Carter Nick : другие произведения.

Spion in Saigon

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:
Школа кожевенного мастерства: сумки, ремни своими руками
 Ваша оценка:

  D18
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  Spion in Saigon
  
  
  
  
  
  Born N.V. Uitgeversmaatschappij Assen / Amsterdam / Rotterdam
  
  
  
  Oorspronkelijke Titel: Saigon
  
  No 1964 By The Conde Nast Publications, Inc.
  
  Nederlands van: R. Schimmelpenninck
  
  Omslagfoto: Lemaire & Wennink
  
  Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  
  
  No 1966, 1968 (2e druk) By Born N.V.
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  Born Paperbacks en Born Pockets zijn uitgaven van Bom N.V. Uitgeversmaatschappij, Assen / Amsterdam / Rotterdam
  
  
  
  
  
  1. De dood en de engel.
  
  
  
  
  De blauwgroene hemel van Vietnam scheen stralend over een landschap dat in schoonheid aan een ansichtkaart deed denken, en over ware verschrikking. Rijstvelden stijgen langzaam, in glooiende terrassen naar boven, langs de heuvels aan de voet van de berger die grenzen aan de La Farge plantage in het door de communisten bezette Noord-Vietnam.
  
  Naar het zuiden glooien de beboste heuvels naar prachtige steden toe en naar zachte zandstranden die zich als een reusachtig vast tapijt tot aan de Zuid-Chinese Zee uitstrekken. Landinwaarts, maar toch een diepe inham van de zee omsluitend, ligt de hoofdstad en havenstad Saigon... vier uur en vijftien minuten door de lucht vanuit Manilla en twee en een half uur van Singapore, en lichtjaren weg van de La Farge plantage aan de noordelijke kant van de scheidingslijn. Madame La Farge legde zich op haar rug onder de blakende augustuszon en dacht er over na. De hitte en de grote afstand naar Saigon hoorden tot de weinige dingen waar ze nog over kon nadenken.
  
  Een uitstapje naar Saigon zou Claire La Farge eens hebben kunnen volbrengen met een reeks bochten van honderd kilometer per uur langs de verbeterde verkeerswegen en duizelingwekkende kurkentrekkerpassen met haar op bestelling gebouwde Royal Roadster sportwagen. Eens, maar nu niet meer. Madame La Farge was in feite gevangene in haar eigen kasteel tussen de heuvels.
  
  In de eerste plaats was de sportwagen niet meer van haar. Ho Van Minh had zijn al bejaarde schoonheid bewonderd en hem gevorderd als stafauto voor zichzelf. Verder had Madame opdracht gekregen haar bewegingen te beperken. En tenslotte kon ze, zelfs aannemend dat ze vrijheid van beweging had gehad, geen goede reden bedenken om langs 's heren wegen te suizen, over de verwarrende demarcatielijn die getrokken werd tussen het noorden en het zuiden. Vietnam is er tegenwoordig het land niet naar om onnodige uitstapjes te maken. Zelfs in de vriendelijke zuidelijke bergen, waar jagers op groot wild de dichte wouden doorkruisen op zoek naar luipaarden, tijgers en wilde zwijnen, kan men het gevaarlijkste van alle Vietnamese wezens vinden: de Viet Cong guerrilla.
  
  Madame Claire La Farge reisde dus niet meer.
  
  En toch was ze geen gewone vrouw. Niemand verwachtte dat een mooie Franse vrouw gewoon was, en Madame maakte daarop geen uitzondering. Ze was weduwe, adembenemend mooi; eens 'n toegewijde jonge vrouw met geen andere gedachte dan stilletjes haar knappe man te aanbidden, en nu een keiharde zakenvrouw die Paul's plantage met vaste hand maar zonder dwang beheerde. De ontelbare die haar hielpen om de rijkste velden van het gebied in stand te houden, keken met liefde en eerbied naar haar op. Wanneer zij haar 'de Engel' noemden, zoals ze bijna zonder uitzondering deden, brachten zij eerbetoon niet alleen aan haar schoonheid maar ook aan de gewetensvolle eerlijkheid en oprechtheid waardoor Paul La Farge - bijna twintig jaar voor deze wrede augustusdag - zich tot haar voelde aangetrokken.
  
  Claire draaide zich om in de zon. Er zijn twee jaargetijden in Vietnam, en allebei zijn ze zomer. De ene is droog en de andere is nat. De zon scheen na dertien dagen tropische stortregens. Op de plantage ging alles zo goed als men maar kon verwachten. Er was helemaal niets te doen, en niets nieuws in het vooruitzicht behalve de zon.
  
  Madame La Farge nam haar zonnebad dus naakt. Niet om wellustig te zijn en zeker niet om de bedienden te choqueren. Alleen maar om de zon uit te buiten en zoveel mogelijk op haar gemak te zijn. Haar lichaam, uitgestrekt op Paul's eigen versie van een elegante, comfortabele patiohangmat, was lang, bronskleurig en overvloedig gegolfd. Zelfs in haar exquise naaktheid zag ze er onmiskenbaar Frans uit. Madame Claire La Farge was eigenlijk de zuivere belichaming van de Franse vrouwelijkheid op haar best, een tot verrukkelijk vlees geworden romantische droom.
  
  Zelfs nu, terwijl haar borsten als 'n tweetoppige heuvel naar de brandende zon oprezen in een land dat zo ver van Frankrijk aflag, scheen ze dat 'eeuwig Franse' te hebben. Haar kortgeknipte zwarte haar golfde terug vanaf een klassiek voorhoofd. Een slanke neus met delicaat gevormde neusgaten vormde een afscheiding tussen de hoge jukbeenderen, die op gereserveerdheid zouden moeten duiden, maar die aanduiding werd tenietgedaan door de volle, sensuele mond - een mond die nu weinig aanleiding vond zich tot een lach te laten plooien - maar die destijds van lachen had geweten. Ze lag daar als een zongodin, ingesloten door de lage stenen muur die langs het zuidelijke deel van de patio liep en die in het verre verleden door de bedienden was gebouwd, toen de plantage, en Madame, nog erg jong waren. Maar de muur bood slechts weinig bescherming tegen wat er zou kunnen komen. Hij was gebouwd als verfraaiing, een lage afscheiding tussen de velden en het privé-leven van de La Farges. Paul was de enige bescherming geweest die ze ooit had nodig gehad.
  
  Nu, met haar 36 jaar, had Madame niets om haar te beschermen dan een kamerscherm en de oude .45 legerrevolver die losjes tussen de kussens van de hangmat was gestopt. Paul La Farge, de knappe, lachende durfal uit de oorlogsjaren en de Franse Inlichtingendienst, was al tien wrede en lege jaren dood. Zijn codenaam was La petite fleur geweest. La petite fleur! Ze kon nog glimlachen als ze er aan dacht - die lachwekkend tere aanduiding voor een man van enorme spierkracht, goed geoefend in elke fase van de oorlogvoering van man-tegen-man en ijzingwekkend genadeloos in zijn onderhandelingen met de vijand.
  
  Maar warm en lief voor haar ... sterk, warm, lief, hartstochtelijk ... een herinnering aan kracht en beminnelijkheid, liefde en plezier ...
  
  Hij had haar in Hanoi ontmoet, aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, had haar het hof gemaakt en haar gekregen ofschoon ze meer dan tien jaar jonger was dan hij en omringd door naar haar gunsten snakkende jonge minnaars. Toen had hij haar meegenomen naar de plantage die al een halve eeuw in het bezit van zijn familie was geweest en aan hem in beheer was gegeven. En hij beheerde die goed, zoals hij alles goed deed, maar hij had een andere en belangrijkere taak te verrichten. Hij was nog steeds La petite fleur van de Franse Inlichtingendienst. En de Fransen vochten een bittere strijd om te verhoeden dat de communisten de macht zouden krijgen in Vietnam. Nu waren ze het noorden kwijt. En Paul ook.
  
  La petite fleur had acht lange, gevaarlijke jaren zijn spionagewerk verricht voor de Franse regering. Herhaaldelijk had hij de dood in de ogen gezien, en even vaak was hij tussen de vingers van zijn vijand doorgeglipt om terug te keren naar Claire en de plantage. Tenslotte, slechts enkele weken voor het bloedbad van Dien Bien Phoe, hadden zijn meerderen hem opdracht gegeven zich een tijdje rustig te houden, een onschuldige Franse planter te zijn en verder niets, tot er nieuwe opdrachten kwamen. Hij verfoeide de gedachte aan nietsdoen, maar Claire was opgelucht. Ze moesten een tijdje samen zijn, een korte adempauze.
  
  Toen doorkliefde de kogel van de moordenaar het donker van de Vietnamese nacht.
  
  Claire La Farge was weduwe op een leeftijd dat vrouwen het hardst hun mannen nodig hebben om ze lief te hebben.
  
  Nu had ze slechts de plantage en haar herinneringen aan Paul en zijn grote liefde. Slechts hitte, regen, rijst en thee om haar gedachten mee bezig te houden. Ze bewoog zich weer in de zon en zuchtte. Dat was niet helemaal waar. Ze had nog andere dingen om aan te denken. De mensen die op haar land werkten, bijvoorbeeld. Ze hadden haar nodig. Zonder haar leiding zouden de velden van La Farge binnen een paar campagnes een onproductieve woestenij zijn. Ze was voor een keus gesteld.
  
  'Er uit en wegblijven. Laat je arbeiders maar voor zichzelf zorgen.'
  
  'Blijf hier. Laat ze hun werk houden. Het huis is van jou, en het voedsel dat je nodig hebt. Maar de rest is van ons.' Zo eindigde de toespraak door de Noord-Vietnamese generaal Ho Van Minh.
  
  Ze was dus gebleven. In Paul's huis. Maar in feite was zelfs de plantage niet meer van haar. De tijd ging gestaag verder, nergens naar toe, en hij nam haar jeugd met zich mee. Hij gaf haar weinig om over na te denken dan de hitte, de rijst, de regen, de thee, haar plantage-arbeiders, de opbrengst die de vijand zou gaan voeden, de verschrikkelijke toestand van het Vietnamese geschil dat dreigde de wereld in de slachting van een derde wereldoorlog te storten.
  
  Claire vloekte in zichzelf. Niets om over na te denken! Ze had de hele wereld zélf om over na te denken, en ze lag hier als een klomp klei, nutteloos. In haar binnenste brandde een gevoel van mislukking, even heet als de zon. En het brandde uit zichzelf op in een plotselinge gloed. Ze was rusteloos, dat was alles. Misschien kon ze Minh overhalen haar naar Saigon te laten gaan voor nieuwe voorraden. Ze had het rad eigenlijk al in beweging gezet door hem een boodschap te sturen. De reis zou haar goed doen. Afgezien daarvan was er helemaal niets dat zij aan de toestand in de wereld en de bedreiging van het communisme kon doen. Nu Paul er niet meer was, kwam het er niet meer op aan. Niets kwam er meer op aan. De zon scheen fel en stuurde zijn stralen als de vingers van een minnaar over de warme welvingen van Madame's languit gestrekte lichaam op de onbeweeglijke hangmat. Ze hield haar ogen gesloten tegen de gloed, hoewel een donkere zonnebril met een door juwelen bezet montuur ze beschermde. De verzengende golven van benauwde atmosferische druk hielden haar in hun gloeiend hete macht. Haar lichaam trilde even, door een gevoel van liefde en bijna vergeten hartstocht. Hoe graag zou ze weer eens een man vinden zoals Paul, die kon zorgen dat ze zich voelde zoals nu onder de liefkozing van de zon ...
  
  De lange schaduw die achter het scherm over de patio viel, zag ze niet, maar ze hoorde de zachte voetstappen die voorzichtig de stilte verbraken. Ze verroerde zich niet, en evenmin strekte haar hand zich uit naar de .45.
  
  'Ja Saito?'
  
  Ze kende het geluid van zijn voetstap, de lichte, katachtige tred van de reus die met Paul was samen geweest sinds ze in '41 het Japanse vasteland waren ontvlucht om te vechten tegen de oorlogophitsers onder zijn eigen volk. Na de Franse ineenstorting van 1954 was hij bij Claire in dienst gebleven. Men gelooft dat hij de eerste was die haar 'de Engel' noemde en een levende legende deed ontstaan.
  
  'Mevrouw, er komt geen vrijgeleide naar Saigon voor u. De generaal is niet in een stemming om u die gunst te verlenen. En ik smeek u niet te proberen de reis op een andere manier te ondernemen.'
  
  Er klonk bezorgdheid in de zachte, vriendelijke stem van de voorman. Madame, die gauw de verlangens en behoeften in haar mensen aanvoelde, en altijd bereid was haar dankbaarheid te tonen voor hun nooit aflatende zorg voor haar welzijn, ging uit vriendelijkheid tegenover Saito rechtop zitten en gaf hem haar volle aandacht. Hij kon haar niet zien van achter het scherm, maar hij kon elke beweging die zij maakte horen en hij wist dat ze rechtop zat om naar hem te luisteren. Hij wist ook dat ze naakt was. Maar hij deed geen poging om om het scherm heen te kijken en zij dacht er niet aan haar hand uit te strekken naar de zijden peignoir. Saito, haar voorman en vertrouwde huisknecht, kreeg het allergrootste compliment: haar zekerheid dat haar deugdzaamheid, haar diepste wezen, veilig waren wanneer hij in de nabijheid was. 'Dus de generaal is lastig,' zei ze, zonder verbazing. 'Maar je bent bezorgd, Saito. Waarom?'
  
  'Er zijn moeilijkheden in het land.'
  
  'Er zijn altijd moeilijkheden in het land. Wat zit je zo dwars vandaag ... de generaal?'
  
  Ondanks haar Franse intonatie klonk het Vietnamees van Madame oprecht en duidelijk. Ofschoon Saito haar moedertaal, het Frans, en ook Engels verstond, scheen het haar altijd natuurlijker om de landstaal te spreken.
  
  'Niet alleen de kleine generaal.' Saito's stem liet iets van minachting horen. Hij had op het eerste gezicht een hekel aan Ho Van Minh gehad en hij had nog geen aanleiding gevonden om van gedachten te veranderen. 'Er is iets dat hem zó kwaad heeft gemaakt dat hij absoluut weigert mevrouw ook maar een stap van de plantage af te laten zetten. Hij durfde zelfs met strafmaatregelen dreigen als u hem ongehoorzaam zou zijn.'
  
  'Zo,' mompelde ze bedachtzaam. 'En wat heb je nu voor belangrijk nieuws voor me?'
  
  'Dat hij het deze keer meent, Madame. Er zijn de laatste tijd bombardementen en verschillende gevechten geweest die niet naar zijn zin gingen. En het staat vast dat het nu nog gevaarlijker is dan eerst om zich in de voorste linies te wagen. De hemel wordt bedekt door vliegtuigen die manschappen uitstrooien als zaad op de velden en er zijn dodelijke hinderlagen op alle wegen. En uit Saigon komt het bericht dat er nog meer demonstraties komen, nog meer bommen. Communistische zwijnen en ander getekend ongedierte zullen weer rondwaren en moorden. Word niet ongeduldig, mevrouw, ik smeek het u. De reis is onmogelijk.'
  
  Ze begreep dat hij bezorgd was. Het was waar dat ze koppig was, en meer dan eens had ze de generaal getrotseerd. Maar zelfs dat had nu geen zin meer.
  
  'Maak je niet ongerust, Saito. Ik zal blijven waar ik ben.'
  
  'Dat is goed, mevrouw. Wilt u de generaal toch nog spreken?'
  
  Ze keek naar het scherm alsof ze Saito er achter kon zien staan. Voor haar geestesoog zag ze hem, volkomen het tegenbeeld van een Japanner - veel te groot, veel te westers in zijn uiterlijk. Hij was 'n kleine twee meter lang en nogal lomp gebouwd; zijn enorme armen bungelden aapachtig aan zijn schouders. Hij was zwarte bander en bezat ook talloze andere graden in judo, kendo en karate. Niemand was Saito ooit de baas geweest. En dat zou ook nooit iemand zijn, behalve de vrouw van zijn overleden meester. Ondanks zijn indrukwekkende gestalte was hij een klein jongetje als het om Claire La Farge ging.
  
  'Nee Saito. Ik zal de druk bezette generaal niet lastig vallen. Ik heb er geen belang bij de 17 de breedtegraad te passeren als dat zoveel last en moeite betekent. Wat maakt het tenslotte eigenlijk uit? Nee, ik zal hier blijven en niemand ontvangen, ik zal alleen maar de Vrouwe van de Plantage zijn.' Haar stem dreef de spot met haar woorden, want niemand beter dan zij wist dat de Vrouwe een hulpeloze gevangene was.
  
  Saito maakte achter het scherm een buiging. 'Mevrouw toont zich, zoals altijd, zeer verstandig.'
  
  Ze lachte. Ook zijn stem klonk een beetje spottend. Ze wisten allebei dat zij zich niet altijd verstandig toonde. Maar er lag geen gebrek aan eerbied in zijn vage spot.
  
  'Is The Times of Vietnam er al, Saito?'
  
  'Binnen het uur, mevrouw.'
  
  'Breng hem mij als hij komt. Met een glas rietsuiker met sinaasappel. Dat is alles, Saito.'
  
  Ze wist dat hij buigend de patio overstak, zelfs al wist hij dat zij deze uiting van beleefdheid niet kon zien. 't Was een hele troost, dacht ze, dat ze deze reus aan haar zijde had staan. Maar hij was niet wat een echtgenoot was, helemaal niet wat een sterke, liefhebbende echtgenoot was... Madame La Farge verdreef resoluut haar gedachten en deed haar best om in slaap te vallen. De zon zou wel helpen. Zijn warme stralen zouden haar naaktheid beroeren, zouden haar als in de omarming van een minnaar houden en alle vechtlust uit haar doen wegstromen.
  
  De zon hielp inderdaad. Ze dommelde 'n beetje.
  
  Op de een of andere manier voelde ze dat de schaduw over haar lichaam viel, nog voor ze het geluid hoorde. Het was later. Ze wist niet hoevéél later, maar aan de stand van de zon zag ze dat het minder was dan het uur dat ze op Saito had zullen wachten. En ze hoorde aan de voetstap dat de schaduw niet die van Saito was; dat dit iemand was die voor het eerst over de drempel van de La Farges stapte. Ze opende langzaam haar ogen, en deze keer stak ze wel haar hand uit naar haar peignoir. De van achter het scherm vallende schaduw kwam dichterbij. Haar hand tastte heimelijk onder de kussens naar Paul's revolver.
  
  De man die naar haar toe strompelde, stond op het punt van sterven. Ze had de dood vaak genoeg gezien om zijn gezicht onmiddellijk te herkennen. Hij kwam op de schommelende hangmat toegeslingerd, zich bijna voortslepend over de stenen tegels van de patio. Ze ging snel rechtop zitten, sloeg de kamerjas om zich heen en richtte de revolver met vaste hand op de haveloze indringer. Ze was niet bang. Licht verontrust, nieuwsgierig, maar niet bang. Een gewonde guerrilla, dacht ze, en wachtte op 's mans verzoek om hulp. De ongelukkige hield stil - een meelijwekkend gezicht in een gescheurde broek van ruwe stof en een openstaand leren jack dat een besmeurd, bezweet, geelachtig lichaam liet zien. Ze zag de gladde huid, die spande over de zich duidelijk aftekenende beenderen, taaie spieren, aderen en pezen, en een gezicht dat de hevige pijn in zijn verwaarloosde lichaam toonde. Zijn gezicht was overwegend Indo-Chinees, maar toch herkende ze de Fransman in het gebroken en gefolterde lichaam.
  
  Zwaaiend kwam hij op het voeteneind van de hangmat toe. En er was op een vreemde manier iets bekends aan zijn verwrongen gelaatstrekken.
  
  'C'est vous, Madame La Farge? Je suis...'
  
  Ze kon slechts knikken toen hij vóór haar op zijn knieën viel terwijl zijn handen iets aan zijn middel omklemden. Zijn zwarte, slecht verzorgde haar hing woest om zijn hoofd en de gespannen lippen bewogen zich zonder woorden te vormen. De opengereten en bloedende vingers frommelden onhandig op de geheime bergplaats en probeerden er iets uit te halen om Madame te dwingen het aan te nemen, maar het lichaam was niet in staat de bevelen van de hersenen uit te voeren.
  
  Ze stak haar hand naar hem uit. 'Madame ..zei de gebroken stem.'
  
  'Boodschap! Niet - niet - niet...' Hij wankelde terug, zijn woorden klonken als een niet te onderscheiden gesis, een afstervend geluid. Toen werd zijn stem luider. 'Niet zo!' scheen hij te zeggen. En: 'Vive la France!'
  
  Dit laatste was een in doodsstrijd maar toch triomfantelijk geuite schreeuw. Madame was te laat om het lichaam dat over het voeteneind van haar hangmat viel op te vangen. Pas toen zag ze de verschrikkelijke littekens door de gescheurde stof op de geschonden rug van de man. Madame La Farge gilde niet. Paul La Farge had haar te goed getraind. Ze klapte drie keer in haar handen met scherpe, vinnige nadruk. Saito zou het horen, en komen.
  
  Zachtjes knielde ze neer en voelde aan het hart van de man. Weer de dood. Zoals vroeger, in nog moeilijker tijden. Frans gemengd met Engels, en het gezicht van een Indo-Chinees... Hij had haar gekend. Waar zou ze hem ontmoet kunnen hebben? Haar vingers betastten voorzichtig zijn lichaam op zoek naar de boodschap. Geen zakken, geen papier, geen medaillon om zijn nek. De dode handen klemden nog om de besmeurde broeksband, om een gordel die gemaakt was van eigenaardig geknoopte touwstrengen.
  
  Zachtjes, maar vastbesloten, trok ze de geklemde vingers van het dode lichaam van elkaar. De boodschap moest op de een of andere manier in die gordel zitten. Niet zo, zoals hij had gezegd. Niet zo. Tenzij hij lag besloten in het ruwe weefsel, bijeengehouden door die kleine onregelmatige knopen, was er geen boodschap in de gordel. Maar er moest er een zijn.
  
  Ze deed de gordel af van het dode omhulsel van de man die voor Frankrijk was gestorven, en onderzocht hem nauwkeurig en bedachtzaam terwijl ze hoorde hoe Saito's sandalen binnen in het huis een sloffend, leerachtig geluid maakten. Not (niet) - not - not - Not so! Not or ... knot (knoop)! Knot. Er waren veel manieren om een boodschap te verbergen. Dit was er een. En nu wist ze wie de man was.
  
  Goeie god, dacht ze. Waarom was Paul La Farge dood? Hij zou precies weten wat er moest gebeuren.
  
  Madame La Farge's gitzwarte wenkbrauwen vormden zich tot een woedende frons. Vervloekt deze man, die aan haar voeten stierf met zijn onbegrijpelijke knopen. Ze gaven haar geen enkele aanwijzing, en er was niets dat ze er aan kon doen. Dit hele afschuwelijke voorval veroorzaakte alleen maar last. Niettemin voelde ze dat ze op een vreemde manier minder bedrukt was geworden. Deze man was opzettelijk naar de vrouw van La petite fleur toegekomen. En Paul had nooit in zijn leven iemand in de steek gelaten. Vanachter het scherm kwam plotseling Saito te voorschijn. Madame La Farge wuifde dat hij naar haar toe moest komen, maar haar gedachten waren er niet bij. Er was zoveel te doen.
  
  Eindelijk.
  
  
  
  
  
  2. Hij kreeg zijn baan door een advertentie.
  
  
  
  
  Wie was hij, mevrouw?'
  
  'André Moreau. Ik had hem in geen tien jaar gezien. Wie werken er rond het huis, wie heeft hem kunnen zien binnenkomen?'
  
  Hoewel Madame haar plantage-arbeiders ten volle vertrouwde, wist ze dat er tenminste een of twee waren die hun trouw betuigden aan de Viet Cong. Ze konden het niet helpen dat ze geloofden wat hun zo zorgvuldig was ingeprent.
  
  Saito schudde zijn hoofd. 'Niemand, Madame. Ze werken allemaal op de velden in het oosten. En als hij was gezien, zou hij niet zo ver gekomen zijn.' Saito boog zich neer, en zijn grote handen draaiden het kromgetrokken lichaam met ongelofelijke zachtheid om. 'Hij is vermoord, Madame. Langzaam, door foltering. Ze zullen wel heel dringend iets van hem hebben willen weten.'
  
  Ze knikte grimmig, waarbij uit haar lieflijke gezicht een doelbewustheid sprak die het in jaren niet had gekend. 'We zullen ons van dit lichaam moeten ontdoen zonder naar de autoriteiten te gaan. Zijn vijanden zijn immers onze vijanden. En ze mogen niet weten dat hij naar ons is toegekomen.'
  
  Saito richtte zich op en vouwde zijn massieve armen over elkaar. 'Zo zal het gebeuren. De velden kunnen dienst doen. Er is veel braakliggend land. Dat zal nu een goed doel dienen.'
  
  'Ja, maar later. We zullen hem nu het huis binnen moeten dragen en op het donker wachten voordat we hem begraven. Dat zal ik aan jou moeten overlaten. Op het ogenblik is er dringender werk te doen.'
  
  'Spreek en zeg het mij.'
  
  'Moreau werkte voor de Franse Inlichtingendienst. Toen La petite fleur nog leefde was dit altijd een toevluchtsoord. Daarom moet Moreau hier gekomen zijn en moet hij mij vertrouwd hebben. Dat betekent dat ik moet proberen naar Saigon te komen en contact op te nemen met wie er nog is overgebleven van de Franse Inlichtingendienst. Er moet toch nog iemand zijn die ...'
  
  'Nee Madame.' Saito viel haar anders nooit in de rede. De harde gelaatsuitdrukking was ook iets dat niet bij hem hoorde. 'Nee? Wat bedoel je?' vroeg ze. 'Ik weet zeker dat de Franse regering nog mensen in Saigon heeft, en ik weet even zeker dat La petite fleur gewild zou hebben dat ik contact met ze opnam.'
  
  Saito slaagde erin met zijn hoofd te schudden en tegelijkertijd te knikken. 'Ik weet niets van de Franse Inlichtingendienst af, maar ongetwijfeld hebt u gelijk, Madame, wanneer u zegt dat ze in Saigon zijn. Maar ik veroorloof mij u te zeggen dat mijn meester niet gewild zou hebben dat u op dit ogenblik naar Saigon ging. Het is altijd gevaarlijk. Nu is het onmogelijk. U zult zich herinneren dat de generaal ...'
  
  'De generaal!' Madame wierp haar hoofd ongeduldig op. 'Hij is een dikke idioot, onbelangrijk. Zijn bedreigingen betekenen niets voor mij. Hij weerhoudt me er zeer zeker niet van om naar Saigon te gaan. Kom, Saito, laten we dit ongelukkige schepsel het huis binnenbrengen en plannen maken voor de tocht. Jij gaat tot de grens met me mee en dan...'
  
  'Nee Madame.' Saito stond vóór haar als een blok steen. 'U gaat niet. Als er iemand naar Saigon moet gaan, dan zal ik gaan. De meester heeft me vele jaren geleden een opdracht gegeven. En die is nog steeds van kracht. Ik mag niet toestaan dat u zich in gevaar begeeft. Met alle respect, Madame, ik kan u niet laten gaan.'
  
  Ze staarde hem aan met een woedende flikkering in haar ogen. Hij was onvermurwbaar. Maar ze moest gaan.
  
  'Als je meent dat je het met mij oneens kunt zijn,' zei ze koeltjes, 'dan zou je in ieder geval kunnen wachten tot we voor de dode gezorgd hebben.'
  
  Ze zag aan zijn ogen dat hij pijnlijk getroffen was en wendde zich van hem af.
  
  Een paar minuten later was het lichaam van André Moreau weggeborgen in de onderaardse wijnkelders van het huis der La Farges om daar te wachten op de nacht, wanneer de heuvels donker zouden zijn en een uitstekende achtergrond zouden vormen bij het graven van een graf.
  
  Later spraken Madame en Saito weer met elkaar. Ze had hem nooit beslister gezien; ze was zelden zo kwaad geweest. Maar tenslotte liet ze zich ervan overtuigen dat hij haar niet zou laten gaan, zelfs als hij haar met geweld zou moeten tegenhouden. Hij zou geen bruut zijn, maar hij zou niet terugschrikken voor geweld. De gedachte dat ze Saito zou moeten dwingen tot zulke uitersten te gaan, deed haar tenslotte toegeven. Hij zou 't tóch winnen, en ze zou er niets mee bereiken dan een afschuwelijke gespannen verhouding tussen hen.
  
  'Goed dan. Laten we deze laatste paar ogenblikken vergeten en aan het werk gaan.'
  
  Saito's spleetogen keken wijsgerig vanuit zijn gladde, sterke gezicht. Als er al enige uitdrukking op lag, dan was het er een van opluchting. 'Beveel mij, Madame.'
  
  'Je begeeft je met de uiterste voorzichtigheid naar de stad en gaat naar de kantoren van The Times of Vietnam.' Saito trok verwachtingsvol zijn smalle wenkbrauwen op. 'Je plaatst een advertentie in de krant. Daarin staat voor ieder die kan lezen de boodschap dat La petite fleur uit zijn graf is opgestaan met een oproep tot de strijd. Maak je nu klaar.' Saito boog en trok zich terug.
  
  Madame tuurde naar buiten door de grote openslaande deuren, naar de kaarsrechte weg tussen de grasperken die voor het landgoed lagen. De Royal Roadster had daar moeten staan wachten, opgepoetst en al, klaar om de vrouw des huizes te brengen waar ze maar wilde. Maar hij stond er niet. De rijkste vrouw in Noord-Vietnam was niet in staat een kunstmatige grens te passeren en zuidwaarts te rijden naar Saigon. Plotseling was haar luxueuze gevangenis benauwender geworden dan eerst - maar ook meer een uitdaging. Omdat Paul dood was, had 't er niet veel toe gedaan. Tot nu toe.
  
  Tegen de avond begon de warme regen weer te vallen. Het maakte de begrafenis onaangenamer, maar wel gemakkelijker. Claire La Farge stond, terwijl haar doorweekte kleren aan haar lichaam plakten, tegen de donkere achtergrond van de heuvels. Arme Moreau. Dappere Moreau. Een kapotgeslagen lichaam lag nu als een hond in de heuvels van Vietnam. Datgene waarvoor hij zijn leven gegeven had, mocht niet zorgeloos weggegooid worden. Als het zijn leven waard was, was het 't hare waard. Weer vervloekte ze haar gedwongen vrijheidsbeperking. Zij zou eigenlijk naar Saigon moeten gaan. Maar aangezien dat niet kon, zou ze Moreau's boodschap bewaren tot de juiste man zou komen om hem te halen.
  
  Saito was gereed voor zijn gewaagde reis, waarbij hij twee legers voorbij moest gaan om de stad te bereiken. Hij stond daar groot en trots in zijn kostuum met lange broek en jasje en een koeliehoed. Hij droeg ook een revolver, zoals de meeste mannen in Vietnam tegenwoordig, en kon zich als boer, arbeider of guerrilla voordoen, al naar gelang het ogenblik.
  
  Madame gaf hem geld en korte instructies. 'Ga nu, Saito. Zeg niemand wat er is gebeurd tot iemand jou aanklampt. Zeg dan alleen dat wat ik je verteld heb dat je moet zeggen. Laat je zien in Saigon. Maar wees heel, heel voorzichtig. Ik zal de boodschap hier bewaren en hem met mijn leven beschermen.'
  
  Hij boog. 'Bescherm liever, mevrouw, uw eigen leven, omdat ge weet dat ik zal sterven als er ooit kwaad over u zou komen.'
  
  Ze stak haar hand uit zodat hij die kon kussen. Toen was hij verdwenen. Een kerel die als een panter door de zwoele regen van de nacht sloop. Madame Glaire La Farge hield haar hoofd rechtop en haar stevige schouders naar achteren. Ze voelde zich weer krachtig en vol leven. De codenaam La petite fleur klonk als een salvo geweerschoten in haar gedachten. Het was bijna of agent Paul La Farge weer tot leven was gekomen om opnieuw haar wereld te regeren.
  
  
  
  Drie dagen later stond er in de editie van half elf van The Times of Vietnam een tamelijk onopvallende advertentie in de kolom Diversen. Een advertentie met niet meer betekenis, niet uitdagender dan tientallen andere advertenties die dagelijks in dat blad werden geplaatst.
  
  Ik moet je onmiddellijk spreken. La petite fleur.
  
  Bijna iedereen in Saigon leest The Times. Er zijn veertig kranten en het is onmogelijk om ze allemaal te lezen, dus bijna iedereen leest The Times. Monsieur Raoul Dupré was een van de lezers. Dr. Nicholas Carter was er nog een. Raoul Dupré woonde al langer dan twintig jaar in Saigon. Nick Carter had de chaos en tegenstrijdige schoonheid van het land nu zes dagen in zich opgenomen, bijna even lang als hij 'Doctor' was.
  
  Het scheen niemand in Saigon iets te kunnen schelen waarom hij er was, of zelfs dat hij er was. Zijn verhaal dat hij een vooruitgestuurd lid van een werkgroep van medische waarnemers van de Wereld Gezondheids Organisatie was, scheen door iedereen voor zoete koek aangenomen te zijn, en zelfs de belangrijksten van de Zuid-Vietnamese autoriteiten ontvingen hem hartelijk, tussen de opstandjes, vliegende kogels en plotselinge regeringsmutaties door. Zelfs als ze hadden vermoed dat hij een spion was, zou 't ze waarschijnlijk niet hebben kunnen schelen. Bijna iedereen in Saigon is - behalve lezer van The Times - spion voor iemand of heeft gespioneerd, of zal gaan spioneren, of heeft spionnen onder zijn beste vrienden. Er zijn zoveel mededingers op het gebied van spionage, dat ze de neiging hebben elkaar uit te schakelen en zo de autoriteiten niet weinig last besparen, waardoor dezen hun aandacht kunnen besteden aan ernstiger zaken, nl. te verhinderen dat het belegerde land zelf uit elkaar spat.
  
  Nick Carter kon er daarom naar hartenlust op los spioneren. Op deze zwoele augustusochtend zat hij op een terrasje in de krant te kijken en sloeg hij de voorbijgaande inwoners van Saigon gade. Zijn laatste reis naar de Vietnamese hoofdstad had drie jaar daarvoor plaatsgevonden. Oppervlakkig gezien was er niets veranderd. Heel veel leek nog op de Parijse binnenstad, de rest zag er nog uit als een drukke oosterse stad. Langs de brede boulevards stonden Parijse winkels en restaurants, en de weelderige bomen zouden al lang bruin geschroeid moeten zijn door de tropische hitte, maar op onverklaarbare wijze slaagden ze er toch in een koele, groene schaduw te geven. De bevolking bestond uit het gewone mengelmoes van priesters met hemelse gezichten, Parijse schoonheden, spleetogige verleidsters, afgesloofde arbeiders, typisch Franse gezichten die een oosterse aard moesten verbergen. Maar nu waren ze gespannen en gehaast, hun blikken steels en hun stemmen schel. Hij bekeek vluchtig de pagina's van The Times, waarbij hij de tragedies en verwarringen die hij deze paar laatste dagen zelf had gezien, in druk zag. Zijn opdracht in Saigon luidde dat hij gewoon voor zichzelf moet zien, en aan Hawk doorgeven wat er aan de hand was in die verwarde, door strijd verscheurde stad, en of er iets was dat AXE kon doen om bij de Amerikaanse krachtsinspanningen in Vietnam behulpzaam te zijn. Hawk, de ondoorgrondelijke oude vechtjas die aan het hoofd stond van Amerika's supergeheime dienst, had hem maar weinig instructies gegeven. 'Houd je ogen open. Stel je in verbinding met geheime organisaties waar dat mogelijk is. Probeer kennis te maken met regeringsambtenaren via je contacten met de VN. Probeer er achter te komen wie aan de kant van wie staat. Stel 'n onderzoek in naar alles dat je als niet alledaags voorkomt.'
  
  En er stond iets in de kolom Diversen van de krant van vandaag dat de topagent van AXE inderdaad als niet alledaags voorkwam.
  
  Ik moet je onmiddellijk spreken. La petite fleur.
  
  Nick had met de verschillende vormen en beoefenaars van spionage te maken gehad sinds de tijd dat de OSS nog in de kinderschoenen stond. Hij had van het bestaan af geweten van een beroemde Franse agent die de naam La petite fleur droeg. En hij wist dat La petite fleur al vele jaren dood was. Nick fronste zijn gebruinde, regelmatige gezicht. Er was geen reden waarom deze simpele advertentie enige betekenis voor hem zou hebben; iedereen kon het pseudoniem La petite fleur gebruiken. Maar hij had geleerd dit soort toevalligheden te wantrouwen.
  
  Hij vouwde zijn krant op en nam een fietstaxi terug naar zijn niet al te dure kamer in het niet al te dure Saigon Palace hotel. Daar aangekomen sloot hij zichzelf op, en opende een zeer dure tas die een nog duurder stukje uitrusting bevatte dat bekend stond als Oscar Johnson. Oscar was een korte golfradio die gewend was in code uit te zenden.
  
  De boodschap die het hoofdkwartier van Hawk in Washington enige tijd later bereikte, bevatte onder meer een regel uit The Vietnam Times en een verzoek om meer inlichtingen omtrent La petite fleur.
  
  Op het antwoord, wist Nick, zou hij wel enige tijd moeten wachten, en het zou niet via Oscar komen. Ondertussen kon hij niet veel anders doen dan doorgaan met zijn doelloos gesnuffel en misschien zijn vage contact met Antoinette Dupré wat bestendigen. Misschien werd het tijd dat hij haar vader 'n beetje beter leerde kennen. Want Raoul Dupré was de enige man waarvan Hawk hem had gezegd dat hij hem moest ontmoeten.
  
  Raoul Dupré - 'n echte heer, eigenaar van een theeplantage en 'n rijke Franse emigrant - stond om deze drie hoedanigheden bekend in dat deel van Saigon dat 'Klein Parijs' heet. Oppervlakkig gezien droeg het Saigon van Dupré vele trekken van Moedertje Parijs; in de straten en clubs werd men getroffen door het accent, de gewoonten en het wereldse ritme van de lichtstad, en de bon vivants uit de wereld der genieters verschilden niet van die in hun moederland in Europa. Er is een gezegde dat als je een Fransman bent, je Frankrijk meeneemt waar je ook naar toe gaat. Saigon is een levend bewijs van deze stelling. De meerderheid van de inwoners, van Vietnamese dan wel van andere Aziatische afkomst, zijn er blijkbaar niet in geslaagd te verhinderen dat het centrum van Saigon een Parijs in het klein werd. In weerwil van de oorlog die zo dicht aan de stadsgrenzen woedde, zag Saigon dagelijks vliegtuigen van Airvietnam tientallen toeristen uitladen die een proefje kwamen nemen van het Parijse Saigon met zijn Europees aandoende hotels, warenhuizen en nachtclubs. Er was een museum en een dierentuin en talrijke cafés en zelfs het Thong Naut theater, waar toneelstukken en revues werden opgevoerd en volkszangers optraden, alles in de trant van een hoofdstad. Je kon er Chinees eten, op z'n Frans drinken, Vietnamees leven, en er elke nacht dansen in elke taal. Wat de films betreft, je kon Richard Burton Elizabeth Taylor het hof zien maken in nagesynchroniseerd Frans of met Vietnamese ondertitels. En daarna kon je naar de Vietnamese Folies gaan.
  
  Dit was de kleine, gekunstelde wereld van Raoul Dupré, die in het uitgaansleven van Saigon de voornaamste plaats innam. Maar Monsieur Dupré had twee geheimen.
  
  Elk van die twee kon hem, door hun onderlinge samenhang, het leven kosten - zowel door middel van de Viet Cong als door hun opdrachtgevers bij de Rood Chinezen. De agenten van de communistische Vietminh, of 'Volksrepubliek van Noord-Vietnam', zouden zijn ingewanden in kokende olie hebben verbrand als ze geweten hadden dat hij in de Franse Inlichtingendienst een van de sleutelfiguren was, die het gehele gebied bestreken met een dicht spionagenet. Hij zou ze er waarschijnlijk niet van hebben kunnen overtuigen dat het eigenlijk maar een heel fragiel netje was en dat hij nu zelf als actief agent bijna machteloos was. Niettemin beschikte hij over wetenswaardigheden die naarstig begeerd werden.
  
  Zijn andere geheim, een dat niet zo goed bewaard was als hij zich wel voorstelde, was het wilde en ongebreidelde liefdesleven van zijn enige dochter, Antoinette. Voor een dynamische man van vijfenveertig die zich bezighield met levensgevaarlijk werk, was een negentienjarige seksbom van een dochter die dacht dat haar hele leven was toegewijd aan la dolce vita en la vie de bohème een grotere handicap dan blind te zijn aan een oog en kreupel te zijn aan een been. Toni was een beproeving, een ongelofelijk mooie en onuitstaanbare beproeving. Sinds de dag dat haar inlandse moeder was gestorven bij haar geboorte was Raoul ingegaan op al haar eisen en had hij toegegeven aan elke gril. Zoals alle op hun kinderen verzotte vaders over de hele wereld, had hij Antoinette's tekortkomingen toegeschreven aan haar moederloze jeugd en aan de 'moeilijke leeftijd'. Nu en dan was hij er echter niet zo zeker van.
  
  'Toni, kleintje,' zei hij dan. 'Doe 't rustig aan, m'n kind. Je hebt tijd genoeg om te leven. Proef de wijn rustig, laat hem eerst langzaam op de goede leeftijd komen. Je zult zien hoeveel beter dat is.'
  
  'Papa,' lachte ze hem dan uit, terwijl ze haar glanzende zwarte haar achterover gooide. 'Ik ben geschapen voor mannen en liefde. Laat me op mijn manier beminnen.'
  
  Haar manier - ofschoon ze hem daarover nooit de waarheid had verteld - was drie mannen op een avond te proberen, op het strand, twee uur rijden van de stad. Bij het licht van een volle maan had ze haar verdorven lichaam laten bevredigen en pijnigen door drie potige Indo-Chinese matrozen. Wat kon Raoul anders doen dan de afschuwelijke abortus, die de vriendelijke oude dr. Wong had aangeboden te verrichten, goed te keuren? Toni had gehuild; ze zei dat ze was aangerand; ze beloofde dat ze voorzichtiger zou zijn in de keuze van mensen waar ze mee omging. Maar ze leerde haar les niet. Raoul zelf werd er ook niet verstandiger op, en hij was ook niet in staat enige mate van wijsheid aan haar over te dragen. Toni raakte bekend als de rijkste, gemakkelijkste lichtekooi van heel Saigon. En Raoul verdroeg de feesten, de schandalen en de krankzinnige wervelstroom van mensen die zijn huis in de stad en zijn plantage vulden. Slechts zijn werk voor de Franse Inlichtingendienst hield zijn leven enigszins in evenwicht, en ondertussen probeerde hij zich wijs te maken dat Toni eens volwassen zou worden en de vrouw zou worden die paste bij de rol van dochter van Raoul Dupré.
  
  Op de ochtend dat de advertentie verscheen in The Times of Vietnam kwam Toni pas tegen de middag aan de ontbijttafel. Raoul werd te zeer door zijn gedachten aan haar in beslag genomen om zoals gewoonlijk de krant door te nemen. Zorgelijk zat hij aan zijn maaltijd van thee, toast en eieren met kerrie, zich afvragend waarom ze nog later was dan anders. Hij voelde zich te beschaamd om een bediende naar haar kamer te sturen. Dupré dronk drie koppen koffie en bestudeerde de bamboe gordijnen die de patio naar het zuidwesten afsloten. Ze begonnen er een beetje haveloos uit te zien. Hij zuchtte. Als Toni werkelijk een vrouw was, dan zou er al 'n hele tijd geleden voor dit soort dingen gezorgd zijn. Maar ze was slechts een vrouwtjesdier, geen vrouw. Ze had geen enkele belangstelling voor haar huis. In plaats van zelf iets te doen, was het eenvoudiger om de dikke Maroe opdracht te geven naar de markt te gaan en te kopen wat er nodig was. De bedienden zouden het allemaal
  
  doen, als zij maar wou bevelen. Maar ze gaf zelfs geen order. Ze was niet alleen een lui, zinnelijk kind wat haar lichaam betrof, maar ook ten aanzien van andere dingen. 'Bonjour papa. En wees niet boos. Vandaag niet. De zon schijnt veel te heerlijk voor zo'n somber gezicht. Lach nou eens!'
  
  Daar was ze dan eindelijk, haar gezicht glimmend van de ochtenddouche, op 'n vreemde manier uitgedost. Houten klompsandalen, strooien hoed, gestreepte bikini, 'n jong lichaam dat straalde van de gezondheid die ze niet waardig was. De frons op Raoul Dupré's gezicht was al weggestorven. Toni zag er lieflijk uit, fris als de morgendauw, maar een meisje dat bij Parijs hoorde.
  
  Een prachtmeid, zijn eigen ondoorgrondelijke, levenslustige dochter.
  
  'Zo? Eindelijk honger, Toni? Hoe laat kwam je vannacht thuis?'
  
  'Papa!' Ze ging zitten in de rieten stoel tegenover de zijne en sloeg haar prachtig gladde benen over elkaar. De welving van haar volle borsten sprong bijna uit het bovenstuk van haar bikini.
  
  'Zo burgerlijk! Half vijf, geloof ik dat het was. Maakt dat nou echt iets uit?'
  
  Hij probeerde er ernstig uit te zien. 'Ik had gehoopt dat je je les had geleerd, Toni.'
  
  Ze schonk zichzelf een kop thee in uit de blauwe porseleinen pot.
  
  'Misschien heb ik dat wel, papa. Maar wat zit je vanmorgen dwars? Ik ken je te goed, en ik kan zien dat er iets is.'
  
  Hij raakte zijn lippen aan met het geborduurde servet aan zijn rechterkant, zo proberend de vereiste strengheid aan te nemen. Maar het was altijd zo moeilijk om streng te zijn tegen deze aanbiddelijke elf, met het gezicht van een meisje en het lichaam van een vrouw.
  
  'Ik heb niet veel op met je nieuwste aanbidder.'
  
  Ze deed alsof ze nadacht. 'Wie bedoel je? Die Pierre, die in de Caravelle logeert?'
  
  'Nee.'
  
  'Die aardige Amerikaan misschien? Die iets te maken heeft met de Verenigde Naties?'
  
  Raoul dacht een ogenblik na en vormde in zijn geest een wazig beeld. 'He? Nee, tegen die zou ik geen bezwaar hebben.'
  
  'Zo.' Toni keek hem ondeugend aan. 'Hij niet. Misschien is het mijn vriendin Michèle die je niet bevalt?'
  
  'Je vriendin Michèle!' barstte hij uit. 'Dat schepsel! Je aanbidder, een meisje? Dat zou ik zeker niet hopen! Maar waarom moet je dat wilde vriendinnetje er steeds op uit sturen om alle beschikbare mannen op te trommelen voor je feesten? Mon Dieu! Vergeet niet dat je de dochter van Raoul Dupré bent. Gedraag je alsjeblieft als zodanig, zonder de hulp van die losgeslagen, lichtzinnige vrouwen die alleen maar maken dat je belachelijk wordt in de ogen van heel Saigon. Hm! Michèle!'
  
  Toni grinnikte tegen hem. 'Schaam je wat, voor een Fransman, papa! Zeker hm! Maar wat zit je dwars, mon père? Ik weet nu dat je Micky niet bedoelde.'
  
  'Nee,' zei hij, nog een slok koude koffie doorslikkend. 'Ik heb 't over dat gele stuk vel over been, dat je zo toepasselijk en charmant Lek Ka noemt. Lek Ka, ja! Ik weet zeker dat hij lekker is. Ik durf er alleen niet aan te denken hoe lekker hij is.'
  
