprak. Kent u haar nog, Mary Ann Howes? Klein, donker haar, nogal timide?'
  
  Sonyoung schudde zijn hoofd. 'Ik ben bang van niet, meneer...?'
  
  'Franklin,' zei ik. 'Dan Franklin. Mary Ann vertelde me dat u de boeiendste docent was die ze ooit had gehad.'
  
  Sonyoung glimlachte, een tikje zelfvoldaan. Ik had hem kennelijk in zijn ego geraakt. Hij stapte achteruit en opende de deur verder.
  
  'Alstublieft,' zei hij met een kleine buiging. 'Komt u binnen. Het was erg vriendelijk van u de moeite te nemen het wasserij reçu te komen brengen. Niet veel mensen zijn zo attent.'
  
  Hij had geen accent, maar bij sommige woorden klonk er een vage verdoezeling. Ik zag dat zijn kleine, donkere ogen me met bedekte geamuseerdheid bestudeerden toen ik het appartement binnen ging. Mijn blik gleed geoefend door de kamer, op zoek naar de dingen die ik het eerst wilde zien. Er was maar één gesloten raam. Daar achter ving ik een glimp op van een tweede kamer, een slaapkamer. Het was mogelijk dat er een raam was. De enige andere ingang was via de voordeur. Ik keek naar de rest van de kamer. Hij was bezaaid met papieren en boeken. Een muur bevatte twee rijen boekplanken. Aan de andere kant van de kamer een bureau met een schrijfmachine en een lamp. Twee stoelen en een tafeltje, alle bedekt met boeken en aantekeningen, namen de rest van de kamer in beslag. Sonyoung liep naar zijn bureau op de ballen van zijn voeten. Er school een veerkrachtige, gracieuze kracht in zijn loop die me er van overtuigde dat hij al jarenlang een of andere vorm van judo of worstelen beoefende.
  
  'Wilt u iets drinken, meneer Franklin?' vroeg hij. 'Een drupje Scotch, misschien?' Hij bekeek me nog steeds met versluierde geamuseerdheid. Hij was glad, erg zelfverzekerd. Maar er was iets aan hem, een air van intensiteit die door zuivere wilskracht werd ingehouden. Zijn ogen tastten en zochten met een vreemde onheilspellendheid. Hij was een van die mannen die anderen zowel kon verontrusten als fascineren. Ik was benieuwd naar de aanklacht wegens onzedelijkheid, wat die te betekenen had gehad. Het zou wel kloppen, dacht ik. Ik sloeg het aanbod van een drankje met een bedankje af.
  
  'Wat doet u, meneer Franklin?' vroeg hij beleefd.
  
  'Ik ben verkoper,' zei ik. 'Juweliersartikelen en gros.'
  
  Ik zag die trage, beheerste glimlach weer over zijn gezicht kruipen. Ik vroeg me af of die glimlach niet uit veel meer dan alleen beleefdheid voortsproot. Ik draaide me om, me er van bewust dat hij naar me keek, en keek naar de rij boeken op de dichtstbijzijnde plank. Drie titels hadden te maken met psychische verschijnselen, twee met de kracht van de geest en een met drugs.
  
  'Bent u geïnteresseerd in psychische verschijnselen, meneer Franklin?' vroeg hij.
  
  'Lieve help, nee,' zei ik, mijn houding van naïef ontzag handhavend. 'Daar ben ik niet goochem genoeg voor. Ik wou dat het waar was. U zei toch dat u aan Craymoor had gedoceerd? Betekent dat dat u er nu niet meer bent?'
  
  'Nee, niet meer,' antwoordde hij. 'Ik ben er ongeveer twee jaar geleden ... eh ... weggegaan.'
  
  'Tjee, dat moet ik Mary Ann vertellen als ik haar weer eens zie,' zei ik. 'Geeft u nu ergens anders les?'
  
  'Nee,' zei hij vriendelijk glimlachend. 'Ik heb een bescheiden inkomen uit mijn wetenschappelijke artikelen en lezingen.'
  
  Ik draaide me om. Het was tijd om te vertrekken. Ik had genoeg gezien om te begrijpen dat ik daar alleen zou moeten terugkomen. Ik was er van overtuigd dat dit volgepakte appartement onthullingen had te bieden. Trouwens, als ik niet oppaste zou ik mijn rol kunnen chargeren.
  
  'Ik zou graag nog wat blijven, maar dat kan niet,' zei ik. 'ik wilde u alleen maar even ontmoeten. Mary Ann zal erg opgewonden zijn als ik het haar vertel.' Sonyoung knikte. 'Ik stel uw attentie erg op prijs om mij het wasserij reçu terug te brengen. Komt u nog eens langs als u meer tijd hebt.'
  
  Ik deed alsof ik dat graag wilde en vertrok. Ik voelde dat zijn blik me door de gang volgde en was benieuwd of mijn komedie hem had overtuigd. Hij was ongetwijfeld een slimme vogel.
  
  Het was donker buiten, en ik zette de auto aan de overkant van de straat, vanwaar ik een onbelemmerd uitzicht op het herenhuis had. Ik wilde dat appartement dolgraag binnen. Sonyoung kwam volmaakt overeen met de vreemde, sinistere sfeer van de hele zaak. En hoe hij er in paste wilde ik graag te weten komen. Als ik geluk had, zou dat binnenkort gebeuren.
  
  Inderdaad. Even na acht uur zag ik een slanke gestalte, nu in westerse kleren gehuld, met een diep in de ogen getrokken hoed, uit het huis komen. Sonyoung bleef onder een straatlantaren staan, en ik zag zijn dunne baard. Hij liep met snelle, soepele pas weg, en ik keek hem na tot hij uit het gezicht verdwenen was. Ik wachtte nog enkele minuten, ging toen over tot actie.
  
  De kelder van het herenhuis liep door tot de binnenplaats en ik zag de twee ramen van Sonyoungs appartement vlak boven me. Er waren voldoende richels en architectonische uitsteeksels aan het huis om makkelijk omhoog te kunnen klimmen. Maar beide ramen waren vergrendeld. Ik besloot het slaapkamerraam te forceren. Ik klemde me vast aan de vensterbank en had dus weinig hefboomvermogen terwijl ik aan het raam trok. Gelukkig was het hout van de raamlijst oud en verrot. De grendel bezweek onder de gestage druk, en ik bevond me in de slaapkamer. Hij was spaarzaam gemeubileerd met slechts een stoel naast het bed.
  
  Ik liep naar de zitkamer, deed de lamp aan en begon snel te snuffelen. Ik nam eerst de kasten, doorzocht de zakken van zijn kostuums. Ik was op zoek naar iets dat zou bewijzen dat hij de afgelopen maand of zo in Noord-Vietnam was geweest. Ik hoopte ook misschien een vliegtuigticket of een bagagereçu te vinden, maar er was niets. Hij had koffers in een kast staan, maar daar zaten geen reçu's of etiketten op.
  
  Ik doorzocht het bureau lade voor lade, zag een dun boekje, 'Manipulatie van de Geest,' door S. Snyoung. Ik bekeek het snel en ontdekte dat het een gedetailleerde studie was van hersenspoelingtechnieken. De professor scheen een grondige kennis van het onderwerp te bezitten. Een la vol met enveloppen onthulde dat hij een uitgebreide correspondentie onderhield met mensen in India en andere Aziatische landen. De enveloppen waren allen lege betaald-antwoord enveloppen.
  
  In de onderste la vond ik de losse manuscriptvellen. De titel trok onmiddellijk mijn aandacht:
  
  
  
  'DE TECHNIEK VAN DE BEHEERSING VAN DE GEEST ONTWIKKELD DOOR S. SONYOUNG.'
  
  
  
  Het manuscript vormde kennelijk de openingspagina's van iets waar hij aan bezig was en de tekst, die keurig getikt was, sprong op me af.
  
  'De beheersing van de menselijke geest is mogelijk,' las ik. 'En de mens zelf heeft de richtlijnen bepaald voor deze beheersing. Met beheersing van de geest bedoel ik niet hersenspoeling. Dat is slechts een klein facet van de beheersing van de geest. Hersenspoeling behelst het conditioneren van de geest op de manier waarop men deze wil laten denken. Beheersing van de geest behelst het conditioneren van de geest op de manier waarop men deze wil laten handelen.
  
  'De mens handelt volgens de impulsen die in zijn geest ontstaan, zoals een computer handelt volgens de gegevens die door zijn hersencellen worden gevoerd. De computer is ontworpen volgens een vereenvoudigde versie van de geestelijke procedures van de mens. Het is op ironische wijze toepasselijk dat de menselijke geest nu gevormd kan worden op basis van de principes van de computerprogrammering. Dit is de kern van de Techniek van de Beheersing van de Geest van Sonyoung.
  
  'De moderne computer bergt informatie op in zijn geheugencellen en wanneer er banden met de juiste code in worden gevoerd, worden die geheugencellen onmiddellijk geactiveerd. Indien een andere reeks gecodeerde gegevens in de computer wordt gevoerd, wordt een andere reeks geheugencellen geactiveerd. Op deze manier wordt de computer dusdanig geprogrammeerd dat hij op bepaalde informatie reageert. 'De menselijke geest kan eveneens worden geprogrammeerd zodat hij op bevelen reageert. Indien van tevoren op de juiste wijze geconditioneerd, kan men er voor zorgen dat de geest automatisch reageert op bepaalde codes of tekenen die zijn vast gelegd in de geestelijke stroomkringen. De geest kan, aldus, worden omgezet in een gecomputeriseerde geestelijke stroomkring die gelijk is aan de elektronische of binaire stroomkringen van de computer ...
  
  'Een van de voornaamste factoren in deze procedure om de geest terwille van beheerste reacties te computeriseren is de normale weerstand van de geest tegen beheersing. Om deze weerstand te verminderen en de geest ontvankelijker te maken, moet de geest worden beziggehouden met kunstmatig opgeroepen spanningen. Tijdens dergelijke kunstmatig opgeroepen spanningen, wordt de bewuste geest vervuld van zorg en angst, waardoor het onderbewustzijn ontvankelijker wordt voor indrukken.
  
  'Dit wordt teweeg gebracht door een uiterst complexe techniek, met als onderdelen het gebruik van de geest verruimende hallucinogene drugs, toegediend terwijl het subject bewusteloos is; psychologische druk op de bewuste geest; vergevorderde post-hypnotische technieken en herhaalde subliminale implementatie. Het zou beschouwd kunnen worden als een moderne, op de geest georiënteerde versie van de antieke kermisklant met drie schelpen en een erwt. Hij laat zijn publiek iets zien terwijl hij in werkelijkheid iets anders doet. Op die manier wordt de bewuste geest beziggehouden met bepaalde dingen, terwijl er iets anders met de onderbewuste geest gebeurt. Door de aard van de geest, moet een aldus geprogrammeerde geest reageren op de code of het teken, precies zoals de computer reageert op de ingevoerde band. Het is een beheerste geest geworden, onderworpen aan een geprogrammeerde reactie die bepaald wordt door de beheerser ....
  
  Ik legde de vellen neer en keek zonder iets te zien naar de getikte regels, terwijl mijn gedachten rondraasden. Ik had beheersing van de geest altijd al een bijzonder afkeurenswaardige zaak gevonden. Het vernietigde de dingen die de mens met strijd tot stand had gebracht sinds hij tevoorschijn was gekomen uit de slijm en modder van de oertijd - zijn eigen geest, zijn vrije wil, zijn intellectuele vermogen om overwogen oordelen te vellen. Ontneem de mens dit en hij wordt een grote, tweebenige laboratoriumrat, die slechts handelt op basis van emotionele stimuli of beheersing van buitenaf. Indien men Sonyoungs nog niet beëindigde artikel mocht geloven, had hij een manier ontdekt om juist dat te doen, de mens te veranderen in een computer van vlees en bloed, wiens daden door een ander werden geregeerd.
  
  Het artikel dat ik zojuist had gelezen, wierp een groot aantal mogelijkheden op, die stuk voor stuk angstaanjagend waren. De sinistere atmosfeer die ik rond deze hele zaak had bespeurd, begon een nog benauwender vorm te krijgen. Wat had dit alles te maken met de gevangenschap van senator Atkins, Ferris Dickson en Judy Howell?
  
  Van één ding was ik zeker: Sonyoung was in Vietnam geweest in de periode dat de senator daar gevangen had gezeten. Het wasserij reçu wees er op, en als ik daar nog enige twijfel aan had gehad, werd die wel verdreven door wat ik zojuist had gelezen. De expert op het gebied van de beheersing van de geest zat tot aan zijn vlassige baardje in de zaak, en hij was bepaald de enige niet.
  
  Ik werd overvallen door een zeer kwalijke maar zeer reële vrees. Stel dat Sonyoung en zijn makkers - wie dat ook mochten zijn - het plan hadden opgevat de geest van hun drie gevangenen te programmeren? Judy Howell kon niet veel onthullen, maar de senator en zijn assistent bezaten een enorme hoeveelheid geheime informatie die Amerika's vijanden dolgraag zouden willen leren kennen.
  
  Onze overval had dat plan ongetwijfeld in de war gestuurd, maar stel dat het slechts een begin was, dacht ik, me met de gedachte vertrouwd makend. Stel dat ze andere vooraanstaande figuren voorbestemd hadden voor ontvoering en programmering van de geest. Operatie Senator had een einde gemaakt aan hun eerste poging, maar ik wilde wedden dat dat hen niet zou tegenhouden.
  
  Ik was zo verdiept in mijn overpeinzingen, dat ik niets hoorde tot de deurknop werd omgedraaid. Ik had slechts tijd om de lamp om te schoppen en de kamer in duisternis te hullen. Terwijl ik naar de slaapkamer rende, ving ik een glimp op van Sonyoung die in het licht van de buitenhal in de deuropening gesilhouetteerd stond. Ik hoorde het pistool blaffen toen ik bij het raam kwam, voelde de kogel langs mijn oor suizen en in de muur slaan.
  
  Ik sprong over de vensterbank en liet me met gebogen knieën vallen om de schok van het neerkomen te breken. Maar het was een flinke val, en mijn tanden klapperden toen ik landde. Mijn voeten staken als de pest. Op de binnenplaats was het goddank stikdonker, en hoewel Sonyoung nog een schot uit het raam loste, was ik slechts een nauwelijks bespeurbare vlek in het donker. Ik bereikte zonder verdere moeilijkheden de straat en de auto. Terwijl ik weg raasde, vroeg ik me af of hij me had herkend toen hij het appartement binnenkwam. Zelfs dan, redeneerde ik, was ik gewoon ene Dan Franklin. Dat maakte niet veel verschil.
  
  En dat was maar één van mijn fouten, die avond. Ik reed terug naar mijn flat en dacht daar na over wat ik had ontdekt. Ik wist wel ongeveer wat ze van plan waren, dacht ik. Ik moest er achter zien te komen wie ze als volgend slachtoffer hadden voorbestemd, dan voorkomen dat ze hun plan konden uitvoeren en hen vervolgens te pakken nemen. Tot nu toe had ik nog niets tegen Sonyoung in handen. Alleen maar mijn eigen overtuiging van wat er aan de hand was. Ik moest concrete bewijzen in handen krijgen.
  
  De technieken voor de beheersing van de geest van Sonyoung vormden de sleutel tot de hele operatie. Ze dienden te worden toegepast op vooraanstaande figuren om belangrijke, geheime inlichtingen te krijgen. De geest van de slachtoffers diende zo te worden geprogrammeerd dat hij reageerde met antwoorden op alle vragen die gesteld werden. Ik voelde me enigszins voldaan en tevreden over mezelf met mijn analyse - wat alleen maar bewijst dat men tegelijkertijd gelijk en ongelijk kan hebben.
  
  De volgende ochtend ging ik naar Hawk en lichtte hem in over wat ik omtrent Samuel Sonyoung te weten was gekomen. Hij leunde met op elkaar geklemde lippen naar achteren.
  
  'Geloof je dat het mogelijk is de geest te beheersen, N3?' vroeg hij.
  
  'Als Sonyoung de mechanica er van inderdaad ontwikkeld heeft, geloof ik dat het meer dan mogelijk is,' antwoordde ik.
  
  'Dan is het, afgaand op jouw idee over wat ze van plan zijn, ook mogelijk dat ze een tweede poging zullen wagen met senator Atkins of Ferris Dickson, of allebei.'
  
  Ik knikte, hoewel het een gedachte was die ik niet had inbegrepen in mijn eigen mening over hun volgende stap.
  
  'De senator geeft aanstaande dinsdagavond een groot feest ter ere van zijn thuiskomst,' zei Hawk. 'Het lijkt me dat vrijwel heel officieel Washington daar zal zijn. Jij ook. Ik zal er voor zorgen dat je vandaag een uitnodiging krijgt toegezonden.'
  
  'Maak er twee van,' zei ik. 'Dat maakt een betere indruk, minder officieel.'
  
  'Ja, daar zit iets in,' zei hij. 'Ik wou alleen maar dat ik er zeker van kon zijn dat dat je ware reden is.'
  
  Ik verliet Hawk, bezocht een oude vriend bij de politie in Washington, Bill Williams, die nu inspecteur was. Ik vroeg hem op te zoeken wat ze hadden over de aanklacht wegens onzedelijkheid van Sonyoung. Het bleek dat dit zo vaag en beperkt was dat het niet veel meer was dan het boeken van de aanklacht en de daarop volgende intrekking. Bill beloofde me verder te graven als hij kon, en ik ging terug naar mijn flat.
  
  Zodra ik de deur aanraakte, wist ik dat er moeilijkheden waren. De deur zwaaide open en toen ik naar binnen ging zag ik dat de flat ondersteboven was gekeerd. Er was een grondige speurtocht verricht.
  
  Mijn kleine appartement in Washington was altijd onberoerd gebleven. Er waren maar een paar mensen die wisten dat ik het bezat, en er kwam me slechts één naam in gedachten - Sonyoung. Maar hoe was hij verdomme te weten gekomen waar ik woonde? Trouwens, wat hem betrof was ik Dan Franklin.
  
  Ik was de vorige avond vanaf zijn huis niet gevolgd. Daar was ik zeker van. Ik was bijzonder alert geweest en het is een tweede natuur van me om in de achteruitkijkspiegel te kijken als ik op karwei ben. Maar kennelijk had ik mijn toneelspelers kwaliteiten overschat en professor Sonyoung onderschat. Dat verklaarde echter nog niet hoe hij had ontdekt wie ik was en waar ik woonde.
  
  Ik keek in de overhoop gehaalde laden en kasten. Ik miste niets, maar alles was onderzocht. Ze hadden kennelijk naar iets gezocht dat hen kon vertellen hoe veel ik wist, als ik al iets wist. Ik ging zitten en dacht diep na. Wie wist in deze zaak dat ik er bij was betrokken - ik, Nick Carter, AXE-agent N3? Hawk, natuurlijk. Majoor Dreiser, Senator Atkins en zijn assistent Ferris Dickson en Judy Howell. Dat was het wel. Als iemand zijn mond voorbij had gepraat, moest het een van de laatste drie geweest zijn. Ik nam de telefoon op en ontdekte dat Tomorrow een bureau in Washington had. Enigszins tot mijn verbazing bereikte ik Judy Howell op dat nummer.
  
  'Goeiemorgen,' zei ze, een tikje behoedzaam nadat ik had gezegd wie ik was. 'Bent u al in de stemming voor dat lange gesprek dat ik wilde hebben?'
  
  'Nog niet,' zei ik, en probeerde heel nonchalant en vriendelijk te klinken. 'Maar ik zou graag een paar dingen willen weten. Heeft iemand de afgelopen vierentwintig uur bij u naar mij gevraagd?'
  
  'Tja, inderdaad,' antwoordde ze, kennelijk verbaasd. 'Hoe wist u dat? Pas een paar uur geleden, toen ik hier op kantoor kwam.'
  
  'Ik ben helderziende,' zei ik grimmig. 'Wat is er gebeurd?'
  
  'Er was hier een man om me te spreken, een oosterling,' zei ze. 'Hij had, nadat de verhalen waren gepubliceerd, gisteren uiteraard in de krant gelezen dat ik er bij betrokken was. Hij zei dat hij van een Chinees-Amerikaans persbureau was en een verhaal over de redding wilde maken. Hij vroeg of ik de speciale agent kon beschrijven die deel had genomen aan de reddingsactie, hoe u er uitzag, hoe lang u was en al dat soort dingen. Hij zei dat hij een human interest verhaal schreef voor de Chinese kranten in dit land.'
  
  'En u hebt het hem natuurlijk verteld,' zei ik.
  
  'Ach, ja,' zei ze. 'Daar leek me niets verkeerds aan. Ik heb hem uw naam genoemd.'
  
  'U hebt hem natuurlijk niet naar zijn perskaart of zoiets mals gevraagd,' zei ik sarcastisch.
  
  Ze zweeg even, toen zei ze met een heel klein stemmetje: 'Ik geloof het niet. Heb ik iets verkeerds gedaan?'
  
  'Laten we zeggen dat het maar goed is dat we dat lange gesprek niet nu zitten te voeren, schat,' antwoordde ik.
  
  Ik hing op en vervloekte alle loslippige vrouwen ter wereld. Het was nu eenvoudig om het te doorzien. Sonyoung was waarschijnlijk niet in mijn kleine komedie getrapt, niet helemaal, tenminste. En hij had kennelijk genoeg opgevangen van de indringer in zijn appartement om Dan Franklin weer te herkennen. Hij wist natuurlijk dat er een AXE-agent bij Operatie Senator was betrokken geweest, en had dus Judy Howell om een beschrijving van me gevraagd.
  
  Zodra hij die had, wist hij wie Dan Franklin was en met mijn naam was de rest eenvoudig: hij had mijn adres opgezocht in het telefoonboek. Ik houd niet van geheime nummers. Te veel mensen hebben me op die manier met waardevolle aanwijzingen opgebeld, mensen die me niet hadden kunnen bereiken als ik een geheim nummer zou hebben gehad.
  
  In de afgelopen paar uren hadden er snelle ontwikkelingen plaatsgevonden. Sonyoung wist nu dat ik achter hem aan zat en ik wist dat hij mij door had. Dat zei me nog niet wat hun volgende zet zou zijn, en het zei hem niet hoe veel ik doorgrond had. Maar het helderde de zaak wel op - en deed het water bijna overkoken.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  -
  
  Ik bracht de volgende twee dagen door met het graven in het verleden van professor Sonyoung, maar dat leverde niet veel op. De directie van Claymoor College deed erg terughoudend en stijf over hem. Ik had wel kunnen aanhouden en officieel doen, maar het leek me dat ze toch niet meer dan de blote feiten zouden geven.
  
  Geen van de luchtvaartmaatschappijen had een boeking voor een reis van een professor Sonyoung in de afgelopen maand. Dat zei niet veel; hij had onder een andere naam kunnen reizen. Maar dat is de procedure: je controleert elke mogelijkheid. Je loopt twintig keer tegen een muur om het één keer te treffen.
  
  De meeste steun kreeg ik van mijn vriend Bill Williams. Hij vond de man, ene sergeant Watson, die achter de balie had gezeten toen Sonyoung werd geboekt om voor de rechter te verschijnen. Op verzoek van Bill Williams belde de sergeant me op.
  
  'Ik herinner me dat geval,' zei de sergeant door de telefoon. 'Het is me bijgebleven omdat hij een rare naam had en omdat mijn dochter in die tijd naar een geschikte universiteit zocht. Ik weet nog dat ik dacht: hoe kun je een goeie universiteit uitkiezen waar toch zoiets kan gebeuren.'
  
  'Het was een aanklacht wegens onzedelijk gedrag, nietwaar?' vroeg ik.
  
  'Tja, ja en nee,' zei de politieman. 'De ouders van het meisje trokken de aanklacht in om de gebruikelijke redenen - niemand wilde de publiciteit, het meisje niet, haar ouders niet en de universiteit niet. De eigenlijke aanklacht was dat hij meisjes van school mee naar zijn huis nam en dan rare dingen met ze deed.'
  
  'Wat voor rare dingen?'
  
  'Daar waren ze allemaal erg vaag over,' zei de sergeant. 'We hebben met een paar meisjes gesproken die getuigenis hadden afgelegd bij de oorspronkelijke aangifte, maar geen van hen kon een echte aanklacht wegens onzedelijk gedrag indienen. Of misschien wilden ze het niet. Twee van hen zeiden dat ze in zijn huis hun kleren hadden uitgetrokken, maar ze zeiden dat dat alles was. Ze konden niet eens zeggen waarom ze dat gedaan hadden. In elk geval, de hele zaak is tenslotte in de doofpot gestopt.'
  
  'Bedankt, sergeant,' zei ik. 'Alle beetjes helpen.'
  
  En dit had me op een bepaalde manier geholpen. Sonyoung was kennelijk bezig geweest zijn techniek ter beheersing van de geest te vervolmaken en had daarvoor op zijn studentes geoefend. Hoe volmaakt de techniek nu was, viel niet te raden. Maar ik zag maar steeds dat manuscript van hem, en de woorden draaiden rond in een angstaanjagend refrein: 'De menselijke geest kan worden geprogrammeerd zodat hij op bevelen reageert.,. kan worden omgezet in een gecomputeriseerde geestelijke stroomkring.' Sonyoung was een gevaarlijk man, gevaarlijker misschien dan wie ook. Als hij zijn woorden kon verwezenlijken, was hij niet alleen een gevaar voor Amerika en de vrije wereld maar voor de hele mensheid. En hij had financiers gevonden, dat was duidelijk. De Chinese communisten? Die zouden stellig voelen voor zijn theorieën en resultaten. Maar ik had het gevoel dat dit hun spel niet was - nog niet. Als, wat ik begon te geloven, Sonyoung een Vietnamees was, had hij zich waarschijnlijk verbonden met een harde kern van Vietcongs. Een dergelijk wapen zou hen een onderhandelingspositie in de wereldhiërarchie bieden waar ze nooit van gedroomd hadden.
  