  Het verbaasde hem te zien dat zijn dochter diep bloosde, en hij legde haar reactie uit als kwaadheid. Hij probeerde het goed te maken door zijn verwijt te verzachten.
  
  'Toni, er zijn zoveel betere mannen. Waarom moet je je met die Chinees ophouden? Ja, ja, ik geef toe dat hij erg charmant lijkt. Maar hij is Chinees, en je moet aan onze maatschappelijke positie denken. En dit zijn gevaarlijke tijden. Je weet niet precies wie en wat je vriend Lin Tong is.'
  
  Hij kon zien dat ze verstijfde. Hij wist dat haar woorden geen geruststelling voor hem zouden bevatten. 'Papa, ik wil het niet met jou over hem hebben. Hij heeft mooie eigenschappen, en daar bewonder ik hem om.'
  
  'Natuurlijk heeft hij die, dat weet ik. Maar hij is communist, niet? Denk je dat hij alleen maar is wat hij zegt - een jongeman die landbouwkunde en boekhouden studeert? Ik zou wel eens willen weten waarom hij, in deze woelige tijden, naar Saigon moet komen, om te studeren? Weet jij waarom?' s
  
  Hij wist dat zijn ademhaling te snel ging, maar hij wist die niet in toom te houden.
  
  'Ik mag hem graag,' zei Antoinette stijfjes. 'Over een poosje houd ik misschien zelfs van hem. En wat kun jij daar dan aan doen?'
  
  Zijn hart bonsde pijnlijk, en hij verafschuwde de bedekte glimlach die over haar gezicht gleed. 'Toni, dat verbied ik absoluut! Aan zo iets mag je niet denken!'
  
  Ze wierp haar hoofd naar achteren en lachte als een gelukkig kind, alle stijfheid opeens verdwenen. Zo was ze, Toni; koel en ongenaakbaar het ene ogenblik, warm en luchthartig het andere. Het was uiterst gevaarlijk.
  
  'Werkelijk, papa? Heb je een manier gevonden om liefde te verbieden?'
  
  Hij tierde van woede, en dat was niet Raoul Dupré op zijn best. Ze had hem te pakken, en dat wist hij. 'Ik kan 't je moeilijk maken. Ik kan je toelage inhouden, en dan zal die Chinese gigolo ...'
  
  'Hij heeft zelf geld, en wat mij betreft, ik kan van de liefde leven.'
  
  'Als hij je dan wil hebben. En ik zou je kunnen slaan - dat zou ik, Toni, ik zou, ik zal...'
  
  'Dat zou ik je nooit vergeven. Als je van me houdt zoals mijn vader dat hoort te doen, waarom zou je me dan slaan alleen omdat ik wil dat iemand van me houdt?'
  
  'Toni, Toni!' Hij was weer verslagen. 'Hoe kan ik 't je toch laten begrijpen?'
  
  Ze kwam om de tafel heen en sloeg haar zachte armen om zijn hoofd. 'Ik begrijp je echt wel,' zei ze zachtjes. 'Maar dan moet je mij ook begrijpen. Ik houd van je, papa. Is dat niet genoeg?'
  
  'Nee lieve schat,' zei hij, verwarmd door de aanraking van haar handen. 'Je moet me ook respecteren. Ik ben je vader. Jouw leven is mijn leven.'
  
  'Dat is niet waar,' zei ze. Haar stem klonk weer koel.
  
  Ze liet hem los, draaide zich om en verliet de patio, klepperend met haar houten sandalen. Het leek alsof het geluid hem uitlachte en alsof haar achterste onbeschaamd deinde.
  
  In zijn binnenste stierf weer iets weg, zachtjes, voor de duizendste keer. Hij vloekte ingehouden, en nam zijn krant weer op.
  
  Hij las hem nauwkeurig, woord voor woord, om haar uit zijn gedachten te sluiten.
  
  En, als door een wonder, vergat hij haar toen hij de advertentie zag in de kolom op pagina 13.
  
  Ik moet je onmiddellijk spreken. La petite fleur.
  
  Een geest uit het roemrijke verleden was uit het graf opgestaan om hem op te roepen. Met een oproep die hij moest gehoorzamen.
  
  
  
  
  
  3. La Dolce Vita in Vietnam.
  
  
  
  
  Bij wijze van uitzondering stond hij zich te verbijten tot Toni uitging. Het was moeilijk voor hem om aan iets anders te denken dan aan haar wanneer zij er was, laat staan dat hij iets kon doen waarvan hij niet wilde dat ze het wist. Maar nadat ze een uurtje op de patio had liggen zonnen, kwam ze binnen. Nadat ze zich verkleed had, ging ze zonder een woord tegen hem te zeggen weg. Hij vroeg zich zelfs niet af waar ze naar toe zou kunnen gaan.
  
  'Kleed je uit, mijn bloempje. Ik verlang naar je.'
  
  'Ja, Lin Tong ... mijn heerlijke Lek Ka.'
  
  'Spaar me de woordspeling, mijn liefste. Je vleit me niet. Ik mag dan om op te eten zijn, maar ik besta uit iets stevigers dan soep.'
  
  'Dat zie ik.' Antoinette Dupré lachte en begon haar nauwsluitende, zijden jurk uit te trekken. Ze droeg er nooit iets onder. Lin Tong had haar de laatste vijf minuten gadegeslagen en het verlangen in zich laten groeien. Voor de derde keer die dag. Lin Tong ondervond veel plezier van zijn snelle begeerte; hij was nog niet gekalmeerd of dat prikkelende gevoel en de gespannenheid van zijn spieren kwamen alweer terug. Zijn rustige flatje in een zijstraat van Saigon's voornaamste verkeersader was smaakvol en duur ingericht, en ontwapenend gezellig, een met tact gekozen huis, ideaal voor de verleiding van Dupré's op sensatie beluste dochter. Dat was natuurlijk de opdracht geweest, het plan de campagne bedacht door Broeder Arnold (de codenaam voor Choong Quong Soong), maar het was uitgelopen op puur plezier. Het was eigenlijk jammer dat hij narcotica moest gebruiken om zich te verzekeren van haar belangstelling voor zijn mannelijkheid, maar de opdracht was te belangrijk om het risico te lopen dat hij haar zou kwijtraken, want ze had tenslotte de reputatie dat ze gemakkelijk verveeld raakte en dan een ander bed vond. Op deze manier, wist hij dat ze steeds bij hem terug zou komen. Bovendien kreeg hij een eigenaardig gevoel van opwinding wanneer hij zag hoe ze werd opgezweept door het middel dat hij haar toediende. Het was bijna alsof hij het zelf had ingenomen, of alsof haar onnatuurlijke extase iets zinnelijks in hem raakte dat door een vleselijke aanraking niet beroerd kon worden. Het was zijn werk, maar ...
  
  Maar voor een niet volbloed oosterse was ze mooi, verdomd mooi. Lenig, lieftallig, trillend van behoefte. Hij vond haar als persoon wel aardig, wat eigenlijk jammer was. Ze zat er behoorlijk aan vast. In meer dan een opzicht.
  
  Ze stond op het dikke tapijt, haar jurk aan haar voeten.
  
  'Krijg ik eerst 'n prikje?' fluisterde ze, 'n beetje hees.
  
  Hij werd heel even in verleiding gebracht. Maar het was te vroeg; hij zou haar wat langer moeten laten wachten. 'Nee. Je hebt 't toch niet nodig om van me te genieten, is 't wel?'
  
  'Nee,' gaf ze toe, terwijl ze op hem toe kwam in het halfduister van de met zware gordijnen afgesloten kamer. Hij trok haar naast zich neer op het bed, zich zoals altijd verwonderend over haar kinderlijke lieftalligheid en haar verbazingwekkend volgroeide lichaam. Haar naaktheid kon hem de adem doen stokken.
  
  Hij voelde zijn lichaam trillen toen de zachtheid van haar dij de zijne aanraakte. Ze kuste hem met een zachte, aaiende beweging, en hij keek haar glimlachend aan. Zij hield een warme hand tegen zijn platte, gespierde maagwand en wreef zachtjes, in ronde bewegingen, naar beneden, waardoor hij aan andere dingen ging denken dan aan de plannen van Broeder Arnold.
  
  'Op deze plaats is dat helemaal niet nodig, mijn liefste slavin. Maar aangezien ik het bijzonder prettig vind, mag je er mee doorgaan.'
  
  'Beest!' siste ze woest, terwijl ze haar gewillige lichaam tegen het zijne drukte en hem in zijn oor beet. Hij vloekte en kneep haar in haar rechterbil. Ze gilde waardoor zijn oorlel los kwam van haar tanden. 'Lin Tong, mijn lieverdje,' smeekte ze. 'Als je me wilt hebben, neem me dan nu.'
  
  'Ja, ik wil je,' mompelde hij. 'Alleen hierin gehoorzaam ik je. Onthoud dat. Je bent van mij, heerlijk schepsel.'
  
  'Ja, ja!' fluisterde ze met aandrang. 'Doe het nu. Vlug, vlug, vlug...'
  
  Hij keerde zich om en wierp zich op haar. Ze worstelde verbeten, alsof ze hem bevocht, alsof het laatste waar ze over zou denken zou zijn zich aan hem over te geven. Zo had hij haar het liefst, vechtend als een dier, en kleine wonden aanbrengend over de hele lengte van zijn lichaam. Hij vocht terug, hield haar schoppende benen in bedwang en drukte haar neer. Ze viel op het bed, de muur van haar verzet brokkelde af en werd omgevormd tot een warme overgave die hen beiden omsloot. De halfdonkere kamer, de plannen van regeringen inzake internationale affaires, de knagende angst voor mislukking en schande, dat alles werd weggevaagd door één vloedgolf van opwinding. Toni slaakte éénmaal een wanhopige kreet, om daarna over te gaan tot een reeks jammerklachten dat hij er mee op moest houden en korte obsceniteiten over de heerlijke dingen die hij met haar lichaam uitvoerde. Lin Tong verrichtte ze alle met grote vaardigheid. Haar ingehouden gekerm veranderde in gilletjes van verrukking. Voor Lin Tong was het de plezierigste opdracht van zijn leven. 'Mmmmmmmm,' kreunde ze. Haar lichaam kwam met een ruk weer tot leven en woorden van hartstocht spoten uit haar trillende mond.
  
  'Wees stil,' zei hij zachtjes, al heerlijk voldaan. 'Je praat als een vrouw van het platteland.'
  
  De spanning verdween uit haar lichaam en ze zuchtte, 'n Ogenblik lang was ze stil om op adem te kunnen komen, en toen lachte ze. 'Ik hoor bij het land. Kun je dat niet aan me zien?'
  
  'Ik kan alleen zien dat je een dochter van Eva bent en dat je een overvloed van - appels hebt.'
  
  'De moeite waard?' Ze glimlachte, maar ze werd al rusteloos.
  
  'Oneindig de moeite waard,' zei hij dromerig.
  
  'Maar nu geef je mij toch de naald, mijn Lek Ka?'
  
  Hij trok zich van haar terug en keek haar in het gezicht. 'Moet je het dan werkelijk hebben?'
  
  'Ja, het moet.'
  
  Ze keek naar hem terwijl hij door de kamer naar de commode liep, waar hij zijn etui met injectiespuit, gaas en narcotica bewaarde. Ze voelde zich moe en toch vol leven. Haar lichaam was gekneusd maar nog niet verzadigd. Er leefde nog een honger in haar naar andere vreugden, naar vluchten op tovertapijten en duizelingwekkende vluchten boven de sterren, naar hemelhoge uitbarstingen van gelukzaligheid en dan de zoete vergetelheid. Naar een zalig niets, ver van de saaiheid van de theehandel, het afschuwelijke weer, een klagende papa, en het hele trieste probleem van wie boeddhist, katholiek, vriend, vijand, communist of wat dan ook was... Lin Tong kwam terug. De naald die hij vasthield, glinsterde even, gevangen in een straal zonlicht die steels binnenviel door de geblindeerde ramen.
  
  'Alsjeblieft!' Haar stem klonk drenzend, als van een waanzinnige. Snel vervulde hij haar wens. Toen liet hij zich in zijn stoel terugvallen en sloeg de uitwerking van de naald gade, waarbij hij die vreemde opwinding voelde die voor een deel zinnelijk was en voor een deel ontstond uit verwachting van wat ze zou gaan zeggen. Want de lieftallige dame sprak als een papegaai wanneer het ijle vergif van de naald haar zinnen had weggevaagd. En hij moest zoveel te weten komen over Raoul Dupré, waarvan hij zo zeker wist dat die tot de Franse Inlichtingendienst behoorde. Maar hij moest er het bewijs van hebben voor zijn meerderen.
  
  En terwijl Toni zelf niet zeker wist of haar vader bij de Franse Inlichtingendienst was, kon ze veel meer nuttige inlichtingen prijsgeven dan ze besefte.
  
  
  
  Raoul Dupré zat verschanst in zijn studeerkamer met wanden vol boeken en trachtte zich het verleden te herinneren, en een gedragslijn vast te stellen voor de ontstane situatie. De sfeer van de kamer hielp hem om na te denken. In contrast tot de bamboe wereld van Vietnam, was de studeerkamer een symfonie van mahonie en teakhouten meubilair, waarvan Dupré het meeste had laten invoeren uit Parijs om zijn gevoel van nationaliteit intact te houden. Het was te gemakkelijk om je identiteit te verliezen in een land waar de taal, gebruiken en zeden slechts een nabootsing van Parijs waren. Hij had iets anders nodig dan af en toe zijn heimwee, om zich er aan te herinneren dat hij een loyaal Fransman was en altijd zou blijven. De advertentie had hem zowel verontrust als opgewonden. Paul La Farge was dood. Maar La petite fleur moest vast en zeker nog voortleven in Madame La Farge. Claire La Farge. Hij had haar nooit ontmoet, maar Paul had vroeger vaak over haar gesproken, en na de dood van haar man had Dupré wel eens iets van haar gehoord. Ze had de rouw als weduwe met waardigheid gedragen en er waren geen hartstochtelijke handen geweest die haar van de rouw hadden losgescheurd. Ongetwijfeld was ze trouw gebleven aan de herinnering aan Paul La Farge. Maar hoe - begon hij zich af te vragen - was ze er al die jaren in geslaagd in communistisch Noord-Vietnam te blijven?
  
  Wat was er van haar geworden? Of was ze dood, en dit een valstrik? Dupré was ernstig verontrust. De strijdkreet had een onheilspellende klank. Wat zou deze oproep precies kunnen betekenen?
  
  Voor zover hij wist had de Inlichtingendienst haar met rust gelaten, ogenschijnlijk neutraal in dit omstreden land. Maar misschien gebruikten ze haar nog. Wat kon het anders betekenen dat de beroemde codenaam voor een advertentie in de krant werd gebruikt? Hij moest er onmiddellijk achterkomen. Hij kon zich niet in verbinding stellen met Madame La Farge - aangenomen dat hij wist hoe - zonder te weten welke betrekkingen zij met de Franse Inlichtingendienst onderhield. Maar er was één ding dat hij kon doen voor hij ze opbelde via de rechtstreekse noodlijn.
  
  Hij pakte de hoorn op van zijn gewone telefoon in de studeerkamer en belde The Times of Vietnam. Als hij ergens zeker van kon zijn in zijn onzekere leven, dan was het dat zijn telefoon nog niet afgeluisterd werd.
  
  Hij gaf als naam op Tran Ksoean Kam en sprak Vietnamees met een volmaakt accent.
  
  'Ik wilde graag inlichtingen hebben over een advertentie die stond in de kolom Diversen van vanmorgen,' zei hij zonder moeite. 'Die met de ondertekening La petite fleur. Het is mogelijk dat het voor mij bestemd is, maar ik ben er niet zeker van tot ik weet wie hem geplaatst heeft. Zijn er instructies gegeven wat betreft antwoorden?'
  
  Hij zweeg, en probeerde een scherp antwoord te bedenken tegen een mogelijk argument als: 'Het is ons niet toegestaan zulke inlichtingen te verstrekken.' Tot zijn verbazing kwam het antwoord vlot en zonder tegenspraak.
  
  'Ja meneer. Wij hebben opdracht te zeggen dat reacties moeten worden geadresseerd aan ene Saito, per adres logement Long Hue.' De stem klonk alsof hij het niet prettig vond de naam van een zo nederig oord te noemen. Toen klaarde hij op, daar zijn eigenaar getroffen werd door een opwekkende gedachte. "Maar u bent te laat, meneer. Er is al op de advertentie geantwoord. Op z'n minst een uur geleden.' Raoul's hart zonk in z'n schoenen. Saito! De boodschap kwam inderdaad van Claire La Farge, en iemand had er vóór hem op gereageerd. Door zijn schrik werd hij woedend. 'Beste man, ik informeer niet naar een vacature die al vervuld is. Het is nu duidelijk dat de boodschap voor mij was. Mag ik weten welke persoon er naar gevraagd heeft?'
  
  'Die inlichting, meneer, mag ik niet verstrekken,' zei de stem gepikeerd. 'En ik kan u onmogelijk zeggen voor wie de boodschap bestemd was.'
  
  Raoul wist, zij het te laat, zijn woede te beheersen. 'Ik kan u verzekeren dat hij voor mij was, en het is van het grootste belang dat ik weet wie er nog meer ..
  
  'Alle inlichtingen zijn vertrouwelijk, meneer. Ik heb u alles verteld wat volgens de maatstaven van ons bedrijf toegestaan kan worden.' De stem klonk zelfvoldaan.
  
  'Maar...'
  
  'Nee!' zei de stem triomfantelijk. Het geluid van een neergegooide hoorn sloeg tegen Dupré's oor. Hij hing langzaam op en probeerde zich een beeld te vormen van de situatie. Voor zover hij wist was hij de enige man in Saigon die interesse zou moeten hebben voor de naam La petite fleur. Al Paul La Farge's andere contacten uit de oorlogstijd waren her en der uiteengegaan; sommigen waren dood, sommigen waren thuis in Frankrijk, sommigen waren in andere landen, en slechts 'n paar waren op het Hoofdkwartier beland. En het Hoofdkwartier zou de editie van half elf van The Times of Vietnam nog wel niet gezien hebben. Iemand anders moest de boodschap die voor hem bestemd was onderschept hebben. Saito, herinnerde hij zich, was Paul's toegewijde bediende geweest. Vanzelfsprekend kon Madame zelf niet naar Saigon komen om hulp te zoeken, aangezien de communisten heer en meester over haar waren. Maar in hoeverre stond Madame onder hun invloed? Saito's aanwezigheid alleen al kon een valstrik zijn.
  
  Dupré liep langzaam naar zijn solide mahoniehouten bureau en opende de middelste la met een kleine gouden sleutel die hij in zijn horlogezakje droeg. Het werd tijd, als het al niet te laat was, om het rad in beweging te zetten.
  
  Hij haalde een klein telefoontoestel uit de lade en stopte de stekker in de contactdoos in de muur. Snel draaide hij het nummer dat hij wenste. Snel werd er opgenomen.
  
  'Pardon,' begon hij, 'ik heb een vraag betreffende de velden in het noorden. Heeft u ene La Farge op uw lijst staan als eventuele koper voor het land waarover we het vorige maand hadden?'
  
  'Nee,' kwam het antwoord. 'Dat geloof ik niet.'
  
  'Of misschien ene La Fleur? Het is mogelijk dat ik de naam niet goed gelezen heb.'
  
  De stem klonk alsof hij de vraag niet helemaal begreep, maar het antwoord was nadrukkelijk. 'Geen La Fleur.'
  
  'Zo. dan heb ik me vergist. Maar het is helemaal in orde met het land? De regen heeft de oogst geen onherstelbare schade toegebracht?'
  
  De stem die antwoordde klonk nu alsof hij er helemaal niets van begreep. 'Voor zover wij weten zeker niet. Maar ik zal er direct naar informeren.'
  
  'Erg graag. Het is zeer belangrijk dat u dit zo snel mogelijk bevestigt.'
  
  'Vijf minuten.'
  
  'Goed. Ik wacht op uw telefoontje.'
  
  Raoul Dupré hing op en stak een zwarte sigaar op uit de zilveren doos op zijn bureau. De telefoon rinkelde toen hij voor de derde keer diep inhaleerde.
  
  'Monsieur?' zei de stem.
  
  'Ik luister.'
  
  'Nee. Absoluut nee. Positief. Op alle drie de punten hebben wij een ontkenning vastgesteld. Met betrekking tot uw laatste vraag is het zelfs zo dat wordt aangenomen dat de velden erg safe zijn uit zakelijk oogpunt.'
  
  'Dank u.'
  
  Raoul Dupré bestudeerde een volle minuut lang de telefoon voor hij hem uitschakelde en weer opborg in de lade van zijn bureau. Hij kreeg er geen nader antwoord door. Hij sloot de lade af en borg de sleutel weer op in zijn horlogezakje, in de zak van zijn jasje.
  
  De inlichtingen die zijn verbindingsman bij de Franse Inlichtingendienst hem had verstrekt, hadden hem geen aanwijzing gegeven hoe hij op de dringende oproep in de advertentie die door een van Frankrijk's onsterfelijke geheime agenten, La petite fleur, was ondertekend, moest ingaan. Maar hij wist nu wel dat madame La Farge niet voor de Franse Inlichtingendienst werkte. Evenmin stond het vast dat ze 'fout' gegaan was. Integendeel, haar plantage werd nog als veilig beschouwd, zodat Franse agenten er in tijd van nood gebruik van konden maken. Het scheen dat niemand anders dan Madame La Farge achter deze gedrukte oproep om hulp kon zitten.
  
  Dupré drukte op een zoemer die de dikke Maroe moest roepen, die hem al bijna twintig jaar in afwisselende functies had gediend, en gaf hem op gedecideerde toon instructies. Later zou hij nog een ander zeer speciaal telefoongesprek moeten voeren op een nog geheimer nummer.
  
  
  
  Toni was in extase. Lin Tong's kamer was een paradijs van donzige wolken en azuren luchten geworden, waar zij doorheen vloog, lichaamloos, ongehinderd door enigerlei belemmeringen. Er was geen papa, geen laatdunkende mensen uit papa's kringetje, geen morele stand om op te houden. Het was alsof het hele universum onder haar lag, klein en nietig, niet waard dat een door de wolken gedragen wezen zich er zorgen om maakte.
  
  'Houd je nu van me, mijn schat?' liefkoosde Lin Tong's stem haar naakte lichaam.
  
  'O ja, ik houd van je - wat houd ik van je.'
  
  Er was een. stilte in deze tijdloze wereld van fluwelen zachtheid, waar alles ondraaglijk prettig en waanzinnig lieflijk was.
  
  'Meer dan van andere mannen? Meer dan van je vader?'
  
  Een lichte scheut, als van pijn, ging door haar heen. 'Papa! O, God, ja. Hij is mijn gevangenis, mijn cipier. Jou, van jou houd ik. Niet van hem.'
  
  'Waarom is hij zo hard voor je, mijn lieve Toni? Waarom zit hij daar maar als een boeman in die studeerkamer van hem? Praat hij niet tegen je, mijn schat?'
  
  'Tegen mij praten! O ja, om standjes te geven. Maar ik kan je vertellen wat hij daar doet in die studeerkamer.. Antoinette Dupré wilde niets liever dan praten over haar verheven vader tegen de man die ze dacht te beminnen. Lin Tong, liefkozend Lek Ka genoemd door zijn praatgrage Toni, leunde naar voren en luisterde. Het was niet zijn bedoeling haar in ruil voor haar vertrouwelijkheden te vertellen dat hij de Beul genoemd werd door zijn collega's bij de verschrikkelijke organisatie die bekend stond als Bittere Amandelen, de moordende tak van de Rood-Chinese Inlichtingendienst in Vietnam.
  
  
  
  Dr. Nicholas Carter van de Wereld Gezondheids Organisatie had een aanzienlijk minder succesvolle dag. Liever gezegd, Nick Carter van AXE had een niet getrokken.
  
  Toen hij het huis van de Dupré's belde, had een vadsige stem hem gezegd dat juffrouw Antoinette nog niet op was. Bij zijn tweede telefoontje werd hem gezegd dat juffrouw Antoinette niet thuis was.
  
  Voor de derde achtereenvolgende dag was zijn voorgenomen reis naar het noorden met een medisch team van het leger uitgesteld. Bureaucratie hier, een janboel daar en gebrek aan samenwerking bij de autoriteiten ergens anders. Morgen, dr. Carter, hadden ze hem beloofd. Of misschien zaterdag, of dinsdag. Ziekte en dood zijn er altijd; geen reden om ongeduldig te zijn. Ondertussen kon hij niets anders doen dan luisteren naar geruchten, roddelpraatjes en de doordringende geluiden van anti-regeringsdemonstraties. Hij voelde zich verveeld en teleurgesteld, en had een aangeboren nieuwsgierigheid. Dus reageerde hij op de advertentie in The Vietnam Times.
  
  
  
  
  
  4. Kennismaking met meneer Fang.
  
  
  
  
  De bediende was erg behulpzaam, tot Nick's grote verbazing. 'U moet zich in verbinding stellen met Saito in het Long Hue logement. Dank u, meneer. Goedemiddag.'
  
  Het was zo eenvoudig dat Nick het gevoel had dat hij vorderingen maakte. Helaas vergiste hij zich. '
  
  Aangezien hij helemaal geen excuus had om zich in de zaken van La petite fleur te mengen, wie hij of zij ook zijn mocht, scheen het hoogst onverstandig om zo maar op te bellen en te zeggen 'Hallo, Saito. Heb je advertentie gelezen en vond dat ik maar eens op moest bellen.' Het Long Hue logement had in ieder geval toch geen telefoon.
  
  Het was een pretentieloos gebouw, op slechts korte afstand van het zakencentrum, maar in de verkeerde richting. Toeristen zouden die omgeving instinctief vermijden, hoewel de straat op een armoedige manier schoon was en de bewoners duidelijk geen messentrekkers waren. Het was gewoon geen straat voor toeristen, dat is alles. En elke vreemdeling viel op als een zwerende vinger. Het logement zelf scheen vindingrijk gebouwd te zijn, waardoor de huurders naar buiten konden kijken zonder zelf gezien te worden. Ieder die in de hal inlichtingen vroeg, kon uit een tiental hoeken aangewezen worden voordat hij zelf de receptie ook maar had ontdekt. Nick liep er een keer voorbij en besloot de zaak anders aan te pakken. Een jongen die langs het kanaal slenterde, stemde er in toe namens Nick een briefje naar het hotel te brengen. Eigenlijk wilde Nick niet eens met deze Saito spreken. Nog niet. Hem alleen maar zien en weten hoe hij er uit zag voor later. En er misschien achter zien te komen wie er nog meer had gereageerd op de naam La petite fleur.
  
  Hij had een gevoel dat hij er zelfs in het gekreukte pak dat hij wel geschikt achtte voor Nicholas Carter, arts, opvallend uitzag, en liet zich door zijn boodschapper toen die terugkwam, voorbijlopen, tot de jongen uit het gezicht verdwenen was. Toen pas was hij er zeker van dat de jongen niet gevolgd werd, en ging hij hem achterna.
  
  'Hij wou niet met je meekomen?' vroeg Nick, toen hij de jongen ingehaald had.
  
  'Nee Monsieur. Het is erg geheimzinnig.' De jongen grinnikte, hij genoot van zijn ontmoeting met deze vreemdeling. 'Hij was er niet. Maar hij heeft een boodschap achtergelaten.'
  
  'Zo? Voor wie - voor mij?' Onmogelijk, natuurlijk, maar een normale vraag.
  
  'Voor ieder die er om vroeg, Monsieur. Iemand die hem kent, en iemand die hij zelf kent, kan hem vinden op de markt in de Nguyen-Hue straat.'
  
  Dat klonk alsof het twee afzonderlijke personen betrof, maar waarschijnlijk duidde het op een wederzijdse herkenning tussen deze Saito en zijn bezoeker.
  
  Hij betaalde de jongen en bedankte hem. Toen liep hij langs een omweg naar de Nguyen-Hue straat met de reusachtige bloemenmarkt, zich afvragend hoe hij in 's hemelsnaam een man genaamd Saito kon ontdekken in de massa die zich altijd rond de kramen ophield.
  
  Twee uur later vroeg hij zich dat nog af, en was hij bijna geneigd om het op te geven. Zijn enige aanknopingspunt was dat 'Saito' een Japanse naam was. Door onafzienbare rijen bloemenstalletjes tuurde hij naar oosterse gezichten, tot hij achter elke exotische bloesemtak een klein Japannertje dacht te zien hurken, en toen gunde hij zichzelf wat rust. In een klein café aan de kant van de bloemenmarkt werd het sterke, inheemse bier ijskoud geserveerd. Nick dronk het dankbaar op en liet zijn blik ongedwongen langs de lange, schitterend gekleurde straat dwalen. Er waren boeren uit Midden-Vietnam, zeelieden van de rivier jonken, Vietnamese vrouwen met lange broek en een Parijs accent, gezichten van allerlei tint en ras.
  
  Toen er nog een half uur was verstreken, was hij bereid zijn nederlaag toe te geven. Hij zou Saito dan op de een of andere manier bij het logement in het oog moeten krijgen, of deze hele belachelijke speurtocht op moeten geven. Het was zijn verdiende loon omdat hij geprobeerd had zijn neus te steken in andermans zaken.
  
  Op dat moment zag hij iemand die hij eerder had gezien. Een korte, heel dikke man die gehaakt liep met waggelende stappen en snel in elke richting keek. Nick had de man de deur zien opendoen van Raoul Dupré's huis, enkele avonden tevoren, toen hij en verschillende andere mensen die hij die avond ontmoet had, Antoinette hadden afgezet na een feest op het dakterras van de Caravelle. De dikke man was hem opgevallen als het ouderwetse type van de hoofdbediende, iemand die het huis bestierde, de baas speelde over de rest van de bedienden, en de hele verantwoordelijkheid voor de huishouding op zijn schouders voelde rusten. Maroe ...? Ja, zij had hem Maroe genoemd. Zijn belangstelling verdiepte zich toen de dikke man aarzelde en vervolgens stilhield. Een lange gestalte stond op uit zijn gehurkte houding tussen de kramen en ontpopte zich als een lange, gespierde man. In zijn vriendelijke gezicht was de Japanse afkomst nauwelijks merkbaar. De twee mannen keken elkaar onderzoekend aan en spraken een ogenblik met elkaar. Nick stond op uit zijn stoel en slenterde langzaam naar een kraam er dichtbij. De twee mannen, die hij gadesloeg, begonnen weg te lopen, Maroe een paar meter voor de ander uit. De man die Saito zou kunnen zijn, volgde op zijn gemak, alsof hij toevallig toch ook die kant op ging. Nick ging er ook achteraan, even ongedwongen.
  
  De optocht leidde rechtstreeks naar Dupré's elegante huis. Binnen het hek wachtte Maroe tot de grote Japanner hem had ingehaald. Samen gingen zij een zijingang van het huis binnen.
  
  Nick slenterde langzaam om het huis heen, zich afvragend of hij aan de voordeur zou kunnen aanbellen om te vragen of juffrouw Dupré al thuis was. Maar dat scheen hem een nutteloos plan toe. Het was zeer onwaarschijnlijk dat hij daar ongehinderd zijn oor aan een sleutelgat zou kunnen leggen. Hij ging dus nogmaals terug naar zijn hotel aan Duong Tu-Do, met een gevoel van mislukking. Er waren twee boodschappen voor hem bij de receptie. De ene zei dat er een telefoontje was geweest van een dame die haar naam niet genoemd had en die terug zou bellen. De andere was een buitenlands telegram. Boven op zijn kamer las hij Hawk's telegrafische boodschap.
  
  
  
  
  
  TREFFEN MAATREGELEN REIS NAAR NOORDEN MET MEDISCH TEAM. BLIJF IN SAIGON IN AFWACHTING AANKOMST DOCTOR LINCOLN.
  
  FINCH.
  
  
  
  
  
  'Vink' ditmaal. Hawk verschool zich steeds achter andere vogelnamen. Het hoofd van AXE, meestal zo droog en laconiek, scheen nooit genoeg te krijgen van zijn grapjes over vogels die naar het nest kwamen om daar hun trekken thuis te krijgen, of eieren te leggen, of wat hij maar op dat moment kon bedenken. Hij had ook een hartstocht voor trucjes. Doctor Lincoln was een trucje, iets dat niets met medicijnen te maken had. Het was Hawk's nieuwste methode om berichten te verzenden.
  
  Nick schonk zichzelf een dubbele whisky in uit zijn reisflacon en ging zitten om voor de zoveelste keer zijn uitrusting na te zien. Al zes dagen was hij hier en hij had hem nog niet gebruikt. Wilhelmina de Luger. Is er. Hugo de stiletto. Is er. Pierre het gasbommetje. Is er. En Hawk's nieuwste stukje dodelijk speelgoed.
  
  Nick bestudeerde de nagels van zijn vingers. Juister gezegd, hij richtte zijn aandacht op de wijsvinger van zijn rechterhand. Weer zo'n grapje van Hawk dat wel te pas zou komen. 'Voor je uitrusting, Carter,' had Hawk gezegd. 'Je zult nu in staat zijn een vinger naar iemand uit te steken en hem dan tegelijkertijd te doden.'
  
  'Die moderne techniek,' had Nick met bewondering gezegd, grinnikend om de duidelijke trots van de tanige oude man veroorzaakt door dit verschrikkelijke, onaanzienlijke apparaatje. 'Blijft u eens staan terwijl ik het probeer.'
  
  'Het is al grondig getest,' deelde het hoofd van AXE hem koeltjes mede. 'Wees voorzichtig met dat afschietmechanisme, Carter. Gebruik je duim om het los te laten. Hou die veiligheidspal er op tot je het ding moet gebruiken, anders kun je gemakkelijk sterven terwijl je op je eigen hoofd krabt.'
  
  'Ik zal niet krabben,' beloofde Nick.
  
  Hij staarde nu naar het miniatuur moordwerktuig. Het was een volmaakte verlenging van zijn eigen wijsvinger, die slechts 'n paar millimeter aan de gewone lengte van zijn vinger toevoegde. Een platte buis liep terug vanaf het plaatje dat over de nagel vastgezet was. Wanneer de veiligheidspal werd losgezet en de vinger ergens in stak, kwam er een holle naald uit het plaatje te voorschijn en spoot dan onder druk het krachtigste vergif in, dat de AXE-laboratoria maar konden bemachtigen. Het onvermijdelijke resultaat was een onmiddellijke, pijnlijke dood. En wanneer de vinger na het contact weer werd teruggetrokken, vulde de naald zich vanzelf weer uit zijn eigen dodelijke reservoir.
  
  Hawk had met gruwelijk plezier geglimlacht. 'Je hoeft zelfs geen tijd te verspillen door je wapen opnieuw te laden. Het staat altijd voor je klaar.'
  
  'Een tijger in m'n tank, hè?'
  
  'Draak is, geloof ik, toepasselijker. Zuid-Vietnam is je volgende halte.'
  
  In zijn hotelkamer in Saigon legde de man bijgenaamd 'Killmaster' de laatste hand aan het controleren van zijn wapens. Het laatste had geen naam nodig, omdat het eigenlijk geen wapen was. Niettemin was het een stuk gereedschap: een sleutel. Zonder deze sleutel zou de boodschappen versturende dr. Lincoln nutteloos zijn. Hij kon 'm wel Abe noemen. En dan was er nog die vinger. Hij besloot het vingerwapen
  
  Fang te noemen. Na welk besluit hij zich nog een whisky inschonk, de deur vergrendelde en zich geheel ontkleedde. Om de een of andere reden dacht hij vluchtig aan Antoinette Dupré, maar toen zette hij dergelijke gedachten opzij en concentreerde zich op zijn yoga-oefeningen.
  
  Voor zelfbeheersing moest een zware prijs betaald worden; er was niets gemakkelijks aan de beproevingen die hij zijn lichaam liet ondergaan om er zeker van te zijn dat het altijd in puike conditie was. Met zijn diepe, gestage ademhaling inhaleerde hij afgemeten hoeveelheden lucht, tot de bovenste helft van zijn lichaam de omtrek van een bergrug had en zijn middel niet dikker was dan een arm. Tintelende spieren tekenden zich fors af langs zijn borstkas, dijen en schouders. Zijn halsaderen leken op pianosnaren. Toen hij zijn adem een volle vijf minuten lang had ingehouden - het erkende record met een minuut brekend - liet hij langzaam de lucht uit zijn longen wegvloeien. Het bloed raasde door zijn lichaam en de verveling van een nutteloze dag stroomde uit hem weg.
  
  Wat hij in het volgende halfuur als een slangenmens verrichtte, zou een toeschouwer die niet van de stimulerings- kalmeringsprincipes van yoga op de hoogte was, verbaasd hebben, en elke bewonderaarster van mannelijke schoonheid tot verrukking gebracht hebben. Het was jammer dat er niemand was om naar hem te kijken.
  
  Er lag een dunne, fijne glans over zijn bronskleurige, atletische lichaam, een glans over de gladde huid en ook over de littekens uit de strijd. In zijn hoofd had hij een gevoel zo licht als een hemel vol sterren, en hij voelde een bijna allesoverheersende behoefte om iets te doen met zijn herboren energie.
  
  Het geluk was met hem. Hij trok net zijn T-shirt naar beneden over zijn sportbroekje toen er op zijn deur geklopt werd. Wilhelmina, Pierre, Hugo en Fang waren klaar. Maar het lichaam van Carter ook. Maar welke medische waarnemer van de Verenigde Naties zou een bezoeker met een wapen begroeten?
  
  'Wie is daar?' riep hij, en liep langzaam naar de deur.
  
  En een zwoele stem van een vrouw zei onbeschaamd:
  
  'Laat me binnen, chéri... Ik vind 't niet 'erg als je naakt bent!'
  
  
  
  Lin Tong was nog met Antoinette Dupré bezig. Met zijn lichaam, zijn door de communisten getrainde hersens, en -narcotica.
  
  Zijn kamer was absoluut de meest geschikte plaats in de stad om de inlichtingen te krijgen die hij nodig had.
  
  'Maar dat is een heel eigenaardige manier van doen voor een theehandelaar,' zei hij, met een opzettelijk enigszins verbaasde stem.
  
  'Wat...? Theehandelaar! Hij is eigenaar van een plantage, mijn gekke Lek Ka liefje,' pruttelde Toni slaperig vanuit het warme nestje van zijn naakte schouder.
  
  'Natuurlijk is hij dat. En ik ben de geest van Fu Manchu.' Toni schaterde van het lachen. Hij was zo'n doorduwer van 'n Chinees. Geen wonder dat papa een hekel aan hem had. 'Jij bent geen geest, mijn liefje, mijn sexy liefje,' zuchtte ze, terwijl ze zijn gespierde borst streelde. 'Maar onderschat papa niet. Hij is echt eigenaar van een theeplantage. En allerlei andere dingen. Hij is vreselijk rijk en heeft veel invloed. Veel, veel belangrijker dan jij en ik. Frankrijk kan niets in Saigon beginnen zonder dat ze er eerst met hem over gepraat hebben.'
  
  Lin Tong lachte. 'Lieveling, daarvoor zou hij op z'n minst een meesterspion moeten zijn,' zei hij luchtig.
  
  Toni haalde haar wenkbrauwen op en keek hem bedachtzaam aan. Een idee scheen haar reeds té heldere ogen nog meer te doen stralen. 'Weet je, ik denk dat hij dat is. Dat is precies wat ik denk dat hij is! Wat knap van je. Dat zou zoveel dingen verklaren.'
  
  'O, kom nou, Toni! Je maakt maar een grapje.' Zijn hart was zo snel gaan bonzen dat hij zeker wist dat ze het gevoeld moest hebben.
  
  'Hij is er de man niet naar om zo'n risico te nemen. Voor wie zou hij spioneren? De Fransen? Die zijn hier uitgespeeld!'
  
  'O, wees daar maar niet te zeker van,' zei ze met een zwakke opflikkering van vaderlandsliefde. 'Hij heeft heel wat contacten met de Fransen. Ze hebben het nog niet opgegeven. Hij spreekt met allerlei mensen.'
  
  'Wat voor mensen, lieve Toni? En wat bedoelde je met "dat zou zoveel dingen verklaren"?'
  
  'O, gewoon, dingen, allerlei dingen, 'n Rare telefoon achter slot, reizen, berichten, allerlei dingen. Het zou me niet verbazen als hij het hart is van de Franse Inlichtingendienst, die papa van mij. Geen wonder dat hij zich zo'n zorgen maakt over mij!' Ze begon onbeheerst te lachen. 'O, wat gek, wat gek. Hij is zo gesloten en ik zo bandeloos. Wat leuk!'
  
  Als ze minder ver weg was geweest, zou het een ontnuchterende gedachte geweest kunnen zijn. Maar het wonderlijke goedje dat zich door haar aderen verspreidde, had alle teugels in Toni's brein doen vieren. Lin Tong glimlachte in het duister tegen zichzelf. Ze was geestelijk tomeloos. Hij zou natuurlijk nog verdere bewijzen moeten hebben. Maar nu was hij er al een hele stap dichterbij. Toni zou wel helpen. Als ze maar goed geleid werd, zou ze voor hem achter een hoop dingen kunnen komen die de moeite van het weten waard waren. Zoals bijvoorbeeld waar de Franse spion Moreau zich ophield, die met zeer belangrijke inlichtingen was verdwenen. God mocht weten wat het was, maar het veroorzaakte een helse toestand onder de Chinese spionagechefs. 'Bittere Amandelen' had de Beul op de hoogte gebracht. Zoek Moreau. Haal de gestolen inlichtingen terug. Koste wat het kost.
  
  Hij drukte zijn mond tegen Toni's warme lippen, verzadigd als hij al was, en zijn hemden kropen hartstochtelijk over haar lichaam.
  
  Toni kreunde. 'Oh - ja, ja, mon chéri...'
  
  Bah, die stomme Fransen. Ga met ze naar bed ,en ze willen je alles geven. Hij zou zelfs hoofd van 'Bittere Amandelen' kunnen worden, als hij het goed aanpakte. Het werd toch hoog tijd dat Broeder Arnold - de aanmatigende stommeling - van zijn plaats afging. Lin Tong was er de juiste man voor om de oude gek een paar dingen te leren en om zijn plaats over te nemen. Als de Beul zou slagen waar de rest van 'Bittere Amandelen' had gefaald, dan zou de hoogste plaats voor hem zijn. Het was slechts een kwestie van tijd en geduld. Hij deed een beroep op zijn vaardigheid om beider hartstocht weer te laten oplaaien. Eindelijk zei hij zachtjes: 'Je moet nu gaan, Toni. Ik heb werk te doen. En ik wil dat je één kleinigheidje voor me doet.'
  
  'Gaan?' zei ze weemoedig. 'Toe, dwing me niet weg te gaan. Ik wil nog - nog alles.'
  
  'Spoedig, mijn Toni. Wanneer we allebei weer kunnen.'
  
  'Ik kan nu al.'
  
  'O nee. Je moet niet te veeleisend zijn. Maar we zullen een spelletje spelen, hè? Om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen? Probeer jij wat meer voor me te weten te komen over je vader. Wie hem bezoekt, wat hij tegen ze zegt, en zo. Ik heb de indruk dat hij en ik samen zaken kunnen doen als je me kunt bewijzen dat hij bij de Franse Inlichtingendienst werkt. Misschien ontdekken we gemeenschappelijke belangen, waarvan hij nog niets wil laten merken omdat hij zo'n hekel aan me heeft. Wil je me helpen, Toni?'
  
  Haar onnatuurlijk heldere ogen werden opeens bezorgd.
  
  'Ik geloof vast niet dat dat goed zou zijn, Lek Ka. Vraag je mij om mijn eigen vader te bespioneren?'
  
  'Spioneren! Heb ik het niet uitgelegd? Natuurlijk is het goed. Dat moet het wel zijn, want wie zal, als je het niet voor me doet, jou je reisjes bezorgen die je zo nodig hebt?
  
  Hmmmmm? Geen wolken meer, geen extase, mijn Antoinette? Heb je me niet meer nodig?'
  
  Haar gezicht weerspiegelde de snel opzettende angst in haar binnenste. 'O God! Natuurlijk heb ik je nodig. Laat me niet zonder je. Ik heb je voor alles nodig.'
  
  'U komt op uw eigen risico binnen, Mademoiselle,' zei Nick terwijl hij het kettingslotje van de deur schoof.
  
  'O la la,' kirde de stem gesluierd. 'Is dat een waarschuwing of een uitnodiging?'
  
  Nick haalde zijn rechterwenkbrauw op, maar dan ook huizenhoog. Dit was geen dr. Lincoln, tenzij de grapjes van Hawk oneindig beter waren geworden. Hij opende de deur en stapte vlug opzij.
  
  De vrouw die op de drempel stond was ongelofelijk.
  
  Als ze niet zo mooi was geweest, zou haar uitheemse dracht haar belachelijk hebben gemaakt. Maar ze was groot en welgeschapen, bijna zo groot als Nick, op haar open schoenen met gevaarlijk hoge hakken en op de een of andere manier was ze verrukkelijk heidens in haar ongeloofwaardige kledij. Een purperrode kniebroek gaf de omtrekken weer van een paar fabuleuze benen. Daarboven, een rood-paarse bolero op een blouse van zijden stof die bijna zo doorzichtig was alsof hij van gesponnen vensterglas gemaakt was. Nick knipperde met zijn ogen bij het aanzien van dit alles. Een prachtige boezem scheen tegen de bolero gespannen te zitten. Vrijmoedige, donkere ogen smeulden uitdagend, en een gitzwarte paardenstaart zwiepte met een volle sliert langs haar rechterschouder.
  
  Ze gleed de kamer binnen, sloot de deur en leunde er tegen aan. Haar heupen zagen er, zelfs wanneer ze niet liep, onweerstaanbaar verleidelijk uit. 'Monsieur Carter,' vleide ze met haar sensuele, brede lippen, 'ik ben voor u gekomen.'
  
  'Dat zie ik. En wat wilt u van mij, Mademoiselle?'
  
  'Alleen maar u.'
  
  'Wat een heerlijk idee,' zei Nick. 'Is dit een onderdeel van de verzorging van het Palace?'
  
  Ze wierp haar hoofd achterover en lachte. 'Toni had gelijk. U bent inderdaad interessant!' Haar ogen dwaalden langzaam over zijn half ontklede lichaam, met een goedkeurende blik voor de bijna klassieke gelaatstrekken en het prachtige vertoon van atletische spieren.
  
  Hij liet zijn eigen ogen even vrijmoedig ronddwalen. 'Interessant? Nu vleit u me. Maar wat heeft Toni te maken met dit prettige bezoek?'
  
  'Ik zal het u uitleggen. Mag ik gaan zitten?' Met een handbeweging wees hij haar een stoel aan. Maar in plaats daarvan liep ze naar het bed, waarbij ze onderweg haar hoge sandalen uitschopte.
  
  Zo zo, dacht Nick. Dit gebeurt allemaal wel plotseling. Maar zoals het nu was, leek het wel een aardig intermezzo. En het was nog vroeg genoeg in het Saigon-spel om het niet bij een luisterspelletje te laten.
  
  Ze maakte het zich gemakkelijk op het bed. 'Herinnert u zich Toni Dupré? De meeste mannen wel. Ze wilde u wel weer graag eens zien, maar ze heeft het de laatste tijd nogal druk gehad. U ook, zoals ik begrepen heb. Ik heb geprobeerd u telefonisch te bereiken, maar ik heb geen antwoord gekregen.'
  
  'Vergeef het mij,' zei hij ridderlijk.
  