  Ik zou me er voorlopig aan houden af te wachten. Sonyoung en wie ook met hem mee mochten doen zouden hun zet spoedig moeten uitvoeren. Ik moest op die zet voorbereid zijn. Ik was er van overtuigd dat ik de betekenis van het manuscript volkomen begreep. Als ik maar had geweten waar ik echt op wachtte ...
  
  Donderdags vertelde ik Hawk waar ik het weekeind zou zijn - in het huis van Linda Smythe in Fairfax. Ik had hem al verteld dat mijn flat was doorzocht, dankzij de sterverslaggeefster van Tomorrow. Linda wachtte me op het station op toen ik aankwam. De naderende winter hing in de lucht en een koude avond begon zich aan te kondigen. De bladeren speelden krijgertje op de weg voor ons terwijl ze haar Triumph over de bochtige landweggetjes stuurde. Linda droeg een broek en een zware, wollen trui die, al probeerde hij het, de volle zwellingen van haar borsten niet kon verbergen. Ze had me vluchtig gekust toen we elkaar zagen, daarna niet zo vluchtig.
  
  'Ik verlang naar een geweldig weekeind,' zei ze.
  
  'Je bedoelt natuurlijk het paardrijden,' zei ik.
  
  'Ja, natuurlijk, het rijden.' Ze lachte.
  
  Het zag er naar uit dat er een fraaie dag voor paarden en ruiters zou aanbreken. Linda had een steeplechase op haar land uitgezet, en vrijdag zouden we een repetitie houden om paarden en ruiters met de route vertrouwd te maken. Het zou een ontspannen rit worden, waarbij niemand zich hoefde waar te maken. De volgende dag, zaterdag, zou de echte rit plaatsvinden, uiteraard over dezelfde route. Een van de fijne dingen van Linda's landgoed was dat ze vier of vijf routes kon uitzetten.
  
  Het kiezen van een paard uit Linda's stal was meestal een kwestie van wie het eerst komt, het eerst maalt. Maar de meeste ruiters hielden het bij een paard dat hun beviel, wat ik ook deed. Ik hield me bij een prachtige kastanjebruine hengst met enig Arabisch bloed, een sterk paard, vol spirit en vuur. Hij was groot en sterk, sprong goed en kon over vlak terrein een hoog tempo inzetten. Linda nodigde altijd goede ruiters en goede sportsmen uit: Terry O'Dell, Ritche Washford, Cynthia Hopkins - stuk voor stuk topruiters en wat de fijnere aspecten van de paardenwereld betrof aanzienlijk beter dan ik. Ze hadden meer tijd dan ik om te oefenen. Maar ik vergoedde mijn gebrek aan oefening met durf en overgave. Ritche Washford zei eens tegen me: 'Nick, ouwe jongen, je zou niets maken bij indoor concoursen, maar hier in de open lucht ben je een wervelwind.'
  
  Vrijdag brak helder en tintelend aan. Vrijwel iedereen was donderdagavond of vrijdagochtend vroeg gearriveerd, en de rit was geweldig in de koude, pittige middagzon. Ritche Washford en ik speelden een poosje krijgertje en zaten elkaar bij de meeste sprongen op de hielen. Cynthia Hopkins, een lang, donkerharig meisje, bleef vlak achter ons terwijl Linda en de anderen volgden.
  
  'Waarom geef je dat regeringsbaantje van je niet op, wat het ook is, om je helemaal aan paardrijden te wijden, Nick?' vroeg Cynthia me die avond aan het diner. 'Ik weet dat je enkele springconcoursen hebt gewonnen, maar je zou echt erg goed kunnen worden als je de tijd had om te rijden.'
  
  Ik glimlachte tegen haar. 'Wat ik doe maakt het jullie allemaal mogelijk te blijven doen wat jullie doen,' zei ik. 'Er zijn een hoop mensen die jaloers zijn op wat er goed en aantrekkelijk in jullie wereld is, en daar willen ze verandering in brengen. Ze willen allemaal saaie pieten van jullie maken. Iemand moet een oogje op ze houden.'
  
  'Hear, hear!' riep Ritche, en hief zijn glas op. Ik had maar half en half een grapje gemaakt van mijn antwoord aan Cynthia. Zij was een topwiskundige, verbonden aan een groot laboratorium. Ritche Washford had tijdens Korea een belangrijke functie bij Inlichtingen vervuld. Ze waren niet alleen maar dartele jongens en meisjes, deze groep, waardoor onze bijeenkomsten uitgroeiden tot periodes die werden doorgebracht met mensen op wie je gesteld was en die je respecteerde.
  
  Zoals altijd was Linda's diner voortreffelijk, ingeleid met gekoelde garnaal en een verrukkelijke remouladesaus, gevolgd door geroosterd lamsvlees in kruizemuntsaus, gebakken aardappelen, gevulde paddenstoelen en haricots verts met gesnipperde amandelen. Een goede bourgogne, Chambertin 1961 bij het lamsvlees. Uiteraard genoten de anderen van het diner. Ze waren gewend aan goed voedsel en goede wijnen, maar terwijl ik achterover leunde, was ik benieuwd of ze er evenzeer van genoten als ik. Als je de dood onder ogen hebt gezien, als je de verwrongen haat en het smerige vuil in deze wereld hebt gezien, en als je weet dat er nog een portie van hetzelfde op je ligt te wachten, geniet je op een speciale manier van de goede dingen, op een manier die slechts weinig anderen kennen.
  
  Later, veel later, met Linda naast me, haar lange, slanke lichaam naakt tegen me aan, kon ik Sonyoung en het kwaad dat hem omringde bijna vergeten. Bijna. Linda maakte snorrende geluidjes, de zachte geluidjes van een vrouw die weet dat?ze op het punt staat volkomen en grondig bevredigd te worden.
  
  'Een stuiver voor je gedachten, Nick,' zei ze en keek naar me op met haar gezicht met de brede wangen en hoekige lijnen. Er stond bezorgdheid in haar blauwe ogen, een toets van een frons tussen hen.
  
  'Die zijn geen stuiver waard,' zei ik.
  
  'Jaag ze dan weg,' zei ze, terwijl ze op een elleboog overeind kwam en zich zo draaide dat een van haar borsten in mijn hand paste. De warmte van mijn hand op haar zachte huid droeg een verlangen over dat haar hele lichaam deed vonken, zoals een lucifer een vuur ontsteekt. Ze legde haar handen op mijn schouders en trok me op haar lange, pezige lichaam, en ze hield me zo terwijl ze haar tors omhoog drukte en er geluidjes aan haar geopende lippen ontsnapten.
  
  Ze kwam naar me toe met een verlangen dat ik beantwoordde, en we waren een eenheid, bewogen ons als een eenheid, stegen en daalden als één lichaam. Haar slanke, sterke benen klemden zich om mijn heupen. Zoals altijd wanneer haar climax naderde, wierp ze haar hoofd heen en weer op het kussen en hijgde van verrukking. Ik hield haar een lang moment stil tot ze, met een diepe zucht, als de lucht die uit een geperforeerde ballon ontsnapt, terugviel met gesloten ogen en flauw glimlachende lippen ...
  
  
  
  De volgende ochtend stonden we vroeg op. Het was bewolkt en grijs en de paarden waren vurig in de koude lucht. Er zaten rosé vegen in de grauwe lucht, en de bomen hadden nog wat bladeren aan hun takken.
  
  Mijn grote hengst wierp zijn hielen in de lucht terwijl we wachtten tot iedereen bij elkaar was. Ritche Washford, gekleed in een vuurrode jas, stond klaar met een beker cognac. De drank was een warme, welkome slok in de koude ochtendlucht. Ritche besteeg Bomber, een witte merrie, een uitstekend, sterk paard voor de jacht, snel en stoer.
  
  Er zaten zeker acht goede sprongen in de koers. We startten en het waren Ritche Washford, Linda en ik die als eersten over de eerste hindernis, een eenvoudige heg, gingen. Daarna kwam een houten hek, dan een driedubbele heg. Vervolgens een beek en dan een stuk vlakke grond voor de volgende sprong. Ritche Washford en ik hadden nu de leiding. Linda was teruggevallen. Het soort roekeloze snelheid dat wij onderhielden was niet haar sterke punt.
  
  Ik liet de hengst zijn gang gaan op het vlakke stuk en haalde Ritche snel in. Ritche gaf zijn paard de sporen, maar op het vlakke had mijn hengst meer kracht. Hij strekte die machtige benen, genoot van de vrijheid van dit tempo. Ik tikte hem aan en na enkele seconden nam hij de kop.
  
  De sprong die nu kwam was een hoge stenen muur en ik bereidde me er op voor, terwijl ik me afvroeg of de hengst niet iets te hard ging. Ik wilde hem iets terugnemen toen zijn rechter voorhoef de steen raakte. Zijn enkel zwikte door en hij viel bijna. Hij dook omlaag, maar herstelde zich. Ik trok de teugels scherp aan, in de hoop dat we konden stoppen eer we tegen de stenen muur denderden. Een paard met mogelijk een verstuikte enkel kon deze sprong niet nemen.
  
  Terwijl ik de hengst hard inhield, flitste Ritche Washford langs me op de witte merrie. Ze kwam omhoog voor de sprong en opeens zag ik haar in een vreemd soort beweging naar voren duiken, een struikeling middenin de lucht. Ze bracht haar voorbenen stijf omlaag en Ritche vloog in een korte boog door de lucht. Ik trok een grimas toen de in het rood gestoken figuur van de rand van de stenen muur kaatste en aan de andere kant verdween. De merrie raakte de muur en viel. Mijn hengst was op enkele decimeters van de muur blijven staan. Ik sprong uit het zadel terwijl de anderen hun teugels aantrokken. Ik zag Linda afstijgen met een uitdrukking van afschuw op haar gezicht, terwijl ik over de muur sprong. Ritche Washford leefde, maar had veel pijn.
  
  'Mijn been... mijn been,' steunde hij. Hij had ook een diepe snee in het voorhoofd.
  
  Met behulp van twee anderen hield ik Ritche rustig terwijl Linda opsteeg en naar het huis terugdraafde. Ze kwam terug met de stationcar, gevolgd door twee stalknechten met de paardenwagen. Op de brancard uit de stal tilden we Ritche over de muur en in de stationcar. Iemand reed met hem mee naar het ziekenhuis in Fairfax. De twee knechten trokken het slappe lichaam van de merrie in de paardenwagen. Ze was gedood toen ze tegen de muur sloeg.
  
  De jacht was abrupt, met een deprimerende, afschuwelijke noot, geëindigd. Ik sloeg een arm om Linda en drukte. Ze keek naar me op met tranen in de ogen. Zij en de anderen stegen op, maar ik keek naar de muur, zag Ritche langs me flitsen en aan de sprong beginnen. Ik zag de merrie weer schijnbaar in de lucht struikelen, waardoor Ritches rode gestalte door de lucht geslingerd werd. Ik had nog nooit zo'n val gezien en het zat me dwars.
  
  'Wat is er, Nick?' riep Linda. 'Kom nu maar.'
  
  'Ik kom zo,' zei ik. 'Ik wil zien of ik kan ontdekken waar dat paard door gevallen is. Ga jij maar. De anderen wachten op je.'
  
  Ik keek haar na toen ze weg galoppeerde, draaide me toen om en liep naar de muur. Ik liep langzaam en mijn laarzen betastten de grond voorzichtig, op zoek naar iets dat er oorzaak van had kunnen zijn dat de merrie was gestruikeld en gevallen. Als er een lang stuk hout uit de grond had gestoken, had ze er tegen hebben kunnen trappen, haar benen hoger hebben kunnen optrekken en dat zou genoeg geweest zijn. Er was weinig voor nodig om een paard vlak voor een sprong uit balans te brengen. Ze zou het stuk hout natuurlijk plat getrapt hebben, redeneerde ik, terwijl ik met mijn voet over de grond schuifelde.
  
  Ik stond nu op het punt voor de muur waar de merrie aan haar sprong was begonnen en mijn rechterlaars raakte iets. Ik hief mijn tenen op en haalde een draad omhoog, dun maar sterk als staal, die in het korte bruingroene gras lag. Ik knielde, pakte de draad en tilde hem op terwijl ik opstond. De draad liep naar links en naar rechts.
  
  Rechts stond op ongeveer vijftig meter een bosje struikgewas met een kleine berkenboom. Ik tilde de draad op en volgde hem. Hij leidde naar de bosjes waar ik het uiteinde stevig rond een stuk hout van een halve meter gewikkeld aantrof. Ik ging terug op mijn passen, tilde de draad onderweg weer op en volgde hem ditmaal naar links, waar op ongeveer honderd meter van de hindernis een rij bomen en struiken van oost naar west liep. Ik was er wel vrijwel zeker van wat ik daar zou aantreffen, en de woede begon in me te koken, maar ik wilde zeker zijn.
  
  Natuurlijk vond ik het daar, het andere uiteinde van de draad, eveneens stevig om een stuk hout gewikkeld. Ik rolde de draad op en reconstrueerde intussen snel wat er gebeurd was. Twee mannen, elk aan een uiteinde van de draad, die zaten te wachten en uitkeken. Ze hadden het op slechts één figuur gemunt - uw dienstwillige dienaar.
  
  Het enige wat ze hoefden te doen was te wachten en de draad omhoog te trekken en aan beide kanten strak te houden. Dat was meer dan voldoende om een paard te laten struikelen. Het paard zou zichzelf aan het struikelen brengen door zijn benen in te trekken als het de draad raakte. Ze hadden me aan kop gezien, de draad opgetrokken om mij te pakken te nemen. Alleen had ik onverwacht de teugels aangetrokken. Eer ze de draad konden laten zakken, was Ritche Washford langs me geflitst en had zijn merrie de draad geraakt. Geen wonder dat het had geleken of ze in de lucht was gestruikeld. Op dat moment was de geringste druk al meer dan voldoende.
  
  Het ongeluk was volstrekt geen ongeluk geweest maar een zorgvuldig berekend plan om me te doden of minstens buiten bedrijf te stellen. Nu ik zo ver was, moest ik doorgaan. Ik besteeg de hengst, nadat ik eerst zijn enkel had bekeken. Die scheen in orde te zijn. Ik galoppeerde terug en nam de stenen muur met een snelle, hoge sprong. Er waren nog twee sprongen die we hadden zullen maken en ik reed naar de eerste, steeg af en onderzocht de grond. Niets te zien. Ik nam de sprong en reed naar de laatste, een stenen muur die niet zo hoog was als de eerste. Hier ontdekte ik weer een stuk draad dat op enkele decimeters van de muur in het gras lag. Ik rolde het op en wikkelde het rond de eerste bol draad. Zoals ik al had gedacht hadden ze niet al hun kansen op één sprong gezet. Ze waren voorbereid geweest op een tweede poging, voor het geval ik niet aan kop had gelegen of ze me niet bij de eerste sprong te pakken hadden gekregen. Dat betekende dat ze minstens met hun vieren hadden moeten zijn. Het zou heel eenvoudig als een ongeluk zijn afgedaan. Waarschijnlijk waren ze van plan de draad na het donker binnen te halen. Die moeite had ik hen nu bespaard.
  
  Ik had mijn kaken grimmig op elkaar geklemd en mijn spieren waren in woede gespannen toen ik opsteeg en naar het huis terugreed. Ik gaf mijn paard over aan de stalknecht, ging door de zijdeur naar binnen, liep regelrecht naar mijn kamer boven en stopte de draad in mijn kleine weekeindtas. Wat me vooral hinderde was, afgezien van wat Ritche Washford was overkomen, hoe ze hadden kunnen weten dat ik bij Linda zou logeren. Alleen Hawk en Linda wisten dat ik dit weekeind zou komen. Er bestond natuurlijk altijd de mogelijkheid dat Linda het iemand had verteld die het iemand anders had verteld, enzovoorts. Maar om de een of andere reden zag ik dat niet zo. Ze hadden op een andere manier ontdekt dat ik hier was. En ze hadden hier gisteren al moeten zijn en gezien hebben dat we de koers reden en welke sprongen we zouden maken. Dat was makkelijk genoeg voor iemand met een veldkijker. En het was ook al makkelijk om weg te glippen in de opwinding na de val. Aller ogen zouden geconcentreerd zijn op het toneel van het ongeluk, wat inderdaad het geval was geweest.
  
  Er was nog iets. Het voorval leerde me dat Sonyoung en zijn vrienden meer dan vastbesloten waren me uit de weg te ruimen. Ze waren bang voor wat ik gededuceerd had en ze begonnen desperaat te worden. Dat was zowel een goed als een slecht teken. Vanaf nu zou ik voortdurend goed moeten opletten. Toen ik naar beneden ging had het ziekenhuis al gebeld dat Ritche Washford een gebroken scheenbeen en een aantal ernstig verrekte pezen en spieren had. Het zou lang duren, maar ze konden het herstellen. Hij zou weer paard kunnen rijden.
  
  Maar het voorval had een domper op het feest gezet. Het diner werd een rustige zaak en het grootste deel van de groep besloot vroeg te vertrekken. Ik had besloten Linda niet te vertellen wat er echt gebeurd was. Daar was niets mee gewonnen. Trouwens, ik wist nog niet hoe iemand er achter was gekomen dat ik me hier bevond. De meeste andere gasten waren mensen die ik alleen maar terloops of nauwelijks kende. Sonyoung had kennelijk vrienden. Wie dit waren en hoe ver hun macht strekte, was iets waar ik alleen maar naar gissen kon.
  
  Linda wilde dat ik bleef nadat de anderen vertrokken waren. 'Je hoeft morgen pas terug te zijn, Nick,' zei ze smekend. 'We zullen hier helemaal alleen zijn, alleen wij tweeën. Niemand die ons lastig kan vallen.' Ik moest gniffelen. Tot nu toe hadden de anderen ons ook niet lastig gevallen. Maar ik bleef, en Linda was die nacht in bed woest vastberaden, alsof we ons in sex konden vergeten, alsof we de onaangenaamheden van die dag konden vergeten. Voor mij kwam er niet veel uit, en voor Linda evenmin, geloof ik. 's Ochtends vroeg ik Linda met me mee te gaan naar de party van senator Atkins, en ze vond het een leuk idee. Ik keerde zondagmiddag terug in mijn flat. Ik was net binnen toen het me trof - hoe Sonyoungs mensen konden weten waar ik het weekeind zou zijn. Macht der gewoonte. Ik keek op de bloknoot naast de telefoon. Mijn handschrift met de notitie die ik vorige week had gemaakt: Weekeind -donderdagavond - Linda Smythe.
  
  Dat was het, op dat stukje papier. Toen ze mijn flat hadden doorzocht, hadden ze de boodschap gezien.
  
  De rest was eenvoudig. Linda's landgoed was niet bepaald een onbekende schuilplaats, dus het was geen probleem het te vinden. Het enige wat ze hoefden te doen was uit het gezicht te blijven, te observeren en hun moment af te wachten.
  
  Ik overwoog nog eens naar Sonyoung te gaan, maar verwierp het idee onmiddellijk. Ik kon hem niets maken, daar kwam het op neer, en ik wilde de hele zaak in flarden rukken. Hawk had trouwens gezegd dat ze het huis van Sonyoung vierentwintig uur per etmaal in het oog zouden houden en in elk geval aantekening zouden maken van zijn aankomst en vertrek.
  
  Toen ik die avond naar bed ging, was het in de overtuiging dat ik hun plannen goed had doorzien en dat dit hetgeen was wat ze vreesden. Bovendien had ik het gevoel dat een onherroepelijke keten van gebeurtenissen bezig was zich naar een onvermijdelijk slot te bewegen, van raderen die in beweging waren gezet en niet meer tot stilstand konden worden gebracht. Wat ze ook van plan waren, ze moesten er mee doorgaan, en ik zou er zijn om hen frontaal op te vangen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Hawk had gelijk gehad wat één ding betrof: heel officieel Washington en een groot deel van onofficieel Washington was op de party van de senator verschenen. Iedereen die iets te betekenen had was er. Sommigen kwamen omdat ze werkelijk vrienden van de senator waren, oprecht blij om zijn veilige terugkeer. Sommigen kwamen omdat ze vonden dat het moest, en sommigen kwamen omdat ze niet durfden weg te blijven. Linda had afgesproken bij Cynthia Hopkins in de stad te logeren - officieel, althans. We wisten beiden waar ze in werkelijkheid van plan was te logeren. Ze zag er erg knap uit in een blauwe avondjurk met ruches, heel vrouwelijk en keurig. Ze voelde zich onmiddellijk thuis op de party. Ze kende er de helft van de mensen, iets waar ik op gerekend had. Ik had haar niet verteld dat dit voor mij meer werk dan verzetje was. Ze werd onmiddellijk meegesleept naar de dansvloer en haalde herinneringen op met vrienden, wat mij de kans gaf het huis te bekijken.
  
  Zelfs zo volgepakt met mensen, was het een groot, breed huis met enorme kamers ter weerszijden van de eetzaal. De openstaande terrasdeuren voerden naar de tuin. Ik ging het terras op en zag slechts enkele mensen, voornamelijk paartjes, in de tuin. Een ruim drie meter hoge stenen muur liep om de tuin heen. Langs de muur stonden kersen- en appelbomen, en er waren lantarens opgehangen om rondom het huis te verlichten. Verderop verdwenen tuin en muur in de duisternis, en slechts het licht van de straatlantarens scheen op de verste bomen. Ik ging weer naar binnen, danste met Linda, en daarna danste ze met een ander weg. Met het glas in de hand dwaalde ik door de kamers op de begane grond en bekeek de gezichten. Tot dusver zag ik niemand die moeilijkheden kon betekenen, maar ik wist dat dat niet veel zei. Er waren een heleboel mensen die ik nog niet had gezien, en nog veel meer die ik niet kende. Het waren gewoon gezichten, maar één, of mogelijk meerdere, van deze ongeïdentificeerde gezichten zou iets proberen voor de avond verstreken was.
  
  Het leek me het beste in de buurt van senator Atkins te blijven, waar hij ook heen ging. Het zou niet voortdurend mogelijk zijn, maar ik zou mijn best doen. De senator begroette me hartelijk, met een brede lach op zijn gelijnde gezicht.
  
  'Blij je te zien, Carter,' zei hij, 'al heb ik gehoord dat dit een semi-officieel bezoek is ... dat jullie nog steeds ergens niet gerust op zijn.'
  
  Ik glimlachte half, verontschuldigend. 'We willen alle mogelijke voorzorgsmaatregelen nemen,' zei ik. 'Ik moet zeggen dat ik dat niet begrijp,' zei de senator fronsend, met ernstige, bezorgde ogen. 'Vooral niet na die proef met het waarheidsserum waar we allemaal aan onderworpen zijn. Ik heb je alles verteld wat ik weet. Natuurlijk zal ik alles doen om je te helpen. Ik ken je reputatie op dit gebied.'
  
  'Dat stel ik op prijs,' zei ik. 'Laten we zeggen dat er een paar heel ongewone factoren in het spel zijn waardoor we in de buurt willen blijven.'
  
  Hij fronste. Zijn zilverwitte haar glansde onder het heldere licht, en hij was van top tot teen een Amerikaans senator. 'Dat is een antwoord dat echt helemaal niets zegt,'protesteerde hij. .
  
  'Een techniek die ik heb geleerd door naar senators en politici te luisteren,' kaatste ik terug.
  
  Zijn glimlach aarzelde een seconde en toen spleet zijn gezicht in tweeën. 'Uitstekend, jongen,' zei hij gniffelend. 'Veel succes met je werk. En als je me ergens voor nodig hebt, bel me dan alsjeblieft, Carter. Dat meen ik.'
  
  Hij liep weg, ik geloofde hem. Senator Herbert Atkins was een man van niveau, een man die zijn taak vervulde op een manier zoals maar weinigen het konden. Mijn gesprek met de assistent van de senator, een minuut later, was een geheel andere zaak. Ik had me al afgevraagd waarom de senator Ferris Dickson ooit als vertrouweling en rechterhand had kunnen kiezen. Misschien was senator Atkins, zoals wij allen, gevoelig voor vleierij en Ferris Dickson was goed in het vleien. Bovendien was hij goed in het roeren van een scherpe, vervelende tong. Nu slenterde hij naar me toe, met een platborstige, hard-ogige blondine aan zijn arm.
  
  'Je geeft het niet op, hè, Carter?' zei hij, en deed geen poging de afkeer uit zijn stem te houden. 'Je blijft maar opduiken.'
  
  In deze omgeving voelde hij zich zeker, en zijn normale snobistische houding was nog misselijker geworden.
  
  'Als het aan mij had gelegen, zou je geen uitnodiging hebben gekregen,' vervolgde hij, 'ook al kwam het verzoek van hogerhand. Ik ga gewoonlijk niet om met mensen die mijn verhalen onderwerpen aan proeven met waarheidsserum.'
  
  'Als het aan mij had gelegen, zou ik hier niet zijn,' zei ik op vriendelijke toon. 'Ik ben niet zo dol op gifslangen.'
  
  'Waarom ben je hier eigenlijk, Carter?' vroeg hij hooghartig. 'Oh, ja, ik weet het weer. Het had iets te maken met ons beschermen tegen de boze reuzen en spoken en zo.'
  
  Het blondje giechelde. Ik glimlachte, en Dickson herkende het gevaar in de glimlach. Ik zag de onzekerheid in zijn blik. Eén ogenblik dacht hij dat ik hem zou slaan. Je kon die harde actiejongens niet vertrouwen, dacht hij. Ja, ik had wel wat willen rondspoken met zijn verwaande grijns.
  
  'Bent u daarom hier?' vroeg het blondje weer giechelend. 'Bent u echt een speciaal agent?'
  
  'Ik ben een vertegenwoordiger van de W-C-T-U,' zei ik tegen haar. 'En ik ben hier om een oogje te houden op snobs die niets hebben om snobistisch over te doen, de maatschappelijke strebers die niets hebben om te streben, de ambitieuzen zonder scrupules en de scrupuleuzen zonder ambities, en de ordinaire piassen van de Washingtonse cocktailset.'
  
  'En onder welke van die charmante categorieën val ik?' vroeg Ferris Dickson met dunne stem.
  
  'Ik weet het niet,' zei ik gelijkmatig. 'Probeer ze alle vijf eens.'
  
  Het blondje keek naar hem op met zo'n neem-je-dat-nou blik. Hij moest nu minstens laten blijken dat hij een mannelijk ego had.
  
  'Hoor eens, Carter,' zei hij op zijn meest dreigende toon. 'Probeer me niet kwaad te maken.'
  
  'Probeer niet kwaad te worden,' zei ik. Ik glimlachte zelfs terwijl ik het zei. Hij begreep het. Hij draaide zich om en liep weg terwijl hij iets tegen het blondje mompelde. Hij gedroeg zich bepaald vijandig. De reden daarvoor kon interessant zijn. Het was mogelijk dat hij kwaad was vanwege de proef met het waarheidsserum. Of misschien was vijandelijkheid een ingebouwde karaktertrek.
  
  Ik stond hier over na te denken toen een nieuwe stem zich in mijn gedachten drong. 'Dat was een onvriendelijk toneeltje, wat?'
  
  Ik draaide me om en zag Judy Howell naast me staan. Mijn wenkbrauwen gingen omhoog toen ik zag hoe bijzonder lieflijk ze er uitzag. Ze droeg een rode avondjurk met aan één kant een witte draperie. Haar borsten puilden uit de witte V-hals, en haar bruine ogen waren twee donkere, sprankelende poelen.
  
  'Misschien moet ik namens Ferris zijn verontschuldigingen aanbieden,' zei ze, kennelijk geamuseerd. 'Waarom?' vroeg ik.
  
  'Misschien omdat ik begrijp hoe hij zich voelt,' zei ze. 'Hij is het niet gewend dat er aan zijn woorden wordt getwijfeld, en hij is echt een erg gevoelige jongen.'
  
  'Ik ook,' zei ik. 'Ik ben vooral erg gevoelig voor journalistes die op schoonheidskoninginnen lijken.'
  
  'Dank je,' zei ze en maakte een kleine revérence.
  
  'Op de gekste plaatsen vind je galante mannen,' zei ik.
  
  'Ik ben gewoon aan het werk,' zei ze. 'Dit is, of je het gelooft of niet, mijn werkkleding. Als correspondente in Washington van Tomorrow, moet ik de gebeurtenissen van de Washingtonse society verslaan. Trouwens, zoals je weet, ben ik bezig met een verhaal over het leven van alledag van een senator vanuit het oogpunt van een vrouw.'
  
  Ze kwam dichter bij me staan, en haar sprankelende ogen keken ernstig.
  
  'Ik had met je willen praten ... over die keer toen die man bij me kwam,' zei ze berouwvol.
  
  'Dat weet ik. Je wilt me vertellen waarom je zo veel kletst.'
  
  'Ik wil je mijn verontschuldigingen aanbieden. Ik wist niet dat ik iets verkeerds deed. Het zal wel dom van me geweest zijn. Heb ik je moeilijkheden bezorgd?'
  
  'Eerlijk gezegd wel, ja,' antwoordde ik. 'Maar die zijn nu achter de rug. Althans, dat gedeelte.'
  
  'Ik zal het wel, niet goed kunnen maken,' zei ze, en ze meende het kennelijk oprecht.
  
  'Je krijgt een kans,' zei ik grinnikend. Het orkest begon te spelen, en ze gleed in mijn armen. Ik voelde de puntjes van haar borsten zacht tegen mijn borst drukken. Ik ontdekte tot mijn blijdschap dat de jurk niet een van die wonderen van bouwkunst en draadvlechtwerk was, maar zacht en soepel. Toen de dans ten einde was, liet ik haar met tegenzin los.
  
  'Laat je niet meeslepen door de jurk,' zei Judy lachend. 'Ik ben een werkend meisje en ik moet de ronde doen en met de beroemdheden praten. Bel me eens op, wil je? Ik wil dat lange gesprek nog steeds hebben ... meer dan ooit.'
  
  Ik knikte en keek haar na met haar ronde en volle achterste in de rode jurk, brutaal en uiterst aantrekkelijk. Ik keek uit naar Linda. Ze stond druk te babbelen met twee knappe jongemannen. Ze ving mijn blik op, wuifde even, en babbelde verder. Ik glimlachte en keek vervolgens uit naar de senator. Ik kon hem, of Ferris Dickson, niet zien. In de zee van gezichten zag ik zelfs Judy Howell niet.
  
  Ik keek nog steeds rond toen het schot klonk, één schot, duidelijk hoorbaar boven het orkest. Sommige mensen draaiden zich om en keken naar de tuin waar het schot had geklonken. Anderen, onzeker omtrent het gebeurde, hielden half op met dansen en praten en keken niet op hun gemak om zich heen. Ik twijfelde er niet aan wat het was en liep naar de tuin.
  
  Het zou me te lang kosten om me door de menigte te worstelen. Ik sprong over de houten reling rond het orkest en rende om de verbaasde musici heen. De menigte had, zoals dat met menigten gaat, nog niet besloten hoe te reageren. Iedereen bleef min of meer op zijn plaats staan. Toen ik in de tuin kwam, ontsnapte me onwillekeurig een zucht van opluchting bij het zien van senator Atkins die over een figuur op de grond gebogen stond. Uit een ooghoek zag ik Ferris Dickson, niet ver van de senator, alleen staan, en een flits van rood bij de terrasdeuren bleek Judy Howell te zijn.
  
  Toen ik naar de andere kant rende, zag ik dat de figuur op de grond Fillmore Benton, minister van Binnenlandse Zaken, was. Anderen die naar buiten kwamen herkenden hem en riepen naar de mensen binnen. 'Haal een dokter!' riep iemand.
  
  Fillmore Benton had geen dokter meer nodig. Zijn voorhoofd was half weggeschoten en een rode vlek bedekte de rest van zijn gezicht. Het moest minstens een .357 Magnum geweest zijn.
  
  Mijn bewegingen werden beheerst door jaren van training en ervaring. Ik sprong op een betonnen tuinbank en terwijl de anderen naar Fillmore Benton staarden, verkende ik de grenzen van de tuin. Helemaal achterin, waar geen lantarens hingen en slechts de straatlantarens enig licht wierpen, zag ik een boom bewegen. Iemand klom er in, tussen de takken.
  
  'Laat iemand de politie bellen!' riep ik en sprong van de bank op weg naar de achterkant van de tuin. Iedereen was te verbijsterd door wat er gebeurd was om zich om mij te bekommeren. De boom bewoog nog, wat betekende dat de indringer zich er nog in bevond. Ik rende in een rechte lijn en sprong over tuinbanken alsof ik deelnam aan de Olympische Spelen.
  
  Ik kwam bij de bomen toen de donkere gestalte van een man net uit een van de bomen sprong en op de muur balanceerde. Ik klom hem achterna in de boom en hij zag me komen. Hij bleef staan en ik zag zijn arm omhoog gaan, hoorde het schot. Ik fronste toen ik het geluid hoorde. Dat was niet het wapen waarmee Fillmore Benton zojuist vermoord was. Dit schot was, zo te horen, uit een wapen gekomen met een kaliber dat niet groter dan .22 was.
  
  Hij had geschoten zonder goed te richten, meer om mij af te remmen. Dat was een vergissing, want ik bleef klimmen en hij verloor kostbare seconden. Hij sprong van de muur op het moment dat ik uit de boom kwam. Ik sprong op de muur, zag de donkere figuur over straat naar een blauwe auto rennen. De straat was vol wachtende limousines met hun chauffeurs, die voornamelijk buiten rondhingen. Ik liet me van de muur vallen toen de motor van de blauwe auto begon te brullen. Ik rende naar de dichtstbijzijnde auto, een lange, grijze Imperial. De chauffeur, die buiten stond, had het schot gehoord, had de man over de muur zien komen en zag mij nu naar hem rennen. Hij deinsde met een angstig gezicht achteruit.
  
  'Waar zijn de sleuteltjes?' riep ik.
  
  'In ... in het c-c-contact,' stotterde hij. Ik sprong in de wagen toen de blauwe auto langs reed. Ik trok de limousine weg van het trottoir en volgde hem. De limousine was geen onverdeelde zegen. Hij had meer dan genoeg macht om de blauwe wagen bij te blijven en op rechte stukken in te halen, maar de vluchtende boef kreeg snel door dat hij in de bochten moeizaam ging.
  
  Hij reed de stad door en nam elke bocht die hij vinden kon. Ik hield de grote Imperial op zijn staart, waarbij elke hoek bijna een aanraking met lantarenpalen en muren betekende. Handig bleef hij uit de buurt van hoofdwegen en reed door de smalle zijstraten. Mijn handpalmen waren bezweet door het rukken aan het stuur in elke bocht. De banden gilden protesterend als de zware achterkant eerst naar rechts en dan naar links slipte. De blauwe wagen sneed zelf haarscherp door de bochten.
  
  Wat mij betrof was het slechts een kwestie van tijd, en het moment kwam bij een scherpe hoek naar rechts in een achterstraatje. Ik voelde de wagen onder me weg slippen, voelde dat de staart de hoek van een gebouw raakte. Het spatbord verkreukelde en ik hoorde dat een stuk van de bumper werd afgescheurd. Maar ik had het gehaald en ging nog steeds achter de blauwe wagen aan. Bij de volgende hoek slipte de Imperial weer en raakte de leuning van een stoep. De hoek daarna werd een herhaling, alleen erger. Ik hoorde het gierend geknerp van metaal toen de achterkant tegen een muur denderde.
  
  De verwrongen flank van de auto schuurde nu langs de achterband en boorde zich ongetwijfeld in het rubber. Er doemde een rechte laan op, en ik trapte het gaspedaal tot de plank in. De grote limousine stormde vooruit, de massieve motor gaf hogere snelheid en ik naderde snel de blauwe wagen. We gingen heuvelafwaarts en bij een kruispunt reed hij een met kinderhoofdjes geplaveide straat in. Het was een vergissing van hem. In zekere zin van ons beiden. Tijdens de jacht had ik niet het bord gezien dat er op wees dat het een doodlopende straat was, evenmin als hij. Ik zat vlak achter hem toen ik het massieve gebouw zag opdoemen. Zijn koplampen schenen over de muur vlak achter het gebouw. Hij begon te remmen en zag de oprit naar rechts, vlak voor het gebouw. Hij ging de bocht in, en ik zag de lichte wagen op de kinderhoofdjes slippen. Hij zag kans hem uit de slip te halen en de wielen draaiden naar de oprit, maar hij haalde het niet.
  
  Hij dreunde tegen het gebouw. Ik probeerde de oprit in te rijden, maar wist toen ik aan het stuur trok dat het me niet zou lukken. Ik voelde dat ik de macht over de zware wagen verloor en dat de achterkant begon te schuiven, maar niet hard genoeg. Ik zou de hoek van het gebouw raken. Ik draaide het contactsleuteltje om, rolde me zo klein mogelijk op en drukte mijn lichaam tegen de bank. De wagen raakte de hoek en ik hoorde de hele voorkant scheuren. Ik werd heen en weer geslingerd, maar afgezien van een paar beurse plekken was ik ongedeerd. De wagen stond nauwelijks stil toen ik een voet tegen het portier zette en drukte. Hij kierde net voldoende open om me er door te kunnen wringen.
  
  De blauwe wagen was leeg, en ik zag een open deur in het gebouw. Het bleek een remise voor bussen te zijn. Op de vaag verlichte vloer stonden rijen groene en gele bussen keurig in het gelid. Ik hoorde roepen, toen een schot - de .22 weer. Ik zag de nachtwaker tussen een rij bussen uit wankelen en neervallen. Ik had Wilhelmina al in de hand en rende gebukt naar de nachtwaker. Hij was in het been geraakt, maar leek erger geschrokken dan gewond.
  
  'Achter ... achterin daar... bij de bussen,' hijgde hij tegen me, aannemende dat ik een politieman was, al dragen weinig politiemannen een smoking. Hij was een oudere man met grijs haar en een rood gezicht. Ik bekeek het been, bond er een zakdoek rond om het bloeden te doen stoppen en klopte op zijn arm.
  
  'Dat komt wel goed, vader,' zei ik. 'Blijf hier rustig liggen tot ik hulp gehaald heb.'
  
  Ik liep, nog steeds gebukt, voorzichtig door de smalle opening tussen de rijen bussen. Ik hield Wilhelmina in de aanslag, maar wilde haar niet gebruiken. Er hing stilte in de remise. Ik dook van de ene rij naar de andere, maar was schijnbaar alleen. Ik trok behoedzaam verder, flitste snel achter elke rij bussen langs. Opeens hoorde ik dravende voetstappen. Ik stak Wilhelmina in mijn zak en rende in de richting van het geluid. Toen zag ik de helling aan de achterzijde van de remise die net breed genoeg was voor een bus en naar een berg- of reparatieverdieping voerde. Op de eerste verdieping was de vaag verlichte helling afgevlakt. Ik was bijna op tweederde van de opgang toen ik het zware geraas van een busmotor hoorde. In het holle gebouw weerkaatste het geluid in alle richtingen terwijl ik probeerde te bepalen waar het vandaan kwam. Toen de versnelling werd geschakeld, wist ik het, het kwam van de eerste verdieping. Toen zag ik de massieve vorm van een bus bovenaan de helling, op weg naar beneden.
  
  De bus vulde de helling van de muur tot de betonnen rand. Ik zag dat de bestuurder gas gaf, hoorde het gebrul van de motor toen hij op de helling verscheen. Ik overwoog op hem te schieten, maar dat zou me niet helpen. Het enorme voertuig zou naar beneden blijven rijden. Er zat niets anders op dan te rennen. Ik zette er vaart in en keek over mijn schouder naar het enorme donkere gevaarte dat op me afstormde. Ik had geen schijn van kans. Ik zou binnen enkele seconden tot pulp vermorzeld worden onder dat massieve chassis. De rechterkant van de helling was een stevige muur en de linkerkant een zes decimeter hoge betonnen rand, meer een geleide voor de chauffeurs dan een reling. Ik dook er op af. Mijn vingers hielden een ogenblik vast, totdat ik mijn benen over de rand kon zwaaien en aan de rand boven de remisevloer kwam te hangen. Als ik losliet zou ik zeker twee gebroken benen oplopen -en ongetwijfeld een kogel in het hoofd.
  
  Ik hing daar en mijn vingers begonnen weg te glippen. De bus was langs gestormd, maar ik hoorde het gekrijs van de grote banden toen de bestuurder hard op de rem trapte. Hij was halverwege de helling tot stilstand gekomen. Ik hoorde dat hij de motor in zijn achteruit schakelde. De schoft kwam terug om het nog eens te proberen. Nee, dat was niet zo, besefte ik onmiddellijk. Hij zou achteruit rijden tot hij op gelijke hoogte met me was en me dan vrolijk tussen de ogen schieten. Ik was een niet te missen prooi. Terwijl ik luisterde naar de zware, achteruit rijdende bus, trok ik me op, waarbij al mijn spieren protesteerden. Ik zag kans een been over de betonnen rand te slaan en bleef een seconde hangen. De bus was nu op gelijke hoogte gekomen. Hij remde, opende het portier, maar ik had Wilhelmina klaar en schoot het eerst.
  
  De zware Lugerkogel drong in zijn lichaam. Ik zag hem verstijven en half omdraaien op de chauffeursplaats, en toen hij over het stuur in elkaar zakte, begon de bus naar beneden te rijden. Het voertuig caramboleerde als een grote groen-gele raket over de helling. Toen hij aan de onderkant van de helling was, had hij een behoorlijke vaart. Ik zag hem over de vloer rijden en op de bussen aan de andere kant botsen. Het gebouw schudde door de zware klap en het geluid van scheurend metaal en brekend glas.
  
  Ik duwde Wilhelmina in haar holster en liep de helling af. Voorlopig hoefde ik me niet te haasten. De voorkant van de bus was ingedrukt en de man zat op de chauffeursplaats beklemd, zijn hoofd levenloos opzij gevallen. Voor het eerst kon ik hem goed zien. Het was een oosterling, een Vietnamees, dacht ik; met het fijne beendergestel van zijn volk. Ik doorzocht zijn zakken, al had ik niet verwacht iets te vinden waardoor ik hem kon identificeren. Wat kleingeld, een portefeuille met ongeveer tien dollar en in een van de zakken de revolver. Ik had gelijk gehad, het was een Smith & Wesson .22 Kit Gun. Ik stak het in mijn zak en zocht verder.
  
  Mijn vingers stuitten op een klein metalen voorwerp en ik haalde het tevoorschijn. Ik had er al vaker een gezien en blies er op. Er kwam geen geluid uit, tenminste niet voor mij hoorbaar. Het was een hondenfluit, alleen hoorbaar voor honden, afgestemd op 10.000 hertz. En waarom, vroeg ik me af, had deze vent een hondenfluit bij zich? Het was een bizarre toets in een zaak die zeer bizar begon te worden. Ik twijfelde er niet aan dat hij een van de mensen van Sonyoung was. Maar wat er precies op het feest van de senator was gebeurd, was een andere zaak.
  
  Ik liep naar de nachtwaker, zei dat ik een dokter zou bellen en vertrok. De Imperial was een verkreukelde puinhoop - een zeer lange, dure puinhoop. Ik kromp ineen bij de gedachte aan Hawks preek. Een paar blokken verderop hield ik een taxi aan en keerde terug naar het huis van de senator. Er was veel politie, en ik moest mijn legitimatie gebruiken om weer binnen te kunnen komen. Het lichaam van Fillmore Benton was weggehaald, maar overal flitsten nog de blitzen van fotografen. Ik trof senator Atkins met een lijkbleek gezicht in de tuin aan, in gesprek met een politiekapitein. De ogen van de senator klaarden op toen hij me zag. Ik liet de kapitein mijn legitimatiekaart zien en er glinsterde iets van respect in de overigens uitdrukkingloze ogen. 'Carter,' riep de senator uit. 'Goeie God, je bent terug. Heb je hem te pakken gekregen? Heb je de moordenaar?'
  
  'Ik heb de man die over de muur vluchtte te pakken gekregen,' zei ik. De politiekapitein stapte er onmiddellijk op in.
  
  'En wat wil dat zeggen, vriend?' vroeg hij.
  
  Ik grinnikte. 'Dat wil zeggen dat hij niet de man was die Fillmore Benton heeft vermoord,' zei ik. Ik haalde de Smith & Wesson uit mijn zak en gaf hem aan de kapitein.
  
  'Dit is het enige dat hij bij zich had,' zei ik. 'Ik denk dat jullie zullen ontdekken dat de minister met een zwaarder wapen is vermoord.'
  
  'Ongetwijfeld,' stemde de kapitein onmiddellijk in. 'We hebben niet naar iets anders uitgekeken. We namen aan dat de moordenaar - de vent die u nazat - zijn wapen met zich had meegenomen.' Hij draaide zich om en gaf bevel de tuin te doorzoeken. Het duurde niet lang. In de struiken vlakbij vond men een .357 Magnum Colt. Ik zag Ferris Dickson en Judy Howell in de buurt. De agenten hadden de gasten in kleine groepjes verzameld en een rechercheur ondervroeg de groepjes afzonderlijk.
  
  'Dat is het moordwapen,' zei ik, op de Magnum wijzend.
  
  'De man die jij achtervolgd hebt,' zei de senator, 'heeft dat wapen kunnen gebruiken om de minister te vermoorden om het daarna weg te gooien en te vluchten.'
  
  'Mogelijk,' zei ik. 'Maar niet waarschijnlijk. Het is niet logisch om als moordenaar een wapen te gebruiken, het weg te gooien en met een ander wapen weg te vluchten.'
  
  'Wie zegt dat een moordenaar logisch moet handelen?' vroeg de kapitein. 'Ik vind dat er wel iets zit in wat de senator zegt. Ik denk dat u de moordenaar te pakken hebt gekregen. Waar is hij?'
  
  'Dood,' zei ik. 'Hij probeerde een bus te pakken zonder voor een kaartje betaald te hebben.'
  
  Ik draaide me om. Ze mochten denken wat ze wilden. Een ander had Fillmore Benton vermoord, daar was ik zeker van. Maar wie - en waarom? Ferris Dickson en senator Atkins waren ter plekke toen ik er bij kwam. Judy Howell eveneens. Maar geen van hen had, volgens hun verhalen, iets gezien. Enkele andere mensen waren dicht genoeg in de buurt geweest om binnen enkele seconden ter plaatse te zijn, en zij hadden de moordenaar niet zien vluchten. Had iemand op senator Atkins geschoten, gemist en Fillmore Benton geraakt? Dat leek me een waarschijnlijkheid. Het was niet alleen mogelijk, maar lag in de lijn van wat we verwachtten. Nou ja, niet precies in de lijn, maar het kon.
  
  De kapitein stuurde iedereen weg. Toen Ferris Dickson langs me liep, met de blondine met de harde ogen nog steeds aan zijn arm, snierde hij: 'Niet bepaald mijn opvatting van bescherming, Carter.'
  
  Hij was weg eer ik kon antwoorden, wat waarschijnlijk maar goed was ook. Maar zijn woorden zouden weer in me opkomen en niet alleen omdat ze me hinderden. Ik knikte naar Judy Howell, draaide me om en ging naar binnen om Linda op te halen. Ze stond in een groepje blauwbloedige vrienden, en we vertrokken meteen. Terwijl we naar mijn flat reden, schoten mijn gedachten koortsachtig heen en weer. Er waren nieuwe stukjes in de legpuzzel gekomen, maar ze compliceerden de zaak alleen maar. De minister van Binnenlandse Zaken vermoord tijdens een party in het huis van senator Atkins. Een vluchtende Vietnamees met wiens revolver de moord niet was gepleegd. Wat deed hij daar dan? En waarom probeerde hij zo radeloos te ontkomen? En wat moest die hondenfluit in zijn zak?
  
  Misschien had dat niets te betekenen, hield ik mezelf voor. Misschien had hij ergens een hond en gebruikte hij hem daarvoor. Misschien werd ik er door op een dwaalspoor gebracht en verwarde het de zaken alleen maar onnodig. Ik besloot de fluit er buiten te houden als niet terzake doende en me op logischer dingen te concentreren.
  
  Waarom zouden ze de minister van Binnenlandse Zaken hebben willen vermoorden? Daar had ik geen antwoord op. Waarom zouden ze dan proberen senator Atkins te vermoorden, als ze hem gebruiken wilden voor hun experimenten in de beheersing van de geest om inlichtingen te krijgen? Een dode geest is wat moeilijk te beheersen. Dat doorzeefde mijn theorie dat ze hadden geprobeerd de senator te pakken te krijgen, gemist en in plaats van hem Fillmore Benton geraakt. De hele verdomde zaak werd steeds gekker.
  
  Toen ik voor mijn huis stopte, brak een kille, vlakke stem in mijn gedachten. 'Wil je me naar Cynthia brengen?' zei de stem. Linda. Ik had haar helemaal vergeten. Nu keek ik haar schuldig aan.
  
  'Waarom naar Cynthia?'
  
  'Eerst houd je je op de party meer met andere mensen bezig dan met mij,' snauwde ze. 'En nu heb je de hele weg geen woord tegen me gezegd. Ik zie Cynthia liever, vannacht. Die praat tenminste met me.'
  
  'Het spijt me, schat,' verontschuldigde ik me. 'Heus. Zo gaat dat soms gewoon.'
  
  'Ik weet het, je hebt dingen aan je hoofd,' zei ze met ijskoude stem, 'En daar hoor ik niet toe.'
  
  'Kom, Linda-lief,' begon ik, maar ze onderbrak me. 'Naar Cynthia, graag,' zei ze vastberaden.
  
  Ik zuchtte. Ik wilde haar vertellen dat ik me als we boven waren beter zou gedragen, maar tegen Linda kon ik niet zo oneerlijk zijn. Mijn hersens tolden en raasden en sprongen van de ene toestand naar de andere. Ik wist dat het niet zou ophouden, als ze eenmaal zo bezig waren. Ik was bezorgd, ongerust. Er was iets aan de gang onder onze neus, in de hoofdstad van de Verenigde Staten, en ik had niet door wat het was. Ik startte de wagen en we reden zwijgend naar het huis van Cynthia. Ik kon het Linda niet kwalijk nemen, al had ik vluchtig het vermoeden dat ze meer uit principe dan om andere redenen kwaad bleef.
  