  Ze glimlachte kwijnend. 'Later. Als u me er reden toe geeft. Dus Toni. Ze is de enige die in Saigon behoorlijke feestjes geeft. Of eigenlijk onbehoorlijke. Alle aantrekkelijke ongehuwde mannen worden uitgenodigd. Zelfs alle aantrekkelijke getrouwde mannen, als ze daar zin in hebben. De mensen komen en amuseren zich geweldig en iedereen is "happy". Oké? U zult 't wel zien. Kom vrijdagavond om negen uur maar naar Duong Versailles 14. Dan gaat er geen zee te hoog. Zeg me eens, drink je, of ga je wel eens met iemand naar bed?'
  
  Nick wreef nadenkend langs zijn neus. 'Ik kan het allebei erg goed,' zei hij met de nodige bescheidenheid in zijn stem. De dame lachte zachtjes. 'Waar heb je nu het meeste zin in?'
  
  'Ik ben bang dat ik niets te drinken heb,' loog hij hoopvol. Ze glimlachte tevreden. 'Kom dan naast me liggen en laat me dat prachtige lichaam eens voelen.'
  
  Zijn wenkbrauwen sprongen weer omhoog. Het was niet de eerste keer dat zijn lichaam zo botweg opgeëist werd, maar gewoonlijk was het om nog een andere reden behalve zijn mannelijke charme.
  
  'Wat, zonder dat we ons ook maar aan elkaar hebben voorgesteld?' zei hij. Ze stak een slanke hand uit en sloeg die om zijn pols. 'Michèle is mijn naam. Micky noemen sommige mensen me. En soms noemen de Amerikanen me Mike. Jij kunt me noemen zoals je wilt. Maar kom alsjeblieft dichterbij.'
  
  Hij bekeek haar nauwkeurig en zag dat haar bekken zich heel licht bewoog. Het was wel een verdomd mooi stuk! Zou het wel veilig zijn om met zo iets moois zo'n gemakkelijk spelletje te spelen?
  
  Hij ging op de rand van het bed zitten. Michèle maakte een beweging met haar uitnodigende mond. 'Bangerd,' zei ze zachtjes. 'Dichterbij.'
  
  Het minste wat hij kon doen was er achter zien te komen of ze inderdaad gevaarlijk was.
  
  Nick boog zich naar haar toe. 'Je hebt er om gevraagd,' zei hij zo verleidelijk als hij maar kon. In ieder geval was ze een contact met de Dupré's, en dat op zichzelf was al interessant. Om haar andere kwaliteiten maar niet te noemen ... Ze sloot haar ogen en stak hem haar mond toe. Nick lachte ingehouden en kuste haar lichtjes op de lippen. Het resultaat was of hij een elektrische stroom door haar heen voerde. Ze kwam tot een plotselinge, hevige bezieling, klemde haar armen om zijn hals en dwong zijn gezicht naar haar borst. Heel even begreep hij de beweging verkeerd en zijn handen reikten naar haar keel. Maar toen beten haar warme lippen in zijn naakte schouder en bedolf zij hem onder hete kussen. Ah! Als de kleine Mike een voorproefje was, dan moest hij zeker naar Toni's feestje gaan ...
  
  Hij hield haar van zich af, haar polsen in zijn greep houdend.
  
  'Weet je waar dit op uitloopt, Michèle?'
  
  Haar diepe lach vertelde hem dat ze dat wist. 'Sluit de deur af en kom weer bij me,' zei ze zacht. 'Ik zal mijn kleren uitdoen en je laten zien wat een vrouw voor jou kan doen. Vraag je je af hoe en wat ik ben? Saigon en ik zijn één. Mijn vader was Chinees, mijn moeder een non die nooit de laatste gelofte heeft afgelegd. Zij wisten hoe ze moesten leven. En ik weet het ook. Voor dat ene moment, en alles dat dat te bieden heeft.'
  
  'Ben je niet bang voor me?'
  
  'Waarom zou ik?'
  
  'Je weet niet of ik een sadist ben, of een aanrander, of een moordenaar, of iemand met een rare afwijking, of een moordende maniak...'
  
  Ze schudde haar hoofd. 'Wat kan het mij schelen? Besef je niet dat ik van elke nieuwe ervaring geniet? Oh, je bent gechoqueerd.' Hij was het niet, maar hij probeerde er zo uit te zien. 'Maar je bent niet zo iets. Niet met zo'n gezicht. Je hebt zachte ogen. Dat weet ik. Van die andere, daar heb ik er veel van gezien. Ik zou jouw afwijkingen ook graag beter leren kennen.' Wat haar ware opzet ook was, het was beslist de moeite waard het eens te onderzoeken.
  
  Hij liep de kamer door om de deur op slot te doen en nauwkeurig de ramen na te kijken. Er loerden geen moordenaars om hem te grijpen wanneer hij niet op zijn hoede was, en er was ook geen kans dat iemand de kale gevel op zou klimmen.
  
  Ze lag op het bed op hem te wachten, druk bezig met haar bolero en haar Parijse pantalon. 'Zoek je echt kandidaten voor de feestjes van Toni?' vroeg hij. 'Of ben je misschien een aan lager wal geraakt showmeisje dat uit is op een loslopende matroos?'
  
  'Aan lager wal geraakt showmeisje? Dat begrijp ik niet. Toni bestaat toch echt, dat weet je. En ik ook. Wij, Monsieur Carter - Nickie - zijn de wezen uit het internationale milieu. Wij geven onze feestjes en amuseren ons terwijl onze beroemde vaders zich bezighouden met binnenlandse politiek. Ze zijn vervelend en ze hebben geen tijd voor ons. Het is een situatie waar je een tijdschriftartikel over zou kunnen schrijven. Wij komen alles te kort.'
  
  'Ik heb erg met je te doen,' zei hij, terwijl hij zag hoe ze haar zijden ondergoed langs haar glanzende lichaam liet glijden. 'Maar vind je niet dat je iets kunt doen om de andere misdeelden te helpen? Er schijnen er hier heel wat van te zijn.'
  
  'O, ik begrijp het. Dokter Carter. Dat was ik vergeten.' Ze nam een wazig dingetje af met twee volle cups. 'Je bedoelt verbandjes leggen, zorgen voor moederloze kinderen, de opmars van het communisme tegenhouden en dat soort dingen, 'n Ander keertje, Nickie. Niet nu. Ach, vergeet dat allemaal, chéri. Hou van me!'
  
  'Zomaar? We maken met elkaar kennis en we gaan meteen naar bed?'
  
  'Zomaar.' Ze lachte diep in haar keel, haar ogen op hem gericht. 'Waarom niet? Je hebt er nu heus wel zin in, is het niet?' Wie niet? Hij was maar een mens. Hij strekte zijn hand naar haar uit en haar zachte vormen werden hard onder zijn streling. Zij gaf een zucht van genot en verschoof haar delicaat zachte rondingen om zijn gespierde, harde lichaam aan te kunnen raken. Haar roze tong kwam plotseling tussen de volmaakte tanden te voorschijn.
  
  'Je zult het zien.' Ze prevelde de belofte. 'Ik kan meer voor je doen dan elke vrouw die je gekend hebt. Raak me aan. Omarm me. Weet je wat het is om echt wellustig te zijn? Wild, vrij, als een dier in de natuur...?'
  
  'Laat zien,' beval hij haar. En dat deed ze.
  
  
  
  
  
  5. Saito, waar ben je?
  
  
  
  
  Raoul Dupré koos nog een zwart sigaartje uit de zilveren doos en rolde het tussen zijn aristocratische vingers.
  
  'Je beseft toch wel,' zei hij bedachtzaam, 'dat ik de enige man in deze stad ben die op die advertentie had kunnen antwoorden?'
  
  Saito boog. 'Madame wist niet wie er hier nog over zou zijn om te antwoorden. Ik weet niet wie die ander zou kunnen zijn. Maar het schijnt dat er gevaar is.'
  
  Dupré knikte. 'De boodschap, de inlichtingen, wat het ook was, moeten onder het beheer van Madame blijven tot ze weer aan de betrokkenen ter hand gesteld kunnen worden. Er zal tijd nodig zijn om een plan op te stellen. De communisten zouden een regiment opofferen om er achter te komen wat er met Moreau is gebeurd.'
  
  Saito knikte. 'Dat betekent dat ik onmiddellijk terug moet gaan naar Madame. Ik beloof bij mijn eigen bloed dat ik haar met mijn leven zal beschermen.'
  
  De Fransman leek weinig op zijn gemak. Zijn sigaar bleef onaangestoken.
  
  'Het spijt me, Saito. Ze heeft de strijd voor de goede zaak weer opgenomen. Jij ook. En omdat dat zo is, moet je begrijpen dat je hier zult moeten blijven terwijl er plannen worden gemaakt. Je zult pas terug kunnen gaan naar Madame als er iemand met je mee kan. Daar zal wel wat tijd overheen gaan.'
  
  Het duurde een hele tijd vóór Raoul Dupré Saito ervan overtuigd had dat hij moest blijven tot er een ploeg zou zijn gevormd rond de lange Japanner als gids. Het had geen nut dat hij uitlegde dat hij de situatie niet alleen aankon, en dat Saito moest blijven tot de oude strijdmakker van La petite fleur orders van hogerhand had ontvangen.
  
  Toen Saito zich met Maroe naar de bedienden vertrekken had begeven, met een gezicht, dat een en al opstandigheid toonde, stak Dupré eindelijk zijn sigaar aan. Toen die eenmaal goed brandde, maakte hij de lade open, waarin zijn speciale telefoon zich bevond en draaide het zeer geheime nummer. De Franse Inlichtingendienst had iets gezegd over een Amerikaanse organisatie, AXE genaamd, die interesse had voor de ontwikkelingen in Saigon. Uitstekend, laat AXE zich er maar mee gaan bemoeien en hem meteen bevrijden van een paar van zijn problemen.
  
  
  
  Antoinette Dupré keerde terug in het huis van haar vader. Ze had dorst. Maroe reageerde niet op de dwingende zoemer vanuit haar privé-vertrek. Ze vloekte en ging met loden voeten naar de geweldig grote keuken. Maroe was niet in de bijkeuken waar hij eigenlijk hoorde te zijn. Ze schonk zich een koele dronk in uit een fles uit de kleinste van de twee koelkasten toen ze de snelle voetstappen hoorde in de gang voor de bedienden.
  
  'Verdomme, Maroe,' zei ze woedend. 'Waarom ben je er niet als ik je roep?' Ze hoorde zijn adem even stokken V'an verbazing, en draaide zich om. Maroe was niet de enige die in de gang bij de keukendeur stil was blijven staan. De ander was een lange, geweldig gespierde man in boerenkledij. 'Het spijt me, Mademoiselle,' zei Maroe. 'Ik wist niet dat u thuis gekomen was. Is er iets ...?'
  
  'Er was iets,' snauwde ze. Ze ergerde zich aan haar eigen bruuskheid, maar was niet in staat die te veranderen. 'Maar ik heb het zelf al gedaan. Je bent te laat. Wie is die man? Wat wil die?'
  
  'Dat is de nieuwe tuinman, Mademoiselle Toni. Wilt u me nu excuseren, alstublieft.' Hij boog. 'Ik moet hem naar zijn kamer brengen. Ik kom onmiddellijk terug als u me nodig hebt.'
  
  'Ik heb je al gezegd dat ik je niet meer nodig heb.'
  
  Maroe knikte en ging verder de gang door. De lange man die bij hem was boog ernstig voor Toni en volgde Maroe met geluidloze, glijdende passen. Toni sloeg de deur van de koelkast dicht. Nieuwe tuinman! Mon Dieu, waartoe konden sommige mensen zich toch verlagen! Die man was gebouwd als een oosterse Hercules ... Haar gedachten dwaalden plotseling op een zijpad. Tuinman? Een tuinman die door de deur van haar vaders studeerkamer het huis binnenkwam? Vreemd. Raoul had de gewoonte niet om met onaanzienlijke werklieden te spreken in die geheime kamer van hem. Hmmm.
  
  
  
  Michèle stond op de drempel, geheel gekleed; haar grote, donkere ogen straalden van geluk en verzachtten zo haar fascinerende, heidense gelaatstrekken. Ze gloeide van tevredenheid. 'Beloof je dat je zult komen, Nickie?'
  
  'Ik beloof het. Zelfs wilde draken zouden me niet tegen kunnen houden. Zeg, hoe staat 't met Papa Dupré? Ik hoor dat hij als vader nogal zwaar op de hand is. Is hij er ook?'
  
  'O, Dupré!' Ze haalde haar aantrekkelijke schouders op. 'Hij is er eventjes en dan verdwijnt hij naar zijn studeerkamer. Hij heeft een hekel aan die feestjes, maar hij bemoeit zich er niet mee. 't Is eigenlijk jammer dat hij Toni niet beter in de gaten houdt.'
  
  'Waarom?' Nick staarde haar aan. 'Ik dacht dat jullie één pot nat waren. Je wilt toch niet zeggen dat je haar gedrag afkeurt!'
  
  Ze lachte en wipte de donkere paardenstaart terug over haar schouder. 'Dat zeker niet. Men kan veel van mij zeggen, maar niet dat ik een huichelaarster ben. Nee, je begrijpt me niet. Als Toni je eenmaal weer ziet, dan zit ik in moeilijkheden. Ze mag dan op het ogenblik een vriendje hebben, maar dat betekent niets. Het is een hete bliksem, die Toni. En jij zult te veel indruk op haar maken. Ze werpt één blik op het gezelschap, gilt dan van plezier en voegt je aan haar verzameling toe.'
  
  'Dan zal ik haar zeggen dat er niets te verzamelen valt,' zei Nick ridderlijk.
  
  Michèle keek ernstig. 'Je bent lief, mijn Nickie. Maar zou je nee kunnen zeggen tegen de Brigitte Bardot van Saigon?' Hij lachte en kuste haar zachtjes. Ze klemde zich even aan hem vast en draaide zich toen plotseling om, stoof de deur uit en sloeg die met een klap dicht.
  
  Nick kleedde zich langzaam aan. Er bestond een goede kans dat hij geen nee zou zeggen tegen de Brigitte Bardot van waar dan ook. Niettemin had hij minder belangstelling voor Antoinette, Michèle of Brigitte dan voor Papa Raoul Dupré. Maar terwijl hij zijn das rechttrok en zijn weerspannige haar kamde, kon hij de ongewone Michèle niet uit zijn gedachten zetten. Haar geur zweefde nog in de kamer... zacht, subtiel, als een liefdesdrank.
  
  En hij kon de gedachte niet van zich afzetten dat haar benadering van vreemdelingen - in het bijzonder een Amerikaanse spionageagent bijgenaamd Killmaster - toch wel een beetje overrompelend was.
  
  
  
  'Je bent gek om me vanuit je huis op te bellen, Toni!' zei Lin Tong woedend. 'Hoe weet je dat er niemand meeluistert?'
  
  'Omdat ik weet waar ze allemaal zijn,' zei Toni koeltjes. 'Zou je niet kunnen toegeven dat ik wel een klein beetje verstand heb? Maar ja, als 't je niet interesseert iets over die man te weten ...'
  
  'Natuurlijk, natuurlijk! Ik wil alleen maar dat je voorzichtig bent. Meer voor jezelf dan voor mij. Wie is die man? Waar komt hij vandaan?'
  
  'Dat weet ik nog niet. Maroe is erg vaag. Wanneer zie ik je weer, Lek Ka ... liefje?'
  
  'Denk je aan het spelletje dat we spelen, mijn bloempje? Als je mij wat inlichtingen geeft, dan geef ik je wat vertier. En tot nu toe heb je me bijna niets verteld.'
  
  'Maar hoe kan ik ...?'
  
  'Zie dat je er achter komt, liefste Toni. Je vindt wel 'n maniertje. Ik reken op je, schat je. Net zoals jij op mij rekent.' Zijn stem klonk erg teder. 'Als er iets interessants is, dan kun je het me op je feestje vertellen.'
  
  'Dan pas?' Ze was ontmoedigd.
  
  Hij lachte zachtjes. 'Dan pas. En ik ga zonder jou weg als je me niets nieuws te vertellen hebt. Welterusten, Antoinette.' De klik van de telefoon klonk in haar oor. De rotzak, de rotzak! Maar ze moest hem weer bij zich hebben, en gauw. Ze zou wel zien dat ze hem kon geven wat hij moest hebben.
  
  
  
  Madame Claire La Farge lag weer op de patio te zonnebaden. Het was heter dan ooit en het leek alsof de wolken vóór de avond uit elkaar zouden barsten. Ze lag te peinzen over Saito. Was hij veilig in Saigon aangekomen? Had hij de boodschap in de krant gezet? Had iemand er op gereageerd? Wie? Als ze maar een meer rechtstreekse manier had geweten om hulp te zoeken, of tenminste had geweten wie er nog in Saigon over was om haar te helpen. Maar al de mannen die ze ooit via Paul had leren kennen, waren aan haar voorgesteld als Jacques en Pierre en Raoul en Henri en Bernard en ze had niet het minste idee gehad van wie ze werkelijk waren of waar ze waren. Alles wat ze kon doen, was hopen dat iemand - de juiste iemand - de advertentie zou lezen en zich in verbinding zou stellen met Saito. Het wachten was moeilijk en werd steeds moeilijker naarmate de uren verstreken. Saito moest nu toch wel op de terugweg zijn. Madame was ongeduldig. Maar lang geleden had ze al leren wachten. Ook dat had Paul haar bijgebracht. En sinds zijn dood had ze geduldig gewacht tot er iets, iemand, zou komen om de lege, eenzame jaren te vullen. Niettemin was het wachten moeilijk. Vooral nu ze zich niet op haar gemak voelde zonder de geruststellende reus die altijd nabij haar was om te antwoorden wanneer zij hem riep.
  
  De bomen die de patio omrandden, schenen zwaar te zuchten onder een traag briesje dat over hen heen dreef. Madame La Farge zuchtte vermoeid. Wachten om weer terug te kunnen komen in het volle leven was de moeilijkste vorm van wachten. Dat was als het tellen van de jaren en maanden en dagen vóór een gevangenisstraf zou aflopen.
  
  Waar was Saito nu? Je wist nooit hoe het er in Saigon voor zou staan. De stad was tegenwoordig een borrelende ketel vol relletjes, schietpartijen, moorden, arrestaties en intriges. Er kon van alles gebeuren met iemand die daar met wat voor aangelegenheid ook was.
  
  Maar Saito niet. Die zou spoedig terug zijn.
  
  Ergens binnen in het huis sloeg een klok. Weer een uur in het niets verdwenen.
  
  Misschien had hij Saigon helemaal niet bereikt.
  
  Ze draaide zich rusteloos om en om. De tijd gleed snel voorbij en er was nog niets veranderd. De knagende gedachte dat er iets met Saito was gebeurd, groeide langzaam tot vaststaande zekerheid. Het was slopend om daar in de wegzakkende zon te liggen denken aan wat hij voor kans had om heen en weer te reizen door het gevaarlijke landschap. Niet alleen slopend, maar stom. Ze stond plotseling op en trok haar blauwzijden peignoir aan. Welnee, er was niets gebeurd met Saito. Zelfs als zijn reis langer zou duren dan ze had verwacht, was er nog geen reden waarom ze niet op zichzelf kon passen. Zowel Paul als Saito had haar, ieder op zijn eigen manier, geleerd hoe ze haar ranke lichaam kon verdedigen. Ze had ook, bedacht ze woedend, zélf wel een beetje verstand en het was helemaal niet nodig om op anderen te steunen.
  
  Maar ze maakte zich zorgen om Saito zelf. En ze miste Paul. Ze miste Paul altijd, maar op momenten als deze nog meer dan anders. Met al haar moed en vindingrijkheid' was ze toch voor alles vrouw. Haar eenzaamheid gaf haar een gevoel van onvolledigheid.
  
  Ze liep de koelte van het huis binnen en bleef lange tijd onder de koude douche staan. Daarna kleedde ze zich in een luchtige, katoenen jurk en schonk zich een verkoelende dronk in. Laaghangende wolken bedreigden de patio en daarom ging ze op de afgeschermde veranda zitten terwijl de hemel donker werd. Toen haar drankje half op was, hoorde ze vanuit de verte het geluid van een auto door de stilte komen.
  
  Zou het Saito zijn? Nee, niet Saito; niet met een auto. Het geluid kwam dichterbij. Ze herkende de motor van haar eigen Royal Roadster.
  
  
  
  Ho Van Minh was generaal van het Vijfde Noord-Vietnamese Leger. De meeste van zijn manschappen waren gelegerd in de heuvels, nauwelijks acht kilometer ten zuiden van de plantage van de La Farges, en daarom onbehaaglijk dicht bij de 17de breedtegraad. De generaal had een kwade bui. Zijn tent, een enorme lap canvas, die was uitgezet over een oppervlakte van wel tien meter in omtrek, was tegelijkertijd hospitaal en gekkenhuis geworden. Ding Wan Chau's verwonding was daarvan de oorzaak.
  
  Chau was, tot drie dagen geleden, de briljante en vertrouwde aide-de-camp van de generaal geweest. Nu lag hij langzaam te sterven op een veldbed in de tent van de generaal zelf. Chau's slanke rug was getroffen door de kogel van een scherpschutter. Hij werd er onmiddellijk door verlamd en spoedig begon de wond te zweren. Elke seconde gleed de jongeman - eens zo dapper, zo beheerst, zo pienter, en zo knap - dieper in afschuwelijke vergetelheid.
  
  De generaal was hevig verontrust door deze monsterachtige wending die de zaken genomen hadden. Het was al ellendig genoeg dat zijn laatste guerrilla-strijdmacht toen die tot op bijna twintig mijl van Saigon was doorgedrongen, door hun guerrilla's werd weggevaagd. Zo ging het steeds in deze oorlog. Het was erger dat zijn eigen bataljon zonder eerst een centimeter vochtige bruine grond gewonnen te hebben, was teruggedreven vanaf de grens naar hun huidige schuilplaats in de heuvels. Maar het was een onvoorstelbare ramp dat zo'n zwijn van een sluipschutter hem had beroofd van de diensten van de enige man op wie hij vertrouwde. Ding Wan Chau. Verbazend intelligent. Benijdenswaardig geslepen. Eindeloos vindingrijk. Onveranderlijk rustig. Zo veel knapper dan de generaal zelf, en hem toch zo trouw. Hij had hem zo wanhopig hard nodig.
  
  De generaal ijsbeerde door de tent als een razende kaketoe. Hij was een korte, goed geproportioneerde man die net wat begon aan te zetten rond zijn middel. Hij was enorm sterk ondanks zijn ogenschijnlijke onbeduidendheid en berucht om zijn opvliegendheid. Het was zelfs wel eens voorgekomen dat hij had gestampvoet van kwaadheid. Maar niemand durfde om zo'n onmilitaire handeling te lachen. De generaal was ook berucht om zijn wraakzucht. En even vindingrijk als Ding Wan Chau wanneer het aankwam op het bedenken van nieuwe strafvormen.
  
  Angstige ondergeschikten en adjudanten zorgden er voor Minh uit de weg te blijven terwijl zijn lijfarts, Men Lo Sung (een van de beste uit Rood China), trachtte een medisch wonder te bewerkstelligen.
  
  Het was nutteloos. De knappe jonge man was zo goed als verloren geweest vanaf het ogenblik dat de kogel zijn rug was binnengedrongen. Ding Wan Chau, wiens ruggengraat tot pijnlijke stukjes was verbrijzeld, was nog maar enkele minuten van zijn dood af.
  
  Generaal Minh vervloekte de guerrilla's, de sluipschutters, het weer, de oorlog. Wat een oorlog! Als hij maar brutaalweg in stelling kon gaan en met alle kracht die grens bestormen; de zware Chinese uitrusting kon gebruiken die daar maar op god weet wat stond te wachten in de grotten in de heuvels; bombarderen, moorden, brandstichten, opblazen, en geen spelletjes meer spelen met de Amerikanen en
  
  alle andere buitenlandse interventietroepen - en dat duizend boze geesten de darmen zouden uitrukken uit het individu dat de jonge Chau had neergeschoten!
  
  'Nou?' blafte hij, plotseling halt houdend voor de dokter. Zijn baardeloze gezicht was vertrokken van woede.
  
  'Hij sterft, grote heer.'
  
  'Dat de duivel hem en mijn genegenheid hale. Dood heb ik niets aan hem. Bah!' Hij boorde zijn hiel in de lemen bodem van de tent, zich nauwelijks bewust van het woord dat hij net hardop gebruikt had. 'Wiens duivelse wil was het die een moordende kogel in zijn ruggengraat stuurde? Sluipschutters! Is er iets weerzinwekkender voor een soldaat?' Niemand antwoordde hem. Zijn toehoorders staarden sprakeloos naar de grond en probeerden niet te letten op Ding Wan Chau's doodsgereutel. Hij stond stil en gaf het bevel even koel alsof zijn dode vriend een schurftige hond was geweest die zijn tent was binnengekropen om te sterven. Het was niet nodig om zijn ogen zijn emoties te laten verraden. Hij liep met zijn hoofd naar de grond gericht. Haal het lichaam hier weg, zó moest het!
  
  Het lichaam was weg en hij staarde nog zonder iets te zien naar de ingang van de tent toen er een adjudant uit de radiohut verscheen en in de houding ging staan. De generaal was er nu weer met zijn gedachten bij. Hij maakte een beweging en de man stapte naar voren en bood hem een stuk papier aan met een radioboodschap er op.
  
  Het was een officieel communiqué, rechtstreeks van het hoofdkwartier te velde - van het dertiende Chinese leger.
  
  Zo. De grote heren in het noorden hadden hem iets te zeggen.
  
  
  
  CQA 1104
  
  VERPLAATS WESTELIJKE FLANK VIJF KILOMETER VERDER NAAR NOORDEN. HANDHAAF POSITIE HEUVELS BOVEN PLANTAGE LA FARGE TOT VERDERE INSTRUCTIES. BESCHOUW NIEUWE STELLING ALS MOGELIJK DOORBRAAKTERREIN MAAR GEEN HERHAAL GEEN ACTIE VOEREN NAAR ZUIDEN VOORUITLOPEND OP NIEUWE ORDERS. IN PLAATS DAARVAN STRIJDMACHT HERGROEPEREN NA RECENTE ZWARE VERLIEZEN.
  
  
  
  CQA 1105
  
  VIJANDELIJK AGENT ANDRE MOREAU ALIAS TON THIEN OANH ONTVLUCHT UIT OMGEVING HANOI. BEGEEFT ZICH NAAR ZUIDEN MET GESTOLEN LIJST VAN LEVENSBELANG VOOR VIET MINH VREDESPLAN. DOE ELKE POGING DEZE MAN TE ARRESTEREN ONGEVEER EEN METER VIJFENZESTIG FRANS-INDOCHINESE GELAATSTREKKEN LITTEKENS OP RUG VLOEIEND FRANS ENGELS VIETNAMEES. ONDERVRAAG DORPELINGEN VREEMDELINGEN REIZIGERS. AANHOUDING EN OVERBRENGING NAAR VIETCLAW DRINGEND.
  
  
  
  De generaal vloekte ongeremd en niet mis te verstaan. Ondervraag dorpelingen, vreemdelingen, reizigers! Wat dachten ze wel, dat hij een opinieonderzoeker was? Verplaats westelijke flank vijf kilometer verder naar noorden na recente zware verliezen! Dus ze gaven hem de schuld! Hem een schop noordwaarts geven om hem in de houding te laten staan voor nieuwe instructies? Dachten ze dat hij persoonlijk aansprakelijk was voor die verliezen? 't Was hun schuld dat hij met zo'n stel schele stommelingen zat. Maar - vijandelijk agent begeeft zich naar het zuiden. Hierlangs? Zijn gedachten werden wazig en vormden zich toen tot een fascinerend patroon. Vijandelijk agent op weg naar het zuiden. Strijdmacht hergroeperen boven plantage La Farge. Ding Wan Chau neer gemaaid door een kogel van een sluipschutter. Laatste tijd zware verliezen. Zeker. Was het wel de kogel van een sluipschutter? Als dat zo was, dan zou hij tien sluipschutters de ingewanden laten uitrukken om ze op te laten eten door de mieren voor deze schandelijke moord. Maar wat interessant, dat er tegelijkertijd een vijandelijk agent op vrije voeten zou zijn. De La Farge plantage. De La Farge plantage. Ho Van Minh's kleine oogjes schitterden. Een verrukkelijke vrouw, Claire La Farge. Politiek neutraal, zei men. Maar hoe kon een Franse neutraal zijn? Moreau was klaarblijkelijk een Fransman. Op weg naar het zuiden, Kogel van een sluipschutter? Moreau's kogel. Ding Wang Chau dood. Ha! Kogel van een sluipschutter? Zijn geest was een caleidoscoop van verwrongen beelden. Mij is de wrake, zegt de draak. Hij was de moordenaar, zij weet het! Hij boog zijn krankzinnige woede om tot rustige geslepenheid. Zij zou de eerste zijn die hij ging ondervragen. Als alles op de La Farge plantage was zoals het moest zijn, dan zou hij zijn pleziertje hebben en dan regelingen treffen om zijn strijdkrachten volgens het plan op te laten rukken. Maar als het niet zo was... hij had waarschijnlijk heel wat opwinding in het vooruitzicht.
  
  Terwijl zijn hart bijna even rusteloos sloeg als vroeger voor Ding Wan Chau, liet hij zijn sergeant-chauffeur komen met de Royal Roadster.
  
  Vijftien minuten later stond hij aan de voordeur van het huis van de La Farge's, en vroeg zich af waarom iemand anders dan Saito op zijn bruuske sommatie gehoor gaf.
  
  Claire La Farge ontving hem op de beschutte veranda. Ze zag een vreemd licht in zijn ogen dat ze nog nooit had gezien. Er begon regen op het dak te spetteren.
  
  Waar is uw bezoeker, Moreau?' zei Minh abrupt.
  
  Een stekende angst ging door haar heen en bleef met pijnlijk gevoel in haar borst hangen. 'Bezoeker? Heeft uw verstand u in de steek gelaten, generaal, net als uw goede manieren? Als u zich wat gekalmeerd hebt, wilt u misschien de goedheid hebben uit te leggen wat dit binnenvallen te betekenen heeft.' Het bonzen in haar borst kneep haar bijna de woorden af. Minh zou zeker haar doodsangst zien en de oorzaak daarvan weten. Maar hij scheen het niet op te merken. 'U bent hooghartig, Madame. U vergeet dat het oorlog is. Ontkent u dat Moreau hier is? Men heeft gezien dat hij zich naar dit huis begaf.' Nee, dat kon zeker niet waar zijn. Waarom zou Minh drie dagen wachten om haar hier mee te confronteren als Moreau werkelijk gezien was?
  
  'Dat is belachelijk,' zei ze koel. 'De laatste vijf jaar, of zelfs meer, is er, afgezien van u en uw soldaten, geen bezoek in dit huis geweest. Wie is die Moreau? Ik heb nooit van hem gehoord. Doorzoek het huis, als u wilt. Zoek de schuren en de velden maar af. Laat het me weten als u iemand vindt. Ik zou het heerlijk vinden als dat het geval was; ik zou het gezelschap van een heer zeer op prijs stellen.'
  
  'Die gelegenheid zou u niet hebben, Madame. Hij zou hier niet lang blijven nadat ik hem had gevonden. Bovendien, hoe kunt u zeker weten dat het een heer is?'
  
  Zijn ogen, merkte ze op, glinsterden niet meer zo krankzinnig, en de toon van zijn stem had zijn dreiging verloren. Ze was bijna blij dat Moreau begraven lag in de vaalrode aarde, en niet verborgen zat in een of andere kast om zijn ontdekking af te wachten door dit eigenaardige kleine mannetje met de hoge, hese stem en rusteloze handen. Iets vertelde haar dat de pijn van andere mensen hem veel plezier zou opleveren.
  
  'U noemde toch een Franse naam, nietwaar? Dan is het een heer. Zullen we nu een ogenblik onze geschillen vergeten, generaal - een drankje voor u weer terugrijdt in de regen?' Ditmaal wist ze beslist dat er iets met hem aan de hand was. Normaal zou hij de uitnodiging met beide handen aangegrepen hebben. Maar nu deed hij of hij niets hoorde.
  
  'Laat me Saito eens zien. Waar is hij? Als u volhoudt dat u Moreau niet gezien heeft, misschien heeft hij hejt dan wel. Roep hem.'
  
  Het hart zonk haar weer in de schoenen. 'Hij is hier niet. Aangezien u mij mijn eigen huis niet wilde laten verlaten, heb ik hem naar het dorp Hon Du moeten sturen om goederen te krijgen waaraan we te kort hebben.'
  
  'Zo?' De kleine oogjes vernauwden zich. 'Hon Du? Weet u zeker dat hij niet in uw plaats naar Saigon is gegaan, hè? Hebt u hem niet naar Saigon gestuurd omdat ik heb geweigerd u te laten gaan?'
  
  'Natuurlijk weet ik dat zeker!' snauwde ze. 'U weet heel goed dat ik hem niet zou sturen als ik zelf ook niet kan gaan.'
  
  'Dan zal ik hem door een van mijn mannen in Hon Du laten zoeken en hem terugbrengen.'
  
  'Dat is niet nodig. Tegen de tijd dat uw ondergeschikte daar is, is Saito al weer onderweg naar huis.'
  
  'Ah. Zo. Wanneer verwacht u hem?'
  
  Ze haalde haar schouders op. 'Morgen of overmorgen denk ik. 't Is moeilijk te zeggen met die regen. Maar hij komt gauw terug.'
  
  'Zo.' Hij staarde haar aan, terwijl een vleug van een lach over zijn gezicht trok. 'Dan zal ik morgen terugkomen om hem te spreken. En dan de dag daarop, als hij nog niet terug is. En dan, Madame, als hij dan nog niet terug is, heb ik een woordje met ü te spreken. Intussen kan ik u op de hoogte brengen van het feit dat ik mijn troepen vijf kilometer dichter naar uw plantage laat oprukken om een aantal strategische redenen waarmee u niets te maken hebt, maar die ons de gelegenheid zullen geven nauwer met elkaar in contact te staan.' Hij boog ironisch. 'Ik zal ook mijn verkenningsposten opdracht geven uit te kijken naar uw Saito, om er zeker van te zijn dat hem niets overkomt als hij zonder het zelf te weten onze linies overschrijdt.'
  
  'Zeer vriendelijk van u,' zei ze ijzig.
  
  Hij boog weer. 'Ik verheug me al op onze volgende ontmoeting. Ik kom spoedig terug, Madame. Om u en uw trouwe Saito te spreken.' Slechts enkele ogenblikken later hoorde ze hoe het geluid van haar Royal Roadster door de stromende regen steeds verder weg klonk.
  
  Hoeveel wist de generaal precies? Het enige wat ze zeker wist was, dat de generaal zijn belofte zou houden en zeer spoedig terug zou komen.
  
  
  
  
  
  6. Antoinette houdt grote schoonmaak
  
  
  
  
  Nick betrad zijn kamer en sloot de deur af. In zijn zak bevond zich het kleine, nette pakje dat hij had opgehaald bij de Ambassade nadat hij een telefoontje van hen had gekregen. Het was aangekomen met een hoeveelheid materiaal die persoonlijk werd afgeleverd door een hoge officier van de luchtmacht der VS.
  
  Het pakje was een twee centimeter dikke rechthoek van bruin papier dat stevig gewikkeld was om iets hards, zoals zwaar karton of dun metaal. Het was geadresseerd aan dr. Nicholas Carter, per adres Ambassade der VS, Saigon, en het adres van de afzender luidde: Lincoln Farmaceutische Producten, Seattle, Wash. In feite was het pakje dr. Lincoln uit Washington, DC, in persoon. Een aantal waarschuwende stempels op dr. Lincoln's omhulsel riep zijn vervoerders op de 'Medische monsters' koel te bewaren en voorzichtig te behandelen.
  
  Hij schonk zich een drankje in en ontdeed het pakje van tien bij zeventien centimeter van het pakpapier. Onder het bruine papier bevond zich een plastic etui van het soort dat men gebruikt om capsules en monsterbuisjes voor antibiotica te verpakken. Het zat op slot, en er stak geen sleutel in het smalle, horizontale sleutelgat. Nick had echter de sleutel al.
  
  Hij stak het kleine, bewerkte metalen plaatje in het sleutelgat en concentreerde elk onsje aandacht op wat er zou gebeuren. Het werd ook wel tijd dat er iets gebeurde, want hij had langer moeten wachten dan hij had verwacht.
  
  Binnen in het kleine etui begon iets te gonzen. Eerst langzaam en dan in snelheid toenemend. Nick hield het aan zijn oor en luisterde aandachtig. Een metaaldun stemmetje sprak schril tegen hem. Zelfs hoewel de stem eigenaardig gekortwiekt en verminkt was, alsof hij kwam van een geest die verborgen zat in een metalen kruik, was het onmiskenbaar Hawk die sprak.
  
  'Luister aandachtig nu' klonk het onnodig. 'Je zult je herinneren dat deze band zich zelf vernietigt als hij is rondgelopen. Ik zend deze boodschap slechts éénmaal uit. Ik tel af tot één en dan begin ik. Ben je klaar?'
  
  Nick knikte onwillekeurig en grinnikte. Hij wist dat Hawk met jeukende vingers had gezeten om deze kleine berichtgever te kunnen proberen, en zelfs door de minuscule luidspreker kon hij het plezier in de stem van de oude man horen.
  
  .. acht... zeven ... zes ... vijf... vier ... drie ... twee.'
  
  'Spuit maar los als je klaar bent!' siste Nick ongeduldig, en hij stak zijn wachtende sigaret aan.
  
  '... een. Nu. Onderwerp: Je boodschap per radio. Kort daarna kwam er een bericht van de Franse Inlichtingendienst die je opdracht een ander karakter geeft. Je reis naar het noorden is niet meer een algemeen onderzoek naar verschillende feiten maar een vast omschreven taak achter de vijandelijke linies.'
  
  Nick floot. Dus AXE betrad een terrein waar zelfs het Amerikaanse leger aarzelde een voet te zetten.
  
  'Later meer daarover. Onderwerp: La petite fleur. De man die deze codenaam gebruikte, Paul La Farge, is al meer dan tien jaar dood. De naam is met hem gestorven. Niemand heeft hem sindsdien gebruikt, tot hij verscheen in de kolom die jij zag. Nu dan. Toen de Vietminh, of Vietnamese communisten, de macht kregen over het Vietnam ten noorden van de Ben Hai rivier, bezetten ze ook het gebied van de La Farge plantage. Deze plantage is in handen van de familie La Farge geweest sinds de Fransen de streek in de negentiende eeuw in bezit namen. Paul La Farge groeide op in Vietnam. Toen hij vijftien jaar was, stuurden zijn ouders hem naar Parijs, waar hij de rest van zijn studiejaren doorbracht. In de tweede wereldoorlog werd hij lid van de Franse Inlichtingendienst in Zuidoost-Azië onder de codenaam La petite fleur.
  
  Zijn ouders stierven tijdens de oorlog. Toen hij gedemobiliseerd werd, keerde hij terug naar Vietnam om de plantage te gaan beheren. Hij trouwde ook, in Hanoi, met een Frans meisje genaamd Claire Devereau, die op z'n minst twaalf jaar jonger was dan hij. Hij hield echter zijn werk bij de Franse Inlichtingendienst nog aan en handhaafde zijn oude codenaam. Maar vanaf het eind van de oorlog tot zijn dood door een vijandelijke kogel in 1954 werkte hij in zijn eigen land tegen de communisten en hun Rood Chinese "adviseurs". Toen hij stierf trok Madame Claire La Farge zich terug en sneed alle contact met de Fransen of zelfs met de mensen uit de nabijgelegen dorpen af. Zij wijdt zich aan het gaande houden van de plantage ondanks de nabijheid van de Vietminh strijdkrachten. Hoe zij er in is geslaagd dat te doen, is van enig belang voor ons. Het kan betekenen dat ze een of andere schikking met de communisten heeft getroffen die de zaak van het zuiden in gevaar kan brengen, en daarmee de strijdmacht van de vs in Vietnam. Maar voor zover we hebben kunnen vaststellen heeft ze in politiek opzicht geen kleur bekend.'
  
  Nick luisterde gefascineerd. Het leek eigenaardig dat de weduwe van La petite fleur geen standpunt in zou nemen in de strijd van haar overleden echtgenoot. Ze moest weinig gevoel hebben.
  
  Hawk's stem kraakte verder.
  
  'Wat je er ook van mag denken, Madame La Farge schijnt door de arbeiders op haar plantage bemind te worden vanwege haar menselijkheid en warmte. Ze noemen haar De Engel, als een loftuiting niet alleen op haar schoonheid -die, naar men mij vertelt zeer opmerkelijk is of was - maar op haar karakter. Ze schijnt dat zeldzame wezen te zijn - een werkelijk oprechte vrouw. Schijnt, zeg ik.'
  
  Ja mijnheer Hawk. Ik begrijp wat u bedoelt. Gaat u verder, alstublieft.
  
  'Onderwerp: Moreau. André Moreau. Het is ons thans bekend dat een agent van de Franse Inlichtingendienst genaamd Moreau, die vroeger samenwerkte met La Farge, jarenlang achter de vijandelijke stellingen heeft gewerkt en inlichtingen heeft verstuurd die betrekking hadden op de Rood-Chinese invloed in Vietnam. Kort geleden is hij verdwenen bij een uiterst belangrijke opdracht, toen hij probeerde Zuid-Vietnam te bereiken met een of andere lijst. Nu opgepast. De Franse Inlichtingendienst gaf hem Madame La Farge op voor het geval hij een toevluchtsoord nodig zou hebben als hij in grote moeilijkheden kwam. Volgens de agent van de Franse Inlichtingendienst Raoul Dupré, heeft Moreau zich inderdaad met Madame in verbinding gesteld voor hij stierf. Zij heeft de inlichtingen bij zich gehouden. Bij zich gehouden, begrijp je? De boodschap in de Vietnam Times was haar aan de Fransen gerichte oproep om hulp, een smeekbede opdat er maar iemand zou komen om de inlichtingen bij haar weg te halen.'
  
  Een vreemde manier van zakendoen, dacht Nick, uitblazend. Het krassende geluid klonk weer verder in zijn oor. 'Onderwerp: Raoul Dupré. Je neemt zo spoedig mogelijk verder contact met hem op. De Fransen hebben ons gevraagd in deze zaak behulpzaam te zijn. Zij gaan van het standpunt uit dat, aangezien hun aandeel in de Vietnamese aangelegenheden minder actief is dan dat van ons, het in ons eigen belang is om Moreau's inlichtingen te pakken te krijgen. Duprê heeft, figuurlijk gesproken, de sleutel tot de plantage van La Farge in zijn zak. Hij verwacht te worden benaderd door een man met de volgende boodschap, en ik citeer: André stuurt groeten van Fiorello. Jij zult natuurlijk die boodschap overbrengen. Je vertelt hem dan de ware toedracht, zoals gebruikelijk. Tenslotte: Denk er aan dat zowel de Chinese als de Vietnamese inlichtingendienst de laatste tijd hun krachtsinspanningen verdubbeld hebben om alle overgebleven anticommunistische agenten in Vietnam uit te roken. Dit wetend stel je je eerst in verbinding met Dupré en dan met Madame La Farge. Dan neem je stappen om het volgende vast te stellen: A. Heeft Moreau inderdaad contact met haar opgenomen, en heeft zij de inlichtingen? B. Wat is er met Moreau gebeurd? C. Is Madame La Farge overgelopen naar de communisten en heeft ze een valstrik gezet voor Raoul Dupré? D. Is er door de communisten een val gezet met Madame La Farge als het onschuldige lokaas? Wordt zij gebruikt om zonder het zelf te weten agenten van de Inlichtingendienst in een communistische hinderlaag te lokken? Nee Carter, schud je hoofd niet. Er zijn wel vreemder dingen gebeurd.'
  
  Nick maakte zijn sigaret uit en vroeg zich af hoe Hawk in godsnaam kon weten dat hij net op dit moment sceptisch zou zitten te kijken.
  
  'Het is dus jouw taak om de antwoorden te vinden op deze vragen en de inlichtingen van Moreau terug te brengen. Ze schijnen op de een of andere manier in een gordel geknoopt te zijn. Het is misschien nuttig voor je om te weten dat Moreau vroeger amateur-antropoloog was. De gordel draagt misschien kentekenen van die belangstelling. Maar wat je ook doet, knoei er niet mee. Breng hem intact terug. En houdt er daarbij rekening mee dat dit een AXE-aangelegenheid is. Deze strijd is niet meer een zaak van de Fransen. Het is helemaal onze zaak geworden.'
  
  De stem stierf weg met een zwak gesis.
  
  Nick wachtte een ogenblik om zich ervan te overtuigen dat het kleine etui zijn werk gedaan had. Hij wist dat onder de plastic laag de inhoud, die al was uitgewist, aan een snel vernietigingsproces was onderworpen. Na een tijdje verwijderde hij de combinatie van sleutel en opnamekop, zonder welke het apparaat onbruikbaar was, en begon het breekbare plastic omhulsel methodisch te vernietigen.
  
  Dus de vrouw van La petite fleur, dacht hij, had de advertentie in The Times gezet. Het bandje van Hawk had een paar vragen onbeantwoord gelaten, maar ongetwijfeld zou
  
  Dupré hem wel op de hoogte kunnen brengen. Tot dusver leek het karwei wel eenvoudig, zij het dan niet bijzonder plezierig. Als Claire La Farge tegen het eind van de oorlog met Paul was getrouwd, zou ze nu 'n goeie veertig zijn. Hoewel Paul aanzienlijk ouder was geweest dan zij ... Nou ja, in ieder geval dik in de dertig.
  
  Het lekker maken van een niet meer zo jonge Franse ijsberg die heel goed een handlangster van de communisten zou kunnen zijn, was niet Carters idee van een tot actie zettende opdracht. Van de andere kant, haar schoonheid was - of was geweest - 'zeer opmerkelijk'. Franse vrouwen werden vaak mooier met de jaren, in tegenstelling tot zovele anderen.
  
  Dat was een opwekkende gedachte.
  
  
  
  Maroe stond verbaasd. Om te beginnen door het weer, dat plotseling ongelooflijk mooi was voor eind augustus, en verder door Mademoiselle Toni.
  
  Mademoiselle Toni stond in de tuin takken met bladeren en de weinige nog overgebleven bloesemtakken te plukken om het huis op te sieren voor haar soirée. Diep geërgerd - bladertakken plukken was immers niet een van haar liefste bezigheden - moest ze vaststellen dat er geen teken van de 'nieuwe tuinman' te zien was. Ze pakte haar aanwinsten op en liep het huis weer binnen.
  
  'Vazen, Maroe,' commandeerde ze. 'Voor de patio en voor de woonkamer.'
  
  Maroe schudde langzaam zijn hoofd. Dat Mademoiselle Toni belang stelde in het huis! De wonderen waren de wereld nog niet uit. Een half uur later was hij nogmaals verbaasd toen hij haar in de woonkamer kussens op zag schudden en schilderijtjes in de hal recht zag hangen.
  
  'Maar Mademoiselle Antoinette,' protesteerde hij, 'de huisbediende heeft hier vanmorgen al schoongemaakt.'
  
  'Dat zie ik,' zei ze, terwijl ze haar vinger over een schilderijlijst liet gaan. 'Dit huis heeft een vrouwenhand nodig. Ik wil dat alles er echt leuk uitziet voor het feestje van vanavond. We hebben niet genoeg bloemen, Maroe. Ik wil graag dat je voor me naar de markt gaat en daar de meest verse en kleurigste bloemen uitzoekt. En ik heb ook niet veel vertrouwen in die delicatessenzaak. Ze hebben te weinig fantasie. Ik zal je straks een lijst geven van extra-hapjes die ik denk nodig te hebben. Ik zal je wel bellen als ik klaar ben.' Ze knikte dat hij weg kon gaan.
  