  'Bel me eens op als je weer belangstelling voor vrouwen hebt,' wierp ze me toe toen ze Cynthia's flatgebouw binnen stevende. Ik moest wel grinniken tegen haar verdwijnende rug. Ik reed terug naar mijn flat en ging naar bed. Slapen was er niet bij. De halve nacht verstreek terwijl ik probeerde de stukjes aan elkaar te passen. Het enige wat ik zag was de hand van de Vietcong of de Noord-Vietnamezen die duizenden kilometers ver reikte tot in het hart van Amerika's regeringscentrum. De vijand was hier, duister en sinister, en hij combineerde een zeer oude geslepenheid met zeer moderne kennis van het menselijk gedrag.
  
  Het was een verkillende combinatie. We zaten op een vat buskruit van ongekende afmetingen. Ik was er van overtuigd dat er een enorme ontploffing zou komen. Misschien was hij al bezig, maar wisten we het niet en begrepen we het niet.
  
  Uit mijn raam zag ik de verlichte koepel van het Kapitool, wit en prachtig in de nacht. Die koepel had daar ondanks vele bedreigingen van zijn integriteit, zijn betekenis, zijn wezen, onaantastbaar gestaan. Ditmaal stond hij, vanuit de schaduwen van Vietnam, vanuit de sinistere diepten van het brein van één man, tegenover een ander soort bedreiging, de bedreiging van de menselijke geest die de natie waar dat Kapitool voor stond zijn rechten op het leven, de vrijheid en het streven naar geluk gaf. Als de technieken ter beheersing van de geest die Sonyoung had ontwikkeld vorderingen maakten, zou die witte, gracieuze koepel heersen over een natie van menselijke computers, geprogrammeerd om andermans wil te gehoorzamen.
  
  Ik bereikte niets. Ik dwong mezelf in slaap te vallen toen de dageraad de lucht begon te kleuren.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  De volgende dag, toen de kranten vol stonden met zware zwarte koppen over de moord op Fillmore Benton, en TV-journalisten iedereen die er bij geweest was interviewden, sprak ik Hawk enkele minuten. Hij trok een lelijk gezicht toen ik zijn kantoor binnenkwam. Hij zat net een cheque te schrijven voor een limousine van negenduizend dollar. Zijn achtergrond van man uit New Engeland kwam bij der gelijke gelegenheden altijd op de voorgrond. 'Waarom is jouw smaak voor voertuigen altijd zo kostbaar, N3?' vroeg hij wat kribbig.
  
  'Ik begrijp wat ik zie, chef,' antwoordde ik.
  
  Hij stuk zijn hand op. 'Dat weet ik,' sneed hij me de pas af. 'Ik heb het al vaker gehoord. Het is zelfs onredelijk van me om er commentaar op te hebben. Jij deed je werk en zo. Het is altijd hetzelfde liedje, en ik ben er van overtuigd dat het waar is. Maar het is toevallig wel altijd een Mercedes of een Jaguar of een limousine die je ziet. Ik zit te wachten op de dag dat je een Ford uit '39 ziet.'
  
  'Ik zal het onthouden,' zei ik. 'Weet u nog iets meer omtrent Fillmore? Zaten er vingerafdrukken op het wapen?'
  
  'Niets, en ons onderzoek heeft tot dusver uitgewezen dat hij voorzover bekend geen vijanden had,' zei Hawk. 'Dat schakelt persoonlijke motieven uit. Natuurlijk lopen er altijd verdwaalde psychopaten rond.'
  
  'Die komen op je af en schieten je neer,' zei ik. 'Meestal slaan ze niet eens op de vlucht. Dit was een geplande operatie, gisteravond. Of de moordenaar was er als een van de gasten, of hij had zich schuil gehouden met de figuur die ik achtervolgd heb.'
  
  'Ferris Dickson heeft gebeld om zich te beklagen,' zei Hawk. 'Hij vroeg waarom we geen betere voorzorgsmaatregelen hadden genomen als we moeilijkheden verwachtten.'
  
  'Ja, hij gaf me gisteravond een snier over "bescherming." ' Ik fronste.
  
  'Ik heb hem gezegd dat we geen moeilijkheden verwacht hadden,' zei Hawk.
  
  'Ik moet maar steeds denken aan die drie weken in Vietnam,' zei ik. 'Ik weet zeker dat daar de sleutel ligt. We hebben daar iets onderbroken. Als ik te weten kon komen wat, zouden we misschien ook ontdekken wat we weten willen.'
  
  'Ik dacht dat je er zo zeker van was dat Sonyoung van plan was de senator vast te houden om alle informatie die hij bezat uit hem te melken,' zei Hawk. 'Was je niet bang dat ze nog eens een ontvoering zouden proberen?'
  
  'Daar houd ik het nog steeds op, chef,' zei ik. 'Maar dat van gisteravond past niet in het patroon, moet ik toegeven. Eerlijk gezegd slaat het nergens op. Ik probeer het nog eens met dat meisje, Judy Howell.' Hawk wierp zijn handen in de lucht. 'In godsnaam,
  
  'N3,' riep hij uit, 'je weet dat ze een ongeduldig schepseltje is. Doe het deze keer wat subtieler, wil je? Ze is al kwaad genoeg op je.'
  
  'Niet meer,' zei ik.
  
  Hawks vrijblijvende masker zakte over zijn gezicht. 'Dat had ik kunnen weten,' zei hij. 'Nou, doe het toch kalm aan. Op een kwaaie dag mislukt die speciale charme van jou nog eens.'
  
  'Dan neem ik mijn ontslag,' zei ik grinnikend. Ik liet hem hoofdschuddend achter. Soms was ik er zeker van dat hij mijn benadering van vrouwen stiekem goedkeurde. Andere keren had ik het gevoel dat hij vanuit zijn puriteinse achtergrond fronsend toekeek. Maar voor Judy Howell had ik een benadering in gedachten die, naar ik hoopte, resultaat zou hebben. Het was eenvoudig. Ik zou openhartig tegen haar zijn - in elk geval voldoende om me van haar medewerking te verzekeren. En als ze tegenstribbelde, zou ik haar eens nader op de keper beschouwen. Judy was niet op haar bureau; ik bereikte haar thuis. 'Ik ben thuis gebleven omdat ik me de hele nacht beroerd heb gevoeld,' zei ze door de telefoon. 'Te veel alcohol, gisteravond?' vroeg ik.
  
  'Te veel weggeschoten gezicht van Fillmore Benton,' antwoordde ze. 'Ik kon het maar niet van me afzetten. Ik ben geloof ik niet zo'n stoere als ik misschien wel lijk. Maar nu voel ik me beter. Is het tijd voor het lange gesprek?'
  
  'Inderdaad,' zei ik, en ze vroeg me naar haar toe te komen. Een half uur later was ik bij haar en ik trof haar aan in een sjieke pyjama van witte zijde met smalle rode bandjes, die haar erg goed stond. Terwijl ze me voorging keek ik naar haar rug onder het pyjamajasje om te zien of de kleine bobbel van beha-bandjes zichtbaar was. Dat was niet het geval, wat inhield dat de borsten die zo kwiek naar voren staken dat zonder hulp van derden deden. Onder de dunne zijden bedekking veerde haar kleine achterwerk verrukkelijk op en neer.
  
  'Wat heeft je er toe gebracht?' vroeg ze, zich omdraaiend en me met dansende bruine ogen aankijkend. 'Een opmerking die je maakte,' antwoordde ik. 'Je zei dat ik het nooit opgaf en daar had je gelijk in. In elk geval niet als iets me dwars zit, en er zit me iets heel erg dwars. Er is hier iets heel rots aan de gang. Ik kan je niet alles vertellen wat ik weet -je zult me op mijn woord moeten geloven.'
  
  'Dat zal ik doen,' zei ze zacht, oprecht.
  
  'Ik maak een afspraak met je,' zei ik. 'Jij probeert antwoord op al mijn vragen te geven, zo volledig en eerlijk als je kan, en dan beloof ik jou een exclusief verhaal te geven dat je de bekendste journaliste van Amerika maakt.'
  
  Ze keek me speculatief, met toegeknepen bruine ogen aan. 'Goed,' zei ze tenslotte. 'Afgesproken. Ik zal mijn uiterste best doen. Ga je gang.'
  
  Ze ging op een beige bank zitten en ik liet me naast haar zakken en draaide me naar haar toe.
  
  'Ik wil alles weten van wat er met je gebeurd is nadat het straalvliegtuig in de buurt van Cam Pha tot landen was gedwongen,' zei ik. 'Ik wil niet het verhaal horen dat je al verteld hebt. Ik geloof het woord voor woord. In elk geval geloof ik dat jij het woord voor woord gelooft.'
  
  'Wat wil je daar mee zeggen?'
  
  'Jou zegt het niets en mij een heleboel. Trouwens, ik stel de vragen en jij geeft de antwoorden, weet je nog?'
  
  Haar ogen flakkerden even, maar toen ontspande ze en glimlachte.
  
  'Goed,' zei ze. 'Ik beloof je dat ik mijn best zal doen.'
  
  'Wat is er als eerste gebeurd toen jullie waren geland?'
  
  'Ze hebben ons meegenomen naar het dorp, naar de grootste hut... waar jullie ons gevonden hebben.'
  
  'En wat gebeurde er toen?' vroeg ik.
  
  'We werden onderzocht en kleine verwondingen werden verzorgd. Toen kwam er een officier - een kolonel, geloof ik - binnen die ons ondervroeg. Daar heb ik je al over verteld.'
  
  'Is er tijdens dat verhoor nog iets anders gebeurd? Je hebt ons verteld wat hij jullie vroeg en dat soort dingen. Is er nog iets anders gebeurd?'
  
  'Er kwam iemand met thee binnen en hij gaf ons alle drie een kop.'
  
  'Dat heb je niet eerder verteld.'
  
  'Dat was niet belangrijk,' zei ze. 'Een kop thee?'
  
  'Dat zullen we zien,' zei ik. 'Wat is er na de thee gebeurd? Voelde je iets?'
  
  'Van de thee? Natuurlijk niet.'
  
  'Wat is er meteen daarna gebeurd?' tastte ik verder. Ze fronste. 'Meteen daarna?' herhaalde ze langzaam. 'Meteen daarna.'
  
  'Ik weet het echt niet,' zei ze. 'Ik denk dat we daar gewoon een poosje hebben zitten praten nadat hij was weggegaan.'
  
  'Denk je dat?' vroeg ik scherp. Ik merkte op dat ze haar handen balde en weer ontspande.
  
  'Ik herinner me niets van meteen daarna,' antwoordde ze. 'In elk geval niets belangrijks.'
  
  'Ik herinner me niets van meteen daarna,' antwoordde ze. 'In elk geval niets belangrijks.'
  
  'Waarom niet?' vuurde ik op haar af. 'Waarom kun je je niet herinneren wat er meteen daarna is gebeurd? Hebben jullie lang zitten praten? Ben je opgestaan om wat rond te lopen? Ben je in slaap gevallen?'
  
  'Ik ... ik weet het niet,' zei ze, en ze keek gespannen en haar ogen flitsten nerveus in mijn richting. 'Ik ben niet opgestaan. Ik kan me tenminste niet herinneren dat ik ben opgestaan.'
  
  'Waarom ben je zo zenuwachtig?' vroeg ik. 'Kijk eens naar jezelf. Je bent helemaal gespannen.'
  
  'Ik weet het niet,' schreeuwde ze bijna tegen me. Ik zag opeens tranen in haar ogen staan. Ze wilde opstaan, maar ik legde een hand op haar arm en hield haar tegen.
  
  'Waarom huil je?' vroeg ik.
  
  'Dat weet ik niet!' Nu schreeuwde ze. 'Misschien is het een reactie op gisteravond. Ik probeer antwoord te geven op die verdomde vragen van je. Ik kan het niet helpen als ik me niet elke kleinigheid kan herinneren.'
  
  Ik legde mijn hand op haar schouder. Ze beefde, rilde. Het was een vreemde reactie, een reactie die ik niet voorzien had. Ik had het gevoel dat het niets met de vorige avond te maken had. Ze boog zich naar voren en liet haar hoofd tegen mijn schouder rusten.
  
  'Het spijt me,' zei ze. 'Ik weet niet wat er met me aan de hand is.'
  
  'Laten we opnieuw beginnen,' zei ik vriendelijk.
  
  'Wat is het eerste dat je je na die kop thee kunt herinneren?'
  
  Ze dacht diep na, met een frons tussen haar ogen. 'Dat ik naakt voor ze stond,' zei ze. 'Dat ik door ze uitgekleed werd. En dat ze me bevoelden en sloegen en dreigden... al die dingen die ik je al verteld heb.'
  
  'Herinner je je dat je geslapen hebt?'
  
  'Geslapen?' vroeg ze. 'Nee ... niet echt, al hebben we natuurlijk wel geslapen. Ik ... ik kan me alleen niet herinneren wanneer.'
  
  'Je kunt je geen enkele keer herinneren dat je geslapen hebt?' vroeg ik. 'Heb je geslapen nadat je een beproeving doorstaan had? 's Nachts? Overdag?'
  
  'Ik ... ik weet niet precies meer wanneer we sliepen,' zei ze hoofdschuddend. 'Kan iemand zich ooit herinneren wanneer hij geslapen heeft?'
  
  'Ja,' antwoordde ik. 'Vrijdagnacht... wanneer ben je toen gaan slapen? Dat herinner je je natuurlijk wel.'
  
  Ze fronste, haalde snel adem.
  
  'Vrijdagnacht? Toen ... toen ben ik vroeg naar bed gegaan,' zei ze. 'Ik was erg moe.'
  
  'Zie je wel? Dat herinner je je, maar je weet niet meer wanneer je geslapen hebt toen je gevangen gehouden werd. Vind je dat op zijn minst niet vreemd?'
  
  'Ik spreek de waarheid,' zei ze en er kwamen weer tranen in haar ogen. 'Ik dacht dat ik me alles kon herinneren, en dat is ook zo, alle belangrijke dingen.'
  
  'Ja. Je herinnert je de klappen, de beledigingen, de dorst, de verschillende beproevingen die je hebt ondergaan.'
  
  'Zijn dat dan niet de belangrijke dingen?' vroeg ze. 'Misschien wel... misschien niet,' zei ik. De zinnen in het manuscript van Sonyoung spookten door mijn brein: 'een uiterst complexe techniek ... de bewuste geest wordt beziggehouden met bepaalde dingen, terwijl er iets anders met de onderbewuste geest gebeurt.' Ik ging door met mijn vragen. Als ik op een bepaald punt aandrong, werd ze hevig geagiteerd, maar dat nam af zodra ik ophield met porren. Tenslotte was ik er van overtuigd dat ze werkelijk niet wist wat er tijdens haar gevangenschap met haar was gebeurd. Hetzelfde gold, naar mijn overtuiging, voor senator Atkins en Ferris Dickson. Ze dachten dat hen bepaalde dingen waren overkomen, zoals het onthouden van water waardoor ze bijna gek van de dorst waren geworden. Ik twijfelde er niet aan dat Sonyoung op zijn minst begonnen was zijn techniek voor de beheersing van de geest op hen toe te passen.
  
  Toen ik ophield met vragen stellen, liet Judy haar hoofd tegen de bank rusten en opeens was ze een klein meisje, dat erg onzeker van zichzelf was en erg aantrekkelijk.
  
  'Ik krijg de indruk dat je wel een drankje zou kunnen velen,' zei ik.
  
  Ze knikte en wees op een kastje. Ik schonk twee whisky's met water in, veel whisky en weinig water. Ze dronk haar glas snel leeg en er kwam een rozige gloed op haar wangen. Ze legde haar hoofd op mijn schouder. 'Er is iets mis, hè?' zei ze. 'En ik maak er deel van uit.'
  
  'Er is iets erg mis,' gaf ik toe. 'Maar in hoeverre jij er deel van uitmaakt is vers twee.'
  
  'Ik ben opeens erg bang, Nick,' zei ze. 'Ik weet niet waarom, maar het is gewoon zo.'
  
  Ze leunde tegen me aan en ik sloeg mijn arm om haar heen. De zijden pyjama was dun en de warmte van haar lichaam drong door de stof heen. Ik zag haar borsten gestaag op en neer gaan onder de zijde, en haar tepels drukten zich tegen de stof. Ze huiverde en hief haar gezicht op om naar me te kijken. Haar armen kwamen rond mijn nek en ik kuste haar, genoot van de zachte zoetheid van haar lippen. Mijn hand streek langs haar borst en bleef daar liggen, terwijl mijn vingers de harde tepel beroerde die nu rechtop stond onder het pyjamajasje. Ze kreunde en kronkelde en toen rukte ze zich los en sprong overeind.
  
  'Dat... dat had ik niet moeten doen,' zei ze. 'Neem me niet kwalijk. Het... er kwam opeens iets over me.'
  
  'En is dat verkeerd?' vroeg ik.
  
  'Nee ... niet verkeerd,' zei ze. 'Maar dat is mijn exclusiviteit. Die geef ik alleen aan speciale mensen.'
  
  'En daar hoor ik kennelijk niet bij,' zei ik en stond op. Ze bekeek me bespiegelend, haar bruine ogen groot en ernstig.
  
  'Nog niet,' zei ze. 'Maar het zou kunnen gebeuren,'
  
  Ze kwam naar me toe en legde haar handen tegen mijn borst. 'Oh, God, het zou best kunnen gebeuren,' murmelde ze.
  
  'Wat is daar voor nodig?' vroeg ik.
  
  'Nog een beetje tijd, denk ik,' zei ze. 'Het betekent te veel voor me om er nonchalant mee om te springen.'
  
  Ik grinnikte tegen haar. 'Ik kom nog wel eens terug,'
  
  zei ik. 'Misschien heb je me meer geholpen dan je beseft. Vergeet niet, dit blijft onder ons.'
  
  Ze knikte en ik boog me en kuste haar weer. Haar lippen gingen onmiddellijk van elkaar en ik voelde haar lichaam verstrakken. Ze was een uiterst verlangend en verlangenswaardig meisje. Ze had iets van een tondeldoos. Maar ik was nog niet gereed om er vuur uit te slaan, al durfde ik te wedden dat het groot vuurwerk zou worden als ik het eenmaal deed. Ik reed weg in de auto van AXE en koerste naar Pennsylvania Avenue. Het was druk en ik reed langzaam, terwijl ik probeerde vast te stellen wat ik van Judy Howell te weten was gekomen. Voldoende om me te doen afvragen of ik wel op het goede spoor was. Niet wat de Vietcong of Sonyoung betrof - die waren inderdaad de tegenstanders. Maar ik vroeg me af wat hun werkelijke motieven en bedoelingen waren. Ik hield nog steeds vast aan mijn theorie maar nu ... ik was benieuwd. Ik was van Pennsylvania Avenue door het drukke verkeer over Washington Circle naar New Hampshire Avenue gereden zonder dat er iets gebeurd was. Ik was bijna bij mijn flat toen de kleine groene auto uit de zijstraat op me toe schoot. Ik zag hem uit een ooghoek komen, probeerde het stuur om te gooien, maar ik had niet voldoende ruimte. De auto raakte me in de flank, niet bijzonder hard, maar voldoende om de hele zijkant van mijn wagen in te drukken. 'Verdomme!' zei ik en trapte op de rem. Ik stapte uit en liep woedend naar de andere kant, waar ik het hoofd van een meisje zag dat haar handen voor haar gezicht hield.
  
  'Wat een stommiteit,' zei ik. 'Wat was de bedoeling?'
  
  Ze liet haar handen zakken en keek me uit het raampje aan met een wit, geschrokken gezicht. Ze was knap op een bescheiden manier. Bruin, kort haar omlijstte een rond gezichtje. Blauwe ogen keken me boven een wipneusje aan en de lippen waren stijf op elkaar geklemd. Mijn woede nam iets af, al was het maar een beetje. Waarschijnlijk dacht ze dat ik haar doormidden zou breken.
  
  'Bent u gewond?' vroeg ik, engszins vermurwd. Ze schudde haar hoofd. Ik opende het portier en ze stapte uit, waarbij ze een paar welgevormde benen toonde. Ze droeg een bruin, wat vormeloos pakje en ze had een fijn beendergestel met kleine, hoge borsten. 'Het was mijn schuld,' zei ze verontschuldigend. 'Ik weet het. Het... het spijt me.' Ze keek alsof ze op het punt stond in tranen uit te barsten. 'Okay, okay,' zei ik snel. 'Huil maar niet. Rustig aan.'
  
  'Ik weet niet hoe het gebeurd is,' zei ze met wijd open blauwe ogen. 'Ik gaf opeens gas. Ik weet niet wat me bezielde.' Er kwamen weer tranen in haar ogen en ik dwong me tegen haar te glimlachen.
  
  'Ik geloof u,' zei ik. 'Rustig nu maar. Er is niemand gewond. Misschien heeft een ruimtemannetje u verteld gas te geven. Of misschien heeft u een mysterieuze boodschap ontvangen. Misschien bent u niet echt een meisje. Misschien bent u een mechanische robot en zit er ergens een draadje los.'
  
  Ik probeerde het als een grap af te doen, haar op haar gemak te stellen, maar ze keek me plotseling met grote ogen aan. 'Sonyoung,' zei ze en draaide zich om. Ik greep haar arm.
  
  'Wat zei u?' vroeg ik snel.
  
  'Sonyoung,' herhaalde ze. 'Professor Sonyoung. U praat net als hij. Hij was een professor aan mijn universiteit. Hij zei altijd hoe je mensen er toe kon brengen als een robot te handelen.'
  
  Ze tastte in haar handtasje. 'Ik zal u mijn rijbewijs geven,' zei ze. 'Uw verzekering zal wel contact met me opnemen.'
  
  'Wacht even,' zei ik. 'Ik wil meer dan dat. Als u met me gaat eten zal ik de schade vergeten.'
  
  Ze fronste. 'Die professor Sonyoung interesseert me erg,' legde ik uit. 'Ik heb al een hele poos iemand willen spreken die les van hem gehad heeft. Wat zegt u ervan? Maken we een afspraak?'
  
  Ze glimlachte en de bescheiden knapheid van haar gezicht was nu heel aantrekkelijk. 'U bent erg knap,' zei ze. 'Ik denk dat ieder meisje wel een afspraak met u zou willen maken. En u vergeet dit?'
  
  Ik knikte en wierp haar mijn charmantste glimlach toe.
  
  Ze lachte. 'Afgesproken,' zei ze. 'Mijn naam is Amy Dodd, en ik moet naar huis om me te verkleden als ik met u ga eten.'
  
  'Schiet op dan,' zei ik. 'Ik haal je om acht uur precies af.' Ze gaf me haar adres en we gingen uit elkaar. Een meevallertje, zei ik, mezelf geluk wensend. Die deuk in mijn auto zou het waard zijn als Amy me iets over Sonyoung kon vertellen.
  
  Ik ging naar huis, verkleedde me en stond om acht uur precies voor de deur van het bescheiden herenhuis met de verbouwde flats. Amy Dodd verscheen in een zwart jurkje dat haar beste punten deed uitkomen, mooie, soepele, goedgevormde benen. Haar kleine-meisjesborsten, klein, rond en hoog, drukten zich provocerend naar voren. Ik kwam tot de conclusie dat Amy Dodd het soort meisje was dat jongens mee naar huis nam om aan moeder voor te stellen. Dat wil zeggen, een bepaald soort jongens. Ze was in wezen een meisje uit een kleine stad in de grote stad, een van de duizenden die naar Washington kwamen met veel hoop in het hart. Ze was het soort dat zich nooit helemaal op zijn gemak scheen te voelen in de grote stad, het soort dat nooit ontkomt aan een wat provinciaal uiterlijk. Ik had haar het een en ander over haarzelf kunnen vertellen en het bij het juiste eind gehad hebben, maar ik liet haar bij een Manhattan wat babbelen in de Embassy Club.
  
  Ze had een vader en moeder thuis in Ohio, en een jongere broer die aan de universiteit studeerde. Ze had huishoudkunde aan Claymoor gestudeerd en dat was haar eerste langdurige periode weg van huis geweest. Nee, ze was niet veel uitgegaan sinds ze van de universiteit was gekomen. Amy Dodd was eerlijk en openhartig, merkte ik. Ze had, gaf ze toe, nog nooit een afspraakje gehad met iemand zoals ik. Ik kreeg bepaald het idee dat ze er zo veel mogelijk uit wilde halen. We waren halverwege de maaltijd toen ik over Sonyoung begon. Ik vroeg haar of ze iets wist van de aanklacht wegens onzedelijk gedrag.
  
  'Ik zat toen in zijn klas,' zei ze. 'Ik kende iedereen die er bij betrokken was. Hij nam altijd meisjes mee naar zijn kamer en deed daar rare experimenten met ze.'
  
  'Wat voor soort experimenten?' vroeg ik.
  
  'Daar deed iedereen altijd erg vaag over,' antwoordde ze. 'Het scheen een soort hypnose te zijn, alleen werden ze niet echt gehypnotiseerd.'
  
  'Heeft hij jou ooit meegenomen?'
  
  Ze kneep haar ogen toe, 'Ja,' zei ze, op een uitdagende nou-en?-toon. 'Iedereen is wel eens bij hem geweest.'
  