  Maroe kon nauwelijks zijn oren geloven. Je kon er altijd op vertrouwen dat Mademoiselle Toni amusement, drank en bergen kaviaar verschafte, maar dat haar inspanningen verder dan dit gingen was niet te geloven. Als regel moest hij, Maroe, voor al de details zorgen zonder dat hij ook maar op de minste hulp van haar kon rekenen ...
  
  'O ja, Maroe!' zei ze plotseling. 'Voor je iets anders gaat doen. Is er een kans dat die aangevreten bamboegordijnen van de afgeschermde patio vervangen kunnen worden? Ik weet wel dat er niet veel tijd over is vóór het feest, maar ze moeten daar werkelijk weg. Ik heb net gezien hoe verschrikkelijk ze er uitzien. Misschien iemand van Le-Loi-Thanh?'
  
  Hij knikte, verheugd over haar plotselinge belangstelling. 'Ik geloof dat het vaste maten zijn, Mademoiselle Toni,' zei hij. 'Ik zal ze zelf opmeten en iemand mee terugbrengen om ze op te hangen. Het is mogelijk dat ik het klaar krijg als ik er meteen mee begin.' Hij knikte en waggelde naar de patio. Misschien gaat ze nu eindelijk een nieuw leven beginnen, dacht hij gelukkig.
  
  Prachtig, dacht Toni, en ze ging zitten om haar lijstje op te stellen. Dat houdt hem wel een tijdje bezig. In ieder geval lang genoeg om de personeelskamers te onderzoeken om er achter te komen waar hij die man verborgen had. Met wat zachte aandrang zou het haar misschien zelfs lukken om een paar antwoorden uit die gespierde reus te krijgen. En als ze écht geluk had, dan ging haar vader misschien een ritje naar de plantage maken terwijl Maroe weg was. Ze wist dat de huisbediende haar niet lastig zou vallen; hij had genoeg om zich mee bezig te houden in de chaos die ze boven had achtergelaten.
  
  Voor de lijst had ze niet meer dan een paar seconden nodig. Maroe was nog aan het opmeten toen ze de hal uitliep naar de reusachtige, sombere eetkamer en begon te overwegen waar ze de bloemen neer zou zetten. En voor de verandering eens een tweede bar en een buffet hier in de eetkamer? Goed idee. Ze begon bijna plezier te krijgen in haar nieuwe rol als huisvrouw, toen ze de zoemer hoorde uit de studeerkamer van haar vader.
  
  Maroe draafde de hal uit om te horen waarvoor Dupré hem nodig had. Toni hoorde het zachte gebrom van haar vaders stem en het hoge geluid van Maroe's antwoord. Toen kwam Maroe de studeerkamer uit en verdween weer door de personeelsgang.
  
  Toni wachtte en aaide wat met haar plumeau over het deurkozijn. Ze dacht dat dat wel iets aanvaardbaars zou zijn om met deurkozijnen te doen. Terwijl ze wachtte begonnen haar handen te trillen.
  
  Maroe kwam terug met de lange man en keek nauwelijks naar haar toen hij de studeerkamer van haar vader weer binnenging.
  
  Haar vaders stem bromde weer verder. Maroe antwoordde. Ditmaal hoorde Toni Dupré's stem duidelijk. 'Wat! Ik geloof je niet!' Maroe's stem klonk weer scherp en ditmaal lachte Dupré. 'Prachtig!' zei hij. 'Kom binnen...' zijn stem zakte weg en de deur ging dicht.
  
  'Maroe!' riep Toni met aandrang. 'Maroe! Schiet toch op alsjeblieft!' Maroe waggelde door de gang naar haar toe.
  
  'Je moet proberen die gordijnen te krijgen - ben je klaar met opmeten? En ik heb tijd nodig om de bloemen te schikken en andere dingen te doen. Ga nu alsjeblieft!'
  
  Maroe aarzelde. Hij moest eigenlijk niet weggaan terwijl Saito daar binnen was met Dupré. Hun gesprek was zeer privé. Maar ...
  
  'Alsjeblieft!' Ze stampte ongeduldig met haar voet. Waarom ging-ie dan in godsnaam niet?
  
  'Maar ik dacht dat ik u hier eerst met iets zou kunnen helpen, Mademoiselle Toni. Ik zou niet graag willen dat u iets te inspannends deed terwijl ik weg was.'
  
  'Natuurlijk doe ik dat niet. Zodra je weggaat, ga ik m'n haar laten doen.'
  
  Aha, als zij ook wegging, dan was het goed. 'Ja Mademoiselle Toni. De lijst?'
  
  Ze gaf die aan hem met het geld en deed alsof ze zich klaarmaakte om weg te gaan. Een zenuwachtig gevoel kwam als een vloedgolf bij haar op. Die kostbare minuten, verspild!
  
  Eindelijk ging Maroe weg, in de overtuiging dat zij onmiddellijk na hem weg zou gaan.
  
  Toni liep met lichte tred langs de gang naar de studeerkamer en legde haar oor tegen de zware deur. Eerst kon ze niets dan zacht gemompel horen. Toen hoorde ze dat de stem van de vreemdeling luider werd, duidelijk van kwaadheid. 'Nee! De gordel, of die Moreau, of wat dan ook, kan me niets schelen! Ik moet terug naar Madame. Ze is al te lang alleen.'
  
  'Toe! Niet zo luid. Nog één dag, dat is alles wat ik vraag ...' Dupré's stem stierf weg. Toni hield haar adem in. Brokstukken van zinnen drongen tot haar door.
  
  '... La Farge ... wilde ... helpen. Madame ...'
  
  'Maar waarom kunt u niet zelf met mij meegaan?' De vreemdeling weer.
  
  'Stil Saito! Omdat mijn orders ...'
  
  Dus de naam van de vreemdeling was Saito.
  
  De woorden waren beurtelings duidelijk verstaanbaar en onhoorbaar.
  
  '... boodschap ... La Farge ... Amerikaan ...'
  
  'Amerikaan! Hoe weet ik ...?'
  
  '... identificatie ... contact met mij opnemen ... ervan verzekerd zijn..
  
  "... gevaar ...' '... gevaar? ... dood ... gordel...'
  
  '...dichtbij. Altijd ... gevaar ... niet langer wachten.'
  
  '... morgen? ... morgen? Ik zal... tegen die tijd contact opnemen ...'
  
  Toni's hart klopte snel. Als haar vader plotseling de deur opende en haar hier vond ... Ze moest maar liever weggaan. Lin Tong. Zou hij het prettig vinden? Of boos dat zij niet meer had gehoord? Ze moest maar liever wachten.
  
  Ze begon plotseling zo hevig te trillen dat haar arm tegen de deur sloeg. Het leek haar toe of het als een pistoolschot klonk. Niemand anders had de zachte bons gehoord, maar dat kon zij niet weten. Ze draaide zich om en liep met lichte tred de gang uit.
  
  Ze moest Lin Tong een boodschap sturen dat hij die avond vroeg moest komen, zelfs als hij kwaad werd omdat zij hem belde. Ze moest het zich allemaal herinneren. Hem vertellen. Gordel... Moreau ... Madame ... alleen ... La Farge ... boodschap ... Amerikaan ... contact opnemen ... identificatie ... Madame ... gordel... gevaar ... gordel... La Farge ... morgen ... orders ...
  
  In haar gedachten hoorde ze de woorden steeds weer opnieuw. Lin Tong zou er wel wijs uit kunnen worden.
  
  Onthoudt het goed. Vertel het Lin Tong en hij zal je belonen.
  
  
  
  Dr. Nicholas Carter bracht het grootste gedeelte van de dag door bij de legerartsen van het negende Vietnamese legerkorps. Zijn Vietnamees was miserabel, maar het lukte hem heel aardig in het Frans met een paar woorden Chinees op de koop toe. Het lukte hem zó aardig dat het niet lang duurde of ze lieten hem kaarten zien die de gebieden van hun zwaarste verliezen aangaven. In hun enthousiasme voor hun werk lieten ze hem zien waar hun veldhospitalen waren gelegen; waar ze reddingspatrouille B verloren hadden; waar ze wisten dat de wegen met mijnen bezaaid waren; waar de jungle zo ondoordringbaar was met in elkaar vervlochten bomen en onverhoeds aanvallende guerrilla's, dat hun voertuigen er niet konden passeren en waar de noordelijke gebieden van Zuid-Vietnam zó stevig in communistische handen waren, dat daar binnendringen hetzelfde was als zelfmoord plegen. Nick liet elk woord goed tot zich doordringen. Van elk punt dat op hun stafkaarten was gemarkeerd, maakte hij als het ware een aantekening op de kaart die hij zich in het hoofd geprent had. Het was jammer dat hij niet precies wist waar de La Farge plantage lag in dat niet-gemarkeerde gebied ten noorden van de grenslijn, maar ongetwijfeld zou Dupré hem nauwkeuriger aanwijzingen kunnen geven.
  
  Onderweg naar zijn hotel stopte hij bij verschillende winkels in het centrum van Saigon en kocht allerlei dingen die hij nodig had voor zijn reis naar het noorden.
  
  Na een kwartiertje yoga nam hij op zijn gemak een douche, repeteerde zijn aanstaande ontmoeting met Dupré, en kleedde zich voor het feest. Een feestje waarvoor een vriendin van Toni hem had uitgenodigd zou het ideale voorwendsel zijn voor zijn ontmoeting met Dupré.
  
  Dat dacht hij tenminste.
  
  
  
  
  
  7. De onervaren spion
  
  
  
  
  Het bezadigde huis van Raoul Dupré stond op z'n kop van de luidruchtige muziek en het gelach.
  
  De heer des huizes stond in een hoek van de patio, zó ver van het luid spelende orkest dat hij nog net niet de indruk wekte het feest te ontvluchten. Zijn gezicht was rustig toen hij zijn derde sigaar van die avond opstak, maar zijn gedachten waren een draaikolk. De man van AXE had nog niets van zich laten zien. Hij had beloofd dat hij Saito morgen zou laten weggaan. Toni was de hele dag op haar best geweest, maar nu was ze in een of andere hoek verdwenen met dat stuk ongeluk, Lin Tong. In zijn huis. O ja. De koelbloedige Dupré van de Franse ondergrondse. De strenge vader. 'Ik wil die man niet hier in huis hebben!'
  
  'Mijn feest, Papa. Zou je liever hebben dat ik het bij hem thuis hield?' Hij had weer verloren. Een vrouw vlak bij hem begon al dronken te worden en met haar boezem tegen elke passerende man op te botsen. Dupré huiverde. Hij had geen hekel aan boezems, maar hij hield er niet van als ze zo opdringerig waren. En ze waren allemaal zo jong, deze vrouwen en hun mannen, maar ze brandden hun tijd op als lucifers en hun gezichten lieten ervaringen zien die zelfs hij nooit had gehad. Waar was Toni met die dierlijke kerel in Godsnaam?
  
  Ze was buiten in de tuin en fluisterde Lin Tong haar wanhoop toe. 'Je hebt het beloofd! Je hebt het beloofd! Heb ik niet gedaan wat je gevraagd hebt? Is dat niet genoeg?'
  
  Lin Tong schudde zijn knappe hoofd. 'Niet helemaal. Je hebt 't goed gedaan, Antoinette. Maar laten we nog wat langer spelen, hè? Er zal iemand - een Amerikaan - proberen contact op te nemen met je vader. Dat heb ik tenminste begrepen uit de brokstukken van het gesprek dat je hebt af geluisterd. Zie er achter te komen wie hij is, wil je? Ik weet wat ik beloofd heb, maak je maar geen zorgen. Maar de nacht duurt nog lang. Misschien later, op het strand..Zijn sterke hand hield haar kin dicht tegen zijn gezicht aan. Aan de andere kant van het huis liep Nick Carter door naar de patio, waar je krankzinnig werd van het lawaai, en hoorde een verrukt gilletje door het getrommel van de ritmesectie heen.
  
  'Nickie!' Michèle rende hem tegemoet. 'Ik dacht dat je nooit kwam!'
  
  'Hoe kan ik nou wegblijven terwijl ik wist dat jij hier was?' Hij weerde haar bijna verstikkende kussen af, en zei lachend: 'Toe schatje! Niet waar de kinderen bij zijn!'
  
  'Ach, die kinderen beginnen nog maar net, Nickie. Je zult wel wat zien vanavond. Wat wil je drinken?'
  
  'Ik moet eerst mijn gastvrouw begroeten. Waar is ze?'
  
  'O, dat weet ik niet. Ergens in een hoek met haar nieuwste minnaar. Laat haar daar maar blijven terwijl jij en ik...'
  
  'Goed, als jij het zo wilt. Maar ik vind dat ik haar Papa even moet begroeten. Ik heb 'm een keer ontmoet, zie je. Zit hij óók ergens in een hoekje?'
  
  'Pfff!' Ze trok even een gek gezicht. 'Ja. Zit zich in zijn eentje te ergeren. O nee. Hij praat met die kleine Hawley van je Ambassade.'
  
  Nick volgde haar ogen. 'Die kleine Hawley' was niet een van zijn contactmensen op de Ambassade. Kon wel eens een aardig voorwendsel zijn voor zijn ontmoeting met Dupré.
  
  'Niet weggaan, hoor!' zei hij. 'Ik kom direct terug.' Hij baande zich een weg door de zwaaiende, drinkende gestalten naar Dupré toe.
  
  Raoul zag hem aankomen, de lange, gebronsde man die hij enkele avonden tevoren heel eventjes had gesproken en wiens harde, heldere blik indruk op hem had gemaakt. 'Monsieur Dupré?' Nick stak een stevige hand uit. 'Mijn naam is Carter. Dr. Nicholas Carter. We hebben al eens kennis ...'
  
  'Ach ja, natuurlijk.' Dupré nam de uitgestoken hand aan en schudde die. 'Ik hoopte al dat we elkaar nog eens zouden treffen. Dr. Carter, Mr. Hawley, Mr. Hawley, Dr. Carter,' Hawley knikte beleefd. 'Altijd blij een landgenoot te ontmoeten,' zei hij. 'Blijft u hier lang?'
  
  'Niet zó,' zei Nick. 'Morgen of maandag ga ik weg om de veldhospitalen te bekijken. Uw dochter was zo vriendelijk om me uit te nodigen, Monsieur Dupré ...'
  
  'Maar niet vriendelijk genoeg om u te ontvangen, merk ik,' zei Dupré scherp. 'U hebt nog geen drankje. Wat wilt u hebben?'
  
  'Ik zal 't wel halen,' zei Hawley behulpzaam. 'Wat drinkt u, Monsieur Dupré?'
  
  Hij nam hun bestelling op en baande zich een weg door de aanzwellende menigte.
  
  Nick keek om zich heen. Op dat ogenblik was er niemand voldoende dichtbij om ze af te kunnen luisteren.
  
  'Ik ben blij dat ik deze gelegenheid heb om u te treffen,' zei hij. 'Ik heb net een brief gekregen van een oude kennis, die uw naam noemde.'
  
  'O ja?' Dupré scheen niet meer dan beleefd geïnteresseerd te zijn. Maar Nick merkte dat hijzelf een snelle blik rond de kamer wierp.
  
  'Ja, André stuurt groeten van Fiorello. Hij heeft me ook gevraagd om u die dollar terug te geven die hij jaren geleden van u geleend heeft.' Hij hield zijn lachen in. 'Met samengestelde interest zou het nu vijf dollar zijn, maar ik vrees dat u het maar met één moet doen.' Hij stak zijn hand in zijn portefeuille en zocht er op goed geluk een uit. Het was allemaal volkomen wettig betaalmiddel en ze onderscheidden zich alleen van andere ééndollarbiljetten doordat de cijfers van het serienummer samen opgeteld dertig als uitkomst gaven, net als AXE: 1+24 + 5. In feite was dit getal slechts een controlemiddel voor de ontvanger; de echte boodschap van het bankbiljet was verborgen in het portret van George Washington, de man die een kersenboom omhakte met - hoe kon 't anders? een bijl (axe), en die niet kon liegen.
  
  Dupré bekeek het eventjes. 'Het ziet eruit als hetzelfde briefje dat ik André gaf,' zei hij. 'oud en kleverig. Jullie Amerikanen gaan al even slecht met jullie geld om als wij Fransen met onze francs. Maar hoe hebt u André leren kennen? Ach ja ... Ik denk dat ik 't al weet. Niet zo lang geleden hebt u een boodschap gekregen die voor mij bedoeld was, is dat niet zo?'
  
  Nick knikte. Die man wist hoe hij zijn hersens moest gebruiken. 'Dat is zo.'
  
  'Dus dat is het. Ja, nu klopt het.' Dupré stopte het dollarbriefje in zijn zak. 'Je hebt me een pak van m'n hart genomen, beste kerel.'
  
  Aan het andere eind van de patio, bij het orkest, had Michèle een of ander doorzichtig kledingstuk uitgetrokken en zwaaide daarmee boven haar hoofd terwijl haar heupen atletisch wiegelden op het ritme van de drums. De kring van met de vingers klikkende en met hun heupen schuddende bewonderaars groeide met de minuut. Het huis raakte doordrongen van een soort krankzinnig makend enthousiasme. Nick dacht dat hij Toni even zag door de kronkelende menigte heen, maar hij wist het niet zeker. Hawley probeerde nog steeds zich verstaanbaar te maken aan de bar.
  
  'Ik heb begrepen dat Madame nog steeds op de plantage is,' zei Nick. 'Wie heeft dan eigenlijk die advertentie in The Times gezet?'
  
  Raoul vertelde het hem.
  
  'Vertrouwt u hem?'
  
  'Onvoorwaardelijk.' Dupré knikte met nadruk. 'Ik weet zeker dat alles is gebeurd precies zoals hij het verteld heeft.'
  
  'Wilt u de details even aanvullen? Te beginnen met de komst van Moreau.'
  
  Dupré had de helft van zijn verhaal verteld toen hij Hawley op hen toe zag komen, angstvallig met drie glazen balancerend en af en toe iets morsend terwijl hij zich een weg baande tussen afgedwaalde dansparen door.
  
  'Sacré bleu! wat haat ik dit soort toestanden,' mopperde Dupré. 'We praten later nog wel met elkaar. Veel later, wanneer al deze mensen zich niets meer kunnen herinneren. Zoals gewoonlijk het geval is. Uw gids staat er op zo gauw mogelijk weg te gaan.'
  
  'Is er nog iemand anders die weet dat hij hier is?' vroeg Nick.
  
  Dupré keek hem even aan. 'Mijn eigen bediende, Maroe. En Toni... ik geloof dat ze hem heel even gezien heeft. Maar ze weet niets van hem af.'
  
  Hawley kwam bij hen staan. 'Pfff! 't Spijt me dat het zo lang duurde.'
  
  Met z'n drieën bespraken ze de gecompliceerdheid van de Vietnamese politiek, toen Nick plotseling dat bekende prikkelende gevoel in zijn huid kreeg waardoor hij wist dat er iemand naar hem keek.
  
  Antoinette Dupré stond bij het orkest iets te doen dat op dansen leek met een kleine, donkerharige Fransman, die zijn best deed om zijn hand in de lage uitsnijding van haar weinig bedekkende japon te laten glijden. Maar ze lette helemaal niet op haar partner. Ze keek openlijk naar Nick.
  
  Hij glimlachte en hief zijn glas naar haar op.
  
  'Uw dochter,' legde hij Dupré uit. 'Wilt u me excuseren? Ik denk dat ze van haar partner bevrijd wil worden.'
  
  Dupré tuurde door de kamer en gromde. '
  
  't Is tenminste niet die Chinees waar ze de laatste tijd mee omgaat. Ik wou dat u haar van hem bevrijdde.'
  
  Nick haalde zijn wenkbrauwen op. 'Als ik de kans krijg,' zei hij. Hmmm. Chinees, dacht hij, de vrouwenarmen afwerend die brutaal naar hem werden uitgestrekt, terwijl hij passeerde. Ik vraag me af aan welke kant die staat?
  
  Vanuit ergens in de massa sprong Michèle op hem af en sloeg haar armen om hem heen.
  
  'Eindelijk!' riep ze met een hoog stemmetje. 'Waar ben je zo lang gebleven, chéri?'
  
  'Ach, je weet hoe dat gaat,' zei hij dubbelzinnig. 'Een minuut geleden zag ik Toni hier nog. Waarom breng je me niet even naar haar toe om haar gedag te zeggen voor we gaan dansen, en drinken, en al die andere dingen die je me beloofd hebt?'
  
  'O nee!' glimlachte Michèle ondeugend, en schudde haar hoofd. 'Eerst gaan we dansen. Heel dicht tegen elkaar, zó.' Ze legde haar gezicht op zijn schouder en wreef zich tegen hem aan. 'Heel lang. Dan gaan we drinken. Dan zeggen we Toni gedag, heel vlug, voor we weggaan. Dan ...'
  
  'Mickie! Moet je hem zo vroeg op de avond al levend opeten? Laat wat voor mij over!'
  
  Een kleine, gebruinde hand werd luchtig op Nick's mouw gelegd. De andere hand deed iets waardoor Michèle het uitgilde en zich losrukte.
  
  'Toni! Jij heks!' siste ze.
  
  Toni glimlachte preuts. 'Ik moet haar altijd wegtrekken van de knapste van mijn gasten,' zei ze tegen Nick. 'Ga nu, Mickie. Jean-Paul is niet meer te houden. Hij zou je 't liefst bestormen. Mis je kans niet.'
  
  'Puh! Blijf jij maar bij hem, als hij zo geweldig is. Je hoeft mijn partner niet te stelen.'
  
  'Mijn gast, Mick. Laat hem gaan.'
  
  'Ahem, dames! Jullie hoeven niet om mij te vechten. Ik kan je verzekeren dat er genoeg van mij is voor jullie allebei,' zei Nick bescheiden. 'Mademoiselle Antoinette, hoe gaat het met u?'
  
  'Dans maar met me, dr. Carter,' zei ze verleidelijk, met ingehouden stem. 'Dan zie je wel hoe het met me gaat.'
  
  Nick nam haar in zijn armen en knipoogde naar Michèle. 'Ik kom bij je terug, liefje,' beloofde hij.
  
  'O nee,' zei ze bitter. 'Niet als ik Toni ken.'
  
  En ze kende Toni.
  
  Toni Dupré's greep werd steviger naarmate de avond verstreek. Van 'dr. Carter' ging ze over op 'Nick, schatje', in één adem, en dat was nog maar het begin. Ze was een van de mooiste verzamelingen rondingen die Nick ooit in zijn armen had gehouden, en ze danste alsof ze hem naar bed voerde. Maar haar gezicht was verhitter dan de Carteriaanse charme alleen kon veroorzaken, en tussen het wilde gedans door dronk ze alsof ze het spul haatte maar het moest hebben. Veel te veel. Lange ogenblikken zweeg ze, zich om hem heen strengelend en met haar heupen zwaaiend op een manier die minder suggereerde dan eiste. Dan brak ze weer los in een stortvloed van schandaaltjes en onthullingen over haar gasten en vragen over wat Nick uitvoerde in Saigon. Hij gaf haar in het kort zijn verhaal over de Wereld Gezondheids Organisatie en voerde haar handig weer terug naar de plaatselijke roddel, waarbij hij grimmig bedacht dat ze toch wel een zware last moest zijn voor een vader die een beroepsspion was. Misschien was het wel goed dat ze met hem had aangepapt. Dat zou hem de gelegenheid geven er achter te komen hoeveel ze wist over het werk van haar vader - en zijn bezoeker uit het noorden. Maar ze ontweek zijn vragen even netjes als hij die van haar en bleef aanhoudend vragen dat hij haar meer over zichzelf zou vertellen. Het duurde niet lang of hij begon zich af vragen waarom ze met hem had aangepapt.
  
  Op het laatst kon men de rook snijden in de kamer, en die rook kwam niet allemaal van gewone sigaretten. Een meisje sprong op het orkestpodium en danste halfnaakt en met volkomen overgave. Enkele van de paren die op de dansvloer rondzwaaiden, schenen te zijn overgestapt in een eigen ongeremde wereld waarin geen andere realiteit was dan die van hun half-afgestompte, half-opgezweepte zinnen. Raoul Dupré was nergens te zien. Michèle had, zoals Nick zag, een schoot gevonden waarop ze kon zitten. Het gezicht dat langs het hare de menigte in staarde behoorde toe aan een nogal knappe oosterling. Chinees ...?
  
  'Ik had begrepen dat je een vaste vriend had,' zei Nick luchtig. 'Een grote, gespierde, jaloerse bruut. Wanneer denk je dat hij op me af komt om mijn hersens in te slaan?'
  
  Toni maakte een minachtend geluid. 'Vast! Dat woord komt niet in mijn woordenboek voor. Ik behoor aan niemand toe dan aan mezelf. Bovendien is het uit met hem,' voegde ze er inconsequent aan toe. De krijsende en bonkende muziek hield tenslotte op met een plotselinge, oorverdovende slag. Toni voerde Nick naar een tafeltje tegen de muur en bestelde bazig iets te drinken terwijl de artiesten die ze gehuurd had het kleine toneeltje bezetten.
  
  Toni dronk met vaste regelmaat, terwijl haar ogen zich richtten van Nick naar Hawley, dan naar een versufte Amerikaanse legerofficier in burger, en dan weer naar Nick. Hij sloeg haar uit een ooghoek gade. Hij deed of hij een oppervlakkige belangstelling had voor het gezelschap vrouwelijke imitators die op het toneel ongelofelijke obsceniteiten uitvoerden. Dupré's dochter scheen er geen belangstelling voor te hebben. Ze nam een grote slok en zette toen met een klap haar glas neer op tafel.
  
  'Ben jij de Amerikaan die contact zou opnemen met mijn vader?' gooide ze eruit, en nam toen nog een gehaaste slok, als om zich te vermannen voor het antwoord.
  
  Nick staarde haar aan. Dus ze wist tóch iets. Hij zette een vragend gezicht.
  
  'In welk verband?' vroeg hij zonder iets te laten merken.
  
  Ze maakte een gebaartje met haar handen. 'O, ik weet niet. Hij zei dat een of andere Amerikaan contact met hem zou opnemen over iets belangrijks. Wou jij met hem spreken?'
  
  'Ik heb al met hem gesproken,' zei Nick, nauwkeurig op haar reactie lettend. 'Ik dacht dat je me gezien had.'
  
  'Zo?' Haar adem stokte even. Een ogenblik lang leek ze op een verward kind, zowel opgetogen als bang. Haar gezicht werd plotseling bleek, zag hij, en haar handen trilden zo dat het glas rammelde op het blad van de tafel. Er trilde nog een vraag op haar lippen en fladderde er gedeeltelijk uit. 'Betekent dat dat je...?' Ze gaf het op. 'Och, vergeet het maar. Ik heb er toch niets mee te maken. Laten we nog iets drinken. Kijk eens naar die gekken daar die doen alsof ze vrouwen zijn. Als ze eens wisten! Als ze eens echt wisten!' Ze dronk haar glas leeg en haar ogen richtten zich op de andere kant van de kamer, waar de lange Chinees met Michèle zat te vrijen.
  
  Nick was gefascineerd. De Toni die hem als een kind iets probeerde te vragen. De Toni die als vrouw iets van bitterheid voelde jegens die knappe Chinees. En er was ergens een verband tussen die twee duidelijk waarneembare waarheden. Hij moest haar haar vraag laten stellen, en hij moest haar een eerlijk antwoord geven ... zodat ze hem zou vertellen wat hij wilde weten.
  
  Hij nam haar hand en streelde die zachtjes, hij liet zijn vingers haar handpalm en pols en onderarm liefkozen, tot hij zag dat zijn aanraking haar zinnen had wakker geroepen. Hij liet zijn hand onder het tafeltje zakken en bewoog die langzaam over haar dijen.
  
  'Waarom gaan we niet ergens anders naar toe?' mompelde hij. 'Waar we alleen kunnen zijn? Ik weet zeker dat jij en ik samen een heleboel kunnen ... bepraten.'
  
  Haar ogen dwaalden over zijn gezicht en over zijn lichaam. Haar borsten schenen onder zijn blik op te zwellen.
  
  'Goed,' fluisterde ze zachtjes. 'Maar houd daar nu mee op. Ik zal me hier ter plaatse door je laten nemen als je niet ophoudt. En geloof ook maar niet dat we de enigen zouden zijn.' Toen veranderde ze plotseling van stemming. 'Kom, laten we hier vandaan gaan. Ik word er misselijk van. Gewoonlijk wordt het feest beëindigd op het strand. Laten we daar naar toe gaan vóór de anderen.'
  
  'Het strand?' Hij haalde zijn wenkbrauwen op. 'Dat is een heel eind rijden, niet?'
  
  'Ik wil erheen. Wil je met me mee of niet?'
  
  Natuurlijk wilde hij wel. Ze had iets wat hij nodig had. Inlichtingen.
  
  'Natuurlijk wel, Toni. Erg graag.'
  
  'Ga dan vóór mij naar buiten. Ik wil niet dat het hele stel ons achterna komt. Er staat een blauwe Panther op de hoek geparkeerd, links als je de voordeur uitkomt. Ik kom daar over een paar minuten bij je.'
  
  Hij vroeg zich af of ze dat inderdaad zou doen. Maar als het niet zo was, zou hij meteen terugkomen en zien wat - of wie - haar had opgehouden. Hij drong door de giechelende, zwierende menigte heen, en probeerde te lijken op iemand die op zoek was naar het toilet.
  
  De nacht was warm maar prettig - zo volmaakt als in Saigon maar mogelijk was.
  
  Weer voelde hij, toen hij rustig door de tuin liep, dat zijn zesde zintuig hem waarschuwde voor een bespieder, of in ieder geval iemand die in het duister dicht bij hem was. Hij stapte uit de lichtstraal en hield zich in de schaduw, waarbij hij langzaam en langdurig in het rond keek. Maar of zijn instinct had hem bedrogen of die iemand nam de moeite zich te verbergen.
  
  Na een paar ogenblikken van waakzaam wachten sloop hij stilletjes de tuin uit, naar de auto toe.
  
  Bijna tot zijn verbazing kwam Toni enkele ogenblikken later bij hem. Hij nam het stuur en op haar aanwijzingen reden ze weg.
  
  De man in de tuin bewoog zich. Hij had er behoefte aan gehad de frisse lucht in zijn gezicht te voelen en het kon hem niet schelen wie waar heenging. Zijn enige zorg was voor Madame, en zij was ver weg.
  
  Maar toen de tweede man de tuin uit rende en de wegrijdende auto nastaarde, kreeg Saito een gevoel van onbehagen dat hem herinnerde aan de lang voorbije dagen met de Meester.
  
  Deze man bewoog zich schuldbewust. Niet met stille voorzichtigheid, alsof hij op een dame wachtte, maar alsof het belangrijk voor hem was dat hij niet werd gezien. Deze man liep op zijn lange, spinachtige benen naar een tweede geparkeerde auto. Deze man scheen er alles voor over te hebben Monsieur Dupré's dochter en haar lange vriend met het vechterslichaam en de sterke kaak te kunnen volgen.
  
  Maar ja, hij had er niets mee te maken. Maar Saito zou het zich herinneren. Hij zou dat gele gezicht weer tegenkomen.
  
  
  
  
  
  8. Vrijdagavond...
  
  
  
  
  Het water liep in kleine warme straaltjes langs hun lichamen toen ze langs het donkere strand terugslenterden naar de natuurlijke schuilplaats in de rotsen waar ze hun kleren hadden achtergelaten.
  
  Tijdens de rit waren ze stil en somber gestemd geweest. Maar nadat ze de auto onder de bomen hadden achtergelaten en de rotsen waren af geklauterd naar de zee toe, raakte Toni plotseling weer bezeten van vrolijkheid en vond dat ze de zachte branding in moesten springen terwijl de nacht nog zo mooi was. Hun kleren waren gauw uitgedaan en de warme zee ontving hen. Toni speelde als een verrukt kind in het water - een kindvrouwtje met vreemde ogen, zachte, ronde heupen en verbazend volle, rijpe borsten. In het water behandelde hij haar als een kind, hij liet haar naar hartenlust spetteren en proberen hem kopje onder te houden.
  
  Nick pakte haar bij het middel vast en hield haar in toom. Zijn natte armen gingen om haar heen en zijn lippen drukten zich op de hare. Plotseling verdween het kind en daar was de vrouw, bereid en veeleisend. Tenslotte opende ze haar ogen, zuchtte en nam zijn hand, en leidde hem langs het strand waar ze hun kleren hadden achtergelaten.
  
  'Ik denk niet dat iemand er aan gedacht heeft een handdoek mee te nemen,' zei hij tot niemand in het bijzonder. 'Hier, ga maar op mijn overhemd zitten.'
  
  'We kunnen er allebei op zitten.'
  
  Ze gingen naast elkaar zitten.
  
  Ze was weer stil. Hij leunde achterover op een elleboog en duwde zachtjes het natte haar van haar voorhoofd terug.
  
  De heldere maan brak door de zich verplaatsende wolken heen en hij kon haar ogen weer zien. Ze leken nu op kleine poelen van verdriet. Er hingen druppeltjes mascara aan haar wangen. Bijna helemaal schoongewassen van de make-up, zag haar gezicht er nu spookachtig bleek uit, ondanks hun gestoei in de zee. Hij liet zijn vingers gedachteloos over haar gezicht en tot voorbij haar kin glijden; over haar schouder en haar gladde, vochtige arm. En stopte daar. Er had daar ook make-up gezeten; sporen ervan bedekten nog haar bovenarm. Nu het bijna weggewassen was, kon hij de verradende prikken van de naald zien die door de make-up bedekt waren geweest. Hij voelde haar verstijven toen hij opkeek naar haar kinderlijke gezicht.
  
  'Dat dacht ik al,' zei hij stil. 'Maar ik dacht dat het bijna niet te krijgen was tenzij je rechtstreeks met de communistische Chinezen handelde.'
  
  Haar kleine, prachtige gestalte scheen in elkaar te zakken. 'O mijn God,' kreunde ze. 'Help me, help me alsjeblieft!' Ze sloeg haar armen om hem heen en ze verborg haar hoofd tegen zijn borst. Terwijl hij haar in zijn armen hield en zich afvroeg of hij zijn hulp zou kunnen ruilen voor wat zij hem zou kunnen vertellen, dacht hij dat hij ergens in de verte een auto hoorde. Het zou erg ongelegen komen als de feestgangers besloten hadden dat het nu al tijd was om in drommen naar het strand af te zakken. Maar na een paar ogenblikken stierf het geluid helemaal weg.
  
  'Wat kan ik doen?' mompelde hij.
  
  Ze hief haar hoofd op en kuste hem vurig.
  
  Er dwarrelden zandkorrels op, die neerdaalden op hun verstrengelde lichamen. Hij begon heel zachtjes. Spoedig gaf de spanning in haar lichaam zich over aan zijn aanraking en ze ging achterover liggen met een zucht, wachtend.
  
  De maan schoof weer achter de wolken.
  
  Haar kleine, volle lichaam drukte zich stevig tegen zijn gespierde maar soepele lichaam aan en de prachtige rondingen van haar dijen drukten zich naakt tegen de zijne. Hij voelde dat haar hartslag versnelde en ze begon zachtjes onverstaanbare liefkozingen te mompelen. Haar handen dwaalden over zijn lichaam, hielden stil bij de spieren en voelden de kracht in hem, en haar lippen schoven uitdagend over zijn oren ... zijn ogen ... zijn mond ... zijn hals ... en weer terug naar zijn zoekende mond. Zijn polsslag werd even snel als die van haar, zijn hele wezen begon te tintelen van een groeiende begeerte. Ze was zacht; ze was hard. Uitgestrekt en gespannen; soepel en zich vastklemmend. Zoekend; dan wilde ze weer dat hij zocht. Ieder betastte het lichaam van de ander en schatte de behoefte van de ander.
  
  'Aaaah!' zuchtte ze. 'Dichterbij, dichterbij ...'
  
  Zonder moeite legde hij de glanzende benen uit elkaar en probeerde dichterbij te komen. Hij draaide haar om en trok haar met zich mee in de onuitgesproken woestheid die hij in zich voelde en waarvan hij wist dat zij die nodig had.
  
  Toen vocht ze. Ze vocht op zo'n manier dat hun lichamen aan elkaar geketend bleven en elke beweging een dolkstoot van extase was. Hij liet haar vechten tot hij méér wilde dan stoeiend verzet, en toen ving hij haar in een valstrik van gespierde armen en benen die haar hulpeloos maakten. Haar lichaam golfde kronkelend tegen het zijne. Zijn dijen gaven haar het ritme aan en zij volgde het, ze bewoog met hem mee in de horizontale dans van de lichamelijke liefde. Ze reden nu op een snelle transportband die niet stil kon houden om ze er af te laten gaan tot ze aan het eind van hun reis waren.
  
  Ze hijgde plotseling en scheurde aan zijn lippen met haar kleine, scherpe tanden, en haar handen gingen om «ijn rug en klemden zich als waanzinnig in zijn vlees vast. Hij vloekte zachtjes en scheurde haar armen van hem los; hij hield ze in zijn greep zonder zijn tempo te verliezen. Zijn mond kwam neer op de hare en bewerkte die op bijna dierlijke wijze. Ze kreunde van pijn en genot en haar lichaam spande zich als een boog onder hem. Haar bewegingen versnelden zich krampachtig tegelijk met de zijne, en toen, op één flitsend ogenblik, vergaten ze beiden het opvliegende zand, de zuchtende zee, hun afzonderlijke bestaan - alles, behalve de wilde opwinding die hen samengeklemd hield, ademloos en in extase. Het ogenblik bleef even hangen en stierf weg.
  
  Nick liet zich op het zand vallen; hij voelde zich op een vreemde manier vermoeid voor een man voor wie seks even noodzakelijk was als frisse lucht en goede whisky. Hij trok Toni naar zich toe om stilletjes in zijn armen te liggen.
  
  Ze bleef een paar minuten stil liggen. Opnieuw passeerde er in de verte een auto, zonder te stoppen.
  
  Toni bewoog zich. 'Vind je het niet fijn als ik je pijn doe?' fluisterde ze.
  
  'Ik vind alles wat je doet fijn, Toni. Maar je hoeft niet met me te vechten. Ik ben vóór je, niet tegen je.'
  
  Ze ging rechtop zitten - plotseling, zoals ze bijna alles plotseling deed - en keek hem in de ogen. 'Je moet me vertellen,' zei ze met aandrang, 'ben jij de Amerikaan die bij mijn vader zou komen? Over een heel belangrijke zaak?'
  
  Hij aarzelde. Dacht ze dat ze hem nu had gekocht?
  
  'Begrijp je het niet?' Haar stem klonk gespannen. 'Ik wil dat je het bent! Als je het niet bent, zeg het me dan. Zeg het me, dat is alles wat ik vraag!'
  
  Nick ging rechtop zitten en nam haar hand. Hij wist dat hij het haar moest vertellen en het risico moest nemen voor wat er daarna zou gebeuren. Dit was tenslotte waarvoor hij hier was gekomen.
  
  'Ja,' zei hij. 'Maar het is een privé-aangelegenheid. Wat weet jij er van? Heeft iemand gezegd dat je er achter moest komen?' De ogen, de prikken van de naald, de woestheid, de Chinees ... het klopte allemaal. 'Heb je daarom hulp nodig?' Hij deed zijn stem zachtjes en begrijpend klinken. Ze staarde hem aan. 'Ik - ik wilde het voor mezelf weten.'
  
  'Nee Toni. Wie geeft je verdovende middelen, liefje? En wie laat je voor hen werken? Ik kan je écht helpen, zie je.'
  
  Er welden tranen op in haar ogen en ze begonnen langs haar wangen naar beneden te druppelen. 'Je moet zweren, je moet zweren dat je een vriend van mijn vader bent. Bewijs het me. Bewijs dat je met hem samenwerkt.'
  
  Hij schudde zijn hoofd. 'Hoe kan ik dat in godsnaam doen?'
  
  'Als ik je iets zeg dat je weet, dan kun je mij iets vertellen dat hij je gezegd moet hebben als je zijn vriend bent. Als ik "La Farge" zeg, welke naam kun je daar dan tegenover stellen?'
  
  La Farge! Ze wist dus echt iets; veel te veel.
  
  'Wat zou je zeggen van - Saito?' stelde hij bedachtzaam voor. Hij zag dat haar ogen groter werden en ze knikte bijna onmerkbaar. 'En als ik daar "Chinees" aan toevoeg, welke naam kun jij mij dan geven?'
  
  Ditmaal stikte ze bijna. 'Je weet het! Je weet het! Je weet dat hij het is die me Papa liet bespioneren. Hij heeft me beloofd - ik haat hem! Hij heeft me beloofd - en hij wilde ook dat ik iets over jou zou ontdekken.' De woorden stroomden eruit tot ze in een onbegrijpelijke wirwar veranderden. Nick schudde haar ruw door elkaar. 'Hij heeft je in zijn macht, is het niet zo? Wat wilde hij dat je deed? Kalmeer nu, Toni, of ik gooi je weer in het water en houd je net zo lang onder tot je weer verstandig wordt.'
  
  Ze werd rustiger en begon hem te vertellen over de gladde, opwindende Chinees Lin Tong, die tot voor kort niets anders had gevraagd dan haar lichaam. En wat hij nu vroeg. 'Vertel me precies wat je hoorde zeggen in je vaders studeerkamer, Toni. En wat je tegen Lin Tong zei.'
  
  'Het was iets over een boodschap, en dat Saito zo gauw mogelijk terug moest naar zijn Madame ...'
  
  'Nee Toni. De woorden. Je moet nauwkeuriger zijn. Ik moet woord voor woord weten wat je tegen hem hebt gezegd. Denk goed na. Wiens stem hoorde je het eerst? Heb je Lin Tong verteld wat die eerste stem zei?'
  
  Ze moest het zich herinneren, nu. Nee de gordel kan me niet schelen Moreau teruggaan naar Madame te lang alleen niet zo luid alsjeblieft nog één dag meer vraag ik niet Saito boodschap orders La Farge Amerikaan ...
  
  Nick luisterde met groeiende ontsteltenis. Bijna alles van belang had ze gehoord en aan de Chinees overgebracht. Die erg blij was geweest met deze inlichtingen, maar meer had verlangd. En het leed geen twijfel, dat hij had gezien dat Toni en Nick elkaar de hele avond in beslag hadden genomen. Iedereen met maar een klein beetje verstand kon zo een aardig onthullend verhaal in elkaar zetten.
  
  ' "Morgen," zei hij. "Dan contact opnemen." Ik denk dat hij wilde zeggen dat hij er dan zeker van was dan aangesproken te zullen worden, alsof hij Saito beloofde dat die niet langer zou hoeven te wachten.'
  
  Nick knikte. Een windvlaag deed Toni's nonchalant neergegooide jurk opwaaien, blies er zand tegenaan en liet hem weer vallen. De vele meters verder staande bomen zuchtten en ruisten. Hij wendde zijn hoofd. Bewoog zich daar iemand in het donker?
  
  'Laten we gaan,' zei hij. 'Kleed je nu aan, Toni. Ik zou niet graag willen dat iemand ons hier vond.'
  
  'Zover komen ze niet, dat heb ik je toch gezegd. Dit is mijn eigen speciale plekje. Niemand kent het, behalve - behalve een matroos die ik vroeger kende.'
  
  'Niet Lin Tong?'
  
  'Nee, niet Lin Tong. Maar - maar - maar wat gaan we nu doen?'
  
  'n Beetje angstig kwam ze in het donker wat dichter naar hem toe.
  
  'Dat hangt er van af,' zei hij rustig. 'Waarom heb je me dit allemaal verteld, Toni? Misschien omdat je Chinese vriend je wanhopig heeft gemaakt?'
  
  'Nee!' Ze schudde nadrukkelijk haar hoofd. 'O, 't is waar dat ik wanhopig was - ik ben het nog en God weet dat ik het zal blijven - en kwaad, omdat hij me bedrogen heeft. Maar
  
  die woede heeft me goed gedaan. Daardoor zie ik nu duidelijker wat hij is. Hij vergeet - vaak vergeet ik - dat ik diep in mijn hart toch van mijn Papa hou. Ik moet hier uit zien te komen. Het moet. Jij hebt me al geholpen. Je hebt me de kans gegeven om ... te vergelijken.'
  
  'En nu? Wil je van de verslaving af, en meteen van hém af erbij? Of ga je hem vertellen wie ik ben?'
  
  Ze hield zijn hand zo stevig vast dat het bijna pijn deed. 'Ik zal proberen het niet te doen,' zei ze kalm. 'Maar help me. Zelfs al moet je me achter slot en grendel zetten, help me dat ik hem niet meer zal zien.'
  
  'Ik zal je helpen. Nog maar één vraag, dan gaan we. Waar kan ik die Lin Tong vinden als hij thuis is?'
  
  De wolken dreven plotseling uit elkaar en de maan scheen op hen neer. Op dat ogenblik wist Nick zeker dat ze niet alleen waren. Zijn instinct zorgde ervoor dat hij zich bewoog als een gladde aal, snel als een zweepslag dook zijn lichaam neer op één zij, Toni met zich meenemend alsof ze nog één lichaam waren. Maar er zijn grenzen aan de snelheid van het lichaam.
  
  Een tweetal verraderlijke geluidsschokken sloeg langs zijn oren terwijl hij nog rolde. Toni gilde één keer en hield in het midden van die gil op, met een licht, verstikt geluid, toen het derde schot over het zand joeg vanachter de verschansing van rotsblokken.
  
  Nick zag dat haar gezicht verwrongen was van pijn en haar kleine, overvloedige gestalte zakte in zijn armen ineen; en met de vierde knal ging er een scherpe, gloeiende pijn door zijn schouder. Met een snelle, pijnlijke beweging sleepte hij haar naar de beschutting van het dichtstbij gelegen rotsblok. Ze kreunde zachtjes, en een dun, donker straaltje druppelde langzaam neer uit haar hals.
  
  Vanuit een andere richting hoorde hij een zwiepend geluid. Uit zijn ooghoeken zag hij hoe de gestalte zich bewoog terwijl de wolken voor de maan trokken. Toen kon hij niets anders zien dan de vage vorm aan zijn voeten; en de rotsverschansing waarvan ze dachten dat die veilig zou zijn, was nu slechts een onduidelijke plek in de donkere nacht.
  
  Zijn kleren lagen ergens in de zandstrook tussen hem en de moordenaar - nu even dicht bij de moordenaar als bij hem. En daarbij lagen zijn vertrouwden: Wilhelmina, Hugo en Pierre. Alles wat hij bij zich had, was de nog niet uitgeprobeerde Fang.
  
  En de wanhopige bezorgdheid om Toni, die om zijn hulp had gesmeekt en daar nu stil lag met iets nats langs haar naakte schouder druppelend. Hij wachtte tot het geluid weer zou komen. Toen het kwam - het zachte ritselen van stof tegen ruwe steen - kroop hij van zijn lage steenblok vandaan naar het eerste van de grote rotsblokken die de schuilplaats vormden. Als hij achter die kerel kon komen, en hem dan afsnijden tussen de schuilplaats en de zee... Hij bereikte de hoge rots eerder dan hij had verwacht. Door de hoogte van de rots had hij niet gerekend op het kleinere stuk steen dat er opeens onder zijn voeten lag, en ook niet op het kiezelsteentje dat wegrolde toen hij het heel licht met zijn voet aanraakte. Hij liet zich vallen alsof hij al neergeschoten was en tastte rond naar de kiezelsteen of een ander steentje, tot zijn hand iets kleins en hards raakte. Enkele meters verder hoorde hij een geluid alsof iemand op handen en voeten voort kroop; hij gooide zijn steentje de lucht in om het op de hoge rotsen boven hem te laten neerkomen, in de hoop dat de man zou denken dat hij al aan het klimmen was toen het eerste steentje viel.
  