  'Heeft hij zijn experimenten wel eens met jou uitgehaald?'
  
  'Misschien,' antwoordde ze behoedzaam. 'Ik weet eigenlijk niet of hij het wel of niet gedaan heeft.'
  
  Het was een vreemd antwoord, en ik dacht aan Judy Howell. Zij scheen zich ook al een heleboel dingen niet te kunnen herinneren.
  
  'Hij was eigenlijk erg aardig,' vervolgde Amy Dodd. 'Ik mocht professor Sonyoung. Hij was altijd erg beleefd en goedgemanierd. Sommige meisjes zeiden dat hij hen zich liet uitkleden, maar zelfs dan was hij er erg fatsoenlijk bij.'
  
  Ik moest gniffelen. 'Hij was erg fatsoenlijk in het onfatsoenlijke.'
  
  'Nou ja, ik bedoel, hij was nooit ruw of zo,' zei Amy. 'Hij zei altijd dat hij in staat was mensen te beheersen. Hij zei dat hij iedereen kon laten doen wat hij wilde.'
  
  Alweer de beheersing van de geest. Het was wel heel duidelijk dat Sonyoung zijn methodes en technieken op zijn studentes had vervolmaakt. Dat wil zeggen, als hij ze werkelijk had vervolmaakt.
  
  Amy veranderde abrupt van onderwerp, en toen we gegeten hadden gingen we nog iets drinken in een nachtclub. Terwijl we praatten, klemde ze zich aan mijn arm vast en haar ogen schitterden helder. Tussen gebabbel over koetjes en kalfjes strooide ik vragen over Sonyoung. Haar antwoorden kwamen steeds zonder aarzelen, maar ze onthulden niets wezenlijk belangrijks. 'Heeft professor Sonyoung het ooit met je over politiek of wereldaffaires gehad?' vroeg ik op een bepaald ogenblik.
  
  'Eigenlijk niet,' zei ze. 'Maar hij vertelde ons vaak dat de doorsnee mens het niet verdiende een geest te hebben, dat de meeste mensen niet zelfstandig konden denken en dat ze beter af zouden zijn als een ander het denkwerk voor hen deed.'
  
  Ik glimlachte in mezelf. Dat paste keurig in de marxistische filosofie: het vervangen van de onaantastbaarheid van het individu door de almacht van de staat. Amy kon me niet veel meer over Sonyoung vertellen, en tenslotte ontspande ik me en genoot er van om te zien hoe zij genoot.
  
  Ze klemde zich nog steviger aan me vast toen we naar haar flat teruggingen. Ze vroeg me boven voor een slaapmutsje. 'Ik heb alleen een fles Scotch,' zei ze verontschuldigend.
  
  'Scotch zal het zijn,' zei ik.
  
  Ze deed een schemerlampje aan dat net voldoende licht gaf om haar in de kleine kamer te kunnen zien. We dronken een glas, en ze kwam naar me toe en sloeg haar armen om me heen.
  
  'Het was verrukkelijk, Nick,' zei ze, met halfgesloten ogen, haar lippen vaneen, zodat de smalle rand van haar witte tanden zichtbaar werd. 'Ik wil niet dat er een eind aan komt.'
  
  Ik was enigszins verbaasd. Dat had ik niet van Amy Dodd, het meisje uit de kleine stad, verwacht. Maar ik was al eerder voor de gek gehouden door bescheiden, fatsoenlijke 'ouderwetse' meisjes. Soms zijn hun verlangens achter een gesloten fagade wuft en kolkend.
  
  Ik kuste haar lang en hard, en mijn tong dwong haar mond open, verkende haar mond. Ze kronkelde in mijn armen maar trok zich niet los. Ze kuste me, rukte haar hoofd een ogenblik weg, kuste me dan weer. Ik streelde haar over de rug, vond de rits van het zwarte jurkje en trok hem langzaam omlaag. Ik liet mijn hand over haar rug naar haar stuitje glijden waar haar kleine achterwerk opbolde.
  
  'Oh, mijn God,' kreunde ze. 'Oh, mijn God.' Ik trok de jurk over haar schouders, terwijl ze daar met gesloten ogen en bevend lichaam stond, vervolgens over haar borsten, waarna ik de jurk op de grond liet vallen. Ze ging, nog steeds met gesloten ogen en bevend lichaam, op de bank zitten. Haar kleine borsten lagen gebed in een halve beha die ik zonder moeite losmaakte. Maar ze bleven stevig op hun plaats en toen ik er een in mijn hand nam, strekte ze haar rug alsof er een elektrische schok door haar lichaam was gegaan.
  
  Amy Dodd greep me bij de schouders en klemde zich met gesloten ogen en kronkelend lichaam aan me vast, terwijl haar lippen met verrassende wildheid op mijn mond werden geplet. Haar verlangen was heftig, maar toch scheen ze zich tegen een innerlijke maalstroom te verzetten. Terwijl ze zich naar me toewendde en hijgende geluidjes maakte, trommelde ze met haar vuisten op mijn borstkas, alsof die handen iets wilden zeggen.
  
  Toen ik me voorover boog en een van de kleine, hoge borsten kuste, slaakte Amy een lange, gefolterde kreet, iets tussen extase en protest in. Nu bewogen haar heupen zich in cirkelvormige, orgastische zwenkingen en ze huilde half en kreunde half terwijl ze haar ogen gesloten hield. Amy Dodd was geen ervaren minnares, maar haar koortsachtige verlangen sleepte me mee in een toenemende intensiteit. Het leek alsof alle opgekropte emoties, de gefrustreerde jaren, het kleine-stadsfatsoen in een frenetiek crescendo aan flarden werden gescheurd. Toen ik echt met haar begon en een extatische lijn over haar lichaam trok met mijn tong, spartelden haar benen in woeste overgave, openden zich en sloten zich, trapten en werden opgetrokken toen ze, opnieuw, tegelijkertijd naar me scheen te verlangen en me wilde afwijzen. Maar nu was ik overmand door begeerte. Ik liet me op haar zwoegende lichaam zakken en toen ze langzaam haar dijen onder me opende, vond ik haar diepste wezen.
  
  Amy Dodds gesloten ogen vlogen open. Eén ogenblik stond er angst in te lezen, en toen sloeg ze haar armen om mijn nek en klemde zich, me bijna verstikkend, aan me vast. Haar ademhaling kwam in een langdurig gekreun. Het duurde lang eer ze haar climax bereikte, maar toen het kwam, slaakte ze een kreet van verrukking en angst. Ik had nog nooit zoiets gehoord.
  
  Ik ging met haar op de bank zitten en hield haar nu gekalmeerde lichaam tegen me aan. Toen haar scherpe, hijgende ademhaling eindelijk weer normaal was, leunde ik een stukje achteruit en zag de twee vochtige strepen van tranen op haar wangen. Vrouwen die op het moment van hun grootste verrukking huilden waren niet bijzonder ongewoon, maar op Amy's gezicht las ik smart, echte smart. Ik wilde gaan verzitten, maar ze trok me tegen zich aan.
  
  'Blijf vannacht hier,' snakte ze, met gesloten ogen. 'Je moet hier bij me blijven.'
  
  Haar hoofd lag op mijn schouder. Ik haalde in gedachten mijn schouders op. Je bent een vreemd meisje, Amy Dodd, dacht ik. Maar het was plezierig om haar ronde, zachte borsten in de hand te houden. Ik nam er een in mijn hand en leunde weer achterover. Misschien verdiende ze dit, hield ik mezelf voor. Misschien had ik haar vanavond een dienst bewezen. Ik deed mijn ogen dicht. Ik zou een poosje gaan slapen en straks, als ze was gekalmeerd, weggaan.
  
  Ik viel in slaap, werd wakker toen ik een klok vier uur hoorde slaan. Ik voelde Amy's borst uit mijn hand glijden, voelde dat ze zacht naast me wegging. Ik bewoog me niet, maar keek door een kiertje van mijn ogen naar haar. De haren in mijn nek en op de ruggen van mijn handen stonden overeind, besefte ik - het gevarenteken. Het was een waarschuwingssein dat me al vaak het leven had gered. Maar gevaar? Hier? Bij kleine Amy Dodd? Ik zette de gedachte van me af en zag haar nimfenfiguur door de kamer bewegen, de kleine borstjes trots opgeheven. Ze verdween in wat naar ik aannam de badkamer was.
  
  Het was de keuken, en toen ze terugkwam zag ik de glinstering van het lange vleesmes dat ze in haar hand hield. Ze sloop op haar tenen naar me toe, hield het mes opgeheven. Ik liet haar komen, voelde mijn spieren spannen, wachtte af. Ze stond voor me, hief het mes nog hoger en stak toe. Ik liet een arm uitschieten, weerde de stoot af en greep haar pols. Ik draaide hem om. Ze gilde van pijn en het mes viel op de grond. Ik schopte het weg en wierp haar op de bank.
  
  Ik wilde haar in het gezicht slaan, maar ik bleef met opgeheven hand staan. Ze zat daar met wijd open ogen en mond naar me te kijken, met een verdwaasde uitdrukking op het gezicht, alsof ze me nu voor het eerst zag. Toen begon ze te gillen. Ik gaf haar een paar tikken. Ze hield op met gillen en verborg haar gezicht in haar handen, terwijl haar kleine, naakte lichaam rilde. Toen ze haar naakte huid voelde, keek ze geschrokken op, stak een arm uit en greep het zwarte jurkje dat ze voor zich hield. Ik rukte het uit haar handen. Ze probeerde zich tot een kleine bal op te rollen.
  
  'Nee, alsjeblieft... wat doe je nu?' hijgde ze. 'Nick, hou op. Geef me mijn jurk.'
  
  'Wat doe ik dan?' roep ik tegen haar. 'Je hebt net geprobeerd me te vermoorden en dan vraag je mij wat ik doe?'
  
  Haar hoofd kwam omhoog en ik zag de pure afschuw in haar gezicht vloeien. 'Oh, nee,' hijgde ze. 'Oh, mijn God, nee. Nee, dat heb ik niet gedaan.'
  
  'Nou reken maar!' zei ik. 'Daar ligt het mes. Weet je het niet meer?'
  
  Ze keek me met verbijsterde,woeste blik aan, probeerde zich het te herinneren. 'Ik weet dat ik naar de keuken ging,' zei ze, 'en dat ik het mes gepakt heb. Maar ik weet niet waarom.'
  
  Ik keek haar strak aan. Ze speelde het niet. Amy Dodd zat te rillen. Haar ogen weerspiegelden afschuw en angst en innerlijke foltering. Ik wierp haar de jurk toe en ze trok hem onmiddellijk aan. Ze verborg haar gezicht weer in haar handen en begon hysterisch te snikken. Ik trok haar ruw overeind en mijn gedachten sprongen terug naar onze eerste ontmoeting die middag.
  
  'Waarom ben je op mijn auto ingereden?' vroeg ik. 'Dat weet ik niet,' snikte ze. 'Ik moest het gewoon doen, meer weet ik niet.'
  
  'Herinner je je nog dat je met me naar bed bent geweest?' vroeg ik.
  
  'Oh, God, heb ik dat gedaan?' vroeg ze snikkend. 'Ik wist het niet... ik was er niet zeker van. Ik dacht dat ik het misschien ...'
  
  'Gedroomd had?' maakte ik de zin voor haar af. Ik stelde haar de volgende vraag en kende het antwoord al eer ik het vroeg.
  
  'Wanneer heb je Sonyoung voor het laatst gezien?' Ik schudde haar heen en weer om mijn vraag te beklemtonen.
  
  'Gisteravond,' snikte ze. 'Hij kwam hier. Hij zei dat hij me moest spreken.'
  
  'Waarom heb je me dat niet eerder verteld?' vroeg ik.
  
  'Ik weet niet waarom ik het je niet verteld heb,' snikte ze. 'Ik heb het gewoon niet gedaan. Hij liet me vroeger drie keer per week op zijn kamer komen. Hij zei dat ik een van zijn beste proefpersonen was. Nadat ik van Claymoor weg was, ben ik er eindelijk in geslaagd hem te ontlopen.'
  
  'Wat heb je gisteravond gedaan toen hij kwam?'
  
  'Hij had zijn favoriete thee bij zich, en we hebben thee gedronken,' zei ze. 'En ik herinner me dat we platen gespeeld hebben. Toen is hij weggegaan.'
  
  'Dat is alles wat je je kunt herinneren?'
  
  'Ja,' zei ze. 'Ik neem aan dat we tussendoor wel gepraat hebben.'
  
  Ik dacht aan mijn gesprek met Judy Howell die vrijwel dezelfde reacties had gehad: de vage herinnering aan bepaalde gewone dingen, de nerveuze opwinding als ze ondervraagd werd. Ik liet Amy op de bank zakken. Ze verborg haar gezicht weer in haar handen en zat te beven. Ik kon het nu overzien. De schoft had de hele zaak gearrangeerd, vanaf de eerste ontmoeting. Wat Sonyoungs methodes ook mochten zijn, ik wist nu voor eens en voor altijd dat zijn beheersing van de geest werkte.
  
  Amy Dodd was veranderd in een van zijn gecomputeriseerde individuen. Hij had haar op bepaalde reacties geprogrammeerd en de reacties waren gekomen. Ze was er op geprogrammeerd om mijn auto aan te rijden. Ik zag dat verdomde manuscript weer voor me. ' ... een beheerste geest, onderworpen aan een geprogrammeerde reactie die bepaald wordt door de beheerser.' Ongetwijfeld was Amy Dodd geestelijk geconditioneerd. Uit wat ze zojuist had gezegd, maakte ik op dat hij lange tijd met haar had gewerkt en ongetwijfeld wist hoe hij haar kon gebruiken als dat nodig was. Waarschijnlijk was ze een goede proefpersoon, zoals ze gezegd had, zoals de één een betere proefpersoon voor hypnose is dan de ander. De schoft was duivels slim geweest om haar zo te programmeren dat ze zijn naam zou laten vallen, in de wetenschap dat ik dan zou toehappen. 'Wanneer moest je het mes pakken om mij te vermoorden, Amy?' vroeg ik. 'Wat heeft je daar toe aangezet?'
  
  'Dat weet ik niet,' zei ze. 'Maar ik herinner me dat ik de klok vier uur hoorde slaan. Toen ben ik opgestaan.'
  
  Dat was het geweest, het slaan van de klok. Hij had haar geest geprogrammeerd om me te vermoorden als de klok vier uur sloeg. Welk teken dan ook zou de reactie losmaken, als deze eenmaal diep verankerd lag in het onderbewustzijn van de proefpersoon. Dat verklaarde een heleboel. Amy's vreemde innerlijke foltering terwijl we de liefde bedreven, bijvoorbeeld. Hij had dat ongetwijfeld ook in haar geest geprogrammeerd ... een verlangen van haar kant om door mij genomen te worden. Ik besloot de proef op de som te nemen. Ik ging zitten en trok haar naar me toe.
  
  'Dit mag niet tussen ons komen, Amy,' zei ik. Ik stak mijn hand in de jurk en pakte een van de kleine, stevige borsten. Amy Dodd kronkelde weg en sprong overeind.
  
  'Nee, Nick ... ik ... ik ken je tenslotte nauwelijks,' zei ze.
  
  Dat was voldoende voor me. Dat was de reactie die Amy Dodd normaliter gehad zou hebben. Maar niettemin had ze woest en koortsachtig onder me gelegen, en ze herinnerde het zich niet. Dat kwam, besefte ik, omdat het niet zijzelf was geweest die me had ontvangen. Het was haar lichaam geweest, maar haar geest behoorde toe aan Samuel Sony-oung. Een vluchtig moment vroeg ik me af of ik Sonyoung een bedankbriefje moest sturen voor een hoogst ongebruikelijke avond. Ik stond op en pakte Amy bij de schouders.
  
  'Luister nu goed naar me en doe wat ik je zeg,' zei ik en keek haar diep in de ogen. 'Sonyoung is een slecht mens. Ik geloof dat je daar nu wel van overtuigd bent. Hij is met iets boosaardigs bezig, en hij heeft geprobeerd jou er voor te gebruiken. Als hij weer opbelt moet je ophangen, begrepen? Beloof je me dat?'
  
  Ze knikte met wijd open ogen. Ik was er van overtuigd dat ze het meende. Ik wenste alleen dat ik wist hoe verregaand Sonyoung haar geest onder controle had. Ik wachtte terwijl ze zich waste, een nachthemd en peignoir aantrok, een kop koffie dronk en scheen te kalmeren. Ik vertrok toen ik er zeker van was dat ze zich nu beter voelde.
  
  Ik liep de stoep van het herenhuis af en stapte naar mijn auto. Het was vijf uur in de ochtend en nog donker. Ik dacht nog steeds na over Amy Dodd en de angstaanjagende betekenis van wat er was gebeurd. Ik stond voor de auto en bukte me om het portier te openen, toen ik de beweging achter me opving. Ik tolde net op tijd rond om een slag tegen de zijkant van mijn hoofd op te vangen en te zien dat ze met hun drieën waren. Ze probeerden me tegen de zijkant van de auto te drukken, maar ik liet me zakken, greep een van hen achter bij de knieën en trok.
  
  Hij viel achterover en het ritme van hun eerste aanval was verbroken. Uit mijn gehurkte positie dook ik naar voren over de gevallen man, waarbij mijn schoenen over zijn gezicht schraapten. Zijn hoed viel af en een dikke bos zwart haar kwam tevoorschijn. Dit waren ook jongens van Sonyoung. Blijkbaar had de meester er aan getwijfeld of Amy zijn plannen wel op de juiste manier zou uitvoeren. Deze knapen waren de versterking, voor het geval ik levend naar buiten kwam. Zij moesten de situatie dan herstellen, maar ik had daar andere gedachten over.
  
  Mijn duik had me naast een vuilnisbak gebracht. Ik tilde hem op, liet hem met een boog zwaaien en smeet hem naar de andere twee mannen die me achterna kwamen. De emmer raakte een van hen in de knieën en hij sloeg dubbel. Ik haalde hem neer met een nekslag. De tweede was opzij gesprongen en uit zijn evenwicht geraakt, maar hij herstelde zich snel en nu zag ik dat hij een mes in de hand had.
  
  Ik had er voor vannacht genoeg van. Eerst Amy, nu deze grappenmaker. Er steeg een verschrikkelijke woede in me op toen de messentrekker op me afkwam, gevolgd door een van de anderen. Ik trok Wilhelmina en vuurde een, twee, drie keer. De veldslag eindigde even abrupt als hij begonnen was. Ik stapte in de auto en reed weg terwijl er ramen open gingen en er geroep om politie weerklonk. Ik reed kwaad en onzeker naar huis, wist alleen dat ik niet veel meer wist dan toen ik er deze avond op uitgetrokken was.
  
  Wat ik te weten was gekomen was het verkillende feit dat beheersing van de geest niet zomaar een theorie in een onafgemaakt manuscript was, maar een praktisch, werkzaam wapen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Hawk had ernstig naar mijn verhaal geluisterd en toen ik klaar was, leunde hij achterover en keek me peinzend aan.
  
  'Ze willen je kwijt,' zei hij. 'Ze denken zeker dat je meer weet dan het geval is.'
  
  'Ik wou dat het waar was,' zei ik. 'Ik dacht dat ik wist wat hun plannen waren. Nu ben ik er niet zo zeker meer van. Ik weet niet wat ik er van denken moet. Zitten ze nog steeds achter de senator aan om zijn geest te programmeren? Zoja, waarom hebben ze gisteravond Fillmore Benton dan vermoord? En als dat een ongeluk was, als senator Atkins het doelwit was, waarom zouden ze hem dan willen vermoorden als ze van plan waren hem te gebruiken?'
  
  'Misschien hebben we het ergens mis,' opperde Hawk. 'Maar vanavond hebben ze een ideale gelegenheid. Het Hotchkin Liefdadigheidsbal in de Hilton.'
  
  Ik fronste. Ik kende die toestand; het was een jaarlijks onderdeel van het Washingtonse societyleven, een gemaskerd bal.
  
  'Ik neem aan dat ik naar een gemaskerd bal moet,' zei ik.
  
  Hawk knikte. 'Zoek maar een mooi kostuum uit,' zei hij. 'Iets lichts. Geen harnas.'
  
  'Ik zal er zijn,' zei ik grimmig.
  
  Ik vertrok, ging naar een verhuurinrichting van toneelkleding en huurde een matadorskostuum; nauwe broek, driekantige hoed en cape. Ik belde Judy Howell op. Ik nam aan dat zij er ook heen zou gaan, en dat was zo.
  
  We spraken af samen te gaan, en ik haalde haar thuis op.
  
  Judy was gekleed als een Egyptische buikdanseres. En dan gebruik ik 'gekleed' in wat ruime zin. Ze droeg een bikinibroekje dat met lovertjes en steentjes was bezet en een heel kleine beha voorzien van rinkelende belletjes en steentjes. Een lange, losvallende, doorzichtige sluier voltooide het kostuum. Ik keek hoe ze door de kamer liep om een drankje in te schenken en genoot van de aanblik van haar borsten die probeerden aan de geringe beha te ontsnappen. Judy Howell was een mooie, besloot ik. Ze was een van die vrouwen die elke keer dat je hen zag mooier leek te worden. En die tondeldoos was nog steeds onontkoombaar aanwezig.
  
  Toen ze voor me stond en me naar de volle zwellingen van haar borsten liet kijken, veranderde het licht in haar bruine ogen van een geamuseerde glinstering in een diepe gloed. Ik zette het glas neer, trok haar naar me toe en kuste haar. Haar lippen gingen vaneen en haar tong cirkelde in mijn mond met gretige, verlangende bewegingen. Mijn hand gleed over de bovenkant van haar borsten en ik voelde dat het zachte vlees om meer vroeg. Ze trok zich hijgend los.
  
  'Niet doen, Nick,' zei ze. 'We moeten gaan.'
  
  'Ik weet het,' zei ik. 'Ben je daar niet blij om?'
  
  Ze klemde haar lippen op elkaar en gaf geen antwoord, wat op zichzelf een antwoord was. We reden vrij zwijgzaam naar het bal. Eenmaal in de zaal gingen we uit elkaar. Judy had haar werk en ik het mijne. Hawk had me een beschrijving gegeven van het kostuum van Ferris Dickson waar hij de senator naar had gevraagd. Hij was als zeerover gekleed. Misschien toepasselijk, dacht ik. Ik zag hem nu aan de andere kant van de grote balzaal en hij had weer de hardogige blondine bij zich.
  
  De senator, als altijd een toonbeeld van waardigheid, had zich niet aan een kostuum gewaagd, en droeg een smoking met een zwart masker.
  
  De zaal was vol gekostumeerde feestgangers en het zou vrijwel onmogelijk zijn de senator in het oog te houden. Ik moest er maar het beste van hopen. Maar ik had me op moeilijkheden voorbereid en hier was geen tuin. Het bal vond plaats in de grote balzaal en twee aangrenzende kleinere zalen. De uitgangen van de drie zalen kwamen uit op de hoofdlobby van het hotel, afgezien van de branduitgangen, en daar stonden een geüniformeerde brandwacht en politieman. Iedereen die hier wilde vluchten, moest via de hoofdingang.
  
  Ik nam een drankje, stelde me bij de muur op, zodat ik de zaal het best in de gaten kon houden. De senator was makkelijk te vinden terwijl hij zich tussen de gekostumeerde gasten bewoog. Er was een half dozijn zeerovers, en ik verloor Dickson steeds uit het oog en moest hem dan weer opsporen. Judy bevond zich tussen de menigte en ik zag haar af en toe.
  
  Alles verliep volkomen normaal, en het begon al laat te worden. Ik begon te denken dat Sonyoung en zijn makkers het deze keer zouden overslaan, en amuseerde mezelf met het ontdekken van de beroemde Washingtonse gasten. Ik zag E. Miller Foster, de minister van Landbouw, en Gordon Green, een lid van de staf van de President. Ik herkende Henry Harlbut, de minister van Defensie, en de senator van Virginia. Na een poosje hield ik op met dit spelletje en keek in plaats daarvan uit naar de mooiste vrouwen die ik kon vinden.
  
  Het was één uur geweest en de menigte was enigszins uitgedund toen het gebeurde: opnieuw een enkel schot dat in de balzaal weerkaatste. Het scheen uit een van de gangen tussen de balzalen te komen, en ik zag senator Atkins nergens. Evenmin zag ik Ferris Dickson.
  
  Ik zag Judy uit de gang komen toen de mensen er heen begonnen te stromen. Ik liep snel, dicht langs de muur, rond de balzaal en was binnen enkele seconden bij de uitgang. Het schot had anderen van buiten aangetrokken, inbegrepen twee agenten die naar de grote balzaal stevenden. Ik had een positie gekozen in de lobby bij de draaideuren. Ik zag de figuur zich door de deur naar de grote balzaal wringen en zich door de menigte worstelen. Hij was gekleed als een gemaskerde cowboy, en hij zag mij onmiddellijk.
  
  Ik had er geen idee van op wie er geschoten was. Ik had besloten dat als er iets zou gebeuren, ik het hoe en wat later zou uitvissen. Ditmaal wilde ik de moordenaar. Ik liep in zijn richting, en hij trok het pistool uit zijn cowboyholster. Het was geen speelgoedpistool. Ik hoorde het glas van de draaideur vlak achter me versplinteren, en ik liet me op de grond vallen.
  