  De knal versplinterde de nacht als een versterkte echo van de eerste vier schoten. Hoog boven zijn hoofd werd de lucht opengereten, en de knal was van veel hoger gekomen dan hij had verwacht. Zijn vriend de moordenaar veranderde dus ook van plaats - maar terug naar de rotsen toe en van de zee af. Nick vloekte in zichzelf en bewoog zich op zijn tenen heel langzaam terug naar het zachte zand, heel
  
  stil in de richting van waar het laatste schot was gekomen. Stilte. Absolute duisternis. Zijn voeten maakten zwakke schuivende geluiden in het zand, die alleen voor hem zelf hoorbaar waren, maar niet voor iemand die meer dan 'n paar meter verder weg was. De al sterke bries zette nog meer aan en verzwakte zo het lichte geluid dat hij maakte.
  
  Hij hield stil en luisterde. Alles wat hij kon horen was het geluid van de golven en de wind. Als de andere man zich bewoog, deed hij dat net zo stil als Carter. Nick spande zijn ogen in in het duister. Er scheen zich niets te bewegen. Hij keek naar de hemel en zocht de wolken af. Donker, dik, dreigend. Er was geen enkele aanwijzing dat ze zouden breken. Hij zou er op de een of andere manier zelf tussen uit moeten breken. Ze konden ieder een afwachtende houding aannemen. Maar als er nog een kans was voor Toni, dan kon Nick zich niet veroorloven te wachten. En hij was ook niet aan de winnende kant.
  
  Vijf schoten. De moordenaar zou er nog wel vijf kunnen hebben. Met nog een reserve-patroon. Het had niet veel zin zich bloot te geven, alleen maar om de ander alles te laten verschieten; Nick kon niet weten hoeveel reserve hij nog had.
  
  Twee mogelijkheden. Een: Hem nog een keer laten schieten, zodat Nick zijn positie kon bepalen, en dan op hem afstormen met een flinke dosis Fang. Bezwaar - hoe kon hij vermijden dat hij een kogel in z'n kop kreeg terwijl hij op hem af stormde. Twee: Terugsluipen naar zijn kleren, gedekt door de aanhoudende duisternis, Wilhelmina de Luger zien te pakken, en er op los schieten. Bezwaar ...? Mogelijke misrekening in het donker ten aanzien van de plaats waar zijn kleren precies zouden liggen; het tasten naar Wilhelmina op die open zandstrook, zodat hij een prachtig doelwit bood ... Maar hij hoefde het niet op zijn gemak te doen. Hij wist precies waar Wilhelmina in haar holster genesteld was. En hij zou in ieder geval een kans hebben om terug te schieten, wat beter was dan al aan stukken geschoten te worden nog vóór hij met zijn opdracht begonnen was.
  
  Hij was begonnen zich langzaam achterwaarts te bewegen naar de zandstrook, stil langs de rots schuifelend, vóór hij zich ervan bewust was dat hij al een beslissing genomen had. Hij was niet banger voor de dood dan voor het leven, maar hij voelde er niet voor om op een onverstandige manier te sterven. Hij vroeg altijd alleen maar een kans om zich te verdedigen. En hij zou liever doodgaan wanneer het karwei eenmaal voorbij was dan vóór het was begonnen. Voorzichtig schoof hij zijdelings langs Toni's bijna levenloze lichaam; hij wilde haar aanraken om te voelen of ze nog ademde, maar hij wist dat dat niet kon tot zijn stille gesluip voorbij was. In plaats daarvan keek hij naar de lucht, nog zwart en ondoordringbaar, onbeweeglijk in de zachte wind. Nog een paar stappen. Geen geluid van de andere man die daar in het donker wachtte.
  
  Nick's handen zochten stil in zijn kleren en kwamen er met de Luger uit te voorschijn. Toen sloop hij terug naar de rotsverschansing en gooide weer een steentje over de hoge steenblokken waar hij de moordenaar het laatst had horen schieten. Hij hoorde hoe het met een scherpe slag neerkwam op de rots en omlaag stuitte naar het zachte zand. Maar in plaats van een schot kwam er een gegrom van menselijk geluid, bijna een triomfantelijk 'Aha!' Toen de stem. Imitatie Amerikaans, met een onnatuurlijke klank, alsof hij zich niet wilde laten herkennen.
  
  'Hou maar op met je spelletjes, vriend. Ik weet dat je niet gewapend bent. Als je zo doorgaat, krijg ik je straks wel te pakken. Maar dat is niet nodig. Het meisje was een bedreiging voor ons allebei. Nu ze ons niet langer lastig valt, kunnen we zonder angst onze hoofden bij elkaar steken. Ze heeft tegen je gelogen. We kunnen als verstandige mensen met elkaar praten. Ik beloof je dat ik niet zal schieten als je je laat zien.'
  
  'Laat je pistool dan vallen,' schreeuwde Nick. 'Ik wil horen dat het valt.' Er klonk een zacht gelach, toen een kort zwijgen. Er kletterde iets van de voorkant van de rotsen af, enkele meters weg. Nick's hand tastte rond tot hij nog een steen vond. De andere man riep uit: 'Ik heb mijn aandeel geleverd. Kom nu te voorschijn.'
  
  'Als dat een revolver was, dan is dit er ook een!' schreeuwde Nick. Hij gooide zijn steen in de richting van de stem en sprong opzij. Er knalde een pistool. Dat vormde een heel wat beter doelwit dan de lijzige stem. Nick vuurde twee keer en hoorde een gekerm van pijn. Er viel iets loodzwaar neer langs de zijkant van een rotsblok en bonste op het zand. Geen man - een stuk steen, dacht Nick en hij vuurde weer. Ditmaal hoorde hij geen schreeuw. Er gierde een kogel boven zijn hoofd. Hij rende langs de buitenkant van de beschermende rotsen op het geluid af; hij vervloekte de inktzwarte duisternis en spande zijn oren in om 'door het geluid van de wind en de golven het geluid dat een mens verraadde te horen. Maar er was niets. Alleen de zee. Hij vuurde nogmaals, zonder te weten waarop, zigzaggend heen en weer rennend terwijl hij schoot. Niets. Geen schot ten antwoord. En toen hoorde hij het geluid van de natte zomer van Saigon. Regen. Neerplenzend in een plotselinge stortbui alsof de stop uit de hemel was getrokken, neerstriemend op de rotsen en het zand en de zee, tot elk spoor van licht en van geluid er in verdronken was. Hij vuurde weer in de nacht, hopend dat er een antwoord zou komen. Maar er kwam niets. Hij wachtte. Er ging een minuut voorbij, twee minuten.
  
  Het bedaarde even. Een van die onberekenbare pauzes waarin de regenwolken op adem schijnen te komen voor een nieuwe aanval. Toen hoorde hij het geren. Voeten die van zand op kiezelsteentjes en dan weer op krakende takjes renden, die over gevallen takken en bladeren schuurden en tegen stenen schopten en die door het kreupelhout stormden dat naar de weg leidde. Nick rende achter het geluid aan tot het
  
  wegvaagde. Hij hield stil, zich nauwelijks bewust van de regen die op zijn lichaam neerspoelde, 'n Gedachte - de auto! Weer rennen.
  
  Vóór hem klonk geen geluid. Er startte geen auto en er waren geen voeten meer die tegen de takjes en stenen op de rotsen boven het strand schopten. Maar als hij er achteraan ging, zou hij de man misschien nog vinden, op zoek naar Toni's auto, of nog waarschijnlijker naar de auto die de ander hier had gebracht. Toni. Die daar in de stromende regen lag, met het bloed siepelend langs haar zachte lichaam. Ze kon nog in leven zijn, en hem nodig hebben. Als er ook maar de geringste kans was dat hij haar kon helpen -en hij herinnerde zich hoe plechtig hij haar zijn hulp had beloofd - dan zou hij nu terug moeten gaan.
  
  Hij draaide zich om, eerst aarzelend, en toen rende hij op haar af in de verblindende regen.
  
  
  
  
  
  9. En zaterdagochtend
  
  
  
  
  Ze lag daar nog rustig tegen het lage rotsblok waar hij haar had achtergelaten, terwijl de zware regen neerstriemde op haar naakte lichaam. Nick pakte haar op in zijn sterke, tedere armen en droeg haar naar de betrekkelijke beschutting van de rotsverschansing. Hij legde haar neer alsof ze een slapend kind was en streek het natte zwarte haar uit haar bleke gezicht. De regen had het bloed bijna weggewassen. Hij vroeg zich af waarom hij dat kon zien, en besefte toen dat de hemel bijna ongemerkt was opgeklaard. Hij legde een hand op haar slaap en de andere op haar natte, zachte borst. Na een ogenblik stond hij op en zocht hun doorweekte bundel kleren op. Hij raapte ze op en droeg ze naar waar zij lag en nam, terwijl hij liep, zijn kleine zaklantaarn in zijn hand. De dunne lichtstraal scheen op haar neer toen hij haar hand vastpakte en die vasthield. Spoedig doofde hij het licht. Hij legde zijn jasje over haar heen: heel, heel zachtjes. Ze was zo koud en nat, de kleine Toni die zo kort geleden zo warm en vol leven was geweest en 't zo moeilijk had gehad.
  
  Zelfs het jasje was koud en nat, maar het zou tenminste de striemende regen afweren.
  
  Toen hij zich had aangekleed met de rest van zijn natte kleren, nam hij het jasje weg en kleedde Toni aan in haar weinige luchtige dingetjes. Toen sloeg hij het jasje weer om haar heen en nam haar op in zijn armen. Zijn vingers bogen zich om haar heen. Fang glinsterde in de regen. 'De volgende keer, Fang,' fluisterde hij. 'We komen die rotzak nog wel eens tegen. We springen er boven op voor hij wegrent en dan krijgt-ie het.'
  
  Hij liep het strand op in de richting van de weg, en vroeg zich even af waarom de moordenaar besloten had om weg te rennen. Maar 't gaf eigenlijk niets, 't Hielp niet of hij wist waarom. Het jasje over de vormeloze gestalte maakte ook niets uit. Het zou niet helpen.
  
  Regen schaadt de doden niet.
  
  
  
  Lin Tong's blote voeten sloegen zachtjes tegen de asfaltweg hoog boven het strand. Zijn schouder deed verschrikkelijk pijn door de snijdende wond van die onverwachte kogel. Alle draken in de hel! Wie had kunnen denken dat die baardeloze Amerikaan plotseling ergens een pistool vandaan zou halen - of dat zijn eigen revolver hem zo gauw in de steek zou laten? Zolang hij de enige was geweest met een revolver had het hele voorval enig nut, zelfs genoegen verschaft. Hij had zich kunnen blijven amuseren tot het ochtendgloren. Stel je voor, die Amerikaan probeerde hem te ontvluchten, en nog wel zo naakt als een pasgeboren kind! Maar het plotselinge schot dat hij als antwoord kreeg, was niet zo amusant geweest. En toen zijn eigen Russische revolver geblokkeerd raakte - hij vervloekte de Russen bitter terwijl hij voortliep - werd de situatie onmogelijk.
  
  Hij vroeg zich af of de man hem nog volgde. Er waren ogenblikken geweest dat hij er zeker van was dat het noodlot vlak achter hem stond, maar het was nu al een paar minuten geleden dat het laatste schot was afgevuurd en er was geen geluid op de weg dan het geklepper van zijn eigen voeten en de neerstriemende regen. Hij had iets met Toni's auto moeten uitvoeren toen hij die de eerste keer zag. Nu... Waar was hij nu? Hij moest hem al voorbij zijn. Maar liever niet zoeken. Geen tijd. Hij zou ontdekt kunnen worden terwijl hij bezig was. Door een man die niet zou aarzelen hem te doden of hem zelfs te martelen om inlichtingen te krijgen. En hij had werk van vitaal belang te doen. Maar het was jammer dat hij eerder op de avond zo voorzichtig was geweest. Zijn auto moest wel bijna een kilometer verderop staan, en het scheen alsof hij al een uur aan het rennen was. Toch was hij erg verstandig geweest. Dus Antoinette had
  
  gedacht dat ze aan niemand over haar plekje had verteld! Natuurlijk had ze dat wel. Haar kleine schuilplaatsje in de rotsen, waar ze als kind zo gelukkig had gespeeld. En op een nacht twee of drie matrozen mee naar toe had genomen toen ze een beetje ouder was. Natuurlijk had ze hem daarover verteld, zoals ze hem zoveel dingen had verteld wanneer ze in hoger sferen was, gedragen door haar wolken van verdovend genot.
  
  Het was eigenlijk een droeve toestand met haar. Als hij de Amerikaan had kunnen doden, zou ze nog in leven kunnen zijn. Maar op de een of andere manier was hij door al dat gepraat van haar zijn hoofd kwijtgeraakt. Hij had er woest op los geschoten, uit kwaadheid, en hij had Toni gedood. En niet de man.
  
  Lin Tong had bijna van haar gehouden. Tenminste, hij had gehouden van wat hij met haar kon doen. Hij zou die kerel eens krijgen. Eindelijk! Zijn auto.
  
  Hij kroop erin. Zijn kleren kleefden ongemakkelijk aan zijn lichaam. Terug naar de stad. Misschien 'n uur of twee om alles voor te bereiden, niet meer, en dan was hij op weg. Het was niet nodig iemand anders te vertellen wat hij ontdekt had. La Farge. Een gordel. Moreau.
  
  Wat een geluk dat hij dit land zo goed kende.
  
  De auto kwam met een ruk in beweging.
  
  Hij die alleen reist, reist het snelst... De Beul had tenslotte al het ruwe werk opgeknapt. Waarom zou hij de roem niet oogsten?
  
  
  
  Raoul Dupré's gezicht weerspiegelde zijn ellende en wanhoop. Geschoktheid streed om de voorrang met ongeloof, woede met verdenking, haat met allesoverheersende bedroefdheid, bitter zelfverwijt met een groeiende zucht naar wraak. Zelfs met zijn onaantastbare achtergrond zou Nick moeilijk zijn onschuld aan de moord op Toni kunnen bewijzen zonder het getuigenis van Saito.
  
  Onaangedaan stond de grote, sterke man er bij; slechts zijn ogen verrieden zijn diepe sympathie voor Dupré. Steeds opnieuw had hij, met onveranderlijk geduld, zijn korte verhaal verteld over het toneel dat zich eerder op de avond buiten het huis had afgespeeld, waarbij hij zijn opmerkingen liet aansluiten bij Nick's relaas van schoten en een vruchteloze achtervolging. Het feest was voorbij. Toni's lichaam lag boven in haar slaapkamer.
  
  'Ik wil het niet geloven!' zei Dupré voor de honderdste keer, leek het. 'Ze was een wilde - ja, dat weet ik. Maar verdovende middelen!' Hij haalde zijn vingers door zijn ongekamde haren. 'God weet dat ik haar gewaarschuwd heb voor dat zwijn van een Chinees. Maar dat ze hem inlichtingen gaf in ruil voor verdovende middelen - dat kan ik niet geloven. Het is te veel. Te veel!'
  
  'Je hebt de prikken gezien,' zei Nick rustig. 'Wanneer je vriend de dokter komt, zal hij mijn verklaring ondersteunen. Zij heeft mij het verhaal verteld. Waarom zou ze tegen mij liegen - of ik tegen jou?'
  
  Dupré hief zijn handen op en schudde zijn hoofd. 'Hoe kon ze me verraden? Ze haatte me niet, dat weet ik.'
  
  'Ze hield van je,' zei Nick. 'Je moet begrijpen - ze was in doodsangst, ze wist zich geen raad. Ze had geweldig veel moed nodig om mij te vertellen wat ze had gedaan. En ze heeft het me verteld omdat ze van je hield.'
  
  'O ja, ze heeft het je verteld! En kijk wat er van gekomen is. Ze is dood.' Zijn stem klonk luider. 'Hoe kon je dat laten gebeuren? Waarom heb je haar daar mee naar toe genomen ...'
  
  'Beheers je, Dupré!' Nick's stem sloeg hem in het gezicht. 'Ze moest met me praten; het was duidelijk dat ze zich er niet toe kon brengen om met jou te praten. Wat er gebeurd is, vind ik erg. Ik vind het afschuwelijk. Maar mezelf de schuld geven heeft geen zin - net zo weinig zin als te proberen vast te stellen, nu het te laat is, wat haar zo'n soort meisje heeft doen worden.'
  
  Dupré's ogen gingen wijd open. Hij staarde Nick aan. 'Je bedoelt dat ik ...?'
  
  'Ik bedoel niets waarmee ik niet direct voor de dag kom. We hebben geen tijd om ruzie te maken. Ze is dood. Er is niets dat haar nog levend kan maken.' Nick deed moeite zijn stem ruw te laten klinken. 'Je hebt jouw eigen soort werk gekozen, Dupré. Ga er nu mee verder. Natuurlijk is Lin Tong al bezig gebruik te maken van al zijn inlichtingen. In de eerste plaats zal hij zijn mensen al op de hoogte gebracht hebben van de boodschap van Moreau. Dat betekent dat hij óf al zelf onderweg is óf andere agenten, dichter in de buurt, heeft ingelicht. In de tweede plaats kent hij nu de dekmantel van jouw activiteiten ...'
  
  'En die van jou,' beet Dupré hem toe, waardoor hij liet zien dat zijn gezonde verstand weer was teruggekeerd. 'En dat heb je erg gemakkelijk voor hem gemaakt.'
  
  Nick gaf er de voorkeur aan die laatste opmerking te negeren. 'De mijne is niet zo belangrijk als die van jou. Mijn taak hier is beperkt, maar jouw hele organisatie is in gevaar. Als ik onze Chinese vrienden ken - en geloof me, ik ken ze heel goed - dan zullen ze elke poging in het werk stellen om jou en al je mensen levend te pakken te krijgen en je in leven te houden zolang het hun goeddunkt. Je zult dat geen prettige ervaring vinden. Dus je kunt het beter vermijden.'
  
  'Dat ben ik ook van plan,' zei Dupré koel. 'Maar het eerste wat ik ga doen, is alles in het werk stellen om dat vuile stuk moordenaar te pakken te krijgen en hem te laten boeten. Met mijn blote handen zal ik hem vermoorden, - hem pijnigen tot hij schreeuwt om genade, en hem dan naar adem laten happen tot hij dood is. Maar waarom staan we hier nog te praten. Laten we gaan.' Hij stormde op de deur van de studeerkamer af.
  
  'Een ogenblik,' zei Nick scherp. 'Jij gaat nergens naar toe. Waar denk je hem te zullen vinden? Denk je dat hij langs de weg naar de plantage op je staat te wachten? Je weet evenmin als ik waar hij is. Maar als hij op weg naar het noorden is, dan ben ik degene die hem moet zoeken. Jij blijft hier in Saigon.'
  
  Dupré had bijna haat in zijn blik, toen hij naar hem keek. 'Wil je me mijn wraak ontnemen? Nee Carter. Waar die man ook is, ik zal hem vinden en hem op mijn eigen manier doden ...'
  
  'Dupré, luister. Je zult je wraak krijgen. Maar Toni is gestorven omdat ze probeerde te helpen. Helpen, begrijp je dat niet? Je zult een aanfluiting maken van wat zij gedaan heeft wanneer je als een krankzinnige te werk gaat en onze hele opdracht en je eigen werk in Saigon in gevaar brengt. Hij kan nog hier zijn. Er moet iemand in de stad blijven voor het geval hij er nog is. Nu je weet wat voor iemand hij is, moet je stappen ondernemen om je eigen organisatie te beschermen én iets over de zijne te weten te komen.' Nick's ogen boorden zich in die van hem. 'Ik moet hier vandaan en wel onmiddellijk, anders sterft er een andere vrouw. Misschien op een vreselijke manier.' Saito, die onopvallend in een hoekje stond, verstijfde en stapte naar voren. 'Zou je dat op je geweten willen hebben?' ging Nick voort. 'En dat gebeurt, tenzij je ermee ophoudt je als een gek te gedragen, en plannen gaat maken. Als we samenwerken en je speelt je kaarten goed uit, dan kunnen we Lin Tong aan zijn tenen ophangen en zijn hele organisatie in deze stad oprollen. Weet je bijvoorbeeld van waar uit hij werkt, met wie hij samenwerkt, wie hem zijn orders geeft? Nee, dat weet je niet. Nu, dit is je kans. Ik begrijp niet dat iemand genoegen kan nemen met een klein plakje wraak als hij de hele koek kan krijgen. Of dat iemand kan vergeten dat hij agent van de Inlichtingendienst is, met de levens van een groot aantal andere mensen in zijn handen. Die zou je voor de wolven gooien, nietwaar, Dupré?' Nick hield abrupt op. Als deze man niet vatbaar was voor rede, dan waren de moeilijkheden niet te overzien. Er stond te veel op het spel om Dupré er op los te laten gaan, met de moordlust nog in zijn ogen. Bovendien waren Nick's orders op dit punt zeer duidelijk: de zaak La Farge was overgedragen aan AXE, en hij was AXE.
  
  om je naar het hol van de leeuw te laten brengen. Daar vind 'Hoe bedoel je: mijn kans?' vroeg Dupré, bijna op conversatietoon. Maar er was, zag Nick, een glimpje belangstelling in zijn ogen.
  
  'Dat heb ik je al gezegd. Je bent nu bekend bij de Chinese Inlichtingendienst - nou ja, wij allebei. En jij weet nu ook iets van hen af, genoeg om jezelf te beschermen. Dus je moet voorzichtig zijn - maar niet te voorzichtig. Ze zullen meer willen ontdekken, maar dat zul je niet laten gebeuren. Je kunt nu prachtig voor lokaas spelen. En dat is het minste. In het gunstigste geval kun je ze misschien gebruiken je misschien Lin Tong, of anders de mannen voor wie hij werkt. Je bent hier nodig, Dupré. Er wordt te veel verwaarloosd als je er op staat met mij mee te gaan. En ik kan niet langer wachten. We hebben al lang genoeg gewacht.'
  
  Met een hese stem zei Saito: 'Te lang. Er is grote rouw om uw dochter. Ik ben zeer bedroefd om haar. Maar er zullen andere afschuwelijke dingen gebeuren wanneer we niet dadelijk weggaan. Monsieur Dupré, deze man spreekt de waarheid. Het is aan ons om weg te gaan en aan u om - om dat te doen wat u het beste kan doen, hier in de stad. Ik moet nu gaan. Ik moet naar Madame.'
  
  Nick sloeg Dupré gade. Als hij het ze lastig ging maken, in plaats van helpen, dan zou hij ... onschadelijk gemaakt moeten worden.
  
  Dupré haalde diep adem. 'Wat wil je dat ik doe?' vroeg hij rustig.
  
  Nick herademde opgelucht. 'In de eerste plaats,' zei hij, 'zul je regelingen moeten treffen voor wat betreft Toni. Zeg dat ze weg is gegaan, of wat je maar wilt, maar niemand mag weten wat er met haar gebeurd is. Geen autoriteiten, geen politie. Alleen vrienden waarvan je weet dat je ze kunt vertrouwen. Vervolgens breng je je hoofdkwartier op de hoogte. Vertel ze over Lin Tong en laat ze die inlichtingen doorgeven aan AXE. Ik weet niet of ik tijd zal hebben om rapporten te versturen, en daarom moet ik op jou kunnen rekenen. En dan, wat betreft je veiligheidsmaatregelen ...'
  
  De dageraad spreidde zich al over de verregende stad toen ze eindelijk klaar waren met het vastleggen van Raoul Dupré's aandeel in de actie. Saito, die stond te trappelen van ongeduld om weg te gaan, was de regenachtige nacht ingegaan om een gedeelte van Nick's bagage op te halen in het hotel, en had na zijn terugkomst wat eenvoudige voedselvoorraden laten klaarmaken door Maroe.
  
  Toen het gesprek eindelijk was opgehouden, zat Raoul Dupré een ogenblik stil voor zich uit te kijken en zei toen iets waardoor Nick hem verbaasd aankeek en een vlaag van medelijden in hem deed op wellen.
  
  'Wist je,' zei Dupré, 'dat ze nieuwe bamboe gordijnen voor de patio had gekocht...?'
  
  Nick sliep twee uur lang in een muffe logeerkamer tegenover Toni's kamer. Zijn rug deed pijn van Lin Tong's schampschot, maar door de slaap en de douche die volgden, voelde hij zich weer opgefrist en klaar voor de reis. Vóór hij wegging, maakte hij nog een snelle rit naar de binnenstad van Saigon. Ongeveer drie kwartier lang zat hij met een hoge officier van het Amerikaanse leger in een kleine kamer. De officier hoorde hem achterdochtig aan, telefoneerde snel met iemand en gaf hem toen een landkaart. Hij tekende er twee kleine cirkels op.
  
  'Hier word je opgepikt,' zei hij. 'Veertig kilometer noordnoordoost van Saigon. Onthoud de coördinatie. Tussen zeven en acht noord-zuid, drie en vier oost-west. Er is hier een open plaats uitgehakt. Nergens anders in de buurt is zo'n plaats - je kunt het niet missen. In ieder geval hoor je de helikopter. Ik kan je een geleide meegeven tot op acht kilometer. Daarna ben je op jezelf aangewezen. Je begrijpt toch wel dat ik niemand kan missen om met je mee te gaan?' Hij keek Nick fel aan. 'Te veel verliezen, al veel te veel verliezen.' Nick knikte. 'Dat weet ik. Maar dit is tóch een karwei voor twee mensen.'
  
  'Goed zo.' De officier keek opgelucht. 'Hij zet jullie hier af.' Een dikke vinger wees naar een punt op de kaart. 'Verder kunnen we je niet krijgen, vrees ik. Dan heb je nog ... eh ... ruim zestig kilometer voor je. Ruw terrein, bezaaid met communisten. Ik zou je wel dichter bij de grens af kunnen zetten - hier - maar dat betekent dat je die helemaal langs moet lopen, en dat doe je ook niet voor de aardigheid. Zo heb je de meeste kans. Niet veel, maar toch het meeste. We kunnen niet landen, dat begrijp je. Ik hoop dat je goed kunt klimmen.'
  
  'Tamelijk,' antwoordde Nick, zich afvragend hoe Saito het tochtje zou vinden. 'Welbedankt; het zal best gaan. Wat betreft het geleide - wanneer kunnen we vertrekken?'
  
  'Je hebt nog een half uur. Haal je dat? Prima. Dan vertrekt er een veldpatrouille. Als je met hen meegaat, dan kan ik je laten oppikken om ... laat eens kijken ... 13.30 ... voor de zekerheid maar om 14.00 uur. Het wordt een zware tocht, door die dichte begroeiing. Heb je al je bepakking?'
  
  'Alles wat we kunnen dragen,' zei Nick. 'We treffen elkaar bij controlepunt Chester? Goed zo. Nog welbedankt.' Toen hij en Saito vijfentwintig minuten later bij controlepunt Chester het militaire geleide ontmoetten, leken ze voldoende op een Amerikaanse 'adviseur' en zijn Vietnamese begeleider om een oppervlakkige inspectie te doorstaan. Met een beetje geluk zouden ze niet meer tegen hoeven te komen tot de beschermende patrouille ze zou verlaten.
  
  Enkele straten verder tufte Maroe in een andere richting weg in de stokoude auto die hij van een vertrouwde vriend had geleend om de beide reizigers weg te brengen.
  
  Nick volgde Saito in de legerauto en strekte dankbaar zijn benen uit. De geleende auto van Maroe was wel erg handig geweest, peinsde hij, maar in vergelijking daarmee was de legerauto bijna luxueus.
  
  De Amerikaanse luitenant die het bevel voerde over de patrouille, verwelkomde hem met een korte hoofdknik en stapte weg voor een onderhoud met de chauffeur van de eerste auto. In zijn studeerkamer sloot Raoul Dupré zijn geheime telefoon weg en voerde met een zachte stem twee gesprekken over zijn gewone telefoon. Het eerste gesprek betrof een ontmoeting tussen hemzelf en een collega in Dalat. Het andere ging over de begrafenis van zijn enige dochter. Antoinette Dupré lag op de bovenverdieping, onder een laken, zonder te weten dat ze wachtte op een limousine die haar die nacht naar een 'vakantieoord' zou brengen, waar haar laatste rustplaats door een eenvoudige grafsteen aangegeven zou worden, als de tijd daar was.
  
  Bij controlepunt Chester zette het konvooi zich in beweging. Nick nam Saito nieuwsgierig op en dacht aan Dupré's afscheidswoorden. 'Ik wou dat ik met jullie mee kon gaan. Maar je hebt gelijk - er is hier veel te doen voor mij. En Saito zal een trouwe, goede metgezel zijn.'
  
  Saito's gezicht was zonder uitdrukking. Maar zijn grote handen klemden zich steeds vast over zijn knieën en lieten dan weer los met een gebaar dat beslist niet bij hem paste. Hij is bang, dacht Nick. Niet voor zichzelf; voor haar. Hij is bang dat we niet op tijd zullen komen... Voor de zesde, achtste, tiende keer probeerde Nick zich voor te stellen wat Lin Tong zou hebben kunnen doen sinds hij in het duister en de regen verdween. Om te beginnen zijn vlucht naar de stad, die echter niet lang duurde. Daarna bijna onmiddellijk contact met agenten in het noorden. Zou hij, of zijn collega's, precies weten waar ze moesten zoeken? 't Zou in ieder geval niet lang duren voor ze daar achter kwamen. De plantage van La Farge had al een goede vijfenzeventig of tachtig jaar op dezelfde plaats gelegen. En sinds 1954 op communistisch gebied. Er was geen twijfel aan dat Lin Tong's organisatie die plek zou weten te vinden.
  
  Het enige in Lin Tong's nadeel was de moeilijkheid die een gewone agent ondervond bij het snel en veilig contact leggen met collega's in vijandig gebied... hetgeen een klassiek voorbeeld was van een sprankje hoop. En in het zeer onwaarschijnlijke geval dat Lin Tong zó weinig had om op terug te vallen dat hij gedwongen was om zelf te gaan, zou hij toch pas tegen de laatste etappe van zijn reis - de door de communisten bezette oerwouden en de sprong over de grens naar de heuvels en de plantage - over snel vervoer kunnen beschikken. Zoals de toestand nu was, had hij een voorsprong van één a zes uur, afhankelijk van wat hij had gedaan voor hij wegging.
  
  Het konvooi reed door het doorweekte landschap, tussen de druipende bomen door, en vermeerderde zijn snelheid. Nick en Saito keken zwijgend voor zich uit.
  
  Enkele kilometers verder naar het noorden aarzelde Lin Tong tussen vloeken en juichen. Zijn schouderwond veroorzaakte hem een afschuwelijke pijn en de regelingen voor zijn vertrek hadden meer tijd genomen dan hij gewild had. Maar niettemin was hij er in geslaagd een aantal heel slimme plannetjes te maken. Zijn systeem om instructies door te geven werkte al, en naarmate de uren voorbijgingen, gaven de guerrilla's in het zuiden berichten door aan guerrilla's in het centrum, die op hun beurt die berichten door zouden geven aan de noordelijke guerrilla's in de oerwouden, en dan zouden zijn boodschappen worden doorgegeven naar de grens. Het was gecompliceerd geweest om uit te leggen dat er een grote, lange spion zou komen, of misschien twee, of drie, maar hij was er van overtuigd dat hij het hun terdege duidelijk had gemaakt. De vijandelijke provocateurs en saboteurs moesten tot elke prijs tegengehouden worden. En dit alles, constateerde hij zelfvoldaan, zonder het ware doel van zijn orders te verraden! Hij was er zelfs in geslaagd een twee man sterke bewaking voor dag en nacht uit te zetten bij het huis van Dupré, zonder dat er een woord van was uitgelekt aan Broeder Arnold. Prachtig! Hij zou nog eens aan het hoofd komen te staan van Bittere Amandelen!
  
  Zijn voet trapte op het rempedaal en zijn donkergroene sportauto gierde in de richting van de zijweg waar een jeep met twee inzittenden stond te wachten. Te zijner tijd zou hij ze allebei wegsturen, maar nu zou hij hun rijvaardigheid gebruiken zo lang het hem schikte, opdat hij zijn krachten kon sparen voor de laatste etappe van zijn reis.
  
  Enkele minuten later was zijn auto in het dikke gebladerte van het oerwoud verborgen en werd hij naar het noorden gereden in een buitgemaakte Amerikaanse jeep, over paden en bosweggetjes die alleen aan de Vietcong guerrilla's bekend waren.
  
  En ettelijke kilometers verder naar het noorden stond Madame Claire La Farge vol aandacht te luisteren naar het verhaal van Donh Cam over zijn zieke vrouw. De andere veldarbeiders werkten zwijgend door. Ze wisten dat ze met ieder van hen om de beurt zou spreken om te horen of alles goed ging met hen. 'Breng haar naar het Huis, Donh Cam,' zei ze. 'Anders zal ze niet rusten, en dat is juist wat ze nodig heeft. Wacht niet - ga nu, en neem Lua mee om haar te helpen. Ik kom er spoedig aan om er voor te zorgen dat je vrouw de bevelen van de dokter opvolgt.' Cam boog diep, zijn gezicht opgelucht, en haastte zich weg. Claire wendde zich tot een van de jongsten van de arbeiders, glimlachend om de bewondering die hij zo duidelijk liet blijken. 'Zo, Tran. Probeer je nog 's avonds te studeren?'
  
  Plotseling hield ze stil. De jonge Tran spitste zijn oren en luisterde naar het verre geluid. Het kwam dichterbij en werd luider; het werd herkenbaar. Claire verstijfde.
  
  Haar Royal Roadster kwam terug.
  
  
  
  
  
  10. Klaar... Af!
  
  
  
  
  Er waren maar weinig andere reizigers op de modderige weg. Ofschoon met plassen bedekt, was het een goede verkeersweg, in staat veel meer verkeer te verwerken. Maar in beide richtingen passeerde het konvooi slechts een enkele auto of paard en wagen. Voetgangers waren er maar weinig, en zij bekeken de Amerikaanse voertuigen zonder enig zichtbaar teken van hartelijkheid.
  
  Nick keek terug naar hen, en dacht bij zichzelf dat het onmogelijk was te weten te komen wie er beïnvloed was door de Vietcong propagandisten met hun giftige fantasieën over Amerikaans 'neokolonialisme' en 'tirannieke' pogingen om Vietnam's 'volksrevolutie' de kop in te drukken.
  
  ' 't Is hier nogal vredig,' merkte hij bedachtzaam op.
  
  'Tja.' De soldaat die naast hem zat, trok een zuur gezicht. 'Ik wou dat ik röntgenogen had. Dan zou ik in die dichte rommel daar zeker tien Vietcong zien tegen één van ons.'
  
  Nick haalde zijn wenkbrauwen op. 'Zo dichtbij?'
  
  'Ja. U bent hier nog maar pas, hè? Nou, we hebben binnen acht kilometer van Saigon acties van de guerrilla's meegemaakt. Brutale honden, ze komen elke keer dichter bij. Ten zuiden van dit punt is het oerwoud bijna helemaal van hen. Alles wat ze ons gelaten hebben, is een kleine open plek in het midden, zodat we er rondjes in kunnen lopen, 't Is verdomme wel een gekke oorlog.'
  
  Hij toonde zijn afkeer door een diep gesnuif, en stak een losse sigaret tussen zijn lippen. 'Daardoor komt het dat je hier zo weinig dorpelingen ziet,' voegde hij er aan toe. 'Er is hier zo dicht in de buurt gevochten de laatste tijd, ze willen er niet bij betrokken zijn. En ze willen voor geen geld of goede woorden naar Saigon. Ik denk dat ze banger zijn voor die opstandjes en stakingen en het gegooi met bommen en brandstichtingen dan voor de communisten. Maar wat is er verdomme voor verschil? 't Komt toch allemaal van dezelfde plaats, niet? Ik bedoel al die opstandjes en zo. Ja, natuurlijk. Uit het oerwoud, bij de Vietcong.'
  
  Hij keek dreigend en maakte met zijn mond een beweging alsof hij een guerrilla in het gezicht spoog.
  
  Nick keek op zijn tweedehands zakhorloge. Het kon nu niet lang meer duren. Het konvooi sloeg de hoofdweg af en draaide een smalle, hobbelige weg op die bezaaid was met regenplassen. Een wazige zon scheen door de achterkant van de wagen naar binnen. Nick stikte van de hitte. Het zweet dat van de gezichten van zijn militaire metgezellen afdroop, droeg er niet toe bij dat hij zich koeler ging voelen. Alleen Saito scheen zich niet van enig ongemak bewust te zijn. Eindelijk kwam het konvooi hortend en stotend tot stilstand. Er werd een bevel geblaft langs de rij voertuigen en de mannen sprongen uit de wagens op de modderige weg. Nick knikte tegen Saito en beiden kwamen met een lichte sprong uit de wagen.
  
  De militairen verspreidden zich en trokken door de varens en de bamboe begroeiing, langs ruwe paden het oerwoud in. Wat deze actie betekende of hoe lang die zou duren, was Nick's zorg niet, maar het vormde een goede dekking voor Saito en hem, en daar ging het om. De jonge luitenant wachtte op hem aan de kant van de weg. 'Dit is uw laatste halte,' zei hij. 'Kunt u zich van hieruit oriënteren?'
  
  Nick knikte. 'Van hieruit naar het noordoosten. We halen het wel. Bedankt voor de lift.'
  
  'Tot uw dienst. Veel geluk, wat u ook gaat uitvoeren. Pas op waar u uw voeten neerzet - er liggen hier overal boobytraps. De eerste kilometers zullen wel gemakkelijk zijn, maar daarna zult u het wel moeilijk krijgen. Er is een goeie kans dat niemand ons heeft zien stoppen, maar als 't wel zo is, dan herkennen ze dit soort verkenningsacties wel. We doen het vaak. Dus - na een tijdje geef ik een teken, de rest van de jongens komt terug, maar jullie niet. Dat is alles wat ik kan doen.'
  
  'En dat is al heel wat,' zei Nick oprecht.
  
  Er hing een vochtige hitte onder de bomen en het licht was zwak en misleidend. Nick liep enige tijd zwijgend door, gewend rakend aan de schaduwachtige nevel. Hij nam zijn omgeving op; Saito liep rustig voort, drie passen achter hem. Ongeveer tien minuten lang ging het gemakkelijk. Toen begon het kreupelhout dikker te worden en de bomen hoger, en de muskieten zoemden luider en kwaadaardiger. Nick begon langzamer te lopen en hield toen stil onder een boom met een dikke stam en een zwaar bladerdak. De stam was tot op de helft dichtbegroeid met kreupelhout en vormde zo een schild dat alleen met een kapmes afgehakt kon worden. Saito fronste het voorhoofd en wees op iets. Slechts enkele meters verder was er een onbegroeide plek waar ze gemakkelijk door konden komen. Nick schudde zijn hoofd en maakte een teken dat hij stil moest zijn. Hij luisterde.
  
  Slechts de muskieten gaven geluid. Ergens in de verte, waarschijnlijk dicht bij de weg, klonk het zwakke geluid van iemand die zich tussen de bomen door bewoog. Het geluid verdween uit hun richting.
  
  Toen was er niets meer te horen dan de muskieten. Ze schenen nu luider te gonzen... Nee, het was het geluid van water, een stroompje dat zich klaterend en gonzend door het oerwoud voortbewoog.
  
  Nick's ogen gleden over het dikke kreupelhout om hen heen, en hij wou - net als de soldaat in de legerauto - dat hij röntgenogen had. Er bewoog zich niets dan de mieren en andere vliegende en kruipende insecten.
  
  Hij keerde zich om naar Saito en grinnikte kameraadschappelijk. 'Oké, Saito. Ik wilde me er alleen maar van overtuigen dat ze ons niet in onze onderbroek te pakken zouden krijgen. We gaan ons nu verkleden. Dan gaan we zo snel mogelijk verder.' Zijn stem was een zacht maar verstaanbaar gemompel. Nick zwaaide de lichte bepakking van zijn rug af. Hij gaf Saito een teken hetzelfde te doen. Hij deed zijn legerschoenen en kakispullen uit en trok de verschoten kruising tussen een uniform en een vod aan, die karakteristiek was voor de guerrilla. Saito aarzelde even en trok toen zijn geleende uniform uit. 'Goed pak,' gaf hij als commentaar. 'Zou ik het mogen houden?'
  
  Nick schudde zijn hoofd. 'Het spijt me, deze keer niet. Als we gepakt worden en gefouilleerd, dan zou ik niet graag willen dat ze je in het bezit vonden van Amerikaanse legerspullen. Dan zullen ze je geen aardige vent vinden. We zullen ze hier achter moeten laten.'
  
  Saito kneep zijn lippen op elkaar en knikte. 'Het is jammer, maar wat u zegt is waar.' Zwijgend verkleedde hij zich en sloeg Nick met groeiende belangstelling gade.
  
  Nick pakte hun nu overbodige kleren op en duwde ze diep het kreupelhout in. Zijn voeten waren nu, net als die van Saito, gehuld in sandalen, maar in plaats van dat ze touwzolen hadden, waren deze van rubberbanden gemaakt. Ook die waren karakteristiek voor de provisorische, maar uiterst praktische uitrusting van de guerrilla's. De gordel die hij om zijn middel vastmaakte, was een miniatuur arsenaal. Naast zijn patronenhuls en een kleine eerste- hulpuitrusting waarin zich enkele ongebruikelijke zaken bevonden, bevatte de gordel drie handgranaten, de Luger, een kapmes, een toepasselijk gedeukte lantaarn, en een lang ijzeren omhulsel waar Saito met verbazing naar keek. Het was het nieuwste succesje van Hawk's vindingrijke wapenafdeling: een zeer lichte maar solide magnesiumlegering in de vorm van een geweerkolf. Het breedste uiteinde paste precies tegen de schouder en het andere uiteinde had een gleuf waar Wilhelmina snel in kon glijden en stevig op haar plaats zou blijven. Nick zag Saito staren en besloot hem een snelle demonstratie te geven. Hij liet Wilhelmina in de gleuf glijden en zwaaide het geweer tegen zijn schouder. Er waren minder dan drie seconden voor nodig geweest om Wilhelmina uit zijn gordel te trekken en de beweging te voltooien.
  
  Saito stond met zijn mond vol tanden: 'Een geweer!'
  
  Nick grinnikte. 'Wanneer ik er een nodig heb.' Hij deed een greep in zijn bepakking en wierp Saito de tweede gordel toe. 'Je had me gezegd dat je zelf een revolver en een kapmes had, dus die heb ik niet voor je. Maar de rest zul je wel kunnen gebruiken. Heb je wel eens granaten gebruikt?' Saito zette grote ogen op toen hij de gordel aanpakte. 'Al heel wat jaren niet meer,' zei hij, druk bezig met zijn koppel. 'Deze zijn een beetje anders. Maar ik weet wel hoe ik ze moet gebruiken.'
  
  'Van toen je nog met La petite fleur werkte?'
  
  Saito knikte. Hij trok trots zijn schouders recht. 'De beste officier die er ooit bestond.'
  
  'Dat geloof ik graag,' zei Nick stil, terwijl hij het kleine kompas uit de bepakking in zijn zak stopte en toen nog eens in de bepakking tastte.
  
  'Ik hoop dat we deze dingen niet nodig zullen hebben op deze reis, maar voor het geval - alsjeblieft.' Hij overhandigde Saito een kleine bundel die een nylon hangmat, een lichte deken en een opgevouwen waterdichte doek bevatte. Zijn eigen slaapuitrusting was netjes weg gestouwd in zijn bepakking, die met de minuut kleiner en lichter werd. Naast zijn slaapuitrusting bevatte die nu nog slechts een kleine voedselvoorraad en een veldfles met koffie. Die van Saito bevatte hetzelfde. 'Als we al rustpauzes nemen, zullen het korte zijn, maar we kunnen beter op alles voorbereid zijn. Kijk. even naar deze kaart terwijl ik me klaarmaak. Het duurt nu niet lang meer.'
  
  Hij gaf Saito de kaart en haalde twee kleine driehoekige schilfers en een tube uit zijn miniatuur eerste- hulptrommeltje. Hij plakte een schilfer over de buitenste hoek van ieder oog en wreef toen voorzichtig de inhoud van de tube over zijn gezicht, hals, handen en armen. Saito keek op van de kaart en staarde hem aan.
  
  'Nee, ik verwacht niet dat ik ze daarmee lang voor de gek
  
  kan houden,' zei Nick, 'maar het zal me allicht wat minder opvallend maken.'
  
  Hij veegde zijn handen af en bond een dik, opgerold stuk doek om zijn voorhoofd om zijn ogen te beschermen tegen uitstekende doorns en de oerwoudtakken. 'Goed, laten we de kaart even bekijken. Deze cirkel' - hij wees er naar - 'geeft aan waar we opgepikt worden. Dit is waar we nu zijn, ongeveer zeven kilometer ten zuiden van dat punt. De tweede cirkel, hier, geeft aan waar we afgezet worden. Van daaruit zijn we op ons zelf aangewezen. Het is grotendeels zwaar, heuvelachtig terrein, en dan wordt het geleidelijk vlakker gedurende de rest van de etappe, tot we de heuvels en de plantage bereiken. Ben je bekend met dit gedeelte van het terrein?' Zijn vinger wees op het noordelijke oerwoudgebied dat op de kaart stond aangegeven.
  
  Saito knikte tevreden. 'Daar ben ik doorheen geweest. Het loopt er niet gemakkelijk, maar het is beter dan op het open veld. Het is helemaal niet zo'n slecht terrein voor iemand die zich wil verplaatsen zonder gezien te worden. Er zal naar ons uitgekeken worden, niet?' Aan zijn schrandere ogen was te zien dat hij alles begreep. 'Het zal niet zo gemakkelijk zijn als voor mij, op de heenweg, toen niemand wist waar ik naar toeging, of waarom. Het is maar goed dat we ons behoorlijk hebben voorbereid op moeilijkheden.' Zijn hand ging onwillekeurig naar zijn omgorde middel. Prima vent, die Saito, dacht Nick bij zichzelf. Hij had zich afgevraagd of Saito wel besefte in welke mate Lin Tong hun tocht naar de plantage kon beïnvloeden. Het deed hem plezier dat hij het niet uitvoerig hoefde uit te leggen.
  
  'Ja, ik geloof dat we wel het een en ander kunnen verwachten,' zei hij, hetgeen nogal zwakjes was uitgedrukt. 'Maar het ergste komt waarschijnlijk dicht tegen het einde van onze reis. Tot dan toe lopen we alleen het gewone risico van boobytraps en sluipschutters - niets dat speciaal op ons berekend is. Maar hoe dichterbij we komen, hoe voorzichtiger we zullen moeten zijn. Ze kunnen niet het hele oerwoud in het oog houden, maar ze kunnen wel de wegen naar de plantage bewaken. Goed, laten we er vandoor gaan.' Hij vouwde het dunne papier van de kaart tot een klein vierkant op en schoof die tussen de beschermende band om zijn voorhoofd, waar hij ongetwijfeld wat vochtig zou worden maar wel leesbaar zou blijven - en verborgen.
  
  
  
  Lin Tong lag op een stapel legerdekens, achterin de hotsende jeep. Met elke schok - en het leek of er op elke meter van deze helse weg één was - schoot er een scherpe pijn door zijn schouder en door zijn ongemakkelijk uitgestrekte lichaam. Maar ze schoten flink op. Hoe ellendig en moe hij zich ook voelde, hij vond toch wel dat hij blij kon zijn. Hij draaide zich om op zijn dekens en spande zich in om wat te gaan rusten. Later zou hij dat niet meer kunnen doen.
  
  
  
  'Dus uw Saito is nog niet terug, Madame La Farge?'
  
  Generaal Ho Van Minh gaf haar een sympathieke glimlach. 'Ik begrijp zo goed hoe u zijn diensten moet missen,' ging hij liefjes verder. 'Hij is nu toch al twee of drie dagen weg, nietwaar? Erg lastig; ik weet wat een steun hij altijd voor u is. En het komt me vreemd voor dat niemand van uw mensen weet waarom hij naar het dorp - uh - Hon Du is gegaan. Ik heb velen van hen gevraagd waardoor hij opgehouden zou kunnen zijn, in de veronderstelling dat hij daar misschien een vrouw had waar u niets van afwist, maar niemand schijnt ook maar iets te weten over de aard van zijn tocht.'
  
  'Er is geen reden waarom ze dat zouden weten,' zei Claire ijzig. 'Hun nieuwsgierigheid is niet onbegrensd, zoals die van u schijnt te zijn. Misschien kunt ü me vertellen waarom hij opgehouden is. Het is bekend dat uw soldaten eerst schieten en dan pas vragen. Er is in deze streek geen dorp en geen weg veilig voor hen. God sta u bij als er inderdaad iets met hem gebeurd is.'
  
  Minh's voortdurend aanwezige glimlach was heel vriendelijk en onaangenaam. 'Ik heb God niet nodig, Madame. U wél, denk ik. De tijd is gekomen dat we een eind maken aan dit schermen met woorden. U zult hebben opgemerkt dat ik ditmaal een klein detachement soldaten heb meegebracht. Op dit moment staan ze op wacht op verschillende punten over de hele plantage verspreid. Maar als u me de inlichtingen die ik wil hebben niet geeft, rullen er zeer spoedig verschillende dingen gaan gebeuren. In de eerste plaats vrees ik dat uzelf pijn zult moeten lijden. Een beetje maar, om te beginnen, zodat u volledig beseft wat er gedaan wordt met de trouwe mensen van uw plantage. Dan bent u er misschien op voorbereid nog meer te lijden, of u zult zich verwaardigen met mij te praten. Aan de andere kant zult u het misschien prettig vinden te zien wat mijn mannen in staat zijn te doen met uw geliefde arbeiders.'
  
  Het leek Claire of de wereld plotseling was ingestort. Minh's ogen waren kleine rode poelen van heimelijke voorpret... en waar hij zich op verheugde was te verschrikkelijk om over na te denken. Hij zou haar wreedaardig martelen, daar twijfelde ze niet aan. Dat kon ze wel verdragen, dacht ze. Maar ze kon het niet verdragen als hij de jonge Tran iets aan zou doen, of Donh Cam's zieke vrouw, of Donh zelf, of de tere kleine Lua, of wie van haar mensen ook.
  
  'Waarom bedreigt u me?' vroeg ze. 'Ik weet zelfs niet waar u probeert achter te komen.' Haar rechterhand tastte, net als die van Saito vele kilometers van haar verwijderd, onwillekeurig naar de gordel die ze droeg. Maar haar hand bleef, in tegenstelling tot die van Saito, steken en maakte een afleidende beweging. 'Ik heb geen geheimen voor u, generaal Minh.'
  
  'U bent dichter bij de waarheid dan u denkt, beste Madame. Het is in feite geen geheim meer voor mij dat er enkele avonden geleden - een avond waarover we al eerder gesproken hebben - een eigenaardige activiteit heerste op de braakliggende velden. Een activiteit die aan een begrafenis deed denken.' Hij grinnikte wreed. In haar binnenste hoorde Claire een stem zeggen - 'Nee, mijn god, nee!'
  
  'Nu vraag ik me af wat er begraven kan zijn. Dat vraag ik me zo sterk af dat ik van plan bent dat te ontdekken. Wat ik dus ga doen, is u hier achterlaten om het een en ander te overdenken - maar ik laat u achter in gezelschap van een aantal van mijn mannen die uw huis, uw grond, uw akkers grondig zullen doorzoeken, en al uw mensen zullen ondervragen. Dan, geloof ik, zullen we beiden bereid zijn om te praten.'
  
  'Het schijnt dat u al veel meer weet dan ik. Zoekt u maar goed. Ik hoop dat u met al uw inspanningen ergens een hondenbeen vindt. Ik weet heel zeker dat u niets anders zult vinden.' Angst en woede ziedden in haar binnenste. Op de een of andere manier was dit suikerzoete, wreedaardige individu achter een glimp van de waarheid gekomen. En hij zou zeker niet tevreden zijn voor hij er alles van afwist. Minh schudde zijn hoofd. 'U vergist zich, Madame. Ik vrees dat u zich vleit met de gedachte dat al uw trouwe arbeiders inderdaad trouw zijn. Ik verzeker u dat mijn inlichtingen juist zijn. Ze zijn helaas niet volledig. Ik zal ze echter volledig maken.' Hij boog met een ironische beleefdheid die haar lust gaf hem in zijn dikke buik te schoppen. 'Wanneer u erover hebt nagedacht wat ik u en uw gelukkige slavenfamilie kan aandoen, geloof ik dat u mij maar al te graag het een en ander wilt vertellen over die hond Moreau en waarom hij hier kwam. En welke boodschap hij bracht die maakte dat Saito naar - hoe heette het ook weer? - o ja, het dorp Hon Du ging.'
  
  'U kunt zich zelf wel uitlaten,' zei Claire, zich afwendend om de doodsangst in haar ogen te verbergen. 'Lua heeft het druk. En ik ook.'
  
  Onderdrukt lachend liep hij op de deur af. Claire hoorde hoe zijn korte snelle stapjes wegstierven en zijn ruwe stem een bevel uitblafte. De deur van de auto sloeg dicht.
  
  Ze vroeg zich af hoeveel uur respijt ze nog had.
  
  
  
  De jeep nam een machtige sprong en kwam op een brede, goedgeplaveide verkeersweg terecht. Lin Tong wreef zijn schouder en vloekte. Toen realiseerde hij zich waar ze waren. Er lagen nog ettelijke kilometers kaarsrechte weg voor hen, voordat ze aan het volgende controlepunt zouden komen. Hij wist dat zijn chauffeurs, voordat de volgende wegcontrole voor hen opdoemde, de smalle bospaden weer zouden opzoeken. Maar in die tussentijd zou de rit bijna plezierig zijn. Hij zuchtte behaaglijk en sukkelde weer in slaap.
  
  
  
  De stilte van het oerwoud was zo intens dat zij op een geluid leek. Wanneer ze stilhielden, drukte de stilte tegen Nick's oren, en wanneer ze zich bewogen dacht hij dat het leek of ze een kudde olifanten waren. En toch maakten ze zeer weinig geluid. Nick liep voorop, uitkijkend naar openingen in het kreupelhout en de tastende, met insecten bedekte bladeren ontwijkend met een stille behendigheid die eerder deed denken aan een langdurige vertrouwdheid met het oerwoud dan aan een leven in de bars en boudoirs van 's werelds zondigste en meest bedorven steden. Saito gleed achter hem aan, even onvermoeibaar en behendig, zijn gezicht bijna zonder uitdrukking. Maar als Claire hem had kunnen zien, zou ze in die nietszeggende ogen een uitdrukking hebben gezien, en ze zou die hebben herkend - een glinstering van bewondering voor de grote, sterke man vóór hem die zich zo snel en toch zo zeker bewoog.
  
  Zelfs de muskieten schenen een siësta te nemen.
  
  Nick ging langzamer lopen. Voor hem uit werd een heldere plek zichtbaar door de wirwar van stengels en hangende bladeren, die deed denken aan een open plaats in de omringende bomen.
  
  Achter Nick zei Saito fluisterend: 'Open plaats, kleine uitholling. Dat is het.'
  
  'Ja, Langzaam aan nu,' maande Nick.
  
  Ze moesten zich een weg banen door nog twintig meter striemend kreupelhout, tot de zon heel helder werd en ze uitkeken op iets dat er als een open plek uitzag. Maar het was niet bepaald open.
  
  Verwarde hopen prikkeldraad lagen overal verspreid als de hindernissen op een zeer zwaar trainingsterrein van een marinierskamp - of als speciaal neergezette hindernissen om parachutisten in de val te laten lopen. Parachutisten zouden er niet komen. Maar wel twee man die probeerden een lift te krijgen. En die dingen zagen eruit of ze niet te tillen waren. Maar dat was pas aan de orde wanneer de helikopter eenmaal kwam. Er was iets anders waaraan nu gedacht moest worden. Die rooklucht bijvoorbeeld, en de zwakke verspreide geluiden die met de rook op hen afkwamen toen ze daar in hun eigen stilte stonden.
  
  Nick snoof in de lucht en luisterde. Saito, beheerst en op zijn qui-vive, stond nu naast hem als een reusachtige jachthond op twee poten. De geluiden scheidden zich nu in gedempte stemmen en het gekletter van voorwerpen. Onplezierig dichtbij was dus een of ander kamp. En volgens de inlichtingen die hij gekregen had, was er nergens in de omgeving een dorp of Zuid Vietnamees bivak. Dat wil zeggen: volgens de inlichtingen. Er waren nog wel nomadenstammen, maar die liepen gewoonlijk niet rond met rollen prikkeldraad. En ze zouden die zeker niet met een duidelijk doel uitzetten op een plaats in het oerwoud die ze beter als kampplaats hadden kunnen gebruiken. Aan de andere kant hadden de .veroorzakers van het geluid misschien niets te maken met de prikkeldraadversperringen... maar dat was zeer onwaarschijnlijk. Nick keek op zijn verweerde zakhorloge. Ze waren flink opgeschoten; ze hadden nog een half uur voor de helikopter zou komen. Gedurende die tijd konden ze het kamp bekijken en er achter komen of er zich vrienden of vijanden in bevonden, en als het nodig was de helikopter een teken geven dat hij niet moest landen. Nick schudde zijn hoofd om zijn eigen gedachten. Er werd geen teken gegeven - ze moesten die lift hebben, wat er ook gebeurde. En ondertussen zouden de picknickers, daar verderop, wie het ook waren, misschien hun kamp opbreken en stilletjes vertrekken.
  
  Maar dat gebeurde niet. De geluiden werden beter hoorbaar en het werd duidelijk dat er mannen waren die zich door het kreupelhout voortbewogen, er af en toe in hakten, dan weer eens zachte, ritselende geluiden maakten en dan verder trokken - naar de open plek toe.
  
  Nick begon te hopen dat ze de open plek al gepasseerd zouden zijn - of nog beter, dat ze er midden in zaten - wanneer de helikopter kwam.
  
  Maar ze bewogen zich nog in het kreupelhout toen hij in de verte het gierende geluid hoorde. Saito hield zijn adem in. Het geritsel hield een ogenblik op en er kwamen zachte, sissende stemmen voor in de plaats. Het lawaai van de helikopter groeide aan.
  
  De stemmen en het geritsel ook.
  
  
  
  
  
  11. Alles hangt van Jake af.
  
  
  
  
  'We zullen er op af moeten rennen, Saito,' fluisterde Nick. 'Houd je pistool bij de hand. Als de piloot op z'n taak berekend is, dan laat hij de touwladder tussen de rollen prikkeldraad vallen. Nadat ik een teken gegeven heb, klim jij er het eerst in. Zorg dat je je pistool klaar hebt zelfs terwijl je klimt. Kun je dat?'
  
  Saito knikte zwijgend; zijn spleetogen staarden naar de open plek. 'Daar komen ze,' zei hij zacht.
  
  De helikopter ronkte omlaag en vloog vlak over hen heen; hij draaide een cirkel om de open plek als een weifelende zoemende mot. Nick gaf Saito een teken en liep op de versperde open plek af, zijn hoofd naar beneden en zijn lichaam sterk voorover gebogen. Hij rende zigzag door het netwerk van puntige obstakels tot op een punt waar genoeg vrije ruimte was dat er twee man dicht naast elkaar konden staan. Boven hem zag hij de wiekende vogel, nog slechts enkele meters van hem af, maar toch nog vrij hoog, in afwachting van het teken. Nick wuifde. Zijn armen vormden een V, toen een X, een V en een X, een V en een X...
  
  Het toestel gonsde dichterbij en begon langzaam te dalen. De geluiden in het oerwoud waren bijna opgehouden, met uitzondering van een reeks zachte, metaalachtige klanken en een licht getik.
  
  Er tuurde een jong gezicht door het onbreekbare glas; het grinnikte naar hen. De ladder werd snel uitgelaten en zwaaide boven hun hoofden. Nick wuifde weer - ditmaal een teken dat Gevaar betekende. Het jonge gezicht boven hen toonde behoedzaamheid. Nick zwaaide met zijn arm om te wijzen op het omringende bos, dat nu absoluut stil was, en zijn hand ging naar zijn riem.
  
  Saito!' Saito sprong op als een enorme, lenige panter, zijn ene hand aan zijn pistool zelfs terwijl hij klom.
  
  Toen zag Nick ze - twee mannen, half verscholen achter laag kreupelhout gebogen over een machinegeweer. Schaduwachtige gestalten stonden er zwijgend achter te wachten.
  
  Hij deed een greep naar de zwaaiende ladder en draaide zijn arm zo dat hij zich met een hand kon vasthouden. Hij voelde dat hij de lucht werd ingetrokken en dat hij als een marionet aan een touwtje hing. Als hij nu deed wat er van hem verwacht werd, dan zou hij het verstrikkende oerwoud zijn rug toekeren en zich alleen maar concentreren op het vasthouden van de ladder. Maar hij was niet van plan te doen wat er van hem verwacht werd... Er sloeg een oorverdovend schot langs zijn oor, een teken om het vuur te openen, en op dat ogenblik trok hij de pen er uit, hoorde twee schoten ten antwoord van Saito, en hij gooide.
  
  De knetterende uitbarsting van vuur der machinegeweren joeg slechts een paar centimeter onder zijn voeten dodelijke stukken metaal door de lucht... en barstte toen uit elkaar met een afschuwelijk, verscheurend lawaai. Hij zag de wolk van stof en rook, het weerzinwekkende gat in het gebladerte en de wirwar van door elkaar geworpen gestalten; hij hoorde het geschreeuw van mannen in doodsnood en de losse, ontplofte kogels die door de lucht gierden; hij voelde dat hij steeds hoger opgetrokken werd en tenslotte boven de toppen van de bomen zwaaide. Een gehavende man in kleren die veel op die van Nick leken, kwam met een zigzaggend drafje uit zijn dekking te voorschijn, het geweer aan zijn schouder, en gooide zich achter een barricade van prikkeldraad.
  
  Dat zal je geen goed doen, vriend, dacht Nick grimmig. Ditmaal spoog Wilhelmina haar dodelijke boodschap uit en de man stortte neer op de kleine bajonetpunten van het draad. Toen zweefden ze hoog boven de bomen, in noordelijke richting. De ladder verdween langzaam in het volgestouwde binnenste van het toestel, Nick en Saito meevoerend.
  
  ' 't Spijt me dat ik jullie daar zo lang heb laten bungelen.'
  
  De piloot grinnikte vrolijk tegen hen en wees met zijn duim naar de smalle zitplaats achterin. 'Ga zitten en maak het je gemakkelijk. Ja, dat is de enige plaats. Er is geen luxe in dit vogeltje, jongens. Ben blij dat jullie terug konden schieten; ik kon het niet. Alles goed met jullie?'
  
  'Prima,' zei Nick, terwijl hij wat ruimte maakte voor Saito en zichzelf. 'Keurig opgepikt; bedankt. Mijn naam is Carter, tussen twee haakjes. Dit is Saito.'
  
  Zo, welkom aan boord. Noem mij naar Jake.' Hij keek hen over zijn schouder nieuwsgierig aan.'Mag ik vragen waarom jullie naar dat godverlaten deel van de wereld willen?' Nee, t spijt me, zei Nick, worstelend om ruimte voor zijn lange benen te zoeken. 'Het zou vervelend zijn je uit te moeten leggen dat we vlinderverzamelaars zijn die op zoek zijn naar een prachtig, zeldzaam exemplaar dat alleen voorkomt in die helse streek. Bovendien geloof ik niet dat je me zou geloven.'
  
  'Ik begrijp het al,' grinnikte Jake. 'Zeer geheim, hè?'
  
  Ja, zeer geheim, zei Nick droog. 'Zo geheim, dat jij niet weet dat er een geheim is. Je weet eigenlijk niet eens dat wij bestaan.'
  
  Zo, zei Jake bedachtzaam. 'Zeg, hebben jullie wel enig idee van wat jullie te wachten staat als ik jullie afgezet heb...?'
  
  Het toestel nam in snelheid toe en ronkte voort over de groene hel van de jungle. Jake praatte maar door, levendige en soms verhelderende details gevend van wat er nog vóór hen lag. Nick stelde hem vragen, in de hoop dat hij iets zou opvangen dat van nut zou kunnen zijn. Saito luisterde zonder commentaar te geven, af en toe knikkend, een enkele keer zijn hoofd schuddend en zijn lippen op elkaar klemmend en dan eens glimlachend om een bijzonder onheilspellende uitbarsting van jeugdige overdrijving. Nick merkte het en grinnikte terug. Hij begon steeds meer op te krijgen met die Saito. En hij voelde dat Saito precies zo over hem dacht. De groene bomen onder hen stegen en daalden naar gelang ze groeiden op de bergen of in de dalen. Zo ver zijn oog reikte zag Nick niets anders dan bomen. Zelfs de paar kleine open plekken en smalle bospaden die hij af en toe kon opmerken, zagen er eerder uit als valstrikken tussen de verstrengelde bomen dan als plaatsen waar je een kamp kon opslaan, of lopen, of ... landen vanuit de lucht.
  
  Maar ergens verderop wachtte een landingsplaats voor ze. De hoge Pieten in Saigon, de jonge Jake, en Saito, zij allen waren het daar over eens. Tenzij die plaats in de laatste paar dagen onbruikbaar was geworden ...
  
  
  
  Lin Tong was wakker en voelde zich bijna uitgerust.
  
  Hij zat achterin de soepel rijdende jeep en nuttigde een maaltijd die hij rijkelijk verdiend had. Zijn chauffeurs waren één keer van plaats verwisseld en de eerste zat achterover geleund op de plaats naast de bestuurder, zijn hoofd tegen de rand van de rugleuning, terwijl zijn neus het meest ongelofelijke gesnurk uitstootte. Ze schoten opmerkelijk goed op, bijna zo goed - nou ja, ongeveer bijna zo goed - als met een vliegtuig, en dan nog zonder al die narigheid van starten en landen. Hij was er ook erg zeker van dat hij die Amerikaan ver vooruit was; die had immers de zaak met Toni nog moeten regelen en ...
  
  Onder hem gierden banden en de jeep kwam stotend tot stilstand. De versnelling maakte veel lawaai en de weg begon in de verkeerde richting onder hen door te glijden.
  
  'Wat voer je in godsnaam uit?'
  
  'We gaan terug,' zei de chauffeur laconiek.
  
  'Dat zie ik, idioot! Maar waarom?'
  
  'Nieuwe wegcontrole verderop. We moeten een andere zijweg zien te vinden. Tenzij u natuurlijk de Amerikanen wenst uit te leggen ...'
  
  'Ja, dat is wel genoeg,' snauwde Lin Tong terug. 'Blijf maar doorrijden, maar zonder horten en stoten!'
  
  De chauffeur gromde wat en ging verder in z'n achteruit. Een paar minuten later maakte hij een zwaaiende bocht, waardoor Lin Tong het uitschreeuwde van pijn. Opnieuw waren ze op een smal bospad waardoor elk botje in zijn magere lichaam door elkaar geschud werd.
  
  Lin Tong vloekte bitter. 'Hier hebben we geen tijd voor! De volgende keer dat je zo'n hindernis ziet, schiet ik me er doorheen, voor ik nog eens zo iets meemaak.'
  
  De chauffeur keek hem in de spiegel aan.
  
  'Dan had u me dat eerder moeten vertellen. Maar maakt u zich geen zorgen om de tijd - op dit stuk weg kunnen we heel wat kilometers winnen. Het rijdt moeilijker dan de hoofdweg, maar het snijdt een heel stuk af. We gaan hier veel vlugger.'
  
  'Dan had je hem al meteen moeten nemen,' gromde Lin Tong. Maar hij liet zich weer terugvallen op zijn dekens met een tevreden gevoel. Deze mannen wisten wat ze deden. Dat moest ook; ze waren getraind door de Chinese communisten, en ze waren zo geduldig en behendig doorgedrongen vanuit het noorden, dat alleen hun Chinese meesters - en Lin Tong was daar één van - wisten dat ze het zuiden geïnfiltreerd hadden. En alleen hij, Lin Tong, had er aan gedacht van hun diensten gebruik te maken.
  
  Nu had hij twee hoge troeven in handen in zijn spel om de leiding van Bittere Amandelen. In de eerste plaats was hij de enige die een aanwijzing had in de speurtocht naar de vermiste spion Moreau; en in de tweede plaats was diezelfde aanwijzing het doorslaggevende bewijs dat hij nodig had tegen Raoul Dupré. Wanneer deze actie voorbij was, zou hij laten zien wat een onbekwame ouwe gek die Broeder Arnold was ...
  
  Een gemene grijns van voldoening trok over het knappe gezicht van Lin Tong. Er zou misschien nog een andere schadeloosstelling komen. Hoe oud en lelijk was bijvoorbeeld die Madame Fa Farge? En was er een echtgenoot op de achtergrond? Als dat zo was, dan kon die gemakkelijk weggewerkt worden, 't Was jammer dat hij niet meer dan de ligging van de plantage had kunnen ontdekken vóór hij wegging. Maar hij zou spoedig weten of de vrouw alleen was. Oud of jong, hij zou haar kunnen laten smachten naar zijn mannelijkheid. Daar was hij erg goed in.
  
  Hij begon de tijd te berekenen waarop hij verwachtte aan te komen op de plantage, en zich af te vragen wat Madame aan het doen zou zijn. Het zou nogal laat in de avond zijn en ze zou waarschijnlijk al in bed liggen. Haar zo te ontmoeten zou hij wel prettig vinden.
  
  
  
  Ze hadden het huis al ondersteboven gehaald en brutaalweg afgesloten deuren ingeslagen die gemakkelijk geopend hadden kunnen worden met de sleutels die ze aanbood. Maar ze hadden er de voorkeur aan gegeven het prachtige houtwerk te vernielen en de sierlijke gordijnen zonder haar hulp neer te rukken. Nu waren ze in de tuin, aan de planten rukkend alsof elk daarvan het lijk van een spion verborg. Madame volgde hen langzaam, terwijl haar hart haar pijn deed om het huis dat haar laatste band met Paul was geweest, met afkeer vervuld voor de zinloze vernieling, en ernstig bezorgd over wat er van al die mensen zou worden die door al die jaren heen voor haar gewerkt hadden. Reeds trapten wreedaardige mannen door de akkers, schreeuwden vragen en dreven spaden in de aarde die hen voedde.
  
  Maar ze hadden haar, of iemand van de mannen en de vrouwen die zij in dienst had, nog niet aangeraakt. Om de een of andere reden dacht ze niet meer aan haar werknemers als 'haar mensen'. Ze keek over de tuin en de velden heen en besefte voor de eerste keer in vele jaren dat ze niet alleen maar de gereserveerde en bevallige landsvrouwe was en dat evenmin al deze mensen haar onbetwistbare, goedbehandelde horigen waren. Ze was eigenlijk nauwelijks beter dan een goedwillende dictator die geen enkel recht had iemand als 'de hare' te beschouwen. Het was daarom helemaal niet verbazingwekkend dat een of meer van hen geen trouwe dienstknecht was. Hij kon heel goed gedacht hebben dat zijn eerste plicht de Volksrepubliek van Noord- Vietnam gold.
  
  Ze voelde dus geen afkeer jegens haar verborgen vijand, wie hij ook kon zijn. Maar ze voelde wel een diepe bezorgdheid om de toekomst van al de mensen wier leven en bestaan afhingen van haar en de plantage ... de een zowel als de ander scheen tot een voortijdig einde te komen.
  
  Claire La Farge zakte neer in de schaduw van een door de regen nog vochtige boom. Haar enige hoop was Saito. Mijn God, laat hem alsjeblieft gauw terugkeren met hulp!
  
  
  
  Jake was uitgepraat en vloog nu zingend over de toppen van de bomen. Nick hield zijn ogen gericht op het landschap beneden hem. Af en toe merkte hij een oerwouddorpje op en zag hoe het panorama veranderde. Dichte bossen gingen over in open valleien en bewerkte akkers en dan weer in bijna ondoordringbare bossen. Voor het eerst liet hij zijn gedachten gaan over wat hij zou vinden aan het eind van deze verwarde trektocht. Hij wist dat Moreau's boodschap, als die werkelijk bestond, ongetwijfeld van vitaal belang zou moeten zijn. Hij was er zeker van dat er iemand zou proberen vóór hem op de plantage aan te komen. En hij was zich ervan bewust dat Noord-Vietnamese strijdkrachten op slechts enkele kilometers van de plantage gelegerd waren. Hij wist ook dat hij Saito onvoorwaardelijk kon vertrouwen.
  
  Maar Madame Claire La Farge was nog een volledig raadsel voor hem.
  
  'Vertel me eens, Saito,' vroeg Nick rustig. 'Waarom mocht Madame op de plantage blijven?'
  
  Saito maakte zich los uit zijn gedachten en staarde hem aan. 'Rijst,' zei hij kort en bondig.
  
  'Wat?'
  
  'Rijst. Ook wat thee, rubber, en andere producten. Veel levensmiddelen, zoals het zuiden. Maar het noorden, dat deel van het noorden, heeft grote tekorten. De guerrilla's verbouwen hun eigen oogsten. Maar het Volksleger niet.' Hij trok uit minachting zijn neus op. 'Waar ze ook gaan, ze stelen en plunderen. En ze moorden natuurlijk. Madame werd dus gedwongen het op een akkoordje te gooien met de vijand.'
  
  'O. Zo,' zei Nick. Dus Madame was een handeltje begonnen om haar rijke plantage en haar vroeger elegante hoofd te redden! Hij verborg zijn minachting, en vroeg zachtjes: 'Wat voor akkoord?'
  
  Saito keek hem recht in de ogen. 'Voedsel te verschaffen voor het leger in ruil voor het behoud van de plantage. Zo kon ze het land en vele levens redden. Zo kon ze ook het bestaan blijven verzekeren van al die mensen die geen andere mogelijkheid hadden in leven te blijven.' Hij zweeg een ogenblik en voegde er toen aan toe: 'Ik ben haar voorman. Ze heeft eerst met mij overlegd, en ik met al de anderen. Het was niet voor zichzelf dat ze het gedaan heeft. Het was voor ons.'
  
  Nick knikte langzaam, hij wist dat hem een verwijt was gemaakt. 'Ik begrijp het,' zei hij. 'Het moet inderdaad een prachtvrouw zijn.'
  
  'Dat is waar,' zei Saito kortaf, en wendde zijn blik af.
  
  Nick voelde zich beschaamd. Saito had zijn verdenkingen doorzien en er een stokje voor gestoken. Hij hoopte dat hij de goedmoedige reus niet tegen zich in het harnas had gejaagd. Maar aan één ding hoefde hij tenminste niet meer te twijfelen - Madame was niet overgelopen naar de communisten. En als ze haar als lokaas gebruikten, waarom was Lin Tong dan op zo'n eigenaardige manier in deze zaak verwikkeld ...? Hij was zelf spion - daarover heerste geen twijfel - en zou dan zeker van zo'n intrige afgeweten hebben. Of misschien niet?
  
  'Nog een paar vragen, Saito,' zei hij in het Frans. 'Jij hebt
  
  Moreau zelf gezien. Is er helemaal geen twijfel bij je dat hij iemand anders was dan hij leek?'
  
  'Hij was dood,' zei Saito, in de verte kijkend. 'Hij was afgetuigd, uitgehongerd en gemarteld. En zijn voeten waren gapende wonden van het rennen. Hoe kan ik raden naar iets dat ik niet gezien heb?' Beiden zwegen daarna.
  
  De helikopter wervelde een lichte mist binnen, die dikker werd naarmate ze meer naar het noorden kwamen. Jake hield op met zingen. Het glas van de cabine werd bijna ondoorzichtbaar van de regen.
  
  Nick sloot zijn ogen en ontspande zich. Hij dommelde een beetje, en droomde van Toni die nat en dood op een eenzaam strand lag.
  
  'Nat,' zei een stem. 'Als ik jullie in die nattigheid er uitlaat, dan mislukt het.'
  
  Hij werd onmiddellijk wakker. De mist hing als een dikke stoom om hen heen. Jake keek over zijn schouder met een bezorgde trek op zijn jonge gezicht.
  
  'Als het met een halfuurtje of zo niet helderder wordt, dan weet ik niet wat we moeten doen. Ik kan niets zien, daar beneden. God weet waar ik jullie in laat vallen.'
  
  Nick staarde naar beneden in een dikke, donzen deken. 'Kunnen we niet lager komen?'
  
  'Geen kans op. Ik kan niet lager zonder de bomen te raken. De mist kan wel tot op de grond zitten en dat zouden we pas merken als we er tegen aan zaten.'
  
  Nick dacht erover na en maakte in zijn geest een bittere opmerking aan het adres van de man die verantwoordelijk was voor de weersberichten. 'Goed. Dan kunnen we niets anders doen dan door vliegen. Je weet toch wel wanneer we er zijn?'
  
  'Ja, dat weet ik wel. Maar ik weet niet hoe 't er dan beneden uitziet.'
  
  'Laten we ons daar nu maar geen zorgen over maken. Eventueel zou je ons op goed geluk moeten afzetten.'
  
  'Ha,' zei Jake laatdunkend. 'Jullie hebben geen greintje kans..
  
  'Ik geloof van wel, als we proberen om het niet te vlug te doen. Er zit natuurlijk wat risico voor jou aan vast...'
  
  'Voor mij!' Jake haalde zijn schouders op. 'Wat heb ik er mee te maken? Ik hoef niet te vragen waarom; ik hoef jullie alleen maar af te zetten en er vandoor te gaan. Jij geeft het bevel maar en dan zet ik jullie af waar je maar wilt. Een risico voor mij kan me geen bliksem schelen.'
  
  'Hou je kalm, Jake,' zei Nick rustig. 'Het kan jou misschien niets schelen, maar hij wel. Ik geloof dat we het beste kunnen proberen het volgende te doen ...'
  
  Hij vertelde het hem. Het was een kwetsbaar plan, maar het beste wat hij kon bedenken tot hij wist wat hun stond te wachten bij punt B.
  
  Een half uur later zaten ze op minder dan vijf kilometer van hun landingspunt en op vijfenzestig kilometer vanaf de La Farge plantage.
  
  En de mist was dikker dan ooit. De wieken karnden langzaam door de brijachtige lucht.
  
  ' 't Is hier laag,' zei Jake op rustige toon. 'Niet wat wij als oerwoud beschouwen, met hoge bomen en zo. Kreupelhout en lianen - dat soort spul. Ik kan het nog niet zien, maar ik weet dat het er zo moet uitzien. Zijn jullie klaar?'
  
  'Wij zijn klaar.'
  
  Het toestel zweefde als een bij boven een bloem.
  
  'Goed dan. Daar gaan jullie.'
  
  De ladder kroop als een slang naar buiten en viel in de mist neer. Nick hield zich er aan vast en zakte mee; Saito volgde enkele sporten achter hem.
  
  Nick wist dat de zon nog ergens boven de horizon stond, omdat hij een grijsachtig licht kon zien tussen de mistbanken door, maar dat was dan ook alles wat hij kon zien. Hij voelde hoe hij langzaam door de warme, vochtige lucht zakte, en toen zag hij de wazige, ruw gevormde omtrekken onder zich.
  
  Kreupelhout. Dan waren er geen omtrekken meer. Hij voelde meer dan dat hij zag dat er een open plek onder hem was. Nu moest het gebeuren! Zijn hand trok zachtjes aan Saito's broekspijp en ...
  
  Een geluid als dat van een houten brug die in elkaar stort, met palen en planken die kraken en versplinteren onder een muur van water, barstte los door de mist. Zijn lichaam kromp in elkaar toen er iets in de ladder beet en een stuk van het stevige touw wegscheurde. De vingers van zijn linkerhand brandden alsof hij ze in vuur gehouden had. Toen raakte alles om hem heen vervuld van een kwaadaardig schetterend geluid en de afschuwelijke, slingerende beweging die hem aan stukken scheen te scheuren.
  
  
  
  'Het zijn de onzen! Het zijn de onzen! Geef ze het teken, zijn jullie blind, stomme idioten!' schreeuwde Lin Tong. 'Zien jullie niet dat het de onzen zijn!'
  
  De claxon van de jeep klonk doordringend. Een twee drie vier Een twee drie vier Een twee drieeee - Vier. En sluiten. Het knetterende, versplinterende geluid stopte even plotseling als het begonnen was. De jeep rolde ondersteboven en lag in de natte greppel met nutteloos draaiende wielen. Lin Tong kwam tot bezinning en kroop eruit. Het scherpe uiteinde van een geweer staarde hem in het gezicht. Er achter zag hij een kleine man in een haveloos uniform. Achter die man stond er nog een met een rokend machinegeweer.
  
  Lin Tong's handen verhuisden naar boven zijn hoofd ... en klemden zich tot een gebaar dat elke Chinese spion in Vietnam en elke Vietcong guerrilla kende. Het betekende: Niet vuren. We vechten voor dezelfde zaak. Ze lieten hun wapens zakken en keken hem onbewogen aan.
  
  'In mijn linkerzak zit geld en een brief,' zei Lin Tong snel. 'Het geld is voor jullie en de brief bevat een verborgen identificatie die ik jullie zal laten zien wanneer ik mijn handen laat zakken. Je zult zien dat ik een opdracht van het grootste belang heb.' Zijn stem trilde, en dat wist hij. Maar hij moest deze duivels voor zijn zaak zien te winnen, anders was alles verloren.
  
  Een van hen tastte in zijn zak en bekeek de opgevouwen stapel bankbiljetten. Toen tuurde hij naar de brief. 'Dit begrijp ik niet,' zei de man met een keelgeluid. 'U zult met me mee moeten komen naar de commandant.'
  
  Lin Tong hield een vloek in en volgde hem. Hij wist niet dat hij zich veertig kilometer ten zuiden en enkele kilometers ten oosten van de Amerikaan Carter en Japanner Saito bevond. Hij zou hardop gevloekt hebben als hij het had geweten. Maar, van de andere kant, het zou hem ongelooflijk plezier hebben gedaan als hij ze met hun hoofd in de loodzware, verblindende mist en met hun voeten in een pure hel had kunnen zien bungelen.
  
  
  
  
  
  12. Claire krijgt gezelschap
  
  
  
  
  
  'Het spijt me zeer, Madame. We hebben niets gevonden. Het is jammer dat mijn inlichtingenbronnen gebrekkig blijken te zijn.'
  
  Generaal Ho Van Minh voelde zich zeer minzaam en zeker van zichzelf. Zijn inlichtingenbronnen waren dan misschien niet helemaal accuraat geweest, maar hij was er zeker van dat ze het in wezen bij het rechte eind hadden. Aan een corpus delict had hij maling; hij kwam veel te gemakkelijk aan lijken om zoveel drukte te maken om een detail als het opgraven van één onbelangrijk lijk.
  
  'Misschien wilt u mijn verkeerde indruk wegnemen door enkele vragen te beantwoorden. En het is misschien gemakkelijker voor ons om ons gesprek in de wijnkelder te voeren.'
  
  'De wijnkelder!' Claire's ogen schoten over hem heen, naar de gezette adjudant die de deur blokkeerde. Als ze alleen met de generaal was, had ze misschien kans alles wat op te houden, tot er hulp kwam. Maar de kelder leek haar een zeer onplezierig vertrek voor een bespreking. 'Als het u om een verfrissing gaat, generaal, kan ik die gemakkelijk hier laten brengen.'
  
  De generaal lachte. 'Ik ook, Madame; ik ook. Maar ik denk niet zozeer aan een verfrissing als aan afzondering. U wilt wel zo goed zijn voor te gaan. Sergeant!' De adjudant sprong in de houding. 'Kom met ons mee.'
  
  'Generaal Minh.' Claire was een en al zelfverzekerdheid en ze keek hem recht in de ogen. 'U hebt zo goed als toegegeven dat dat wilde verhaal van u helemaal geen steek houdt. Wat is dit nu voor onzin om naar de kelder te gaan - uitgerekend de kelder! - om over iets te praten dat helemaal niet bestaat?'
  
  'O, maar het bestaat wel, Madame; het bestaat zeer zeker.'
  
  'Alleen maar in uw verwrongen gedachten, generaal Minh,' zei Claire met ingehouden woede.
  
  Uit zijn ogen kwamen twee heldere stralen die naar haar gezicht priemden, en zijn lippen trokken nerveus.
  
  'Excuus, generaal!' De adjudant klikte met zijn hielen. Er stond nu een tweede man naast hem, met stralende ogen van opwinding.
  
  'Neemt u me niet kwalijk dat ik u in de rede val, maar deze korporaal heeft iets te rapporteren, generaal.'
  
  'Nou, wat is er dan, wat is er?'
  
  De nieuw aangekomene sprak snel in het dialect van de noordwestelijke dorpen. Claire's hart kromp ineen en de moed zonk langzaam in haar schoenen.
  
  De generaal keerde zich naar haar toe. Er was een klein rood vlekje verschenen op elk van zijn vlezige wangen. 'Zo, Madame. Er is een lichaam gevonden. Het bestaat, Madame - en niet alleen in mijn verwrongen gedachten!'
  
  Zijn hand schoot uit en hij gaf haar een harde klap in het gezicht.
  
  
  
  In een reflex trok Nick zijn benen zo hoog mogelijk op om de striemende regen van kogels te ontwijken. De gescheurde touwladder zwaaide wild onder de slingerende helikopter, en boven hem hoorde Nick het verschrikte geroep van Saito. Eén gezegend ogenblik lang hield het dodelijke geratel van beneden op, als om opnieuw adem te halen, en op dat ogenblik herstelde het hobbelende toestel zich en ging er van door met een scherpe koersverandering. Het volgende salvo kwam in een lege lucht terecht.
  
  Boven hen gonsden de wieken fel, en Jake zigzagde het kleine toestel naar het noorden toe. Nick voelde iets nats en warms langs zijn hand druppelen. Hij wist dat het geen water was.
  
  'Alles in orde, Saito?' De voorbij stromende lucht sloeg hem in het gezicht en blies zijn woorden weg. Maar Saito hoorde hem en antwoordde. Zijn woorden zwiepten langs Nick's oor.
  
  'Prima meneer. Maar dat gevlieg is geen grap.'
  
  Maar Jake was in zijn element. Zijn bekwame handen stuurden het gonzende toestel hoog boven de boomtoppen en toch laag genoeg dat zijn passagiers daar buiten snel elke mogelijkheid konden benutten.
  
  En na vijftien minuten van ademloos vastklemmen aan zijn vliegende trapeze, wist Nick dat die kans gekomen was. De regen was opgehouden. De late middagzon brandde in de mistdeken ... zo fel dat hij de dikke camouflage tot dun ne, zwevende vlokjes versmolt.
  
  De mistvlokjes onder hen zweefden loom boven het opengekapte terrein dat omgeven was door lage bomen en uitnodigend bedekt was met zachte varens en mos.
  
  'Eureka!' riep Nick uit.
  
  De helikopter maakte met een boerend geluid een lichte slingerbeweging en cirkelde een keer over de open plek. Toen wiekte hij langzaam naar beneden, meer in de richting van de bomen dan naar het midden, en bleef toen trillend midden in de lucht hangen. Nick maakte een sprong in de richting van de bomen en greep een doorweekte, bemoste boomstam vast. Hij draaide zijn hoofd om om te zien hoe het Saito verging; zag hoe hij ergens op terechtkwam, zijn evenwicht verloor en hoe de aarde zich plotseling onder hem opende. Saito schreeuwde het uit van angst. Nick sprong op hem af, zijn gezicht naar het mos toegekeerd en stak snel zijn beide armen uit naar Saito's verdwijnende gestalte. Hij greep een schouder en een hand die zich om de zijne klemde, en trok met alle kracht. Het machtige lichaam kwam langzaam naar boven, zijn gezicht een verwrongen masker van verrassing en pijn, en zijn koeliehoed stond met een idiote hoek achter op zijn hoofd.
  
  'Een duivelse valstrik!' hijgde Saito, terwijl hij zijn gespierde onderlichaam uit de gedeeltelijk open liggende kuil trok.
  
  Nick gaf nog een laatste, krachtige ruk en toen lag Saito naast hem, verwoed vloekend. Aan de binnenkant van de linkerkuit van de zware man gaapte een opengereten wond, waaruit net het donkerrode bloed begon te druppelen. Maar Goddank, de man was tenminste veilig - en hij leefde.
  
  De motor van de helikopter proestte. Nick keek naar boven en zag Jake's bezorgde gezicht naar hen turen. Hij zwaaide geruststellend terug, een groetend gebaar dat betekende: bedankt, met ons is alles goed, tot ziens, veel succes. Jake's gezicht nam zijn normale, opgewekte grijns weer aan en hij wuifde terug. Het toestel helde over en steeg toen op, eerst trillend en toen met toenemende snelheid. Saito keek op en hief zijn arm op als groet.
  
  Toen wierpen de twee op het land achtergelaten mannen onwillekeurig een blik op wat er op hen had liggen wachten.
  
  Er was slechts een klein gedeelte van te zien, maar dat was genoeg om een volledig beeld te krijgen. Onder de lichte laag mos en takken lag een diepe kuil waarin lange bamboestelen stonden die waren aangescherpt tot lange, messcherpe punten. Wat er met Saito gebeurd zou zijn als hij direct in die kuil was terechtgekomen, was... ondenkbaar. Nick huiverde en dacht vluchtig aan een andere kuil die veel overeenkomst had met deze, behalve dat die in Afrika had gelegen en een slachtoffer had geëist.
  
  Hij schudde de gedachte van zich af en maakte een beweging naar Saito dat hij zich moest terugtrekken tot achter de bomen en deed een greep in zijn kleine eerste-hulp-trommeltje. Hij keek hoe de helikopter de boomtoppen achter zich liet en naar het westen zwenkte, met een scherpe zwaai terug naar zijn thuisbasis in het zuiden. Hij opende het kleine etui dat hij uit het trommeltje gehaald had en wijdde zijn aandacht aan Saito's bloedende been. Het wiekende geluid boven hen begon geleidelijk weg te sterven.
  
  'Hou je stil. Ik zal er wat van dit spul op doen.' Nick streek het antibioticum over de open wond en begon toen een reep van zijn hemd af te scheuren. Saito hield hem tegen. 'Nee, neem mijn hemd. U zult dat van u nodig hebben voor uw hand!'
  
  Het geluid van scheurende overhemden werd plotseling onmetelijk vergroot tot een gierend, gillend geraas dat de hele vlakte vervulde, en - naar het scheen - de hele lucht. Het kwam van hoog boven hen, een paar kilometer verderop, en er hing een gloeiende vuurbal in de lucht. Hij brandde met een verschrikkelijke schittering, en viel toen neer. Toen kwam er een ander verscheurend geluid. Een verpletterende, weerkaatsende explosie. Toen was er stilte.
  
  Saito's handen lieten zijn gescheurde hemd vallen. 'Mogen de goden hem eeuwige rust geven,' zei hij eerbiedig.
  
  Het vreselijke geluid werd door niets gevolgd; er was niets dat op een onderzoekingspatrouille wees, geen kapmessen die door het kreupelhout hakten. Nick en Saito gingen dieper de groene wirwar in om het verzorgen van hun wonden te voltooien onder dekking van een dikke laag struikgewas. Toen stapten ze behoedzaam door de verstrengelde massa riet en stengels en plakkerige bladeren die tussen hen en de grens lag.
  
  Omdat het punt waar ze oorspronkelijk afgezet zouden worden, onbruikbaar was gebleken, waren ze nu een paar kilometer verder noordelijk dan anders het geval geweest zou zijn. Het was een voordeel dat was betaald met een helikopter en een leven. Het was nu ruim half acht en ze hadden nog een kleine vijfenveertig kilometer af te leggen.
  
  Te voet.
  
  
  
  Lin Tong had geen reden meer om te vloeken. De guerrilla commandant was bijzonder behulpzaam geweest. Hij had maar een paar ogenblikken nodig gehad om in te zien hoe belangrijk Lin Tong was en aan te nemen dat er een uiterst belangrijke ontmoeting plaats zou vinden met het hoofdkwartier van de geheime dienst in het noorden. Lin Tong liet hem maar denken wat hij wilde, zo lang het maar strookte met de belangen van de buitengewone Chinese afgezant, wiens nobele krachtsinspanningen zozeer bijdroegen tot de zaak van de vrije volkeren van Vietnam tegen de Amerikaanse imperialisten en hun dienstbaren ...
  
  Hij praatte nogal wat af, maar hij maakte het wel goed. De Chinese agent ging triomfantelijk op weg, in de wetenschap dat de Vietcong dit gedeelte van het zuiden stevig in handen had, even stevig als de sector ten noorden van de demarcatielijn, en dat de grensoverschrijding even eenvoudig zou zijn als de overgang van de ene vriendelijke provincie naar de andere. Daarna, in Noord- Vietnam, zou het allemaal nog gemakkelijker gaan. Elke stomme inboorling daar zou hem rechtstreeks naar de plantage kunnen brengen.
  
  Het was ruim half acht 's avonds, en hij had nog honderd kilometer voor zich.
  
  Met een krachtig en snel vervoermiddel.
  
  
  
  De muskieten zongen hun krankzinnig makend refrein en de bodem van het oerwoud stoomde en sopte onder hun voeten. Bladeren zo scherp als scheermessen schramden tegen hun gezichten, het ongedierte liep over hen heen, mieren kriebelden en beten hen; het zweet liep in hun gescheurde kleren. Elke meter leverde nieuw gevaar op; elke omgevallen boomstam en stapel afgevallen takken zou een boobytrap kunnen zijn. En het werd met de minuut donkerder.
  
  Ze hielden stil en aten wat, en gingen toen verder. Hier en daar begonnen tussen de bomen lichtjes te schitteren. Patrouilles. Saito liep nu vooraan. Ze bereikten een gebied dat hij kende. Het was ook terrein dat de guerrilla's als hun achtertuintje beschouwden... Ze slopen voort, de twee sterke mannen, stil als schaduwen.
  
  'Halt!' Nick verstijfde waar hij stond. Er was geen enkel vermoeden van een beweging of iemands aanwezigheid geweest, en nu, uit de stille duisternis, dit - het lage keelaccent van het noorden. Opeens joeg er een lichtstraal in zijn gezicht die hem verblindde. Saito uitte een vloek en brak los in een dreunende reeks Vietnamese woorden die Nick nauwelijks kon volgen. Het antwoord was een wrange lach en een bruusk bevel. Nick kon nu de gestalte zien van degene die hen had aangehouden: een dikke, slecht geklede man die hen de weg versperde met een enkel geweer. Het geweer maakte een dreigend gebaar en de gestalte stapte opzij met nog meer geblaf.
  
  Saito marcheerde voorop, mopperend dat hij een trouwe partizaan was die wel wat anders te doen had dan naar een commandant gesleept te worden door achterdochtige wachtposten - en terwijl hij de man passeerde sloeg hij twee gespierde armen uit in een bliksemsnelle aanval. Eén ervan sloeg woest tegen het geweer aan, en de andere, de hand zo hard als een eiken plank, sloeg tegen 's mans luchtpijp. Er klonk een onderdrukt gegrom en het licht begon te zwaaien. Saito bukte zich om het geweer op te rapen, en toen sprong er een tweede gestalte uit het duister op zijn rug, briesend als een leeuw een kwaadaardig kapmes opheffend om de moordende slag toe te brengen. Nick's voeten verlieten de zachte ondergrond van het oerwoud alsof hij door een krachtige veer werd losgelaten en zijn lichaam schoot naar voren als een raket in volle vlucht. Zijn stalen vingers grepen de arm die met het kapmes zwaaide en draaide die venijnig om. Saito rolde zich vrij en sprong weer op de been, op de derde grommende gestalte af die zich bij de vechtersbazen gevoegd had. Nick schoof het veiligheidspalletje aan zijn rechterwijsvinger terug en stak in de gespannen nek onder hem. Het lichaam onderging eventjes een 'stuiptrekking en lag toen stil.
  