  Hij rende zijwaarts een trap af met het opschrift 'Kelder.' Ik rende hem na en vuurde een schot op hem af terwijl hij de trap af verdween. Ik hoorde zijn voetstappen ratelen toen hij verder rende naar de onderste kelder. Toen ik hem volgde, zag ik de geopende deur van de stookkelder van het enorme hotel.
  
  Toen ik binnenkwam, zoefde er een kogel in de stalen deur vlak boven mijn hoofd. Ik dook achter een grote generator weg en schoof langzaam langs de muur. Ik zag een schaduw en schoot twee keer, maar ik raakte alleen de muur. Toen zag ik hem weggedrukt achter de zware stalen bekleding van een motor tegen de muur.
  
  Om bij hem te komen zou ik de enige open ruimte in de machinekamer moeten oversteken. Hij zou me neerleggen eer ik twee passen gedaan had.
  
  Hij vuurde opnieuw, en de kogel plofte in de muur boven mijn hoofd. Opeens kreeg ik een idee. Vlak achter hem, boven zijn hoofd, liep een half dozijn pijpen horizontaal langs de muur. Mijn Luger heeft een groot kaliber. Ik richtte en vuurde. De kogel sloeg in de pijp en een waterval van stomend, kokend water spoot uit het gat. Het water gulpte naar voren en viel over hem neer. Hij gilde van de pijn en rende naar de open ruimte. Ik hield mijn Luger op hem gericht toen hij op de grond viel en zijn nek en hoofd met zijn handen omklemde.
  
  'Laat dat pistool vallen,' riep ik. 'Ik heb je onder schot.'
  
  Wat er toen gebeurde, had ik niet verwacht. Ik was voorbereid op een mogelijk wild schot dat op me zou worden afgevuurd, en ik hield me schuil achter de generator. In plaats daarvan rolde hij over de vloer, drukte het pistool tegen zijn slaap en vuurde. Zijn lichaam rolde nog een keer om en bleef stil liggen.
  
  Ik rende naar hem toe. Ik wist dat er geen vragen te stellen vielen. Ik trok het masker van zijn gezicht. Evenals die andere man was hij een Vietnamees. Ik doorzocht snel zijn zakken. Ik fronste toen mijn hand zich sloot om een klein metalen voorwerp in zijn borstzak. Ik haalde het tevoorschijn en bekeek het lange tijd. Het was weer een hondenfluit.
  
  Opeens ontploften er een heleboel dingen in mijn brein. Ik rende de trap op naar de balzaal, die nu vol politiemensen en gekostumeerde feestgangers was. Ik worstelde naar de gang waar een ruimte was vrijgemaakt.
  
  Tot mijn opluchting zag ik senator Atkins staan, maar ditmaal was mijn opluchting vermengd met iets anders. Ik keek rond en zag Ferris Dickson niet ver weg staan. Judy Howell was er niet, maar ik had haar al vlak na het schot gezien.
  
  De dode man was Henry Harlbut, de minister van Defensie. Opnieuw één schot, van vlakbij, dat zijn schedel aan flarden had gerukt. Ik liep naar buiten en voelde me grimmig en kwaad, niet om mezelf maar om wat er nog zou kunnen gebeuren.
  
  Ik liep met gebogen hoofd naar het huis van Hawk. Ik kwam er zelden. Ik wist dat de man op zijn privacy was gesteld, en hij had een klein huis, ergens in het centrum van de stad verstopt. Het was zijn toevluchtsoord, zijn schuilplaats. Ik vond het onaangenaam, maar ik moest hem wakker maken. De dingen die in mijn brein waren ontploft, knalden nog steeds na.
  
  Ik betastte de hondenfluit in mijn zak en dacht aan de andere fluit in een bureaula in mijn flat. Ik had het ding als 'niet terzake doende' afgedaan. Ik had me niet erger kunnen vergissen, begreep ik nu. Ik had me in een heleboel dingen vergist.
  
  Hawk deed open, gekleed in een coin de feu-jasje. Ik was blij te zien dat hij nog op was. Toen hij me zag, begreep hij dat er moeilijkheden waren, grote moeilijkheden.
  
  'Ik hoorde een extra-bericht op de radio over de schietpartij, N3,' zei hij. 'Ze zeiden dat een gekostumeerde man uit de balzaal vluchtte en werd neergeschoten in de kelder. Ik neem aan dat dat jouw werk was.'
  
  'Min of meer,' zei ik en bracht snel verslag uit van wat er was gebeurd. Toen ik uitgesproken was, keek hij me aan, zag de bezorgdheid in mijn ogen.
  
  'Nadat Fillmore Benton was vermoord,' zei ik, 'snierde Ferris Dickson iets tegen me over de rottige bescherming die we hadden geleverd. Het deed me toen niet veel, al prikkelde het me. Maar hij had gelijk, chef. We hebben de verkeerde figuur beschermd.'
  
  Hawk fronste. 'Ga verder, Nick,' zei hij.
  
  'Ik weet nu waarom ze mij zo wanhopig graag te pakken wilden nemen,' zei ik. 'Niet omdat ik wist waar ze bang voor waren, maar wat ik te weten zou kunnen komen als ik tijd genoeg had. En ik heb het door, chef. We hebben niets onderbroken toen we de senator en zijn mensen in Noord-Vietnam redden.
  
  Ze hadden het zo versierd dat we ze konden ophalen. Zij hebben hun soldaten losse flodders gegeven zodat ze in de strijd afgeslacht zouden worden. Ze wilden er zeker van zijn dat we hun moordenaar zouden redden ...'
  
  'Hun wat?' onderbrak Hawk me met opgetrokken wenkbrauwen.
  
  'Hun moordenaar,' herhaalde ik. Ik zag dat vervloekte manuscript van Sonyoung weer voor mijn geestesoog.
  
  " 'De menselijke geest kan zo geprogrammeerd worden dat hij op bevelen reageert,' " citeerde ik er uit. 'Dat is zo. Sonyoung heeft een techniek ontwikkeld om de geest te beheersen. Amy Dodd was er het bewijs van. Hij heeft hetzelfde gedaan met een van de drie die daar in Vietnam gevangen werden gehouden.'
  
  Hawk fronste terwijl hij luisterde. 'Denk eens in,' vervolgde ik. 'Iemand die makkelijk toegang heeft tot alle vooraanstaande mensen in het land, en die geprogrammeerd is om bepaalde aangewezen figuren te vermoorden. Nou, die zou nooit ontdekt worden eer het te laat was. Een menselijke computer, geprogrammeerd om politieke moorden te plegen. Geef hem het vooraf bepaalde seintje en hij handelt. Nadat hij het gedaan heeft, herinnert hij het zich vermoedelijk niet eens.'
  
  'Dat is een angstaanjagend idee, Nick,' zei Hawk ernstig. 'Jij wil dus beweren dat Ferris Dickson, of dat meisje, of zelfs misschien senator Atkins zelf een moordenaar is ... geprogrammeerd om op bevel te moorden.'
  
  'Dat beweer ik inderdaad, chef,' zei ik knikkend. 'En ik weet dat ik dit keer gelijk heb. Zowel Fillmore Benton als de minister van Defensie vannacht zijn van vlakbij neergeschoten. En in beide gevallen waren alle drie de mogelijke verdachten in de buurt.'
  
  'En de Vietnamees die je na de eerste moord hebt achtervolgd, en die van vannacht?'
  
  'Die hebben alleen maar het seintje gegeven,' zei ik. 'Hiermee. Ze hadden er elk eentje.' Ik gaf Hawk de hondenfluit.
  
  'Maar die kunnen alleen door een hond gehoord worden!' wierp Hawk tegen.
  
  'Als we de moordenaar vinden, hebben we het antwoord daarop ook,' zei ik. 'Ik weet het nu nog niet, maar ik ben er zeker van dat we de verklaring dan vanzelf vinden.'
  
  'Het lijkt ongelooflijk,' zei Hawk ernstig.
  
  Ik dacht weer aan het manuscript van Sonyoung. 'Een onderdeel van de techniek is de bewuste geest vol te stoppen met kunstmatig opgewekte spanningen en angsten,' zei ik, 'om die geest bezig te houden, terwijl de onderbewuste geest geprogrammeerd wordt. Daarom zeiden ze allemaal dat ze stierven van de dorst, maar geen van hen had in werkelijkheid dorst.'
  
  'Wat doen we nu verder, Nick?' vroeg Hawk. 'Ik ben er voor om Sonyoung onmiddellijk op te pakken.'
  
  'Onmiddellijk,' stemde ik in. 'Die twee moordaanslagen tot nu toe waren maar generale repetities, chef. Ze zitten achter een grotere prooi aan.'
  
  Hawk sperde zijn ogen open. 'Wou je zeggen ...?'
  
  Ik knikte. 'Ja, de President. Het zou niet moeilijk zijn - voor iemand die zonder argwaan dicht in zijn buurt kan komen.'
  
  'En dat zou op alle drie onze verdachten slaan,' zei Hawk grommend.
  
  'Precies,' zei ik. 'Terwijl u Sonyoung laat oppakken, haal ik Amy Dodd op om haar in veilige bewaring te stellen. Ze kan ons misschien goed helpen als we haar onderbewuste geest voldoende kunnen prikkelen om haar zich bepaalde dingen te laten herinneren.'
  
  Hawk gromde instemmend en ik vertrok. Ik besloot Amy niet op dit ongoddelijke tijdstip te wekken, maar vroeg in de ochtend naar haar toe te gaan. Ik sliep een paar uur in mijn flat, reed toen naar Amy's flat. Er werd niet gereageerd toen ik klopte. Ze kon nog niet naar haar werk zijn, daar was het te vroeg voor.
  
  Ik ging naar de kleine dubbele garage die ze met een andere huurder van het herenhuis deelde. Haar auto stond er. Ik ging weer naar boven, vervuld van een angstig voorgevoel. Ik duwde het celluloid omhulsel van mijn legitimatie kaart tussen de deur en tilde het slot op.
  
  'Amy,' riep ik. 'Ben je daar?' En ik liep naar binnen. Amy Dodd was er inderdaad, maar ze zou geen antwoord meer geven. Haar slanke, naakte lichaam lag half van het bed af. Haar ogen waren open en staarden naar het plafond, en langs heel keel drupte bloed uit een dunne snee. Ze was nog niet lang dood. Ik voelde haar huid, die nog warm was. Ik keek weer naar haar. Degeen die dit gedaan had, had eerst zijn pleziertje met haar beleefd. Of misschien waren het er meer geweest.
  
  Ik voelde een verstikkende woede in me opstijgen. Die woede was geleidelijk gegroeid. Deze schoften met hun geraffineerde uitstapjes op het gebied van de beheersing van de geest deinsden niet terug voor ouderwetse verkrachting en martelingen. Ik trok een laken over Amy's levenloze jonge lichaam en ging naar buiten.
  
  Toen zag ik een knoop op de grond liggen, een leren knoop van een herenjasje. Ik stopte hem in mijn zak, liep de straat op en belde Hawk vanuit de dichtstbijzijnde cel.
  
  Ik wist wat ik te horen zou krijgen, maar ik wilde het toch horen. Sonyoung was verdwenen door de zijdeur. Hij was in haast vertrokken. Ik hing op en besloot op een ingeving af te gaan. Als hij in haast was vertrokken, kwam dat omdat hij had begrepen dat hij aardig in het nauw begon te komen. En als hij in haast was vertrokken, zouden enkele van zijn makkers misschien denken dat hij nog thuis was en hem daar opzoeken.
  
  Ik ging naar zijn appartement, ontdekte dat de deur niet op slot was en ging naar binnen. Het losse manuscript was verdwenen, maar alle andere dingen schenen aanwezig te zijn. Ik ging zitten, terwijl ik op een paradoxale manier kookte van ijzige haat jegens de man en alles waar hij voor stond.
  
  Maar het leek me niet dat hij Amy Dodd had verkracht en vermoord. Oh, hij zou wel de opdracht gegeven hebben haar uit de weg te ruimen, maar hij was niet het soort dat zijn eigen handen vuil maakte. Ik zat in de draaistoel achter het tafeltje en wachtte. Ik was er misschien iets meer dan een uur, toen ik voetstappen in de vestibule hoorde, gevolgd door een zeer discreet klopje. Ik deed de deur open en zag twee Vietnamezen staan die me met grote, verbaasde ogen aankeken.
  
  'Zoekt u iemand?' vroeg ik. De langste van de twee droeg een dik jasje met leren knopen. De bovenste knoop ontbrak.
  
  Er ontplofte iets in me. Ik haalde uit en sloeg toe met alle haat en woede die zich in me verzameld had. De slag raakte zijn kaak, en ik hoorde het bot splinteren. Hij kwam omhoog en vloog met zo'n vaart tegen de muur dat de pleisterkalk scheurde. Ik haalde met een korte hoek uit naar de ander, maar hij ontweek de stoot en rende weg.
  
  Ik wilde in dit karwei geen losse eindjes overhouden. Ik tilde de gevallen man op en gaf hem een karateslag tegen de slaap. Daar zou hij een groot deel van de dag zoet mee zijn. Toen rende ik de ander achterna en ik kwam net op tijd bij de voordeur om hem de hoek te zien omslaan. Ik volgde hem. Hij rende door de straten in de richting van de haven, en keek af en toe angstig achterom. Ik probeerde niet hem te pakken. Hij was doodsbang en zocht ergens beschutting. Ik wilde zien waar hij heen ging.
  
  Hij dook achter een rij oude, vervallen huizen, rende door een donkere steeg die bezaaid was met gebroken ginflessen en lege bierblikjes. Mijn woede was niet gezakt na de ene slag die ik zijn vriend had gegeven. Mijn woede was er slechts door losgekomen, en nu werd ik verteerd door het verlangen de wereld aan repen te scheuren. Ik zag de Vietnamees de achterdeur van het laatste huis, een pension, binnen schieten. Ik volgde hem naar binnen.
  
  Op de begane grond zag ik een haveloze, smalle houten trap en vier gesloten deuren, maar het was niet moeilijk hem te vinden. Op de eerste verdieping hoorde ik een schel, opgewonden geratel. Toen klonken er meer stemmen in een kakofonie van geluid. Ik beklom de oude trap met drie treden tegelijk. Toen ik boven was, hoorde ik de stemmen achter een gesloten deur.
  
  Ik raakte de deur met mijn schouder en door de kracht vloog hij uit de scharnieren en viel met mij naar binnen. Ik zag een tafel, stoelen, gescheurde muren en Vietnamezen... zes, acht, die ik snel telde. Ik begreep waar ik me bevond. Dit waren Sony-oungs jongens in Washington, de mannen die op de fluitjes bliezen en de paarden lieten struikelen en de mensen vermoordden die Sonyoung dood wilde hebben.
  
  Ik raakte de dichtstbijzijnde met een zwaaistoot die hem tegen de muur kwakte. Ik hield mijn voorwaartse beweging niet in, maar tolde om en haalde met een linkse een tweede man neer. Terwijl hij dubbel sloeg, gaf ik hem een knietje tegen de kin, en hij viel om als een blok. De anderen, die zich van hun verrassing hersteld hadden, kwamen op me af. Ik pakte een stoel en sloeg hem op de eerste twee kapot. Ze struikelden en vielen. Met de versplinterde rugleuning van de stoel stootte ik een van de anderen in het gezicht en ik hoorde hem gillen toen hij zijn ogen bedekte.
  
  Een van hen dook naar mijn benen. Ik draaide weg, schudde hem af en trapte hem in de buik. Hij hijgde van pijn en greep zijn liezen. Ik hoorde geschreeuw in het Vietnamees en het geluid van rennende voeten. Er kwamen er nog meer binnen. De kamer was vol - er waren er stellig even veel als er kakkerlakken waren. Hoe meer zielen hoe meer vreugd.
  
  Ik kantelde de tafel en raakte een van hen met de rand toen hij op me afstormde. Terwijl hij half over de tafel viel, liet ik een mokerslag in zijn nek neer en hij gleed omlaag met een verbrijzelde luchtpijp. Ik hoorde een schot en een kogel trof de muur achter me. Een van de laatst aangekomenen had een pistool. Ik dook achter de gekantelde tafel en kwam, snel en nauwkeurig schietend, omhoog met Wilhelmina. Ik sproeide het vuur door de kamer en hoorde mezelf vloeken terwijl de kogels doel troffen.
  
  Het was binnen enkele minuten afgelopen, en ik stond alleen te midden van de verminkte, levenloze lichamen. Een paar zouden weer bijkomen, enkelen slechts met blauwe plekken en kleine verwondingen. Maar de meesten waren dood, en ik voelde een bevrediging alsof ik een nest met ongedierte had uitgeroeid.
  
  Ik ging naar buiten en belde Hawk en de politie. Toen stapte ik in mijn auto en reed naar het Lincoln Memorial en bleef een poosje naar het gevaarte staan kijken. Hij had gevochten opdat mensen niet de lichamen van andere mensen zouden beheersen. Hij zou het er mee eens geweest zijn dat ik vocht om te voorkomen dat mensen de geest van andere mensen zouden beheersen. Tenslotte draaide ik me om en reed terug naar mijn flat. Ik had de manschappen van de organisatie hier in Washington uitgeschakeld. Maar Sonyoung liep nog op vrije voeten. De bedreiging voor de President was nog steeds levensgroot aanwezig. Sonyoung had voor zijn grote slag zijn ondergeschikten niet nodig. De geprogrammeerde moordenaar bevond zich onder ons, was al geprogrammeerd om te reageren, niet in staat iets anders te doen dan op het juiste sein te reageren. Ik had het gevoel dat ik niet zo lang geleden ook al had, van onontkoombare gebeurtenissen die niet konden worden tegengehouden. De gedachte deed me rillen. Kon de moordenaar worden tegengehouden? Het was een beangstigende vraag en ik legde hem de volgende dag voor aan Hawk.
  
  'Stel dat het er echt op aankomt, chef?' zei ik. 'Wat doen we dan?'
  
  'Het gaat er echt op aankomen, N3,' antwoordde hij. 'Aanstaande maandag verricht de President de officiële opening van de nieuwe scheepswerf aan de Chesapeake Bay. Iedereen zal er zijn. Hij houdt een toespraak. Er zullen vooraanstaande gasten zijn, de hele mikmak. Het vindt plaats in het nieuwe droogdokgebouw. Er zullen stoelen en een podium met een lessenaar zijn.'
  
  'Maandag,' zei ik, en dacht er over na. 'Dat geeft me twee dagen om een spoor te vinden. Ik betwijfel of ik er in twee maanden een zou kunnen vinden.'
  
  'Laten we dan met je vraag beginnen, Nick. Laten we net doen of het maandag is. Wat doen we dan?'
  
  'We zouden er voor kunnen zorgen dat senator Atkins, Ferris Dickson en Judy Howell niet aanwezig zijn bij de plechtigheid,' opperde ik, wetende dat dit niet zou lukken.
  
  'Hoe, N3?' vroeg Hawk, en zijn ogen waren van grijs staal. 'Door ze te vertellen dat we denken dat een van een geprogrammeerde moordenaar is? Ten eerste hebben we geen enkel bewijs om die beschuldiging te staven. In de tweede plaats, stel dat ze er op staan aanwezig te zijn, en er gebeurt niets? Kun je je voorstellen hoe we er dan voor staan? Dan zullen ze ons aan het kruis nagelen.'
  
  Hawks hypothese bracht een punt naar voren dat ik niet overwogen had. Sonyoung was slim genoeg om zijn geprogrammeerde moordenaar aanwezig te laten zijn en hem het sein niet te geven. Dan zou ik voor het blok zitten en, wat belangrijker was, zijn mannetje zou de kans krijgen bij een andere gelegenheid toe te slaan. Maar ik moest uitgaan van de overtuiging dat Sonyoung van plan was toe te slaan, de President van de Verenigde Staten te laten vermoorden door zijn geprogrammeerde moordenaar. Als dat gebeurde, kon hij op tal van plaatsen in de wereld zijn eigen voorwaarden stellen. Vele naties zaten te wachten op een wapen als de beheersing van de geest. Namelijk, degenen die geloofden dat alleen het doel en niet de middelen tellen.
  
  'Bestaat er een kans om de moordenaar te dwingen om toe te geven dat hij - of zij - het is?' vroeg Hawk. 'Geen schijn van kans, chef,' zei ik. 'Omdat hij zelf niet weet wat hij is en wat hij doet. Het is een daad die hij volkomen buiten zijn echte ik om pleegt. De enige manier om de betovering, als je het zo kunt noemen, te verbreken is om te doen wat ik met Amy Dodd heb gedaan - hem tijdens het uitvoeren van de handeling tegen te houden. Dan valt de hele zaak uit elkaar. Maar als een van Sonyoungs computers eenmaal doet waar hij op geprogrammeerd is, keert hij weer terug tot zijn normale bewuste persoonlijkheid.'
  
  'Dan stel ik voor dat je bedenkt wat we maandag kunnen doen, anders wordt het een zwarte dag voor Amerika en de rest van de wereld.'
  
  'Reken maar,' zei ik. 'Da's heel eenvoudig.'
  
  Ik liep kwaad en gefrustreerd naar buiten omdat ik me uiterst hulpeloos voelde. Als het maandag was en de President van de Verenigde Staten bevond zich op dat podium op die scheepswerf, had Sonyoung de troefkaart in handen - tenzij ik de geprogrammeerde moordenaar eerst identificeerde of hem of haar te pakken kon krijgen eer de President vermoord werd.
  
  Ik moest proberen de drie verdachten uit te horen, proberen een spoortje te vinden dat me kon helpen. Het was nu een race geworden, een driezijdige race, waarbij tijd en dood de mederivalen waren. Bij elke seconde die verstreek, verminderden mijn kansen op astronomische wijze. Maar ik zou aanwezig zijn om tot het laatste ogenblik te knokken. Ik gaf mezelf de tijd tot zondagavond om een aanwijzing te vinden. Als ik dan nog niets wist, zou ik al mijn aandacht op die scheepswerf richten.
  
  Sonyoung zou daar ergens aanwezig zijn, dat wist ik. Hij moest op het fluitje blazen ... het ontstekingsmechanisme, het sein om de geprogrammeerde menselijke computer op gang te brengen. Op de een of andere manier moest ik Sonyoung zien voor te blijven.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Ik ging die zaterdagochtend naar Judy, en ze was verbaasd me te zien. Ze was net onder de douche geweest en had een jas van badstof aan. De zalm-kleur weerspiegelde rosé op haar wangen.
  
  'De President opent maandag de nieuwe scheepswerf aan Chesapeake Bay,' zei ik terloops. 'Ga jij daar ook naar toe?'
  
  'Ja, inderdaad,' zei ze. 'Hoezo? Jij ook?'
  
  'Misschien,' zei ik met een beklemd gevoel. Ik had gehoopt dat Judy zou zeggen dat ze er niet heen zou gaan.
  
  'Waarom ga je er heen?' vroeg ik, nog steeds proberend terloops te klinken. 'Dat lijkt me toch geen onderwerp voor een damesblad.'
  
  'Daar heb je gelijk in,' zei ze. 'Normaliter gesproken niet. Maar ik ben nog steeds bezig aan die serie over senator Atkins, weet je wel? Ik bekijk zijn officiële leven van minuut tot minuut vanuit het oogpunt van een vrouw.'
  
  Keurig, hield ik mezelf voor. Keurig en redelijk en volmaakt in orde. Ik zag haar voor mijn geestesoog de gang van de Hilton uitlopen, vlak nadat het schot waarmee de minister van Defensie was vermoord,
  
  had geklonken. Het was een beeld dat ik niet weer wilde oproepen, en de begeleidende gedachte was nog verontrustender. Ik keek naar Judy, naar haar frisse, zeer Amerikaanse uiterlijk, naar de lieftalligheid van haar zwellende borsten onder de badjas. Mijn handen balden zich onwillekeurig tot vuisten toen ik vol woede aan Sonyoung dacht. Dankzij hem was het mogelijk dat dit verrukkelijke wezentje een moordenares was.
  
  'Wat is er, Nick?' vroeg ze opeens. Ik had vergeten hoe scherp haar opmerkingsvermogen was. 'Je keek me aan alsof ik iets van een andere wereld was, iets dat je nog nooit gezien had.'
  
  Ik deed het af met een lach, maar ze had gelijk. Ik had haar een ogenblik als een moordenares gezien, niet als het warme, begerenswaardige wezen dat ik kende.
  
  Ze kwam naar me toe en ging voor me staan. De badjas ging juist voldoende vaneen om me de prachtige, verlokkende lijnen van haar borsten te laten zien. Verdomme, zei ik in mezelf, als het Judy was, zou ik er op tijd achter komen en ik zou me er beroerd over voelen. Maar op dit moment was ze een uiterst begerenswaardig meisje.
  
  Ik pakte haar beet en kuste haar, drukte haar lippen met mijn tong vaneen. Mijn hand gleed in haar badjas, en de tondeldoos barstte bijna in vlammen uit.
  
  Ze hijgde en greep mijn arm, hield mijn hand stijf tegen haar borst. 'Oh, Nick ...' kreunde ze. 'Oh ... Nick, Nick.'
  
  Ik wilde mijn hand verschuiven, maar ze hield hem vast als in een klem. Ik maakte een duim los en streek er mee over haar platte, soepele tepel. Ze slaakte een kreet en wrong zich van me los, terwijl ze haar badjas dicht trok.
  