  Saito's enorme handen waren gebald tot een dubbele vuist die als een voorhamer neerkwam op de derde aanvaller. De map viel als een rotsblok neer, toen er ergens achter het kreupelhout vandaan een schot insloeg in een bamboepaal achter Nick's oor, en deze als een lucifershoutje doormidden spleet. Nick pakte Wilhelmina in zijn hand en liet haar dodelijk antwoord het struikgewas inspuiten. Er kwam een gil, het geluid van voeten die door het kreupelhout van hen vandaan renden en drie snelle schoten, die gericht waren op god weet wat.
  
  'Een teken,' zei Nick zacht. 'Er komen er meer. Kruip achter dat bosje. Laten we maken dat we hier wegkomen.'
  
  'Reken maar!' Saito pakte het gevallen geweer op en holde naar een smalle doorgang tussen de verstrengelde bomen en het hoge riet. Dat betekende een verlies aan kostbare meters, maar het zou ze tenminste niet recht in de armen van de achtervolgers voeren, die bijna zeker zouden komen. En ze kwamen, binnen enkele minuten. De eerste aanduiding was het breken van een takje. Toen kwam er een verspreid geritsel, dat niet op meer had hoeven duiden dan op een rat die door het kreupelhout kroop. Maar deze ratten waren mannen, tot de tanden bewapend en op onderzoek uit. En de geluiden werden steeds talrijker.
  
  Hun beste bescherming was volkomen stil blijven liggen.
  
  En dat betekende nog meer verlies aan kostbare tijd.
  
  
  
  Ze had hem geslagen! Ze had het werkelijk gedurfd hem te slaan! Maar ze zou hem niet weer slaan. Generaal Minh veegde het straaltje bloed weg dat maar bleef neer druppelen en zo zijn smetteloze tuniek bevuilde. Haar ring had hem danig pijn gedaan. De duivelse slet! Zonder die hielenlikker van een adjudant van hem was ze zelfs misschien weggekomen.
  
  Maar nu was ze vastgebonden aan een zware op zijn kant gezette tafel, veilig vastgezet met dik touw uit haar eigen keuken, en ze zag er niet meer zo mooi en minachtend uit. Ze had haar kleren nog aan, natuurlijk; er was niets aan de vrouwelijke vormen dat hem in vervoering bracht en hij voelde geen onmiddellijke aandrang om er mee te gaan spelen. Later zouden zijn mannen wat afleiding misschien wel aardig vinden.
  
  'U zult bemerken dat ik hier bepaalde gereedschappen naar toe heb laten brengen, Madame,' zei hij op conversatietoon. 'Denkt u eens een ogenblik na. Bedenk hoe u er zult uitzien en vooral ook hoe u zich zult voelen, wanneer uw vingernagels uitgetrokken worden. En misschien uw tanden. Bedenk dit, en vraag uzelf af of het dit waard is. Ik heb de tijd, Madame. Ik kan dit dagenlang volhouden. Maar - kunt u dat? Zijn lippen krulden wreed. 'Het zou zo veel gemakkelijker zijn wanneer u me vertelde welke boodschap Moreau u bracht voor hij op zo'n ongelukkige manier stierf.'
  
  'Ik ken geen Moreau,' zei Claire weer. 'Ik weet niet van wie dat lichaam is. Ik weet niet wie het daar begraven heeft.' De hoop stroomde uit haar weg naarmate de pijn van zijn slagen zich over haar verspreidde. Ze was op. God, was het dit allemaal waard? 'Er is geen boodschap, begrijpt u dat niet? Er is geen boodschap!'
  
  Ditmaal kwam zijn vuist lager neer, een snelle slag tegen haar middenrif die de adem uit haar joeg, en waardoor de uiteinden van de gordel heen en weer zwaaiden als verschrikte slangen.
  
  'Ja, er is wel een boodschap,' drong hij zachtjes aan. 'Wat hebt u er mee gedaan?'
  
  De uiteinden van de touwgordel om haar middel hielden langzaam op met slingeren.
  
  
  
  Deze laatste etappe was niet zo gemakkelijk als hij gehoopt had. Eerst hadden de bergpassen hem opgehouden, toen de omgewoelde modder van de weg door de lager gelegen vlakten, en toen het voertuig zelf met zijn proestende motor. En nu die stompzinnige boeren! Om de een of andere reden waren ze niet bereid hem de laatste paar kilometers de weg te wijzen. Maar het gaf niet zoveel. Hij hoefde niet ver meer en hij zou het alleen wel klaarspelen.
  
  Alles bij elkaar schoot Lin Tong uitstekend op.
  
  
  
  Ze stonden zwijgend aan de rand van het rietbos en keken toe hoe de aarzelende gestalte steeds dichterbij kwam. Door het onberekenbaar toeval dat met hen scheen te zijn, waren al hun achtervolgers op één na naar het zuiden en het westen uiteengegaan. En degene die op hen afkwam, had iets tussen zijn lippen zitten dat een korte blaaspijp kon zijn - of een fluitje. Nick hield Saito's lichte beweging naar voren tegen. Dit moest volkomen geluidloos gebeuren.
  
  Nog tien seconden. Vijf. Drie. De voeten maakten licht schurende geluidjes op het gevallen riet. De man stond bijna aan hun zijde.
  
  Nu!
  
  Nick strekte zijn arm uit en trok hem snel terug, als een bankschroef om 's mans nek geklemd. En in die omklemming liet hij Fang zijn werk doen. De kleine naald zonk weg in het gespannen vlees en het lichaam sidderde. De gespannen spierbundels die tegen Nick's arm drukten, werden een weke klomp vlees.
  
  Twee keer achter elkaar. Fang was werkelijk op zijn taak berekend. Hij liet het lichaam langzaam op de grond zakken. Er was geen andere plaats om het te verbergen dan de natuurlijke bedekking van het riet, dus het moest daar blijven.
  
  Nick en Saito bleven nog een ogenblik stilstaan, luisterden, en gingen er toen in een snelle draf vandoor.
  
  Het ruwe pad liep een tijd lang naar boven, maar begon toen te dalen langs de reusachtige omtrekken van de berg die rechts van hen opdoemde. Aan de andere kant van de berg lag de plantage, maar de afstand was nog te groot. Nick wist dat er een smalle weg kronkelde door de heuvels, veel lager dan de hoge passen, en dat die weg hen - als ze hem konden bereiken - naar de zuidwestelijke grens van de plantage zou leiden.
  
  Saito ging voorop als een kat in de nacht. Het gebladerte werd dikker en daarna weer dunner. Tenslotte hield hij stil, op zijn gezicht een ongebruikelijke grijns, en hij wees naar iets.
  
  Vóór hen lag een dorp, een kleine verzameling houten hutten die gebouwd was in de vorm van een cirkel met twee uitgangen. Eén weg lag er vóór hen, die recht naar de open plek toe leidde. De ander was veel breder. Het was onmogelijk te zien waar hij precies naar toeliep, maar in ieder geval ging hij in de richting van de uitnodigende heuvels.
  
  Het dorp was donker en stil. Zij die op het land leven, zijn geen nachtvlinders. En er stond een gedeukte vrachtwagen in het midden van de cirkel geparkeerd.
  
  Er waren slechts drie bezwaren. Een ervan was hun onbekendheid met de toestand van de vrachtwagen - er zou bijvoorbeeld geen benzine in kunnen zitten. Een ander was een man die op een houtblok zat, met de zijkant van zijn gezicht naar hen toegekeerd. En het derde was een andere man die de naar de heuvels lopende weg bewaakte.
  
  'De Vietcong hebben dit dorp in handen,' fluisterde Saito. Maar, zoals u ziet, ze hebben maar weinig wachtposten. We zouden er stilletjes doorheen kunnen kruipen, of ...'
  
  'We zouden de vrachtwagen kunnen nemen,' zei Nick bijna geluidloos. Maar Saito hoorde het, en knikte in het duister. De tijd voor Hugo was gekomen. Iets anders zou dat domme gezicht een kans geven rechtstreeks in hun richting te kijken en dat zou een eind maken aan die paar welkome ogenblikken van stilte.
  
  Nick's hand gleed omlaag langs zijn linkerschouder en trok de slanke stiletto uit zijn schede. Het lemmet kwam zonder geluid uit zijn nauwe omhulsel. Nick kroop neer. Richtte. En gooide. Het hoofd draaide zich enigszins om. Prachtig! Het vlijmscherpe mes sneed door de onbedekte keel heen alsof die van boter was, en bleef er zitten. Er kwam een licht gorgelend geluid en je kon zien hoe de stervende vingers zich wanhopig tot klauwen vormden. De man viel voorover met een langzame, lome beweging.
  
  De gestalte aan de andere kant van de cirkel hield zijn rug naar hen toegekeerd, onbeweeglijk, alsof de eigenaar ervan zat te dommelen.
  
  Nick sloop naar voren.
  
  'Wacht!' siste Saito. Maar zijn waarschuwing kwam te laat. Nick stapte naar het houtblok toe om Hugo uit het gevallen lichaam te trekken. Terwijl hij zijn linkervoet naast de rechter zette, voelde hij iets onder zich bewegen, en toen kwam er een zwiepend geluid terwijl hij bijna tegelijkertijd voelde hoe het ding zich als een slang om zijn lichaam vastklemde en met een ijzeren greep de lucht in trok en - hem liet vallen met een bons die in Saigon te horen moest zijn.
  
  Saito stond over hem heen gebogen met een kapmes in de hand. Er klonk een zweepslag door de lucht en de omgebogen stam van een op een wilg lijkende boom richtte zich weer op, huiverde, en nam met een laatste siddering weer zijn oude houding aan.
  
  Verdomme! Een van die boobytraps in de vorm van een gebogen boom en een lus, en hij had zijn voet er precies in gestoken! Goddank dat Saito er was met zijn snelle reactie! Hij overdacht dit terwijl Saito en hijzelf de schaduw inrolden, langs het lijk en het houtblok. Toen hij opkeek, zag hij dat de tweede bewaker niet meer op zijn post was. Hij liep langzaam op hen toe, en wat hij in zijn handen hield was geen welkomstboeket. Het was een machinepistool. Er was maar één kans op de zoveel dat ze nog een minuut stilte, en dus leven, hadden. Nick waagde die kans. Hij ging verdwaasd rechtop zitten, zijn beide handen onvast boven zijn hoofd. Hij hoorde de gewapende man grommen, en zag hem naar voren stappen met het wapen.
  
  En toen sprong Nick - hoog en op zijn zij met een schijnbeweging, en toen weer laag met een duik die Killmaster's dodelijke versie van een spelletje rugby was. Het wapen viel. De man ook, met een gesmoorde kreet die in een berustend gerochel veranderde toen Nick zijn handen om zijn keel klemde en toekneep. Hij voelde het lichte geklik in zijn vinger. Toen was de man dood.
  
  Fang was een vriend waar je op kon vertrouwen.
  
  Hij wierp het machinepistool in het struikgewas en rende Saito achterna, die de deur van de vrachtauto al opengooide. Uit een van de donkere hutten kwam een bonzend geluid. 'Sleutels!' fluisterde Saito opgetogen. 'En er is benzine!'
  
  'Prima. Sturen, maar niet starten,' fluisterde Nick terug.
  
  Met volle kracht gooide hij zich tegen de achterbumper en hij duwde met alle macht. Eerst niets. Toen begon de vrachtwagen te bewegen. Eerst heel, heel langzaam, maar daarna hoe langer hoe vlugger.
  
  De deur van een van de hutten werd opengegooid en een stem stelde een vraag.
  
  'Ach, ga maar op het dak zitten,' riep Nick geruststellend terug, en hij sprong op de treeplank van de antieke vrachtwagen. 'Vooruit maar, Saito!' De vrachtwagen sprong ratelend tot leven en reed de smalle weg af. Er klonk een schot tegen de achterdeur. Saito grinnikte en pompte op het gaspedaal. Rennende voeten en in het wilde weg afgeschoten kogels stierven achter hen weg. De machtige Japanner zat over het stuur gebogen en manoeuvreerde het vehikel over het karrenspoor met de behendigheid van een coureur.
  
  Dat was dan dat. Wat zal onze volgende hindernis zijn?' vroeg Nick, terwijl hij Wilhelmina hoopvol streelde.
  
  'Niets meer!' zei Saito, bijna zingend. 'Niets meer! Een patrouille van een of twee man aan de grens. Geen jeep, geen radio. We schieten maar! Gemakkelijk! We rijden nu op ons gemak en dan gaan we de laatste kilometer rustig lopen, ja?'
  
  'Ja!'
  
  De vrachtwagen zwaaide heuvelafwaarts, langs een weg vol kuilen naar de grens en naar het laatste stuk tot aan hun bestemming.
  
  Als daar in de heuvels soldaten zouden zijn, zou het geratel van de wagen over de Noord-Vietnamese wegen hun niets kunnen schelen. Ze wisten immers dat alle voertuigen in dat deel van de wereld aan Noord- Vietnam behoorden. Wat natuurlijk waar was.
  
  
  
  Versufd schudde Claire haar hoofd. Zoveel pijn was er in haar lichaam dat ze het bijna niet meer als pijn voelde. De foltering was iets eigens van haar geworden, zoals lucht. Het was haar lichaam.
  
  Maar haar gedachten moesten afgedwaald zijn. Een ogenblik geleden, of was het een uur geleden? waren alleen Ho Van Minh en zijn adjudant bij haar in de wijnkelder geweest. Nu was er een andere man. Lang, nogal knap, enigszins Chinees van uiterlijk. Misschien was hij in antwoord op Saito's verzoek om hulp gekomen! Ze kreeg weer moed - en toen zakte het hart haar in de schoenen. De man sprak tegen Minh zoals men tegen een mindere zou doen. Een mindere onder zijn bevel. En hij zei: 'Boodschap, generaal Minh? Wat voor boodschap? Ik heb geen idee waar u 't over hebt.'
  
  Toen bewogen zijn ogen zich in de richting van Claire, en richtte zich op de vale gordel die ze om haar middel droeg. Ze kreunde. En viel flauw.
  
  
  
  
  
  13. Ik kon er niets aan doen, generaal; ik was mijn verstand kwijt.
  
  
  -
  
  Lin Tong keek naar haar ineengezakte gestalte en voelde hoe een warme gloed van triomf zich over zijn vermoeide lichaam verspreidde. Dus Moreau was hier inderdaad geweest, en Madame had inderdaad iets te verbergen. De gordel die ze droeg - was dat niet een opvallend onaantrekkelijk kledingstuk voor een vrouw als Claire La Farge? Lin Tong kende de vrouwen, hij kende ze goed. Wat hij in die verfomfaaide, afgetuigde gestalte zag was een vrouw van grote natuurlijke schoonheid die een eenvoudige maar stijlvolle katoenen jurk droeg, die rond het middel door een stuk geknoopt touw bij elkaar werd gehouden.
  
  '... de moordenaar van Ding Wan Chau,' zei de zonderlinge kleine generaal onduidelijk. 'Toeval, zegt u? Ik zeg van niet. Hij kwam hier naar toe, en moordde onderweg. En nu is zijn lichaam gevonden, op haar land begraven. Ik zeg u dat hij hier kwam, haar de inlichtingen gaf en toen stierf. Het is te Iaat om hem voor die moord te laten lijden. Maar zij zal wel lijden, o wat zal ze lijden. Het is toch juist, nietwaar, dat ze de pijn van het sterven moet voelen?'
  
  'Hmmmm?' zei Lin Tong afwezig, zich af vragend hoe hij zich het best van deze kakelende kaketoe kon ontdoen, zodat hij zelf aan het werk kon gaan. 'O ja, generaal, u hebt volkomen gelijk. Maar misschien moeten we van tactiek veranderen, hè? Met wat zachtere drang zouden we er misschien kunnen komen waar u - ahem - gefaald hebt. We kunnen de straf toedienen nadat ik de inlichtingen uit haar heb losgekregen.'
  
  'Nadat ü ze uit haar hebt losgekregen?' Generaal Minh keek hem scherp aan. 'Deze vrouw is mijn gevangene, Lin Tong. Het hoofdkwartier heeft mij opdracht gegeven die Moreau gevangen te nemen ...'
  
  'En u hebt hem gevonden. U hebt uw taak verricht. Nu neem ik de zaak in handen.' Zijn ogen dwaalden over Claire heen, en hij zag hoe ze zich bewoog. Eerst zou hij zachtjes aan doen, en dan ...
  
  'Waarom zou u de zaak in handen nemen?' De stem van de generaal klonk een vol octaaf hoger. 'Op welke grond mengt u zich in militaire zaken?'
  
  Verrukkelijke Franse vrouwelijkheid ... gerijpt, zeker, maar toch nog jong... volle, stevige borsten ... hoge jukbeenderen ... een volle, zinnelijke mond... Hij maakte zijn ogen van haar los. Als hij de generaal was geweest, was de vrouw al lang ontkleed geweest.
  
  'Chinese Inlichtingendienst, mijn beste generaal,' herinnerde Lin Tong hem lijzig. 'U hebt mijn identificatie gezien. Het is toch, hoop ik, niet nodig dat ik u vertel dat al uw orders, rechtstreeks of niet rechtstreeks, van ons komen? Ik zou me niet graag verplicht zien te rapporteren dat u niet hebt willen meewerken. Ik neem aan dat u beseft hoe u er dan voor zou staan. Een netelige situatie, om het niet sterker uit te drukken.' Hij glimlachte vriendelijk. 'En mijn meerderen wachten natuurlijk op mijn rapport.'
  
  De mond van de generaal ging open, toen dicht, en toen weer open.
  
  'Natuurlijk zal ik meewerken. Ik vraag alleen maar dat u haar aan mij overlaat wanneer u met haar klaar bent.'
  
  'Natuurlijk, generaal. Wilt u me nu snel en heel rustig uitleggen wat er tot nu toe is gezegd en gedaan.'
  
  De generaal vertelde het hem. Lin Tong luisterde, en sloeg Claire gade. Een gezicht dat het leven kende... en de liefde... en mannen. Lange wimpers en gitzwarte wenkbrauwen boven haar gesloten ogen ... zacht, donker haar... een mooie, gladde huid ... welgevormde benen ... een slank middel, omgord, en slanke armen die de indruk gaven dat ze de kracht hadden om tegen hem te vechten zoals hij zo graag wilde ... Haar ogen openden zich aarzelend, en gingen toen weer dicht.
  
  Hij dwong zich tot concentratie. 'Uw wachtposten, generaal. Zeer op hun hoede, daarvoor niets dan lof. Een van hen heeft me bijna gedood voor hij me iets liet uitleggen. Hoeveel man hebt u bij u, en waar staan ze gepost?'
  
  'Twee adjudanten hier in het huis. Eén bij ons, zoals u kunt zien, de andere in de gang voor de bedienden. Negen staan er buiten op wacht: een sergeant, een korporaal en zeven man. De sergeant kan u precies vertellen waar ze staan, als u dat beslist wilt weten, maar het komt er op neer dat er twee moeten staan bij de hoofdp'oort en een aan de achterkant, één die door de noordoostelijke sector patrouilleert en nog een door de zuidwestelijke ...'
  
  Maar de man die langs de zuidwestelijke grens van de plantage moest patrouilleren had ondertussen al het loodje gelegd.
  
  Hij was morsdood.
  
  Zijn nek was gebroken met een keurige knik, door de twee stalen armen die vanuit het duister een greep naar hem hadden gedaan en hem de eeuwigheid hadden ingetrokken. Zijn stervende ogen hadden niets gezien. Zijn moordenaar was al een halve kilometer verderop en sloop zwijgend over de vochtige aarde van de plantage met naast hem een zware man die die avond ook al heel wat gemoord had, en die nu zwijgend bad voor de veiligheid van 'zijn Madame'. Het ging nu gemakkelijk en ze schoten snel op.
  
  'Is het normaal dat hun soldaten hier op de plantage zijn?' fluisterde Nick.
  
  'Nee. Alleen soms overdag, als ze hun voedselvoorraden op komen halen.' Saito's gedempte stem klonk grimmig. 'Nooit 's nachts, en nooit op patrouille. Dit ziet er niet zo mooi uit. Het is misschien het beste dat ik eerst een van mijn eigen mannen ga vragen wat er hier gebeurt. Als we hulp nodig hebben, zullen zij ons helpen.'
  
  Nick liet een onbestemd geluid horen. 'Zo te zien is dat wel het beste.' Hij zweeg een ogenblik, toen - 'Wat is dat voor een licht daar op de heuvels? Zei je niet dat het kamp een goeie acht kilometer verderop lag?'
  
  Saito keek, en vloekte zachtjes. 'Ze moeten het kamp verplaatst hebben,' mompelde hij. 'Dat kan niets anders dan hun kamp zijn. Wat nu, meester?'
  
  'Gewoon wat we van plan waren. We maken éénmaal een cirkel om het huis om te zien wie er - of wie er nog meer - op ons staan te wachten. Wanneer je twijfelt, dan steek je toe. Laat jij me maar zien hoe we het beste naar binnen kunnen. Uhh... stel me maar voor, als dat nodig is. Trommel dan alle hulp op die je maar kunt krijgen. We moeten te werk gaan naar gelang van wat er gebeurt.'
  
  Ze liepen door een groep bomen heen die naar de achteringang van het huis leidde. Voor hen uit straalde zwakjes een licht. Na een paar minuten werden de bomen schaarser en Nick kon links van hen de gedrongen, vierkante omtrek van gebouwen zien en recht vóór hen de verlichte rechthoek van een groot raam aan de achterkant. 'Voorraadschuren,' fluisterde Saito. 'Niet ver daarachter zijn de huizen van de arbeiders. Dat licht daar is de keuken. Normaal wordt die niet zo laat gebruikt.'
  
  De onregelmatige vorm die de helder verlichte rechthoek omgaf, deed denken aan de omtrekken van een grote boerenbehuizing. Nick liep sluipend naar het raam en keek naar binnen. Het open gedeelte werd slechts bedekt door een fijn horrengaas. Daar doorheen kon hij een jonge vrouw aan een reusachtige, oude tafel zien zitten, haar ellebogen op de tafel en met haar kin in haar handen. Er liepen tranen over haar wangen.
  
  'Lua!' zei Saito ademloos.
  
  'Ssst!'
  
  In de aangrenzende gang klonken voetstappen. Een man in uniform kwam de keuken binnen en keek op haar neer met een berekenende grijns op zijn gezicht. Hij stond daar een ogenblik en liep toen naar haar toe met uitgestrekte handen.
  
  Aan zijn heup hing een pistoolholster en over zijn gezicht liep een dunne, rode schram. Hij duwde één hand onder de gebogen kin van het meisje en rukte die naar boven. De ander scheurde ruw aan de voorkant van haar jurk. Die was al gescheurd, zag Nick, en woede steeg in hem op. Naast hem bewoog Saito zich en mompelde iets.
  
  'Nu niet,' gaf Nick hem te verstaan. Hij ging van het raam weg en trok Saito met zich mee. 'Eerst kijken we wie er nog meer is.'
  
  Ze liepen om het huis heen en vonden niemand. Toen ze echter het zonneterras overstaken en neerkeken op de oprijlaan zagen ze de Royal Roadster en de grote stafauto. Een soldaat patrouilleerde langs de oprijlaan, een paar meter voorbij de twee voertuigen. Zijn ogen waren op het huis gericht; er kwam licht uit een raam aan de voorkant dat hem voldoende schijnsel verschafte om een waakzaam oog te houden op zijn omgeving.
  
  'Genoeg,' mompelde Nick. 'Terug.' Langs de zijkant van het huis weken ze terug naar de voorraadschuren. 'Twee auto's vol met die kerels, waarschijnlijk over de hele plantage verspreid. Laten we proberen jouw mannen te vinden.'
  
  'Maar Lua ...'
  
  'Ja. Eerst de mannen, dan Lua. Zo hebben we allemaal een betere kans. Met inbegrip van Lua. En Madame.'
  
  Saito zei niets meer en ging voor langs een smal pad dat langs de voorraadschuren naar een miniatuurdorp toeliep.
  
  Het zwakke licht van de sterren liet een opeenhoping van donkere gebouwen zien, met daar tussenin kleine tuintjes en er vóór een vierkant grasperk. Er liep één man over het grasperk te patrouilleren. Maar één man met een machinepistool was genoeg om een heel leger ongewapende mannen in bedwang te houden, vooral wanneer ze allemaal wisten dat door één geluid uit dat wapen versterkingen zouden komen aanrukken.
  
  Ze kregen hem te pakken met de aller-oudste truc - die waarmee Nick het had geprobeerd bij Lin Tong op het strand buiten Saigon. Hij vond een steen en gooide die in de richting van de keurige, donkere huizen. Hij sloeg tegen een harde stenen muur en kletterde tegen de grond. Het wapen kwam in beweging; de soldaat draaide zich om naar de huizen en tuurde met grote ogen.
  
  Saito rende al weg, als een aap, op handen en voeten, tot hij het gras bereikte; toen zijn voeten de zachte, vochtige ondergrond voelden, ging hij rechtop lopen. De soldaat liep langzaam van hem af, in de richting van de gevallen steen. Nick schoot op hem af met een zijdelingse beweging, met in zijn hand het enige wapen dat van nut zou zijn wanneer Saito faalde. De zware Japanner was de helft van het grasperk al gepasseerd toen de soldaat zijn hoofd schudde en de zwijgende huizen de rug toedraaide. Nick hoorde een verschrikt gegrom en zag hoe het machinepistool tegen de geüniformeerde schouder zwaaide. Saito s geweldige armen waren uitgestrekt, klaar voor de karate-aanval die de soldaat nog kon vellen, met wapen en al. Maar tijdens die poging zou hij gedood kunnen worden, en er zou lawaai gemaakt worden en er waren nog maar een paar seconden en meters over - Nick zwaaide zijn geoefende arm en gooide. Het wapen zoemde door de lucht en bereikte zijn doel op een verschrikkelijke manier. Saito en de soldaat schenen in drie richtingen uiteen te vallen. Maar in feite bleef Saito vastgenageld staan waar hij was en slechts de soldaat viel uiteen, in twee op een afschuwelijke manier gescheiden hompen trillend vlees. Het kapmes viel eerder dan het hoofd, en het hoofd viel pas toen het lichaam gruwelijk en langzaam in elkaar stortte.
  
  Nick bedwong een gevoel van walging en liep naar de plaats waar Saito nog half voorover gebogen stond. Het afgehouwen hoofd lag daar afgrijselijk in het licht van de sterren. Saito's gezicht, verstijfd van schrik, zag er evenmin aantrekkelijk uit en Nick voelde dat zijn hoofd waarschijnlijk de kleur van groene erwten had en vertrokken was door afkeer. Hij dwong zich het machinepistool op te rapen en het aan Saito te geven.
  
  'Het spijt me,' mompelde hij. 'Dat was het enige wat ik kon doen. Neem dit. Gebruik het niet, tenzij het absoluut nodig is. Ik ga terug naar het huis. Praat met je mannen en kom dan zo gauw mogelijk weer bij me aan de achterkant van het huis. Laat een van hen met je meekomen - voorlopig maar één. Iemand van wie je zeker weet dat je hem kunt vertrouwen! En maak voort.'
  
  De twee mannen gingen uiteen, ieder met een eigen taak. Het meisje was nog in de keuken, maar ze zat niet meer aan tafel. Ze stond bij het raam, en ze vocht als een in het nauw gedreven dier. De Vietnamese officier - een luitenant, merkte Nick op - had zijn dikke lichaam tegen het hare geduwd en zijn mond tegen haar lippen. Zijn lichaam kronkelde en wreef tegen haar aan terwijl zijn brede vingers als klauwen haar lichaam en jurk bewerkten; haar hoofd sloeg naar achteren toen hij zijn mond ruw op de hare zette en haar reeds gezwollen lippen nog verder toetakelde.
  
  Ze vocht bijna zwijgend; ze stak haar lange vingernagels in zijn zware oogleden en schopte wanhopig in het wilde weg, nu eens met haar knie, dan weer met een van haar kleine voetjes, en toen de klemmende druk van zijn mond er een ogenblik niet meer was, gromde ze even en gaf ze hem een gemene beet.
  
  De officier snauwde terug en lachte. Zijn vingers deden iets aan de voorkant van zijn tuniek en toen wierp hij zich weer tegen haar aan met hernieuwde ijver. Nick zag hoe de linkerhand van de man het onderstuk van haar nauw aansluitende jurk afscheurde, en toen zag hij niets meer want hij was doodstil op weg van het raam naar de zware achterdeur waarvan Saito hem het sleutelmechaniek al had uitgelegd. Hij hoefde maar een ogenblik lang te peuteren met het eenvoudige apparaat uit zijn eerste-hulptrommeltje om het karwei op te knappen. Nick prutste rustig door, terwijl hij vanuit de keuken een bons en een gedempte schreeuw hoorde. Binnen in het slot bewoog zich iets. Hugo, het mes met de vlijmscherpe punt, gaf zwijgend ergens een laatste steek in en het werk was voltooid. De deur ging naar binnen open met een zacht klagend gekraak.
  
  Nick sloop een korte gang in waarvan de drie deuren alle op een kier stonden. Rechts een provisiekamer. Links de keuken. Recht voor hem uit nog een gang met verschillende deuren: bergkast, wijnkelder, garderobe, enzovoorts. De gang kwam uit bij de grote woonkamer van het huis.
  
  Hij keek even vlug de grote gang in, hoorde niets en zag niets, en liep toen weer terug naar de deur van de keuken.
  
  De luitenant had het veel te druk om hem te horen binnenkomen. Hij lag op de tengere gestalte van het meisje, en terwijl zij kreunde en worstelde, wipte hij op en neer, met de regelmaat van een heimachine.
  
  Het was een delicaat ogenblik om binnen te dringen, maar deze opdringerigheid was noodzakelijk en het moest op het juiste ogenblik gebeuren, anders zou het nog onprettiger kunnen aflopen voor het meisje.
  
  Nick's voeten maakten geen geluid op de keukenvloer. Met een paar snelle passen was hij achter het kronkelende paar. Hij torende boven de wrede aanrander en strekte zijn krachtig gespannen armen naar hem uit.
  
  Een ogenblik rust - een opwaartse beweging van de man. Nick viel aan als een slang. Zijn beide armen strengelde hij om het bovenste lichaam heen, één onder de opgeheven borstkas, de ander om de gespannen nek geslagen. Met één plotselinge ruk legde hij alle kracht van zijn gespierde rechterarm in een omklemming van de keel van de aanrander en joeg zijn linkerduim woest in de met een speklaag beklede ribbenkast.
  
  'Aaargh!' Wanhopig probeerden zijn vingers zich om Nicks rechterarm te klemmen. Het lompe lichaam spande zich onder hem. Hij tilde het op en liet Fang's scherpe tongetje los. Hij hoorde het bittere gesnik van het meisje en zag hoe ze zich met de rug naar hem toe liet rollen, om haar gedeeltelijke naaktheid te verbergen. Toen voelde hij de uitwerking van Fang's snelle beet. Het lichaam maakte een lichte opwaartse beweging en zakte toen in elkaar in Nick's armen, die het nog steeds omklemd hielden. Hij liet het langzaam zakken en keerde zich toen snel naar het snikkende meisje. Ze krabbelde weer op en deinsde voor hem terug, haar armen om haar lichaam geslagen als om zich te beschermen. Non, non, non!' kreunde ze, haar ogen wild van angst.
  
  Nick besefte plotseling hoe hij er in haar ogen uit moest zien: een woesteling uit de bossen, bedekt met modder en opgedroogd bloed, tot de tanden bewapend met zijn guerrilla uitrusting.
  
  'Stil, Lua!' fluisterde hij. 'Ik ben je vriend. Toe, probeer niet te huilen. Saito is hier bij me. Begrijp je dat? Ik ben teruggekomen met Saito.'
  
  Ze staarde hem nietszeggend aan, trillend als een gewond vogeltje.
  
  'Ik ben hier met Saito,' herhaalde hij in het Frans. 'Wees niet bang. We zijn gekomen om te helpen.'
  
  Hij zag hoe haar wilde, vertwijfelde gelaatsuitdrukking veranderde en hoopvol en smekend werd.
  
  Saito? Waar ... waar is hij?' fluisterde zij.
  
  Hij praat met zijn mannen, antwoordde hij, terwijl hij haar zachtjes bij de hand nam en naar een stoel voerde. 'Lua, je moet even een paar vragen beantwoorden en ga dan naar je kamer of ergens anders heen waar je uit kunt rusten. Maar zeg op, - waar is Madame?'
  
  Madame! O, god, Madame!' Haar gezicht vertrok van de pijn toen ze weer aan haar dacht. 'Ze hebben haar in de wijnkelder om haar vragen te stellen. Ik heb niets gehoord. Ik weet niet...'
  
  'Wie zijn "ze"? Hoeveel?'
  
  Lua slikte een pijnlijke snik in. 'Nu zijn het er drie. Eerst de generaal en een sergeant. Toen een andere man, Chinees denk ik.'
  
  Chinees. Dus Lin Tong had het gehaald. Nick zette zijn kaken grimmig op elkaar. Natuurlijk had de Chinees heel wat hulp gehad, zoals een legertje soldaten en zijn eigen spionage-organisatie.
  
  'Waar is de wijnkelder?'
  
  Lua maakte een gebaar. 'Door de ...'
  
  'Ssst!' Nick gaf een teken dat ze stil moest zijn. Er kwam een licht geluid uit de gang aan de achterkant en het werd niet herhaald. Maar zijn zintuigen vertelden hem dat iemand zich bewoog achter de deur van de keuken. En het lichaam van de militair lag nog met losgeknoopte kleren in een groteske hoop op de vloer. Nick's hand gleed naar Wilhelmina s wachtende greep.
  
  'Ik ben het, Saito.' De zware man sloop naar binnen door de geopende deur, met een blik van voldoening op het lijk. De kleinere man achter hem hield stil en staarde. Dit is Ksuan, die we volledig kunnen vertrouwen. Lua, kleintje...' Hij legde zijn grote hand op haar schouder. 'Vergeef ons dat we zo lang zijn weggebleven. Waar is Madame?
  
  'In de wijnkelder,' zei Nick kort. 'Met drie mannen, waarvan er één haar aan het martelen is, of misschien zijn ze het wel alle drie. Laat Ksuan hier, Saito, met Lua en dat pistool. Laat hij dat lichaam uit het gezicht verwijderen en laten we naar die kelder gaan. Is er nog een andere ingang dan die in de hal?'
  
  Saito schudde kwaad met zijn hoofd. 'Nee, alleen die. Ik zal die duivels uit elkaar ...'
  
  'Zeker, maar niet als zij ons eerst zien. Zijn er nog andere mannen in het huis, Lua?'
  
  Ze schudde van nee.
  
  'Alleen die ... die ...' Ze maakte een gebaar naar het levenloze voorwerp op de grond, en huiverde. 'Ik ... ben hier gebleven omdat ik... bij Madame... wilde blijven.' De tranen rolden over haar wangen. 'Ik had ze willen vragen mij te pijnigen, in plaats van ...'
  
  'Daar zou niemand iets mee opgeschoten zijn. Kom, Saito, laat me die kelder zien.'
  
  Saito knikte en gaf met snelle instructies het machinegeweer aan Ksuan. Toen wees hij naar de hal.
  
  Zacht liepen ze beiden over de stenen vloer van de bediendengang en door de verbindingsdeur naar de gang, waarin de andere deuren zich bevonden. Bij een daarvan, die gemaakt was uit zware eiken planken en die nog versterkt was met sierstroken van verweerd koper, hield Saito stil. Ze wachtten een ogenblik en luisterden. Er kwam geen geluid door de stevige deur heen.
  
  'Is het slot geolied?' fluisterde Nick.
  
  Saito knikte en legde een enorme hand op de zware knop. Die ging geruisloos naar beneden en de deur zwaaide zonder het minste gepiep open. Onder hen was geen trap maar een steile helling die leidde naar een ruwe stenen vloer waar een fel licht over scheen. Er kwamen stemmen op hen af. Nick deed een paar passen de helling af en zag dat de muren aan beide zijden zeer solide waren en dat de enige toegang naar de kelder in feite een naar beneden lopende tunnel was. Er was niets van de tunnel zichtbaar, behalve wat er direct voor de boogvormige opening aan de voet van de helling lag.
  
  De gedempte stemmen veranderden in verstaanbare woorden. Maar ik sta er op, generaal,' zei iemand flemerig. 'U hebt uw taak verricht en we zijn het er over eens geworden dat het nu tijd wordt dat ik mijn methoden probeer. En ik kan u de verzekering geven dat die uiterst doeltreffend zijn.'
  
  Lin Tong s stem. Nick had die al eerder gehoord. De taal en het accent waren anders geweest, maar het timbre was hetzelfde. 'Het meisje was een bedreiging voor ons alle-
  
  bei,' had de stem gezegd. 'Nu ze ons niet meer lastig valt kunnen we zonder angst onze hoofden bij elkaar steken... Naast hem verstijfde Saito. Nick hield hem tegen; hij wilde nog meer horen. 'Is er een reden waarom jk niet hier kan blijven en deel kan nemen aan die ondervraging?' vroeg een hoog stemmetje klaaglijk. 'Tenslotte ben ik met die vrouw begonnen...'
  
  'Ja, dat bent u geweest, en kijk eens op wat voor manier.' Lin Tong's stem klonk kwaad. 'Ik heb nu genoeg van uw bemoeizucht, generaal. Ik had u helemaal niet nodig en heb bovendien niet om uw aanwezigheid gevraagd. Nu beveel ik u om weg te gaan, begrijpt u dat?'
  
  'Dat kunt u niet...'
  
  'Dat kan ik wel. Ga me nu uit de weg en neem die grijnzende adjudant van u mee. O, en laat uw mannen op de uitkijk staan op de plantage. Ik wens niet gestoord te worden tot ik u laat halen. Welterusten generaal.'
  
  'Wanneer bent u ...?'
  
  'Welterusten generaal!'
  
  Nick duwde Saito terug door de open deur en sloot deze zachtjes achter hen. Zijn gedachten gingen in snel tempo. Het scheen nogal duidelijk dat Lin Tong niet met de generaal samenwerkte, hoewel hun aanwezigheid hier min of meer dezelfde reden had. Dat betekende dat hij zich op de een of andere manier van de generaal - en al de adjudanten en manschappen die hij had meegebracht - zou moeten ontdoen. En dat zou op zijn beurt rampzalige gevolgen kunnen hebben voor Madame en al de trouwe krachten van haar plantage ... Toch zouden de gevolgen nog rampzaliger kunnen zijn als hij de generaal in leven liet. Het was een onmogelijke beslissing. Hij moest ook de dode luitenant in overweging nemen, en het kamp in de nabijgelegen heuvels... Het kamp in de heuvels.
  
  Dat gaf de doorslag. Er schoot een mogelijke oplossing door zijn gedachten.
  
  'Terug naar de keuken, Saito,' fluisterde hij. 'Als een van hen daar binnen komt - afmaken!'
  
  Saito snelde weg. Nick sloop naar de andere kant van de gang en verborg zich in een donkere hoek. Naast hem bevond zich een dubbele deur waar de generaal doorheen zou moeten gaan als hij van plan was door het huis naar de ingang aan de voorkant en naar zijn auto te lopen.
  
  De deur van de wijnkelder zwaaide open en de generaal stapte er uit, kwaad mopperend. Een man in een minder luisterrijk uniform volgde vlak achter hem en zwaaide de deur met een vastberaden slag dicht.
  
  Luitenant! Luitenant!' Het hoofd van de generaal bewoog zich kwaad heen en weer, zijn doorlopen ogen op zoek naar de man die op wacht had moeten staan.
  
  Waar ben je, voor de duivel? Ellendige aardworm, waar ben je?'
  
  Generaal Ho Van Minh van het vijfde Noord-Vietnamese leger stond te stampvoeten en vloeken uit te schreeuwen. 'Sergeant! Zoek die idioot op en zeg hem dat hij bij deze deur moet blijven staan tot die Chinees hem roept. En wanneer hij met de boodschap naar me toekomt, zal ik z'n ingewanden er uit trekken omdat hij niet op zijn post stond. Zeg hem dat!'
  
  De sergeant trok zich terug naar de keuken. De vlugge, woedende stappen van de generaal brachten deze snel in Nick's richting.
  
  
  
  
  
  14. Killmaster maakt kennis met Madame
  
  
  
  
  Hij zou wachten tot het mannetje hem net voorbij was en dan op de kruin van dat punthoofd neerslaan met de slag van zijn knokkels, waarvan hij wist dat die iemand kon neervellen met de dodelijke kracht van een machtig uitgezwaaide bijl. Maar toen hield de generaal stil, onzeker en op zijn hoede, als een bantamgewicht bokser op de bal van zijn voeten staand; zijn ogen knepen zich halfdicht in het duister. Nick hoorde de schuifelende en grommende geluiden die hem hadden doen stilstaan en hij zag hoe het hoofd zich langzaam omdraaide om de schaduwen af te zoeken. Het was te laat om nog te wachten; de generaal mocht dan veel eigenaardigheden hebben, zijn gedachten waren snel en zijn lichaam erop getraind direct te reageren. Nick kon zijn gedachten bijna horen... Afleidingsmanoeuvres in de achterhoede betekenen vaak een aanval in de flank of van voren - en een fractie van een seconde voordat de flitsende ogen hem in zijn beschermende schaduw ontdekten, viel hij aan. Zijn rechterhand, hard als een lemmet, voerde zijn lichaam mee in een plotselinge aanval. De buikige gestalte voor hem bewoog zich met ongelooflijke snelheid en de dolkpunt van Nick's uitgestrekte hand schoot zonder enig gevaar op te leveren langs de nek van de generaal. De twee kleine handen die zijn arm grepen, omvatten hem met verrassende kracht en trokken hem naar voren, en tegelijk kreeg hij een folterende trap tegen zijn scheenbeen. Hij viel strompelend neer, omdat hij liever meegaf met de pijnlijk draaiende beweging dan zich er tegen te verzetten; vervolgens bracht hij zijn linkerhand omhoog om snel en krachtig met zijn knokkels tegen een ontwijkende bruine slaap te slaan. De generaal gaf een schreeuw en zijn greep verslapte. Nick vloekte bij het doordringende geluid en sprong overeind. Met een gemene, dubbele trap kwam hij neer op de ribbenkast van de generaal. Het krakende geluid gaf reden tot tevredenheid, maar het geloei van pijn was luid genoeg om de doden uit hun graf op te roepen. Hij liet zich op de kermende gestalte neervallen en voelde plotseling alle vermoeidheid en de verwondingen van de laatste dagen.
  
  Hij drukte beide handen tegen de zachte nek. Minh schudde zijn hoofd als een terrier en stootte een keiharde handpalm tegen Nick's kin.
  
  Fang gaf een zachte klik. Nick voelde hoe het stekende tongetje uit zijn vinger schoot en weer terugtrok. Binnen een paar seconden zou de generaal dood liggen onder zijn grijpende vingers. Minh draaide zich onder hem uit, gillend als een speenvarken, en met een ijzerharde arm gaf hij een enorme smak tegen Nick's hoofd. Alles draaide om Nick heen en hij voelde zich misselijk worden. Al de pijn van zijn gekneusde lichaam scheen zich in zijn hoofd te verzamelen en dreigde hem in een donkere, bodemloze put te trekken. Hij knarsetandde en gaf nogmaals een steek met Fang. Niets. Geen ander resultaat dan een onschuldige beet in de vlezige wang en een stoot in zijn maag.
  
  Verdomme! Fang was op, als een goedkoop stukje speelgoed dat kapot was na een dag gebruikt te zijn, en dit onaanzienlijke mannetje riep al zijn duivelse consorten te hulp. En wat erger was, ze zouden nog komen ook, met Lin Tong voorop, en dat zou aan alles een eind maken. Wat was Saito toch in Godsnaam aan het doen al die tijd?
  
  Ben je bedonderd, Carter! zei de ene helft van Nick's innerlijk woedend tegen de andere. Als je dat kleine brok ellende niet aankan zonder je lijfwacht te roepen, wat kan je dan wél?
  
  De zware deur die naar de kelder voerde, werd plotseling geopend en de glimmende loop van een pistool keek nieuwsgierig de gang in.
  
  Nick zag de glinstering en hoorde het geluid dat er bij hoorde, maar wat hij zag en hoorde drong slechts vaag tot hem door. Hij zat met een dringender probleem. Hij stootte een knie in de kermende gestalte onder hem en sloeg met de onderkant van zijn hand keihard onder de slappe kin. Toen liet hij zijn beide handen hoog uit elkaar zwaaien en als twee hamers neerkomen op de kwetsbare slapen.
  
  Hij hoorde rennen. Toen een schot. Er viel iets met een zware plof neer. Zijn handen klemden zich aan de tuniek van de generaal vast en trokken het ingezakte lichaam naar hem toe. Nog één tot afscheid - Hij haalde zijn rechterarm uit en sloeg toen naar voren met zo'n wanhopige kracht dat zijn vuist de luchtpijp tegen de ruggengraat stootte. Het hoofd van de generaal sloeg tegen de grond.
  
  Het was afgelopen. Nick liet zich op de grond vallen en hoorde het tweede schot. Het beet in de muur achter hem en hij maakte een sprong alsof hij zelf getroffen was.
  
  Met één snelle blik ontdekten zijn ogen een tafereel dat fascinerend, misschien wel amusant geweest zou zijn als het op een ander ogenblik en met andere mensen had plaatsgevonden. Maar nu was het een polonaise des doods, en hij liep vooraan.
  
  Lin Tong stond tegenover hem aan de andere kant van het uitgestrekte lichaam van de generaal, een nog rokend pistool in zijn hand en een moordenaarsblik in zijn ogen. Achter hem was Saito neergevallen. En achter Saito stond zijn vriend Ksuan, gespannen en onzeker, het machinepistool in zijn arm geklemd.
  
  Er was zelfs geen tijd om Wilhelmina te pakken.
  
  Nick nam een sprong, met alles wat hij nog aan snelheid en behendigheid overhad. Hij voelde de hete adem van een kogel langs de hele lengte van zijn lichaam gieren toen hij vooruitschoot met een lange, lage duiksprong, en bijna tegelijkertijd stootte zijn hoofd met volle kracht in Lin Tong's middenrif. De Chinees stootte zijn adem uit met een korte, rochelende vlaag, en sloeg naar achteren als een boksbal. Het pistool kletterde met veel lawaai tegen de grond. Nick voelde een zwakke gloed van triomf en hoopte dat zijn volgende slag op het knappe hoofd beslissend zou zijn - geen doodslag, want hij wilde hem levend in handen hebben, maar één, die hem het zwijgen zou opleggen.
  
  Lin Tong had echter niet de halve nacht in de jungle doorgebracht, was niet achtervolgd, had zich niet een weg hoeven hakken door bijna ondoordringbaar, vijandelijk oerwoud. Zijn schouderwond deed pijn en hij was moe, maar hij was betrekkelijk fit door zijn urenlange slaap in de botsende jeep. Hij herstelde zich onverwacht snel en woest. Hij rukte zijn hoofd opzij en ving de slag op met zijn gewonde schouder, en de pijn gaf hem nieuwe kracht. Hij greep omhoog met zijn lange, sterke vingers en zette zich vast om Nick's hals. Nick liet hem grijpen en drukte zijn duimen diep in Lin Tong's starende ogen. De Chinees brulde en liet los. Toen stormden ze weer op elkaar los, houvast zoekend en elkaar omklemmend als een demonisch liefdespaar. Lin Tong rolde en Nick rolde met hem mee, en als een hoop bladeren die door de wind wordt meegevoerd, draaiden en vielen ze door de nauwe gang. En opeens liep Nick niet meer aan het hoofd van de polonaise des doods. Hij hoorde een deur openvliegen en hoorde voetstappen op hem afkomen uit de richting van de voordeur van het onregelmatig gebouwde huis. Krijsend en onverstaanbaar riep een stem iets uit. Hij rukte en trok heftig aan Lin Tong's wild vechtende lichaam, en het volgende ogenblik viel hij ondersteboven langs de helling die naar de kelder leidde. Zijn Siamese - of was het Chinese - tweeling rolde met hem mee ...
  