  'Je moest maar weggaan, Nick,' zei ze met trillende stem. 'Of anders buiten wachten tot ik aangekleed ben. Je bent te gevaarlijk om je zo dicht in de buurt te hebben.'
  
  'Als het zo erg is, waar wacht je dan nog op?' vroeg ik. 'Waarom ben je niet eerlijk tegenover jezelf?'
  
  'Daar heb ik mijn redenen voor,' zei ze en klemde haar kaken stevig op elkaar, op de manier die ik voor het eerst bij haar had gezien in de C-47, na de reddingsoperatie.
  
  'Hoe kwam jij zo in de gang terecht vlak nadat Henry Harlbut was doodgeschoten?' wierp ik haar toe, terwijl ik haar gespannen aankeek.
  
  Ze draaide zich om en keek me met vlammende ogen aan.
  
  'Ik was net op weg naar de grote balzaal toen het schot viel.'
  
  'De meeste mensen draaien zich om als er achter hen geschoten wordt,' zei ik.
  
  'Ik niet meer,' zei ze vinnig. 'Niet meer sinds ik het gezicht van Fillmore Benton aan flarden geschoten gezien heb. Ik wil dat niet nog eens zien. Ik heb mezelf gedwongen door te lopen.'
  
  Opnieuw een volmaakt plausibele verklaring die me niets wijzer maakte. Ik kon er niets tegenin brengen, ik kon alleen maar verder benieuwd blijven.
  
  'Ik geloof dat je maar beter weg kunt gaan,' zei ze ijzig.
  
  Ik ging een tikje beschaamd de trap af, maar ik wist dat Judy Howell een even goede kandidate voor de moordenaar was als de anderen. Terwijl ik wegreed, moest ik het feit onder ogen zien dat zij misschien de voornaamste verdachte was. Blijkbaar had Sonyoung ontdekt dat de vrouwelijke geest gemakkelijker te bewerken was omdat de meeste van zijn experimenten met meisjes had plaatsgevonden.
  
  Ik gaf gas en reed naar het huis van senator Atkins in Bethesda. De butler liet me binnen en ik trof de senator aan in een warm gemeubileerde werkkamer.
  
  Hij zag er zeer moe en gedeprimeerd uit.
  
  'Nog steeds op zoek, Carter?' vroeg hij, en poogde te glimlachen. 'Jullie geven ook nooit op, wel? Maar dat zal jullie instelling wel zijn.'
  
  'U ziet er erg moe uit, senator,' zei ik. Bijna voegde ik er aan toe: 'en gedeprimeerd,' maar dat zou misschien grof zijn. En toen zei hij het zelf.
  
  'Ik ben meer dan alleen maar vermoeid, Carter,' zei hij. 'Ik ben gedeprimeerd. Harlbuts dood heeft me erg overstuur gemaakt. De dood van Fillmore was al een tragedie en dan zo gauw nog een moord er overheen ... Carter, wat is er met de wereld aan de hand? Jij ziet nog eens wat. Zijn we allemaal gek aan het worden?'
  
  'Misschien,' zei ik. 'Misschien. Zit u nog iets anders dwars, senator?'
  
  'Ik kan niet slapen,' zei hij. 'Ik lig maar te woelen. Ik voel me alsof ik onder een verschrikkelijke wolk leef. Mijn gezin moppert dat ik er niet met mijn gedachten bij ben, en ze hebben gelijk. De dokter zegt dat het alleen maar nerveuze spanning is. God weet dat je dat in mijn werk oploopt.'
  
  Ik was het met hem eens, en we bleven nog een poosje zitten praten. Ik tastte hem voorzichtig af, maar er kwam niets tevoorschijn uit het gesprek. Er waren een heleboel dingen waar ik me mee bezig kon houden als ik mijn verbeeldingskracht op de loop liet. Maar ik had geen tijd meer voor fantasievolle theorieën. Tenzij ik tastbare feiten in handen kreeg, waardevolle feiten, kon ik niets tegen een van hen ondernemen, en tot nu toe had ik alleen maar vat op een paar strohalmpjes.
  
  Het was donker toen ik in Washington terugkwam, en ik besloot met Ferris Dickson tot de volgende ochtend, zondag, te wachten. Hij woonde met een broer in een vrijstaand huis aan de buitenkant van de stad. Ik had de broer nooit ontmoet, maar research had me verteld dat hij als televisieproducer werkte - indien hij werkte.
  
  Ferris deed de deur open. Toen hij me zag, keek hij nors.
  
  'Wat moet jij hier?' gromde hij. De knaap had een stoppelbaard en zag er onaangenaam uit. Bovendien rook hij naar drank.
  
  'Ik moet met je praten,' zei ik. 'Mag ik binnenkomen?'
  
  'Nee,' snauwde hij. 'Het is wél lef om hier te komen.'
  
  'Als je wilt maak ik er een officieel bezoek van,' zei ik rustig. 'Dan moet je wel met me praten.'
  
  Hij opende de deur. Zijn lippen vertrokken zich in een vals lachje. 'Okay, Carter,' zei hij. 'Kom binnen. Ik zal ervoor zorgen dat dit een boeiend bezoekje voor je wordt.'
  
  Ik stapte in een weelderig ingerichte zitkamer, groot en behangen met moderne etsen en litho's die contrasteerden met berenhuiden en bewerkte lampen.
  
  Hij liep naar een bar, schonk zichzelf in en bood mij nadrukkelijk niets aan. Zijn gewone hooghartigheid had plaats gemaakt voor agressiviteit. Nu keek hij me aan en snoof.
  
  'Dat jij hier komt.' Hij lachte. 'Die is mooi. Waarom probeer je mijn carrière te ruïneren, Carter?'
  
  De volkomen onverwachte vraag verbaasde me, en dat was op mijn gezicht te lezen.
  
  'Kijk niet zo,' zei Dickson. 'Ik ken jouw soort - valse, kleinzielige figuren die jaloers zijn op iedereen die het gemaakt heeft.'
  
  'Hoe probeer ik jouw carrière te ruïneren?' vroeg ik oprecht verbijsterd.
  
  'Door het doen van proeven met waarheidsserum. Daar wordt over gekletst. De mensen gaan denken dat je een leugenaar bent.'
  
  'Nonsens, Dickson,' zei ik scherp. 'Jullie hebben allemaal sodium pentothal gehad - de senator, Judy Howell en jij. Niemand is er apart voor uitgekozen.'
  
  'Jij hebt een lesje in nederigheid nodig, Carter,' zei hij, en dronk zijn glas uit. Hij was vastbesloten het op ruzie te laten aankomen. Ik had het vaker meegemaakt. Wat je ook zei, het was verkeerd. Maar ik moest het proberen.
  
  'Ik ben hier niet gekomen om ruzie te maken, Dickson,' zei ik geduldig. 'Ik wilde alleen iets van je weten.'
  
  'Je weet genoeg van mij, Carter,' zei hij. 'Ik zal je iets anders geven om over na te denken voor je me nog meer bekladt.'
  
  Hij leek me ongewoon strijdlustig. Zelfs de drank kon hem niet zo voortvarend gemaakt hebben. De oplossing liet niet lang op zich wachten. 'Fred!' riep hij opeens luidkeels. 'Hier, Fred!'
  
  Ik hoorde ergens voetstappen op een trap en Fred kwam binnen, slechts gekleed in een trainingsbroek en met in beide handen een halter. Spieren bolden op Freds hele lichaam op, het soort spieren dat je alleen maar krijgt van gewichthef- en body-building oefeningen.
  
  'Dit is de knaap waar ik je over verteld heb, Fred,' zei Dickson. 'Mijn broer en ik gaan je te grazen nemen, Carter.'
  
  Fred leek uiterlijk weinig op zijn broer, maar hij had dezelfde karakterzwakte. Ferris Dickson maskeerde zijn zwakte met snobistische arrogantie; Fred Dickson met zijn spieren. Maar ik herkende de zwakte. Ik had het al vaker meegemaakt bij van die gespierde jongens.
  
  Ze waren gevaarlijk, meestal fundamenteel sadistisch, maar als je wist wat je moest doen kwam de zwakte vanzelf naar boven. Fred Dickson glimlachte, een valse glimlach.
  
  'Ik hou niet van jongens die mijn jongste broertje pesten,' zei hij.
  
  Ik zei niets, maar was benieuwd waarom Ferris Dickson me zo graag te pakken wilde nemen. Was zijn carrière inderdaad wankel en had hij behoefte aan iemand die hij de schuld kon geven, een zondebok voor wat zijn eigen fouten waren? Of was er nog iets anders? Maakte hij gebruik van een onverwachte gelegenheid om te voorkomen dat ik morgen aanwezig zou zijn bij de opening?
  
  Wat de reden ook mocht zijn, ik begreep dat ik in moeilijkheden was. Spierbal Fred zou al meer dan voldoende zijn zonder broertje Ferris om me af te leiden. Ik besloot eerst Ferris Dickson buiten bedrijf te stellen. Het zou vals, snel en grondig moeten gebeuren.
  
  'Ik heb hier geen behoefte aan,' zei ik. 'Ik ben hier alleen gekomen om met je te praten.'
  
  'Wij hebben er wel behoefte aan,' zei Ferris Dickson vals.
  
  Ik haalde mijn schouders op, draaide me half van hem af om naar Fred te kijken die nog steeds de halters vasthield en zijn spieren losmaakte. Ik bleef een halve seconde stil staan, tolde toen op mijn linkervoet om en joeg mijn vuist in Ferris Dicksons maag. Hij zonk bijna tot zijn stuitje weg. Zijn ogen puilden uit terwijl hij dubbel sloeg. Hij probeerde te gillen, maar er kwam geen geluid. Hij viel voorover, beide handen voor zijn buik geslagen, trok zijn knieën op en bleef met van pijn vertrokken gezicht op de grond liggen kronkelen. Hij zou voorlopig niet overeind komen, wat me meer dan genoeg tijd gaf om met Fred af te rekenen ... of vice versa.
  
  De onverwachtheid van mijn uitval had Ferris Dickson volkomen overvallen en zijn grote broer razend gemaakt. Ik stond klaar voor de aanval van Fred Dickson, maar nu was het zijn beurt om met een verrassing te komen. In plaats van, zoals ik verwacht had, aan te vallen, wierp hij de twee halters naar me. Ik kon er een ontwijken, maar ze kwamen vrijwel tegelijkertijd en de tweede raakte me aan mijn voorhoofd.
  
  Mijn hoofd ontplofte, en de kamer tolde rond. Ik zag drie of vier Fred Dicksons op me afstormen, toen grepen zijn krachtige armen mijn benen. Hij tilde me op, gooide me door de lucht. Ik raakte de lange bank tegen de zijmuur van de kamer, kaatste er af en kwam op de grond terecht. Gelukkig kraakte ik niet mijn schedel op de vloer, maar kwam ik neer op een berenhuid.
  
  De kamer draaide nog rond, maar niet zo erg meer. Ik rolde om toen Fred me wilde pakken. Een zware hand sloot zich om mijn schouder, en hij trok me terug. Ik trok mijn knieën op en trapte, zodat hij uit evenwicht raakte toen hij probeerde zich op me te laten zakken.
  
  Mijn hoofd begon helderder te worden toen hij mijn rechterbeen te pakken kreeg en het begon om te draaien.
  
  Vuurpijlen van pijn schoten door mijn ruggengraat en ik moest meerollen met de druk. Hij had me weer in een klem beet, en nu hief hij me op en gooide me als een zak meel weg. Ditmaal vloog ik tegen de bar aan en mijn hoofd raakte de rand met een klap. Opnieuw zag ik sterretjes, en ik hoorde het breken van glazen en flessen.
  
  Een waterkaraf op de bar viel om en het water viel als een douche op me neer. Het had niet op een beter moment kunnen gebeuren. Mijn hoofd werd helder genoeg om te kunnen zien hoe Spierbal weer op me afstormde, maar dit keer dook ik omlaag en raakte de grond toen zijn krachtige arm over me zwaaide. Ik greep een van zijn boomstambenen en trok er aan. Hij raakte uit balans en stortte neer terwijl zijn armen wild naar mij grepen.
  
  Ik wilde niet van te dichtbij met deze zwerver vechten. Ik rolde weg en stond al toen 'hij nog op handen en knieën lag. Ik schopte naar zijn kaak, maar hij was verrassend snel. Eén enorme hand greep mijn
  
  enkel en trok. Ik viel hard op mijn rug en hij dook naar me. Maar ditmaal was ik niet verdoofd door een halter of bar. Ik ving zijn duik met mijn voet op en hoorde hem grommen toen de voet zijn borstkas raakte.
  
  Hij viel zijwaarts neer en ik was weer op de been. Hij kwam overeind, met een dun, verwachtingsvol lachje op zijn gezicht. Ditmaal kwam hij in met wilde zwaaistoten, krachtig maar traag. Ik weerde ze zonder moeite af en plaatste twee lichte stoten. Hij probeerde een geweldige rechtse hoek die ik ontweek en ik beantwoordde het met een lichte linkse. Zijn lachje werd breder en de glinstering in zijn ogen werd helderder. De slapheid van mijn stoten gaf roekeloos zelfvertrouwen. Mooi zo, dikhuidige schoft, dacht ik. Hij kwam met zwaaistoten in, er van overtuigd dat ik een zacht eitje was. Ik dacht er niet aan stoten te verkwisten aan dat goed ontwikkelde, staalharde middenrif. Ik ontweek zijn stoten en cirkelde naar rechts. Hij was er zeker van dat ik gemakkelijk uitgeschakeld kon worden, een nul was. Hij hoefde me alleen maar met een goede slag te raken. En ik was zeker van de inherente zwakte onder al die spieren.
  
  Hij stopte even om in positie te komen, liet zijn armen even zakken om de overontwikkelde trapezi-mspieren los te maken. Toen ging ik tot actie over. Mijn eerste harde stoot was een prachtige rechtse die uit volle macht een rechte lijn beschreef. Ik trof hem op de mond en het bloed spoot tussen zijn lippen uit. Ik lachte bijna om de blik van opperste schok en verbazing die over zijn gezicht gleed. Die blik bleef er niet lang, want ik volgde de rechtse op met een reeks punches.
  
  Ik liet ze hard en snel uit alle richtingen komen, hoeken, korte stoten en linkse en rechtse opstoten. Een bijzonder harde linkse hoek haalde zijn rechterwenkbrauw open en er stroomde nog meer bloed. Mijn idee was juist geweest. De spieren waren een soort vermomming. Er school geen lef achter. Als Fred Dickson gekwetst werd zoals nu gebeurde, als zijn mooie gezicht beschadigd werd zoals nu gebeurde, kromp hij ineen en probeerde zich met zijn machtige armen te beschermen. Hij vocht niet terug, deed alleen een kinderlijke poging meer pijn te ontwijken.
  
  Ik stootte een geweldige rechtse naar de ribben. Hij liet zijn arm zakken om zich te beschermen, en ik liet nog een fluitende linkse los die de al geopende wenkbrauw nog verder openhaalde. Hij viel over een stoel en dreunde op de grond.
  
  'Oh, God ... Mijn gezicht! Mijn neus!' gilde hij, toen hij het bloed op zijn handen zag. Hij kwam wankelend overeind, keek niet eens in mijn richting, en rende jammerend naar de badkamer. Ik hoorde de kraan driftig lopen. Ferris Dickson lag nog steeds opgerold op de grond zijn buik vast te houden en zwaar en pijnlijk te hijgen, maar zijn ogen waren open en keken me angstig aan. Ik stapte over hem heen en liep naar buiten. Op straat haalde ik diep adem en stapte in de auto. Ik reed langzaam terug naar mijn flat en vroeg me af wat ik deze afgelopen twee dagen te weten was gekomen. Niets om me te helpen bij wat voor de boeg lag. Eerlijk gezegd was ik dingen te weten gekomen die de zaak er alleen maar erger op maakten. Ik had minstens één, misschien twee, van de verdachten willen elimineren, een beeld willen schetsen dat me de kans gaf me op slechts één van hen te concentreren. Maar het tegenovergestelde was gebeurd.
  
  Senator Atkins kon 's nachts niet slapen. Hij had het gevoel alsof hij 'onder een verschrikkelijke wolk leefde.' Dat kon op gewone spanning duiden die door zijn werk en de gebeurtenissen was veroorzaakt. Maar het kon veel meer betekenen. Sonyoungs manuscript verwees naar 'de normale weerstand van de geest tegen beheersing.' Als de geest zich normaliter verzette tegen beheersing van buitenaf, zou de techniek van Sonyoung een verschrikkelijk innerlijk conflict kunnen oproepen terwijl de geest zich tegen opgelegde reacties verzette. Dat zou een verklaring kunnen zijn voor het vage, ongedefinieerde gevoel van senator Atkins dat hij 'onder een verschrikkelijke wolk leefde.'
  
  Judy Howell had pasklare, redelijke verklaringen voor elke ongewone handeling. Misschien had ze zichzelf, toen ik haar een paar seconden na het schot op het bal uit de gang had zien komen, inderdaad gedwongen zich niet om te draaien. Misschien. Misschien ook niet.
  
  Ferris Dickson was vastbesloten me tot moes te laten slaan. Was dat slechts persoonlijke afkeer? Of iets anders? Was het mogelijk dat hij reageerde op onderbewuste invloeden, omdat hij om de een of andere reden wist dat ik een bedreiging vormde voor het slagen van zijn geprogrammeerde reactie?
  
  Ik wist geen antwoorden. Ik wist maar één ding: dat ik geen kans had gezien een van hen te elimineren. Dat, in feite, elk van hen iets had getoond dat hen alleen maar waarschijnlijker maakte als kandidaat. Ik keek op mijn horloge en dacht aan de dag die over slechts enkele korte uren zou aanbreken.
  
  Het was niet voldoende om maar te gaan zitten afwachten om te zien wie van de drie zou opstaan om de President van de Verenigde Staten te vermoorden. Dan zou het te laat zijn. Ik moest de moordenaar vóór zien te blijven, alert zijn op het moment van de dood, het moment kennen dat hij kende. Seconden zouden van levensbelang zijn. Halve seconden konden het verschil uitmaken. Maar hoe? Was er een manier? Of was dat gevoel van onontkoombare gebeurtenissen die naar een onvermijdelijke climax oprukten gedoemd bewaarheid te worden? Hawk belde me en was niet verbaasd dat ik niets ontdekt had. Hij had ook niets nieuws.
  
  'Ik heb er over gedacht maar één ingang te laten gebruiken en iedereen die binnenging te laten screenen,' zei hij. 'Maar dat kan niet. In de eerste plaats zal hij waarschijnlijk vermomd zijn. In de tweede plaats is die nieuwe werf al maanden in gebruik - dit is alleen de officiële opening. Hij zou er nu al ergens verstopt kunnen zitten.'
  
  Ik was het met hem eens en worstelde vervolgens met zijn volgende gedachte:
  
  'Stel dat we de opening laten afgelasten, N3,' zei hij. 'Dan kan er geen moord plaatsvinden.'
  
  'Tot de volgende keer,' zei ik. 'En misschien zouden we er dan nog minder op voorbereid zijn. Dan zouden we maar zitten wachten en ons afvragen wanneer die schoft zijn menselijke robot in actie brengt.'
  
  'Je hebt gelijk, N3,' zei Hawk met tegenzin. 'We moeten het morgen aanpakken. Maar als de President wordt vermoord, nagelen ze ons aan het kruis. Tweehonderd miljoen mensen zullen het beter weten dan wij, achteraf. Kortom, we zitten op een kruitvat, N3.'
  
  Hij hing op. Er viel toch niets meer te zeggen. We zaten op een kruitvat, en er was geen twijfel aan dat het in de lucht zou vliegen. Op de een of andere manier moest ik de ontploffing zien te voorkomen.
  
  Ik schonk een glas van mijn beste cognac in en ging op de bank zitten. Denk na, verdomme, hield ik mezelf voor. Denk na zoals je nog nooit nagedacht hebt. Het was ironisch. Ik had me in alle uithoeken ter wereld uit de moeilijkheden gedacht en geknokt, en hier zat ik thuis ... zo godverdommes hulpeloos.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  De scheepswerf aan Chesapeake Bay was al bijna drie maanden in bedrijf. De officiële opening die om verschillende redenen een aantal keren was uitgesteld, zou plaatsvinden in het nieuwste bouwwerk: een enorm gesloten airconditioned droogdok waar een schip sneller dan elders ter wereld hersteld kon worden.
  
  De rest van de werf was al in bedrijf, maar het droogdok was in afwachting van de officiële opening nog niet gebruikt. Rijen vouwstoelen vulden nu het holle gebouw. Ze stonden op metalen platen die waren neergelegd om de brede, diepe rails te verbergen waarover de schepen naar het grote binnenbassin getrokken moesten worden. Het grootste deel van officieel Washington zat reeds op het verhoogde gedeelte met het sprekerspodium en het publiek vulde de stoelen en stond langs de muren.
  
  De werf was een belangrijke aanwinst van de Amerikaanse scheepsbouwindustrie, op de been geholpen door een coalitie van bankiers, bedrijfsleven en werknemersorganisaties. Hierdoor kon men rekenen op een groot publiek. De werf was die dag officieel gesloten, en de menigte was naar het in te wijden gebouw geleid, zonder over en tussen de rommel en wanorde van het werkende gedeelte te hoeven lopen: de lange ladders die tegen de in aanbouw zijnde schepen stonden, de stapels planken en palen, de kabels en verfpotten en bouwsteigers en alle andere werktuigen.
  
  De President, die vlak achter de lessenaar zou zitten, was nog niet gearriveerd toen het publiek naar de eerste sprekers zat te luisteren. Ferris Dickson zat aan de andere kant van het smalle pad tegenover de lege stoelen voor de President en zijn gezelschap. Senator Atkins zat enkele rijen achter de stoel van de President. Judy Howell had een stoel drie rijen achter Ferris Dickson, maar het was waarschijnlijk de beste plaats om de President te observeren.
  
  De man met de hond naderde het toegangshek, haalde een plaatsbewijs voor het sprekerspodium tevoorschijn en werd zorgzaam naar zijn plaats begeleid. De forse Duitse herder liep voor de man uit aan de driehoekige metalen greep en halsband van de blindengeleidehond. De man drukte zijn donkere bril vaster op zijn neus en hing zijn witte wandelstok over zijn arm terwijl hij de hond met korte, behoedzame passen volgde.
  
  Iemand die goed keek, kon zien dat de hond de blinde man niet echt scheen te leiden, meer naast dan voor hem liep, zoals de bedoeling was. Een goed waarnemer zou wellicht ook opgemerkt hebben dat de herder veel groter en sterker was dan de gebruikelijke blindengeleidehond. Maar niemand keek zo scherp en daar was ik blij om. Deze vermomming was het beste wat ik in zo korte tijd had kunnen bedenken. De donkere bril maskeerde mijn ogen en de Duitse herder was geen blindengeleidehond maar een getrainde aanvalshond die ik van het K-9 Leger Trainingscentrum in Bethesda had geleend.
  
  Een suppoost wees me via een zijpad mijn plaats, de enige die nog niet bezet was, ongeveer drie rijen achter de rijen waar Judy Howell, Dickson en senator Atkins zaten. De vrouw naast me trok haar nertsjas om zich heen toen ik ging zitten, en ik zag haar bezorgde blik. De blindengeleidehond ging rustig naast me zitten. De vrouw, een wat overmatig geklede matroneachtige figuur, zei iets tegen haar begeleider, en ze bogen zich beiden naar voren om naar de herder te kijken en goedkeurend te glimlachen.
  
  'Prachthonden,' hoorde ik de vrouw zeggen. 'Zo intelligent en lief.' Ze had natuurlijk gelijk wat de blindengeleidehond betrof. Deze herder was intelligent, maar lief was niet bepaald het juiste woord. Hij was, bad ik, mijn grote troef. Ik had Dickson, Judy en de senator vanachter mijn donkere bril gezien, maar ik wilde mijn ogen niet voortdurend van de een naar de ander laten schieten. Ik had, wat belangrijker was, die fracties van seconden nodig. Ik moest het moment waarop de moordenaar zijn of haar seintje kreeg onderkennen. Anders zou het fataal aflopen.
  
  Ik hoorde het gejuich aan de achterkant van het gebouw opstijgen, wat betekende dat de President gearriveerd was. De mensen om me heen stonden op, en ik deed het ook. De grote Duitse herder kwam ook overeind en ik voelde me gespannen. Ik aaide zijn nek met mijn hand om hem te sussen. Majoor Dennfer van het K-9 Centrum had me instructies gegeven met betrekking tot wat ik moest doen als het ogenblik was aangebroken.
  
  Ik zag de President slechts drie rijen voor me gaan zitten, daarna ging ik met de anderen weer zitten.
  
  De vrouw naast me hield mijn stoel even vast om te voorkomen dat hij zou gaan schuiven terwijl ik me liet zakken, en ik wierp haar een glimlach en een gemompeld bedankje toe. Ik wierp een blik op mijn drie kandidaat-moordenaars. Ze gingen ook weer zitten, maar Judy was iets langzamer dan de anderen, wierp een langere blik op de President.
  
  De President werd ingeleid en begon met zijn toespraak. Ieders ogen waren op hem gevestigd, ieders oren gespitst op zijn woorden ... behalve de mijne. Ik keek omlaag naar mijn trouwe blindengeleidehond. Terwijl de President sprak, wendde ik mijn blik geen seconde van de forse herder af. Hij lag roerloos aan mijn zijde, zijn kop op de voor hem uitgestrekte voorpoten. De woorden van de President waren zinloze geluiden die rond me zoemden. Mijn handpalmen waren nat van het zweet en ik veegde ze aan mijn broek af. De President had nu bijna een kwartier gesproken, en ik besefte dat hij het slot moest naderen van wat bedoeld was als een betrekkelijk korte openingsrede. Ik hield mijn ogen op de herder gevestigd, en opeens zag ik hem zijn oren alert spitsen. Zijn kop kwam omhoog en hij sprong luisterend overeind. Hij had het fluitje gehoord, het fluitje dat alleen hij en nog één ander levend wezen in die buurt konden horen, het seintje dat een van de drie mensen op het sprekerspodium tot een geprogrammeerde moordenaar zou maken.
  
  Ik keek weg van de hond, verkende de rijen stoelen voor me. Een figuur kwam overeind, bewoog zich met een zelfverzekerde, vastberaden snelheid, waarbij het zilverwitte haar onder de lampen glinsterde. Senator Atkins ging op weg naar de lessenaar en de President van de Verenigde Staten.
  
  De blinde man sprong op, rukte de donkere bril af, maakte de halsband van de hond los en wees naar de figuur die naar de lessenaar stapte, gaf het bevel om aan te vallen. Ik ving een glimp van de vrouw naast me op en haar mond hing open en haar ogen waren rond als schoteltjes terwijl ze naar de blinde man keek.
  
  De herder legde de korte afstand in drie sprongen af, net op het moment waarop de senator een .357 Magnum Colt uit zijn zak haalde. De herder, juist voor dit soort situaties getraind, sprong en liet zijn glanzende witte tanden in de arm met het pistool zinken. Het schot weerklonk in de grote ruimte, maar de kogel trof onschadelijk de grond omdat de hond de arm omlaag trok. De grote herder verstevigde zijn greep en schudde met zijn sterke nekspieren en senator Atkins viel voorover op zijn knieën. De hel brak los. De mannen van de Geheime Dienst gingen onmiddellijk tot actie over: een groepje vormde een menselijk schild rond de President, anderen renden naar de senator om hem te ontwapenen. Ik riep het laat-los commando naar de hond en onwillig grommend verslapte hij zijn greep. Onmiddellijk verspreidde zich een rode vlek over de mouw van de senator. Ik had de tijd om te zien hoe hij overeind werd getrokken, en ik zag dat zijn gezicht lijkwit en vertrokken was en ik zag de afschuw in zijn ogen - dezelfde blik van ongeloof die ik in Amy Dodds ogen had gezien. Het besef van wat hij bijna had gedaan overviel hem. Toen hij middenin zijn daad was tegengehouden, had het beheersingsmechanisme gefaald en zijn geest had zich ontladen in een explosie van herinnering en besef die er tot dan toe aan onthouden waren.
  
  Ik had gegokt - en de gok was gelukt. Als ik en de moordenaar het sein tot moord niet tegelijkertijd hadden 'gehoord,' dan zou hij een paar seconden voorsprong op me hebben gehad - en die paar seconden zouden de dood van de President van de Verenigde Staten hebben betekend.
  
  Aanvankelijk verbijsterd en geschrokken, begon de menigte nu te gonzen van opwinding, nu ze dit drama van leven en dood onder hun ogen zagen gebeuren. Ik wist dat Hawk ergens in de buurt was, en de Geheime Dienst had de zaak al onder controle. Ik draaide me om en rende door het pad naar de uitgang. Alles wat er gebeurd was, alles wat we hadden kunnen voorkomen zou voor niets zijn geweest als Sonyoung kans zag aan ons te ontkomen. Hij zou een andere geest vinden om te beheersen, een ander menselijk wezen dat voor de moordaanslag geprogrammeerd zou worden.
  
  Buiten rende ik langs de flank van het grote droogdok naar de plaats waar ik drie kleine zijdeuren had gezien. De laatste deur, het verst weg, ging open en Sonyoung kwam naar buiten. Hij keek om zich heen, bewoog zich behoedzaam, kreeg mij in het oog.
  
  Hij begon te rennen, niet snel, maar met lenige, afstand verslindende passen en hij sprong moeiteloos over kisten en stapels hout. Ik rende hem achterna waarbij ik houten bokken, ladders en kisten omzeilde of in een sprong nam. Sonyoung rende tussen de rompen van twee vrachtschepen die op het droge werden hersteld en geschilderd.
  
  Hij verdween onder de enorme schroef van een van de schepen uit het gezicht en ging schuil tussen de wirwar van ladders en kabels en stalen platen die op hun kant tegen de reusachtige romp stonden. Ik vloekte geluidloos en dook onder de schroef door. Ik bleef staan om naar zijn rennende voetstappen te luisteren, maar hoorde niets.
  
  Ik trok Wilhelmina en liep voorzichtig verder. De sluwe schoft rende niet. Hij moest zich hier ergens bevinden, proberend zich te verstoppen. Ik zag een acht meter lange ladder die naar een open zijluik in de romp van een van de schepen voerde. Als hij die ladder had beklommen, zou hij daar een poosje blijven en kon ik hem achterna gaan. Eerst wilde ik het gebied rond de twee schepen doorzoeken. Ik bewoog me behoedzaam, de Luger in de aanslag, en keek achter alle rechtop staande scheepsplaten.
  
  Ik hoorde de lange ladder niet op me neerstorten. Opeens had ik een gevoel van dreigend gevaar. Misschien voelde ik het letterlijk, een plotselinge verandering in de lucht toen de lange ladder begon te vallen. In elk geval tolde ik om en zag hem met zijn acht meter neerkomen. Door een opening tussen de sporten zag ik Sonyoung in het open zijluik staan met die beheerste, sluwe glimlach.
  
  Tussen de twee rompen waar ik me bevond was weinig ruimte om te manoeuvreren. Ik probeerde zijwaarts uit te wijken, maar ik was te laat. Ik trok mijn schouders op, spande al mijn spieren, draaide me om de slag op mijn armen en flank op te vangen. De ladder was niet alleen lang maar ook verdomd zwaar. Hij raakte me met vermorzelende kracht. De pijn flitste door mijn lichaam als een verdovende foltering, en ik viel zwaar neer met de ladder over me heen. Ik draaide mijn hoofd om en zag Sonyoung aan een touw uit het open zijluik naar beneden zwaaien en toen viel er een grauwe, halfduistere sluier voor mijn ogen.
  
  Verblind door die grauwe, flakkerende wereld, voelde ik dat er een zwaar gewicht van me getild werd toen Sonyoung de ladder wegtrok. Ik probeerde me te bewegen, mijn hoofd helder te maken, maar ik was nog steeds verdoofd. Ik voelde dat Sonyoung me Wilhelmina afnam, toen werd ik over de grond gesleept. Ik was niet buiten bewustzijn en voelde vuil en steentjes en grint langs mijn gezicht schuren. Sonyoung scheen me aan mijn been voort te trekken. De grauwheid werd donkerder en toen lichter en weer donker terwijl ik probeerde mijn volle bewustzijn terug te vinden. Toen dat lukte, was ik me bewust van een enorme zwaarte rond mijn benen.
  
  Ik opende mijn ogen en zag Sonyoung op enkele passen afstand voor me staan met Wilhelmina in zijn hand.
  
  Toen zag ik dat ik half onder de gebogen romp van een van de vrachtschepen lag. Recht boven me hing in de hoogte een houten steiger langs het schip, gelijk met het dek. Ik keek naar mijn benen en begreep waarom ik er zo'n druk op voelde. Hij had een dikke staalplaat over de onderste helft van mijn lichaam gelegd.
  
  'Ik kan je de kogel geven, Carter,' zei hij, terwijl hij op me neerkeek. 'Maar dat zou de anderen kunnen waarschuwen en ik wil zo geruisloos mogelijk vertrekken. Op deze manier hoef ik alleen maar de kabels van de steiger los te maken, en dan stort hij omlaag.'
  
  Hij hoefde het niet verder uit te tekenen. De metalen plaat zou me onbeweeglijk vastpennen terwijl hij beide handen gebruikte om de steiger los te maken.
  
  De steiger zou omlaag storten en ik zou dood gedrukt worden. De bovenste helft van mijn lichaam was vrij en ik kon mijn armen bewegen. Hugo nestelde nog steeds in de leren schede onder mijn mouw. Maar het was vrijwel onmogelijk de stiletto vanuit die positie te werpen. Misschien kon ik het mes in mijn hand laten vallen en het snel en nauwkeurig genoeg gooien eer hij me te pakken kreeg.
  
  'Je kunt het niet winnen, Sonyoung,' zei ik, om tijd te winnen. Mijn kalme zelfverzekerdheid prikkelde hem en hij fronste. Toen verspreidde de beheerste, trage glimlach zich weer over zijn gezicht.
  
  'Ik heb al gewonnen, Carter,' zei hij. 'Je hebt de feitelijke moordenaar van je President tegengehouden, maar dat is betrekkelijk onbelangrijk. Wat mijn bedoelingen betreft, heeft die aanslag toch plaatsgevonden. Zij die mijn werk hebben gevolgd zullen uit de krantenkoppen en de nieuwsberichten vernemen wat er gebeurd is. Zij zullen weten hoe ver mijn werk in de beheersing van de geest strekt.'
  
  'Wie zijn die toekijkers dan wel?' vroeg ik.
  
  Hij haalde zijn schouders op. 'Het maakt weinig uit of jij dat weet,' zei hij. 'In de eerste plaats mijn eigen mensen van de Vietcong. De vertegenwoordigers van de volksrepubliek China in de tweede plaats. Ik, Samuel Sonyoung, heb met succes een nieuw wapen gedemonstreerd. Zoals de militairen een nieuw strijdwapen beproeven, is dit een proef geweest van een nieuw wapen in de strijd om de menselijke geest. Wij mikken op de volkomen geprogrammeerde geest, de geest die zo beheerst is dat hij alles doet waar hij voor geprogrammeerd is.'
  
  'En dat heb je om een of andere idealistische reden gedaan,' zei ik zwaar sarcastisch, terwijl ik radeloos om me heen keek en Sonyoung verder ging.
  
  'Niet echt,' zei hij. 'Het is een onderwerp dat me al sinds mijn jeugd gefascineerd heeft. De techniek er van is mijn geheim. Ik verwacht dat ik nu een fabelachtige prijs voor mijn diensten kan bedingen. Denk je ook niet?'
  
  Hij lachte, een kort, soepel geluid van tevredenheid. Maar misschien, heel misschien, lachte hij een tikje te vroeg. Onder de romp, op centimeters van mijn vingertoppen, zag ik iets - een vierkant metalen voorwerp met een tuit aan het eind, een acetyleenbrander die daar door een arbeider was achtergelaten. Sonyoung moest dichterbij komen om de kabels van de steiger los te maken. Het was een kleine kans, maar een betere dan wanneer ik probeerde Hugo uit mijn liggende positie te werpen.
  
  Ik wachtte en keek. Sonyoung legde de Luger niet neer. Hij hield hem in zijn handpalm terwijl hij naar de kabel stapte die rond een pijler in de grond was geknoopt. Hij moest zijn blik van me afwenden terwijl hij de kabel losmaakte. Ik draaide me, legde mijn hand om de greep van de acetyleenbrander en bracht hem naar me toe, drukte een, twee keer op de startknop.
  
  Sonyoung keek naar me, zag de brander, wilde achteruit deinzen - maar hij was te laat. De withete vlam schoot uit en trof de hand met het pistool. Hij gilde van pijn en de Luger viel op de grond. Terwijl hij achteruit wankelend tegen de pijler liep, draaide hij zich half om en drukte zijn geschroeide hand tegen zijn lichaam. Hij was nu buiten bereik van de vlam. Ik legde de brander neer, zag kans de staalplaat voldoende op te tillen om er onderuit te wriggelen en trok mijn benen los.
  
  Ze waren enigszins verdoofd door het gewicht, en ik moest op handen en knieën blijven liggen om het bloed weer te laten stromen. Sonyoung draaide zich om en zijn gezicht was een masker van kille woede. Hij trapte naar me, niet een gewone trap maar het soort dat iemand uitdeelt die geleerd heeft zijn voeten te gebruiken zoals een bokser zijn handen gebruikt. Ik draaide me af en ving de schop op de zijkant van mijn hoofd op. Niettemin viel ik voorover. Sonyoung dook naar de Luger en schoot van vlakbij op me. Maar het pistool maakte geen geluid en hij keek er vol afkeer naar. De vlam van de acetyleenbrander had in dat korte, withete ogenblik het afvuurmechanisme dicht gesoldeerd. Hij wierp het pistool naar me en rende weg.
  
  Hij rende langs de andere kant van de scheepsromp. Ik had nu weer genoeg gevoel in mijn benen en besloot langs de andere kant te lopen om hem op te vangen. Ik bereikte de boeg van het schip op hetzelfde moment als hij. Ik dook naar hem en toen hij zich omdraaide, zag ik dat hij een zware Stillson-schroefsleutel met een lange handgreep had opgeraapt.
  
  Het was te laat om mijn duik af te breken, maar ik wentelde mijn lichaam en trok een schouder op toen hij de zware sleutel met een korte, hakkende boog omlaag bracht. Een verlammende pijn flitste door mijn schouder en mijn linkerarm was opeens geheel gevoelloos. Ik kwam voor zijn voeten neer, draaide me om en bracht mijn benen tussen de zijne omhoog en trok. Hij sloeg achterover, maar bleef de sleutel vastklemmen. Misschien zag hij kans zijn eigen techniek van beheersing van de geest op zichzelf toe te passen, want zijn bloedende, met blaren bedekte hand scheen hem niet te hinderen.
  
  Hugo lag in mijn hand en ik stak hem in de arm toen hij probeerde de sleutel omhoog te brengen. Hij kreunde van de pijn en de zware sleutel viel uit zijn hand. Ik trok de stiletto uit zijn arm, maakte een voorwaartse steekbeweging. Hij kreeg zijn hand juist op tijd omhoog om te voorkomen dat het lemmet in zijn buik zou zinken.
  
  De voorwaartse stootbeweging, uit alle macht ingezet, haalde me uit balans. Hugo stak door zijn handpalm en kwam er aan de andere kant uit. Sonyoung bracht zijn knie omhoog en duwde en draaide tegelijkertijd, zodat ik zijwaarts viel. Ik verloor mijn greep op de stiletto, en terwijl ik me omdraaide, zag ik dat Sonyoung het lemmet uit zijn hand trok. Hij sprong met het mes op me toe, viel naar me uit. Ik ontweek het fluitende lemmet en krabbelde overeind. Hij cirkelde om me heen, met Hugo in zijn gewonde hand, en ik zag de pijn op zijn gezicht, vermengd met woede en haat. Zoals ik al vermoed had toen ik hem de eerste keer door de kamer in zijn appartement zag lopen, kende Sonyoung judo en karate. Zijn bewegingen waren snel en beheerst.
  
  Ik deinsde achteruit, week uit naar links en dan naar rechts om me naar zijn schijnbewegingen en stoten te voegen. Opeens viel hij uit, en ik moest achteruit springen. Mijn voeten raakten iets en ik viel ruggelings achterover. Ik had een half dozijn geopende verfpotten geraakt. Ik lag er op mijn knieën naast en zag Sonyoung op me afkomen met een overwinningsgloed in zijn kleine oogjes.
  
  Ik reep een van de verfpotten en smeet hem de inhoud in het gezicht. Hij kokhalsde toen de dikke, zwarte scheepsverf over zijn gezicht stroomde. Hij klauwde naar zijn ogen en zag er uit als een schepsel uit een science-fictionfilm. Ik joeg een harde rechtse naar zijn maag en hij struikelde dubbel gevouwen achteruit. Ik liet hem volgen door een rechtse hoek waar ik al mijn kracht in legde. De stoot trof zijn kaak en als uit een katapult geschoten vloog hij achteruit. Zijn lichaam tolde om door de kracht van de slag en hij ramde de boeg van het schip. Hij gleed op de grond, kwam wankelend overeind en begon weer te rennen.
  
  Sonyoung vocht nu met de kracht die wanhoop en drang tot zelfbehoud hem gaven. Ik zag hem blindelings, half struikelend rennen, terwijl hij in zijn ogen veegde en met één hand steun zocht aan de flank van het schip.
  
  Ik bereikte hem toen hij bij de achtersteven was, draaide hem om en tilde hem met een enorme rechtse zwaaistoot van de grond.
  
  Zijn lichaam vloog achterwaarts door de lucht, draaide midden in de lucht om en kwam neer op de schroef van het schip. Hij bleef daar grotesk een ogenblik hangen, viel toen op de grond. Ik ging naar hem toe. Hij was dood, zijn nek was gebroken toen hij op de scherpe kant van de schroef viel.
  
  Ik bleef even staan en haalde heel diep adem. De wereld wist het niet, maar de mensheid had op het laatste ogenblik uitstel van executie gekregen. Hoe lang dat uitstel zou duren, wist ik niet. Er zouden andere Sonyoungs komen, gefascineerd door het vooruitzicht de geest van andere mensen te kunnen beheersen. Misschien zouden we tegen die tijd de wezenlijke waarde onderkennen van de onafhankelijke geest. Misschien zouden we tegen die tijd geleerd hebben met elkaar te leven. Ik wist het niet. Het enige dat ik wist was dat de verschrikkelijke, duistere technieken die een man had ontwikkeld, met hem waren gestorven en dat de wereld er beter aan toe zou zijn.
  
  Ik verliet de scheepswerf door een zij-uitgang, nadat ik het hek van binnen had geopend. Ik wilde naar huis om een lekker, louterend bad te nemen.
  
  Hawk belde me later die dag op. De losse eindjes waren zonder verdere problemen aan elkaar geknoopt. Ferris Dickson, was Hawk te weten gekomen, had inderdaad een probleem met zijn carrière en een moeizame relatie met de senator gehad. Senator Atkins was in afzondering met zijn gezin, onder een soort huisarrest.
  
  'De man is uiteraard helemaal kapot, Nick,' zei Hawk tegen me. 'De hele zaak is een verdomde smeerboel. Hij heeft twee mensen vermoord, maar is hij werkelijk een moordenaar? Hij heeft het gedaan onder de invloed van iemand anders. Het was niet echt Atkins die de moorden pleegde. Wettelijk zou hij tijdelijk ontoerekenbaar verklaard kunnen worden. Maar er is natuurlijk een enorme publieke druk om hem te straffen.'
  
  Het was ongetwijfeld een smeerboel. Ik hing op, verkleedde me en reed de stad in. Judy Howell deed open toen ik had aangeklopt. Ze droeg een wit truitje en een geruite rok, en ze zag er zo fris en schoon uit als maar mogelijk was.
  
  'Ik had je verwacht,' zei ze, en haar donkere ogen keken in de mijne.
  
  'Ik heb een exclusief verhaal voor je,' zei ik. 'Schenk me wat in terwijl ik het je vertel. Wil je aantekeningen maken?'
  
  'Ik luister wel,' zei ze. 'Dan gaat het ook.'
  
  Terwijl we iets dronken, vertelde ik haar het hele verhaal. Ze was ernstig, glimlachte niet toen ik uitgesproken was.
  
  'Ik zal het gebruiken,' zei ze. 'Het grootste deel, tenminste. Maar eigenlijk zou ik het niet willen gebruiken. Er is zo iets griezeligs aan. Ik heb hier de hele dag aan de senator zitten denken. Wat een tragedie! Wat een ontzettende rottoestand.'
  
  Ze zette haar glas neer en kwam naar me toe. 'Ik wil het vergeten, een poosje, tenminste, Nick,' zei ze. 'Ik heb iets exclusiefs voor jou.'
  
  Haar armen lagen rond mijn nek en haar lippen drukten tegen de mijne. Haar tong cirkelde, drong op, tastte als met een eigen leven in mijn mond. Ze pakte mijn hand en trok hem onder haar trui tegen haar zwoegende borst.
  
  'Oh, God, Nick ... neem me, neem me,' murmelde ze. Ik hield mijn hand tegen de warme zachtheid van haar borst terwijl ik op haar neerkeek.
  
  'Waarom nu?' vroeg ik. 'Waarom heb je je hiervoor steeds teruggetrokken. Waarom ben ik nu een van de "speciale mensen"?'
  
  'Omdat ik wist dat je me ergens van verdacht,' zei ze. 'Ik wist niet wat het was, maar ik voelde het. Ik zou niet geweten hebben of het, als ik met je naar bed was gegaan, niet een andere manier zou zijn geweest om me uit te horen.'
  
  'Ik verdenk je nog steeds,' zei ik.
  
  Ze fronste en deinsde achteruit, en haar ogen fonkelden onmiddellijk op de manier die ik van haar had leren kennen. 'Waarvan?' snauwde ze.
  
  'Ik verdenk je er van een verdomd hartstochtelijke vrouw te zijn,' zei ik grinnikend.
  
  Haar lippen gingen vaneen en ze wierp zich op me. Ze trok haar truitje omhoog, maakte haar beha los en duwde haar gretige borsten in mijn handen. Ik streelde de warme, soepele huid en ze murmelde onverstaanbare dingen en deed haar ogen dicht.
  
  Ik tilde haar op en droeg haar naar de slaapkamer. Naakt was ze magnifiek, met een vol en rond en stevig lichaam. Mijn tong trok zachte sporen rond haar tepels en de rosé knopjes staken verlangend het kopje op. Haar handen vonden me en ze slaakte een kreet van extase. Judy had gewacht en de hele tijd had ze verlangd, en het verlangen kwam nu tot uitbarsting als een zonnestraal. Ze gaf zich met blijde overgave aan me, met een bijna kinderlijke vreugde over haar ontdekkingen, waarbij ze met haar handen over mijn lichaam streek en me met haar lippen verkende. Ze was een gretige ontdekkingsreizigster, die genoot van haar ontdekkingen en zich door haar puur sensuele genot liet leiden. Toen ik in haar schoof, slaakte ze een kreet van vreugde, omklemde me met haar sterke, jonge armen en vroeg om meer en fluisterde woordjes die meer geluidjes waren dan iets anders. Tenslotte steeg er een enorme kreet in haar op en ze rilde en haar hele lichaam beefde.
  
  'Nick, Nick,' hijgde ze toen ik naast haar lag. 'Blijf vannacht bij me.'
  
  'Daar had ik op gerekend,' zei ik. 'En weet je? Mijn verdenking was juist.'
  
  Ze glimlachte, een wijze, zeer vrouwelijke glimlach, en haar handen zochten mijn lichaam weer. We vielen in eikaars armen in slaap. Diep in de nacht voelde ik haar bewegen. Ik werd wakker en zag dat ze over me leunde, haar lichaam over het mijne liet glijden. Ze verschoof zo dat haar borsten voor mijn mond kwamen. Terwijl ik haar lieflijke lippen met de mijne vond, beefde ze, en we gingen in de duistere uren van de nacht in elkaar op, langzaam en plezierig, we genoten van ieder moment en iedere handeling. De dageraad stond voor het raam toen we weer in slaap vielen.
  
  De deurbel wekte ons. Judy trok een badjas aan, de rosé van badstof die ik al gezien had, en ging naar de deur. Het was een speciale koerier met een brief, en ze bracht hem gespannen naar me toe.
  
  'Dat komt van de senator,' zei ze met trillende stem. 'Ik ken zijn handschrift. We hebben elkaar goed leren kennen omdat we elkaar elke dag zagen toen ik met die serie bezig was. Ik ... ik was erg op hem gesteld geraakt en hij zei vaak dat hij het prettig een scherpe bocht doorgingen, zag ik de auto van de senator met zijn officiële embleem op de achterkant juist langs de weg stoppen. Vlak daarna begon weer een scherpe bocht. Langs de weg liep de helling loodrecht af.
  
  'Blijf zitten,' zei ik, en stapte uit de auto. Ik rende de bocht door. Senator Atkins stond aan de rand van de klip, en keek in mijn richting; hij had de auto moeten horen aankomen. Nu stak hij groetend een hand op en stapte in het niets. Ik bleef een ogenblik roerloos staan, draaide me toen om en liep terug naar de auto. Judy las op mijn gezicht wat er was gebeurd. Ze slaakte een gefolterde kreet.
  
  'Laten we naar huis gaan,' zei ik, toen ze zich in mijn armen wierp en haar hoofd op mijn schouder liet rusten. 'We hebben het Amerikaanse volk een verhaal te vertellen, met een boodschap van een senator van de Verenigde Staten.'
  
  
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  Ze waren wandelende, denkende menselijke tijdbommen, unieke killers, die geen spoor nalieten als het karwei was opgeknapt. Ze waren zorgvuldig gekozen voor hun opdracht, iedere super-patriot stond boven elke verdenking.
  
  Nu staan zij op het punt Washington binnen te dringen en de president te elimineren.
  
  Nick Carter moet ze buiten gevecht stellen en als het mogelijk is, het mechanisme vernielen waarmee de hersenspoelingen plaatsvinden ...
  
  
  
  Nick Carter, topagent van AXE, Amerika's supergeheime inlichtingenorganisatie, die alleen orders ontvangt van de Nationale Veiligheidsraad, de minister van defensie en de president zelf.
  
  Nick Carter, een man met twee gezichten, beminnelijk ... en meedogenloos; onder collega's bekend als 'Killmaster'.
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список

Кожевенное мастерство | Сайт "Художники" | Доска об'явлений "Книги"