  Nick hoorde een enkel schot. Toen een snel salvo. Toen stilte van boven. Hij zag niets anders dan de stenen muren van de tunnel, het heldere licht van beneden, het grimmige gezicht van zijn vijand wiens lichaam om het zijne was geklemd als een tang. Zijn hoofd raakte de muur, hard, en hij kon nog maar wazig zien. Hij en het beest dat zich aan hem vastklemde, rolden nog een meter verder naar beneden. De handen grepen weer naar zijn keel, en drukten toe. De wereld was een nachtmerrie van warrelend rood en zwart en hij voelde zich weer terugvallen in de kuil waarvan hij wist dat die altijd op hem wachtte.
  
  Hij deed een beroep op zijn laatste beetje door yoga-training verkregen weerstandsvermogen en verjoeg het afschuwelijke gebons in zijn oren. Hij strekte zijn handen uit en vond de gespannen nek van de ander, en zijn duimen drukten stevig in het meegevende vlees.
  
  Lin Tong's wurggreep veranderde in een zwak getast van ontzenuwde, nutteloze handen. Nick vergrootte zijn druk op de gevoelige halsslagaders en bad stil om kracht om het lang genoeg vol te houden. Uit het gezicht dat hem wild aanstaarde, zakte langzaam alle expressie weg. Het sterke lichaam van de Chinees was plotseling een logge ballast in Nick's handen geworden. Het viel naast hem neer, rolde nog een keer om en lag toen geheel stil. Nick leunde achteruit tegen de koude stenen muur. Hij voelde zich als een doorgeprikte ballon... een menselijke ballon die genadeloos gekneusd en gewond en afgetuigd was voordat hij voor eeuwig leeggelopen was. Het licht uit de kelder scheen helderder te worden, daarna zwakker en dan weer helderder. Het was hem onmogelijk zijn gefolterde lichaam nog één centimeter te bewegen; het was te zwaar, te zeer gepijnigd, te moe door de urenlange inspanning ... Zijn adem trok weg in één langdurig, uitgeput gekreun. Hij raakte volkomen bewusteloos. Toen hij bijkwam, hoorde hij overal om zich heen stemmen. Hij opende moeizaam zijn ogen en keek op. Ksuan en Saito stonden bovenaan de stenen helling en voerden een geanimeerd gesprek waarvan Nick niets begreep, Ksuan maakte een gebaar met het machinegeweer. Het scheen of Saito probeerde hem tegen te houden. Er liep een lelijke, bloedende schram over een kant van zijn hoofd en zijn gezicht was bijna een masker van bloed. Als er al iemand was binnengekomen om zich bij het illuster gezelschap te voegen, dan was er nu in elk geval niets van hem te zien. Nick hief zijn slap hangende hoofd op met handen die zich met tegenzin bewogen, en hij herinnerde zich vaag dat er inderdaad iemand door de voordeur binnen was gekomen en dat er was geschoten. Verdomd, ja! Zijn geheugen kwam langzaam terug en sleepte hem op de been. Hij had nog rekening te houden met een andere kreunende stem - de stem die opgestegen was vanuit de kelder. De stem van de vrouw. Hij hield zich vast aan de muur en strompelde de helling af. Lin Tong lag roerloos, maar zijn gespierde borstkas ging op en neer met een gezonde regelmaat waar Nick hem om benijdde. Toch voelde hij zich opgelucht. Er zou nog iets van dit zwijn over zijn om mee terug te nemen naar Raoul Dupré. Voor een Franse wijnkelder was het niet veel zaaks. Het enige dat de kelder een bezoek waard maakte, was de vrouw die aan een zware, overeind staande tafel was vastgebonden. Ze droeg een gescheurde jurk en een gordel van touw. Hij staarde haar aan terwijl hij op zijn benen stond te zwaaien, en vroeg zich af waarom ze met zoveel afgrijzen in haar lieflijke ogen naar hem keek. Ze moest toch beseffen dat hij was gekomen om haar te helpen ...? Ah, zijn gezicht!
  
  Zijn gewonde, bloedende vingers tastten naar zijn gezicht en plukten onhandig aan zijn buitenste ooghoeken.
  
  'Madame La Farge,' begon Nick plechtig, 'mijn naam is Nicholas Carter.' De schilfertjes lieten zich gemakkelijk verwijderen. 'In verband met uw advertentie in The Vietnam Times... Hij brak de zin af bij het horen van zijn eigen woorden. Lieve God, hij moest ijlen om zo tegen haar te praten! Saito heeft me hier naar toe gebracht. Ik werk voor de Franse Inlichtingendienst.' Madame's aantrekkelijke, gezwollen lippen gingen even van elkaar en er ontsnapte een zacht geluid. Nick bewoog zich onvast naar haar toe, terwijl hij de zachte voetstappen hoorde die van de stenen helling achter hem kwamen. Hij kende die voetstappen; zij ook. Uit haar ogen kwamen plotseling glanzende tranen te voorschijn. 'Raoul Dupré... doet u zijn hartelijke groeten.' Hugo gleed uit zijn schede terwijl Madame's ogen zich van hem af wendden. 'Saito!' riep ze, en begon te snikken als een kind dat veel te lang alleen gelaten was en vreselijke dingen had meegemaakt.
  
  De doorgesneden touwen sprongen van haar armen af en vielen op de grond. Saito sprong op haar toe.'Madame! Oh, Madame!'
  
  Ze strekte zwakjes haar hand naar hem uit, terwijl de tranen over haar wangen rolden. 'Je bent gewond, fluisterde ze, en legde haar hand op zijn gezicht. De touwen om haar voeten vielen neer. Saito ving haar op toen ze begon te vallen.
  
  
  
  Lin Tong plus één generaal plus twee adjudanten plus een sergeant plus een korporaal plus zeven man maakten samen dertien. Dertien min Lin Tong, twee man op patrouille, twee in het huis, een generaal, en een heethoofd die binnen was komen snellen nadat hij schoten gehoord had, reduceerde Nick's onmiddellijke probleem tot zes man. Lin Tong blaakte nog van levenslust maar hij was stevig vastgebonden, zodanig dat hij zichzelf zou wurgen bij de geringste beweging. De deur naar de kelder was vergrendeld. Donh Cam, wiens zieke vrouw boven lag, bewaakte hem met Lin Tong's pistool. Madame La Farge lag in haar immense, hete badkuip en liet het rustgevende water op zich inwerken. Ze dacht aan de twee haveloze en bebloede mannen die haar in de wijnkelder gevonden hadden. Ze betrapte zich erop dat ze zich afvroeg hoe die Carter er uit zou zien zonder die verwondingen en bloedvlekken en, nou ja, in iets anders gekleed dan die gescheurde guerrilla vodden.
  
  Lua maakte een hoop drukte van het bad en weigerde koppig om haar eigen misbruikte lichaam wat rust te gunnen tot Madame veilig in bed gestopt was. Madame keek naar Lua's vermoeide gezicht en haar gehavende jurk. Ze zuchtte. 'Een handdoek alsjeblieft, Lua,' zei ze. 'En als je dan niet meteen voor jezelf gaat zorgen, dan zet ik je eigenhandig in mijn badkuip.'
  
  'Ach, maar Madame ..
  
  'Lua!'
  
  'Ja, Madame. Uw handdoek ...'
  
  Buiten had de door Saito uitgezochte groep mannen het huis omsingeld. Slechts een enkeling had een geweer. Allen waren bewapend met machetes waarmee ze goed vertrouwd waren. Als er iets verkeerd ging, zouden ze zich voor Madame dood willen vechten. En als alles volgens plan verliep, dan zou het ergste wat er kon gebeuren zijn, dat ze ondervraagd zouden worden, misschien geschopt en geslagen, maar niet gedood. Tenminste, niet veel van hen. Ze zouden hun antwoord klaar hebben. 'Schieten, meneer? Ja, natuurlijk hebben we het gehoord. We dachten natuurlijk dat het een aanval was van over de grens, dus we hebben ons in onze huizen opgesloten en ...'
  
  Op enige afstand van het huis, en in verschillende richtingen, zwierven twaalf zwijgende mannen uit over de velden en verrichtten hun dodelijk werk. Zes Vietnamese soldaten op patrouille stierven bijna geruisloos. De enkeling die een verstikt geluid uitbracht voor hij stierf, verspilde zijn laatste adem; de enigen die hem konden helpen, bevonden zich op meer dan drie kilometer afstand en lagen te slapen in hun kamp in de heuvels.
  
  Terwijl Madame zich met haar handdoek droog wreef en dacht aan die vreselijke dag en aan het geheim dat ze niet verraden had, sloegen de Royal Roadster en de patrouillewagen aan in de oprijlaan. Het geluid was een aanduiding van het behaalde succes, tenminste in de eerste fase van het slotspel. En toch huiverde ze bij de gedachte aan degenen die gestorven waren en die nog zouden sterven.
  
  Het bed zag er uitnodigend uit. Ze trok het zachte nachthemd aan en gleed dankbaar tussen de lakens.
  
  De twee voertuigen kwamen op gang.
  
  Ze gingen eerst langzaam, omdat de hardlopende mannen hen bij moesten houden, maar na een tijdje voerden ze hun snelheid op.
  
  Saito ging voorop in de Royal omdat hij de weg kende. Zijn lading bestond uit een generaal, een luitenant en een sergeant, die allen dood waren. Nick volgde in de patrouilleauto. Zijn lading bestond uit een sergeant, een korporaal en zeven man, en ze waren allen dood.
  
  De weg naar het kamp leidde naar boven, was toen over enkele honderden meters vlak en liep daarna licht naar beneden tot hij het kamp bereikte. Daarna ging hij weer steil omhoog, maar hoe hij voorbij het kamp liep kon de bestuurders niet schelen. Ongeveer zeven minuten nadat ze de plantage verlaten hadden, minderden de voertuigen weer vaart. Nick hield de nog overgebleven granaat uit zijn gordel klaar en schoof Wilhelmina op zijn geweerkolf. Hij wist dat Saito, enkele meters voor hem uit, gelijke voorbereidingen trof. Hij wist ook dat drie andere granaten zo goed mogelijk zouden worden gebruikt en dat verschillende nieuw verkregen machinepistolen op toepasselijke doelwitten uitgeprobeerd zouden worden.
  
  Het schrille lied van een vogel drong door de stille nacht. Nick zette het voertuig in de versnelling terwijl hij met een elleboog een uit het lood hangende korporaal opzij duwde, en hij volgde Saito langs het kronkelende bergpad.
  
  Hij zag hoe de Royal Roadster het eind van het vlakke weggedeelte had bereikt en reageerde onmiddellijk. Hij gaf gas. Opende de deur. Haalde de pen uit de granaat. Liet die op de voorbank liggen. Pakte Wilhelmina met geweerkolf en al, en sprong. Het voertuig nam in snelheid toe en rolde de helling af, de Royal achterna.
  
  Nick rende de smalle weg over en klauterde de berg op. Hij zat betrekkelijk veilig in het struikgewas toen de eerste ontploffing de stilte verscheurde. Het reusachtige lawaai spatte uiteen en joeg zijn echo's het dal in. Stukken versplinterd metaal vlogen in het rond en schoten de vochtige grond in. De tweede ontploffing was nog luider dan de eerste, en met oorverdovend lawaai werd de patrouillewagen een verwrongen massa verbrijzelde onderdelen. Van ergens boven hem vandaan kwam het dodelijk geratel van machinegeweren. Enkele seconden later werd dit geluid weggevaagd door de echo van nog twee explosies. Nick baande zich een weg door het lichte struikgewas en zag de zwakke lichten van het kamp. Tegen de lichten warrelden rookpluimen op en kleine verwarde gestalten liepen door elkaar tussen de tenten door.
  
  Onder hem, boven hem, achter hem en voor hem werden de dodelijke geluiden steeds harder. De derde en laatste van de ontploffingen was een voltreffer in het kamp zelf, en hij zag hoe tenten in elkaar stortten als kaartenhuizen. Rennende gestalten holden in het rond als kakkerlakken in een smerige keuken wanneer plotseling het licht wordt aangedaan. Het tegenvuur drong in de hellingen van de heuvels en vond niets. Machinegeweren ratelden met waanzinnige snelheid, hun boodschap van plotselinge dood en felle haat uitschreeuwend.
  
  Twee opgeblazen voertuigen lagen op de weg die naar het bloedende, gillende kamp leidde. Niemand zou ooit te weten komen dat de inzittenden al eerder die avond gestorven waren en op een andere plaats. Oorlogvoerenden houden geen lijkschouwing, vooral niet wanneer hun kampement aangevallen is door guerrilla's van over de grens tussen henzelf en hun vijanden.
  
  Het moordende lawaai hield even snel op als het begonnen was. Dat betekende dat er een eind was gekomen aan hun kleine voorraad munitie en hun aftocht geschiedde even snel en geruisloos als hun verrassingsaanval. Nick kroop achterwaarts door het struikgewas heen en liet zich op de weg zakken, in de hoop dat Saito's mannen al begonnen waren zich volgens het plan terug te trekken uit de heuvels. Vanuit het kamp kwamen vuursalvo's in het wilde weg, op zoek naar de verborgen vijand, ergens in de heuvels boven hen. Maar de verborgen vijand had zijn taak al verricht. Er zou voor niemand aanleiding zijn om te geloven dat generaal Minh en zijn onfortuinlijke metgezellen niet gevallen waren in de guerrilla actie die hen te pakken kreeg net voordat ze hun eigen kamp zouden binnenrijden.
  
  De vlammen uit de twee brandende voertuigen lieten ingewikkelde lichtbeelden dansen over de geschonden weg.
  
  Nick trof Saito in de schaduwen en stuurde hem op weg. Hijzelf wachtte tot hij Ksuan's verslag had aangehoord van een volbrachte terugtocht met twee lichtgewonden; toen liep hij ook moeizaam terug naar de plantage. Een zoeklicht scheen hulpeloos rond over de heuvels. Er was niets meer te vinden. De miniatuuroorlog binnen de echte oorlog was voorbij.
  
  
  
  Madame Claire La Farge werd wakker uit een korte, onrustige slaap. Het verre geluid van schoten was een tijdje geleden opgehouden en de nacht, die langzaam overging in de ochtendschemering, was weer zo stil als duizenden andere nachten... behalve dat er zachte, mannenstemmen op de overloop te horen waren. Toen hoorde ze Saito s voetstappen de trap afkomen, en de andere voetstappen, die welke ze niet kende, de kamer in die zij en Paul hadden bestemd voor gasten die hier al sinds meer dan tien lange jaren niet meer waren geweest.
  
  Zij luisterde terwijl de lange vreemdeling zich stil door de kamer bewoog; hoorde hoe hij er uit ging, hoe hij de overloop overstak en het bad in de badkamer voor de gasten, die helemaal was uitgevoerd in crème en roze en goud, vol liet lopen.
  
  Claire glimlachte voor zich heen. Als er ooit iemand een bad nodig had, dan was hij het. Maar een crème en roze en gouden achtergrond was nauwelijks wat zij voor hem zou hebben uitgekozen. Zo versuft als ze was geweest toen Carter en Saito hun snelle plannen maakten, ze had toch gemerkt hoe de grote, haveloze vreemdeling zijn verflauwende kracht had samengeraapt en rustig bevelen uitdeelde. Hij dacht snel na en hij handelde met beslistheid. En toen hij haar tot leven zag komen en de kop koffie uit Lua's bevende vingers zag aannemen, had hij naar haar geglimlacht met zo'n oprechte warmte en voldoening dat het haar lang nadat hij weer was weggegaan was bijgebleven. Hij had zelfs niet naar Moreau's boodschap gevraagd, maar haar hand aangeraakt en zich verontschuldigd dat het zo lang had geduurd voor hij kwam. Ze had hem toen verteld dat de boodschap nog veilig bij haar was. Hij had geknikt alsof hij had geweten dat het zo zou zijn, hij had haar bedankt voor haar moed, en was met Saito weggegaan. Nu hij weer terug was, voelde ze zo'n diepe opluchting dat het haar verraste. Het geplons in de badkamer hield op. Enkele minuten later gorgelde het water weg en lichte voetstappen klonken weer over de overloop. Claire ging rechtop in haar bed zitten en begon met zichzelf te redeneren. Het was te laat om hem lastig te vallen. Ze moest eigenlijk slapen. Hij was een vreemde voor haar. Hij had rust nodig. Ze zou de volgende ochtend met hem kunnen praten. Maar ze was dagenlang alleen geweest en wist zo weinig van wat er eigenlijk gaande was. Ze had het volste recht om te weten hoe alles die avond afgelopen was. Misschien kon ze hem helpen door zijn wonden te verzorgen. Hij kon haar vertellen hoe hij in dit alles verzeild was geraakt. Ze zou kunnen zien hoe hij er eigenlijk uitzag ... Belachelijk. Daarvoor was morgenochtend tijd genoeg. Wat ze nu allemaal boven alles nodig hadden, was een lange, ontspannende slaap.
  
  Ze nam een besluit en stapte het bed uit. Haar lichaam deed afschuwelijk pijn en ze wist dat ze toch niet in slaap kon komen voordat ze haar gedachten had gerustgesteld door met hem te praten. Ze liet de zachte kamerjas om zich heen glijden. Haar slippers maakten geen geluid toen ze
  
  de kamer uitging en het trapportaal overstak. De dunne lichtstreep onder Carter's deur gaf haar de overtuiging dat ze het juiste deed. Hij was wakker en zij was wakker, en ze hadden veel te bepraten.
  
  Claire klopte zachtjes op zijn deur. 'Saito?' riep hij.
  
  'Nee, ik ben het, Claire La Farge. Mag ik binnenkomen?'
  
  'O! Een ogenblikje alstublieft.'
  
  Ze hoorde een snelle beweging over de grond. De deur werd geopend. Hij keek glimlachend op haar neer, een dikke handdoek stevig om zijn middel gewikkeld.
  
  'Het spijt me dat ik niet gekleed ben,' zei hij. 'Ik was net wat oefeningen aan het doen.' En ik dacht aan u, had hij er aan toe kunnen voegen, maar hij vond het toch maar beter om dat niet te doen. 'Kom binnen.' Hij hield de deur wijd open en stapte terug.
  
  Stommeling, schold Claire zichzelf uit. Maak je verontschuldigingen en ga meteen weg.
  
  Maar ze was de kamer al in. En eindelijk keek hij naar haar zoals ze werkelijk was, de trotse en mooie vrouw waarvoor hij zo ver had moeten reizen om haar te ontmoeten. 'Oefeningen?' zei ze vaag, terwijl ze naar het gespierde, bronskleurige lichaam keek en naar zijn nieuwe verzameling verwondingen. 'Na al de lichaamsoefeningen die u vandaag al hebt gehad?'
  
  'Deze zijn anders,' zei hij opgewekt. 'Yoga ademhalingsoefeningen, waardoor ik me wat menselijker ga voelen.' Hij leidde haar naar een stoel en ging op het bed zitten, zorgvuldig de handdoek om zich heen draperend. 'Ik hoopte al dat ik u nog zou zien,' ging hij voort, 'maar ik was er zeker van dat u al sliep. U moest ook eigenlijk in bed liggen. Er is toch niets aan de hand?'
  
  Ze keek hem in het gezicht en voelde hoe de heldere, staalblauwe ogen in de hare tuurden. Het krachtige gezicht, dat niet meer bruin was van de modder, maar van een gezonde zomerzon, was bijna klassiek in zijn mannelijke schoonheid. De brede, sterke mond was vriendelijk, en ze wist al dat die zó kon glimlachen dat ze een vreemd gevoel kreeg... een gevoel van zwakte. Ze was tenslotte een rijpe vrouw, geen onervaren kind. Ze zag hoe de mondhoeken krulden, en vroeg zich af wat hij vond van een vrouw die hem zo aanstaarde.
  
  'U ziet er... anders uit,' zei ze zwakjes, en zag de glinstering van een lach in zijn ogen schieten. 'Nee, er is niets aan de hand. Ik wilde weten wat er vannacht gebeurd is. Ging het... volgens uw plannen?'
  
  De heldere ogen werden ernstig. Nick knikte. 'Zo ongeveer. Geen verliezen aan onze kant, wel heel wat aan hun kant. Er zal ongetwijfeld een flinke drukte gemaakt worden over dit "grensincident", maar 't is onwaarschijnlijk dat u daarbij betrokken wordt. Van de andere kant, geloof ik dat het tijd wordt dat u ernstig overweegt de plantage te verlaten. Het is hier een slechte ...'
  
  'Ik ga hier niet weg,' zei Claire met nadruk. 'Het is mijn thuis en niemand krijgt me hier weg. Bovendien houd ik me van nu af aan niet meer afzijdig. Ik zal proberen een manier te vinden om terug te vechten.'
  
  Ze was mooi, dacht Nick; ondanks alle kneuzingen en schrammen was ze opvallend mooi, onmiskenbaar een elegante Française. Het volle zwarte haar viel over haar voorhoofd en smeekte erom door een liefhebbende mannenhand teruggestreken te worden, en de volle lippen trokken als magneten zijn ogen aan. Stevige, verrukkelijke borsten spanden zich tegen het kanten nachthemd dat ze onder haar kamerjas droeg. Haar stem met het lichte accent klonk als zachte muziek; en haar donkere ogen waren diepe poelen waarin hij graag zou willen zwemmen. Dit was een vrouw; de bijna legendarische Claire La Farge was een echte vrouw met stijl en gratie en moed - en met een figuur waar een godin haar om zou kunnen benijden. Nick voelde hoe zijn hart klopte met meer levenslust dan het sinds uren had kunnen opbrengen, en hij probeerde niet te strak naar haar prachtige borsten te staren.
  
  'Ik geloof dat als u wilt vechten, u een veiliger basis zult moeten vinden,' zei hij bedaard. 'Raoul Dupré opperde dat 'Dupré!' riep ze uit. 'Ja, ja, door hem bent u hier! Maar ik begrijp het nog niet. Waarom u? Wie bent u precies? Wie was die man die er als een Chinees uitzag? Hoe wist hij van de gordel af? Want hij wist het, ik zag hem ernaar kijken. En hoe ...'
  
  'Stop!' viel Nick haar in de rede, terwijl zijn gezicht de grijns aannam die zij om onverklaarbare redenen zo boeiend vond. 'Ik zal het u van het begin af vertellen en dat moet dan op al uw vragen wel antwoord geven. Maar ik waarschuw u, het is een lang en ingewikkeld verhaal en u zult wel erg moe zijn.'
  
  'Ik wil het horen,' zei ze eenvoudig, 'ik wil het helemaal horen.'
  
  Hij overtuigde zich ervan dat de handdoek niet afgleed, en hij vertelde haar bijna alles. Bij het gedeelte met Toni aan het strand sloeg hij een paar onnodige details over en concentreerde zich op Lin Tong's aandeel in het vieze zaakje. Claire's beweeglijke gezicht drukte haar schrik, haar sympathie, haar afgrijzen uit. Toen Nick klaar was met zijn lange verhaal hadden ze het over Moreau en over wat ze moesten doen om een blijvende en vredige rustplaats voor zijn lichaam te zoeken. Daarna spraken ze over de trouw en moed van Saito, en hoeveel waardering ieder van hen had voor wat de anderen voor hen hadden gedaan.
  
  Er heerste een korte stilte. Ze keken elkaar aan. Claire voelde zich licht blozen. Nick voelde hoe zijn polsslag zich versnelde. Haar borsten gingen omhoog met een diepe zucht. 'Ik zou de hele nacht wel kunnen doorpraten,' zei hij. 'Dat zou ik graag, met u. Maar vindt u niet dat het tijd wordt dat u wat slaap krijgt?'
  
  Dat zal wel,' zei ze zacht. 'Maar... tenzij u me vraagt om weg te gaan, vertel me dan eerst nog wat over uzelf.'
  
  Hij vertelde het haar, geweldig blij dat ze wilde blijven.
  
  Toen hij haar alles had onthuld wat nog binnen de grenzen van de goedkeuring van AXE bleef, vroeg hij haar over haar leven op de plantage, en over de gevreesde en briljante durfal die bekend stond als La petite fleur.
  
  Voor de eerste keer slaagde ze erin over Paul te spreken alsof hij echt dood was en nooit meer terug zou komen, en alsof hij eerder een heerlijke herinnering was dan haar leven. Eindelijk zuchtte ze en zei: 'Zo heb ik in jaren niet met iemand gesproken. Vergeef me maar dat ik u zo heb uitgeput. Maar het is zo heerlijk dat u hier bent. Ik ben u zeer dankbaar. En nu kan ik echt maar beter gaan.' Maar ze keek helemaal niet alsof ze werkelijk weg wilde.
  
  't Is misschien wel beter,' zei hij, en kreeg er op hetzelfde ogenblik spijt van. Ze stond op.
  
  En kreunde plotseling terwijl ze naar haar zij greep.
  
  'Oef! Ik was het even vergeten,' zei ze met een spoor van een glimlach, maar met merkbare pijn. 'Ik voel me alsof ik middenin een partij rugby heb gezeten - en ik de bal was.' Hij boog zich naar haar toe om haar overeind te helpen. Ze wankelde in zijn armen, zei iets onduidelijks, en probeerde zich los te trekken.
  
  'Laat me u helpen,' zei hij. 'Ik zal u naar uw kamer dragen. Hij tilde haar zonder moeite op en hield haar in zijn beide armen.
  
  'Nee, nee,' protesteerde ze. 'Dat is niet nodig.'
  
  'Het is misschien niet nodig, maar het is wel leuk. Voor mij, in ieder geval.' Hij glimlachte naar haar blozende gelaat en droeg haar naar de deur. Ze zei niets meer, maar legde haar arm losjes om zijn schouder.
  
  Toen hij de deur naar haar kamer opende, boog hij zijn hoofd om haar haar te kussen. Misschien bemerkte ze het niet. Maar ze had er geen bezwaar tegen.
  
  
  
  
  
  15. Liefde is liefde, maar...
  
  
  
  
  'Dat was toch niet zo verschrikkelijk, hè?' Hij legde haar zachtjes op het bed neer en keek haar met stralende ogen aan. Het was onmogelijk er niet aan te denken hoe groot en comfortabel het bed er uit zag en hoe begeerlijk ze was zoals ze daar tegen de kussens aan lag.
  
  'Nee, dat was niet zo verschrikkelijk.' Opeens lachte ze. Het klonk als een uiting van puur plezier en hij vond het heerlijk dat van haar te horen. De enige narigheid was dat hij haar daardoor in zijn armen wilde houden en dingen tegen haar wilde zeggen waarvoor het nu nog te vroeg was.
  
  'Het is jammer,' zei ze, 'dat we geen nieuwsgierige buren hebben. Wat 'n kletspraatjes zouden ze kunnen houden! Madame La Farge werd net voor het ochtendgloren naar bed gebracht door een man die niets anders droeg dan een badhanddoek en een litteken!'
  
  'Het is helaas erg moeilijk het litteken te verwijderen,' zei Nick terwijl hij zich naar haar toe boog en haar vluchtig op de wang kuste. Hij wilde bijna dat hij dat niet gedaan had. Zijn lippen voelden zich alsof ze iets hemels hadden aangeraakt, en elke vezel in zijn lichaam begon opeens gelijkgerechtigheid te eisen.
  
  'Als jouw en mijn leven anders waren gelopen,' voegde hij er zachtjes aan toe, 'zouden we ze nog veel meer kunnen geven om over te praten. Welterusten, Claire. Slaap zacht. Ze raakte haar wang aan waar hij haar gekust had. 'Welterusten, lieve - vriend.' Haar armen gingen om zijn hals. Zij trok zijn gezicht naar het hare en kuste hem op zijn lippen.
  
  Het begon allemaal heel lief, maar toen hun lippen elkaar eenmaal hadden ontmoet, wisten ze van geen wijken. Alles wat hij voor haar begonnen was te voelen en probeerde te verbergen, welde in hem op en liet zich los in die kus. En zij, die er mee begonnen was met een zachte aanraking van haar zinnelijke lippen, kon zich niet losrukken. En probeerde het ook niet. De tedere kus werd hartstochtelijk. Het werd een lange kus ... brandend heet... ze lieten elkaar los ... en doken toen weer onder in een stevige omhelzing.
  
  Claire zuchtte en liet zich terugvallen met haar ogen op hem gericht. Maar haar armen waren nog stevig om hem heen. Een ogenblik lang keken ze elkaar zwijgend aan. Keken alleen maar. Beiden konden zien wat er in de ogen van de ander stond.
  
  Tenslotte fluisterde ze: 'Kunnen de buren ons echt wat schelen?'
  
  Zijn hart bonsde. Hij begeerde haar; vanaf het eerste ogenblik had hij haar begeerd. Maar het had geleken of dat te veel gevraagd was.
  
  Nick streek het verwarde haar terug over haar hoofd. 'Laat ze maar praten,' zei hij. Zij strekte haar hand uit en drukte op de knop van het nachtlampje. Er was geen kamerjas meer, geen nachthemd, geen handdoek.
  
  Ze betastte zijn rug en voelde het dikke verband dat er overheen liep.
  
  'Dat heb ik niet gezien,' fluisterde ze. 'Wat heb je veel wonden!'
  
  'Niet meer dan jij,' zei hij zachtjes. Hij hield haar heel teder vast, en vroeg zich af of de zalige inspanningen van het liefdesspel haar niet veel pijn zouden doen. Ze scheen zijn gedachten te raden. 'Laten we samen lijden,' fluisterde ze. Wat ze samen deden was de zoetste vorm van lijden.
  
  Ze lagen naast elkaar en voelden hoe de vonken van begeerte tot kleine vlammetjes groeiden die op zoek waren naar iets om te verbranden. Twee gepijnigde lichamen vergaten waar de pijn zat en werden verzwolgen door de verrukkelijke pijn van het begeren. Haar benen omstrengelden de zijne en haar vingers betastten de omtrekken van zijn gezicht tot zij het goed kende. Op zijn beurt liefkoosde hij haar borsten en kuste de zinnelijke lippen tot hij wist dat zij - net als hij - bereid was tot iets anders dan kussen. Zijn hand ging vluchtig langs haar volmaakt gevormde lichaam, waar hij de kneuzingen vond en de tere plekken, en bewoog zich verder tot daar waar geen pijn was. Eerst trilde ze een beetje bij zijn onderzoekende aanraking, maar toen hij de zachtheid van haar lichaam zocht, ontspande ze en voelde de behoefte zijn lichaam af te tasten met haar eigen handen. Ze voelde de soepele huid, hier en daar ontsierd door littekens uit de strijd van vandaag en lang geleden, en de stevige, soepele spieren van een mannenlichaam dat prachtiger was dan ze er ooit een had gekend. Dit was een man, sterk maar teder, voortreffelijk gebouwd, zinnelijk en hongerig.
  
  Claire hongerde ook, en niet naar voedsel. Ze had lang, heel lang gewacht tot er een man als deze haar lege bestaan zou binnentreden. En ze was niet vergeten wat het betekende een man te beminnen en te behagen. De kleine bewegingen van haar vingers deden Nick tintelen en joegen scheuten van hartstocht door hem heen. De grotere, onwillekeurige bewegingen van haar soepele lichaam waren instinctief wulps en wat zij Nick's lichaam aandeden maakte hem nog dankbaarder en veeleisender. Hij liet elke herinnering aan pijn en vermoeidheid wegvloeien en gaf zich volledig over aan de pure verrukking van bij haar te zijn.
  
  Het bed werd een paradijs van duizend-en-één genoegens. Hij voelde aan wat zij nodig had, en bespeelde haar lichaam als een heerlijk instrument. Ze kreunde zachtjes, ze wilde meer en kreeg het. Langzaam aan ontdekten ze elkaar, zonder haast, sneller naarmate ze leerden hoe ze elkaar het best konden behagen. Zij wenste gekust te worden, en hij kuste haar teder over haar hele lichaam. Hij wenste haar dicht tegen zich aan, zodat hij haar zachte borsten kon voelen en de stevige druk van haar dijen, en ze kwam dicht naar hem toe en liet hem de trillende warmte van haar hele lichaam tegen het zijne voelen.
  
  Lange ogenblikken lagen ze naast elkaar, zich nauwelijks bewegend, en zeiden de dingen die minnaars zeggen, en ze lieten de hartstocht langzaam in zich oplaaien. Het was te mooi om er een eind aan te maken, ook al zou het maar tijdelijk zijn, en ze bleven dus doorzweven zolang ze maar konden. Hij dreef op een wolk. Maar het was een zeer ongewone wolk - een wolk die wilde dat hij er een deel van werd, die zich met liefhebbende armen om hem heen wikkelde en kleine elektrische vonken door zijn tintelende spieren joeg. 'Claire, oh, Claire ...' fluisterde hij.
  
  'Hou van me ... hou van me ...' Hun lippen brandden samen en hun lichamen klemden zich aan elkaar vast.
  
  Toen merkte hij dat hij niet langer kon blijven zweven. Hij draaide zich om, trok haar onder zich, zó dat zijn gewicht niet op haar kneuzingen zou drukken en trok haar nog dichter naar zich toe dan eerst. En plotseling zat de zwevende wolk vol stormgeraas en gloeide van geladen hartstocht. Ze gaf zich aan hem over alsof ze nooit iets anders gewild had en toen hun lichamen één werden, was het of elk door alle eeuwen heen naar de ander gesmacht had. Ze vergaten allebei dat ze van plan waren geweest zachtjes en teer te doen. Twee gekneusde maar prachtige wezens bewogen samen in een aanzwellend ritme.
  
  Hij had nog nooit een vrouw zoals zij bezeten. In elk opzicht was ze de volmaaktheid zelf. En ze bedreef het spel alsof ze werkelijk van hem hield. Niet zoals een vrouw die een man nodig heeft voor een plotselinge en voorbijgaande opwelling, maar als iemand die ernaar smacht alles te geven aan degene die ze met haar hele hart bemint. Er was geen schaamte in haar gevoelens voor hem, en dat wist hij. Ze werd gedreven door begeerte en begrip en kameraadschap en ... een soort dankbaarheid. Al deze dingen voelde hij ook, en meer. Ze leken op twee mensen die elkaar jarenlang hadden bemind en op elkaar ingesteld waren geweest en die nu na een lange scheiding weer bij elkaar waren.
  
  'Nick, lieveling ... Nick, lieveling ..Hun lippen ontmoetten elkaar weer met een geladen kus die de zwevende onweerswolk uit elkaar deed barsten en alles deed vervagen behalve het heerlijke gevoel van zó dicht bij elkaar te zijn als voor twee mensen maar mogelijk is. Het genot van hun samenzijn zwelde aan tot het bijna ondraaglijk was geworden. Hij fluisterde tegen haar, en zij antwoordde met een zucht. Hij dacht dat hij onweer hoorde - maar hij wist dat zij hijgde van een extase die zich kon meten met de zijne. Het was geen onweer. Het was een explosie die hen beiden omhulde en weerkaatste door hun trillende lichaamsdelen tot hij wegstierf en hen verslapt achterliet, elkaar toch nog omklemmend alsof een scheiding de dood zou betekenen.
  
  Maar ze waren vol leven, en liefde.
  
  Nu konden ze zich eindelijk vermoeid voelen.
  
  'Mijn lieveling ... heerlijk en mooi...'
  
  'Mijn lieveling ... mijn Nick ...'
  
  Hun woorden gingen over in kusjes en de kusjes in een niets. Er was tóch onweer geweest. De regen kletterde op het dak. Ze sliepen vredig in elkaars armen.
  
  
  
  De ochtend was donker. Het was laat, maar donker door de betrokken hemel. En het regende nog.
  
  En er was nieuws. Terwijl ze hadden geslapen, had het legerkamp op de heuvels zijn tenten opgevouwen en was er stilletjes vandoor gegaan.
  
  'Hmmm. Orders van bovenaf, denk ik,' zei Nick. 'Ik vermoed dat ze per radio doorgegeven hebben wat er gisteravond is gebeurd en dat ze opdracht hebben gekregen de verkeerde kant van de berg te verlaten. Heb je enig idee waar ze kunnen zijn?'
  
  Saito schudde zijn hoofd. 'Alles wat we weten is dat ze uit het gezicht zijn. Ksuan is een uur geleden op onderzoek uitgegaan, maar hij is nog niet terug.'
  
  'Hmmm,' zei Nick weer. 'En er is nog niemand hier geweest om het personeel te ondervragen over de escapade van vannacht?'
  
  Saito schudde zijn hoofd. Nick ging door met wat hij aan het doen was - dunne touwstrengen om de gordel heen vlechten tot het hele ding, met welke boodschap dan ook, leek op een stevig stuk touw dat elke boer in de laadruimte van zijn vrachtauto zou kunnen hebben. Claire sloeg hem gade. Haar beweeglijke gezicht gaf alle uitdrukkingen van bezorgdheid en liefde weer.
  
  'Saito..
  
  'Ja?'
  
  'Ik geloof dat ik beter meteen kan weggaan. Het spijt me, Claire, maar ik zal een van je vrachtwagens moeten stelen. Ik weet dat je niet genoeg benzine hebt, maar het is mijn enige mogelijkheid om terug te gaan. Ik zal proberen om het weer goed te maken.' Hij keek haar in het gezicht en zag het lijden in haar ogen. Ze wisten allebei dat zij niet aan de vrachtwagen dacht. 'Ik kleed me om terwijl jij de vrachtwagen haalt,' ging hij verder. 'En laat Donh de Chinees wat te eten geven en ervoor zorgen dat hij goed vastgebonden is.'
  
  'Je komt er nooit doorheen,' zei Claire gespannen. 'Je weet dat je nooit voor boer kunt doorgaan als iemand je aanhoudt en je bekijkt. Laat Saito je wegbrengen. Hij heeft een betere kans. Ga zo niet weg! Je haalt het nooit.'
  
  'Ik haal het wel,' zei Nick rustig. 'Ik kom er, hoe dan ook. Saito blijft hier. Je zult hem nodig hebben.'
  
  'Nee! Je...'
  
  'Saito blijft hier,' zei Nick vastbesloten. 'Saito, maak alles voor me klaar, alsjeblieft.'
  
  'Ja,' antwoordde Saito. 'Madame...' en zijn vriendelijke ogen keken op haar neer. 'Het is waar dat u me nodig zult hebben. Ik zal de Meester weghelpen. Maar ik blijf hier.' Hij boog en liep de kamer uit.
  
  'Nick.' Claire keek hem smekend aan. 'Ik weet niet wat ik je moet zeggen. Maar ik wil niet dat je weggaat.'
  
  'Ik moet wel, Claire. Ik heb gekregen waar ik voor kwam en nog iets anders bovendien. Nu moet ik gaan. Maar ik kan met de Fransen gaan praten en ze je veilig laten overbrengen ...'
  
  'Dat bedoel ik niet. Ik wil dat jij veilig bent.' Ze slikte nerveus. 'Ik wil dat je in leven blijft. En dat je hier terugkomt, als je kunt. Omdat ik hier nooit weg zal gaan.'
  
  Zijn staalblauwe ogen waren even droef als die van haar. 'Dat weet ik, Claire. En ergens zal ik hier ook nooit weggaan.'
  
  Over de tafel strekte hij zijn hand naar haar uit. Na een tijdje lieten ze elkaar los. Toen ging hij weg om zich te kleden in de schone kleren die Saito voor hem gevonden had en om zijn gezicht in te wrijven met de hem vreemde kleur. Binnen een half uur was alles gereed.
  
  Ze liep met Nick naar het verste eind van de zuidelijke velden, waar de vrachtauto wachtte op een open plek. Nick's voorhoofd was gegroefd. Van ergens dichtbij kwam een geluid dat er niet hoorde te zijn. Maar Claire, diep in gedachten verzonken, scheen het niet op te merken.
  
  Ze keken beiden toe hoe Saito een vastgebonden en tegenspartelende Lin Tong achter in de vrachtwagen gooide. Claire draaide zich om en keek in het sterke gezicht dat nu modderbruin gekleurd was. 'Kom terug,' fluisterde ze. 'Kom weer bij mij. Maar als je niet kunt... Ik wil niet geloven dat je niet terug kunt komen.' Ze trok iets van haar vinger af. 'Neem dit, en denk aan me. Het is een ring die ik... die me zeer lief is.' Hij nam hem aan en schoof hem om de pink van zijn linkerhand. 'Het is het teken van de draak,' zei ze. 'Het betekent geluk en liefde, en moed. En onsterfelijkheid. Al die dingen wil ik graag hebben met jou. Of voor jou alleen, als het zo moet zijn.'
  
  Later kon hij zich niet herinneren wat hij gezegd had. Hij herinnerde zich alleen het ogenblik dat hij haar in zijn armen gehouden had, dat ogenblik waarop het geluid aanzwol en een helikopter werd die slechts enkele meters van hen vandaan bleef zweven.
  
  Raoul Dupré's gezicht tuurde naar beneden door het glas van de cabine. Toen was er een verwarring van de landing, verklaringen, en het afscheid.
  
  Enkele minuten later zat Nick in de lucht. Het touw was om zijn middel gebonden, de boodschap er nog veilig in. Lin Tong zat vastgebonden en was hulpeloos aan het grommen. Raoul Dupré jubelde.
  
  'Ik moest je zelf komen halen, mon ami! Het was niet gemakkelijk, maar ik heb ze me een helikopter laten lenen. Toen de andere niet terugkwam, wist ik dat er iets gedaan moest worden. En ik was de enige die dat kon. Je hebt hem voor me, mijn echte vriend! Je hebt hem me levend gegeven! O, wat zal hij praten, dat Chinese zwijn, voor ik hem naar de guillotine leid!'
  
  Nick hoorde hem dit allemaal zeggen, en nog meer, en hij zag hoe Lin Tong in hulpeloze stilte op de vloer in elkaar zakte.
  
  Maar het enige waar hij zich werkelijk bewust van was, was Claire.
  
  Ze wuifde naar boven.
  
  Hij zwaaide terug, en zag hoe haar rijzige gestalte met de minuut kleiner werd. Kleiner ... eenzamer ... toen heel klein, en heel erg alleen.
  
  -
  
  Saigon. September 1964. Een stad verscheurd door conflicten, politieke intriges, en de toenemende angst voor een volkomen ineenstorting. En toch was er nog hoop dat aan die ineenstorting een halt toegeroepen kon worden als de rotte plek van binnenuit weggesneden kon worden. Het was onmogelijk een oplossing te vinden voor de gecompliceerde Vietnamese politiek met zijn grondslag van vijandigheid en de strijd om de macht. Maar het was wel mogelijk om enkele van de voornaamste bronnen van politieke onrust
  
  en opzettelijke ontevredenheid uit de weg te ruimen. Dat was tenminste iets. Of soms niet?
  
  Nick zat met Raoul Dupré aan de bar van het Continental. In zijn gedachten bleef hij brokstukken uit Hawk's laatste op de band vastgelegde boodschap horen.
  
  'Luister nauwkeurig. Ik geef deze inlichtingen slechts éénmaal door. Wat je werk betreft zul je er toch niet veel nut van hebben. Het dient slechts tot bevrediging van je particuliere nieuwsgierigheid. Moreau's boodschap is door onze code- experts ontcijferd met medewerking van bepaalde bekende antropologen, die natuurlijk geheimhouding hebben gezworen. Ze hebben vanzelfsprekend ook een veiligheidsonderzoek ondergaan. Moreau's boodschap had de vorm van een quipu, een middel dat door de oude Peruanen gebruikt werd om boodschappen en berekeningen door te geven. Het is niet nodig uit te leggen hoe de woorden door de onderlinge ligging van de knopen worden gevormd...' Dat was Hawk op zijn slechtst: zijn schoolmeesterstoon gebruiken om een beetje superieur te doen met iets waar hij waarschijnlijk nog nooit van had gehoord vóór de zaak Moreau-La Farge. Ofschoon je nooit kon weten. Hawk had een verbluffende voorraad parate kennis. En overigens wist Nick zelf iets van de quipu af. Hij had er even aan gedacht toen hij Claire's gordel had gezien, maar hij wist het niet zeker. En hij wist in geen geval hoe hij het moest ontcijferen. 'De boodschap bestaat uit een lijst met namen,' ging Hawk's metalen stemmetje verder, 'voorafgegaan door de mededeling dat alle betrokkenen sleutelfiguren zijn in de Chinese communistische samenzwering in Vietnam. Echte namen, codenamen, beroepen en zelfs sommige adressen worden vermeld. Deze personen oefenen hun bezigheden voornamelijk uit in Hue, Dalat en Saigon, met - uiteraard - een sterke concentratie in Saigon. Het zal je interesseren dat een man genaamd Choong Quong Soong bovenaan de lijst staat. Zijn codenaam is Broeder Arnold. Achter zijn naam staan de woorden "Bittere Amandelen", waarvan we de betekenis nog niet hebben ontdekt. Maar ik weet zeker dat het slechts een kwestie van tijd is voor we daar achter zijn gekomen. XJUat lager vinden we de naam Lin Tong, ook bekend als Broeder Bertram. Als dat je belangstelling niet opwekt of je niet verbaast, zal het je interesseren dat de naam Michèle Dumas tegen het eind van de lijst voorkomt. Codenaam Zuster Lotus. Gaat u zitten. Ik hoop dat je je niet te zeer door haar hebt laten inpalmen gedurende de korte tijd die je tot je beschikking had.'
  
  Niet door haar, dacht Nick dof. Niet door Michèle.
  
  Er waren nog- meer namen op de lijst, die hem niets zeiden. Toen had Hawk gezegd: 'Het zal je duidelijk zijn dat deze inlichtingen een geheel nieuw werkterrein openleggen in Saigon, door heel Zuid-Vietnam en waarschijnlijk zelfs over de grens. Iemand, en misschien meer dan slechts één persoon, zullen daar de eerstkomende maanden en mogelijk langer voor een volledige dagtaak moeten worden ingezet. Er moet ook een regeling worden getroffen voor de bescherming van de La Farge plantage.' Nick's hart was opgesprongen. Maanden, of misschien zelfs een jaar, en een deel daarvan bij Claire! Lang genoeg om haar te overreden om weg te gaan, in ieder geval lang genoeg om te ... Maar de stem van Hawk was onbewogen doorgegaan. 'Raoul Dupré, die onder afzonderlijk couvert zijn instructies krijgt, staat aan het hoofd van deze operatie. Jij blijft alleen maar om de nieuw aankomende AXE- agenten op de hoogte te brengen en ze over te dragen aan Dupré. Daarna keer je terug naar het hoofdkwartier. De Cubaanse missie heeft...'
  
  Het hart was hem in de schoenen gezonken. Terwijl hij aan de bar zat en in gedachten weer naar Hawk's woorden luisterde, voelde hij die eerste pijn weer. Op de een of andere manier werd het steeds erger. Hij betastte het kleine pakje in zijn zak en wenste vurig dat er iets zou gebeuren waardoor hij het niet zou hoeven te versturen. Het brengen, ja.
  
  Wanneer het maar mogelijk was en zo vaak het maar mogelijk was, maar hij kon het niet versturen, met het korte, koele briefje waar hij niet meer van had kunnen maken.
  
  Raoul Dupré keek hem nieuwsgierig aan. 'Wat is er loos, beste vriend? Wil je onze prachtige stad niet verlaten? Of denk je misschien ergens anders aan?'
  
  Nick haalde diep adem. 'Het is misschien iets anders. Je bent toch tevreden over de manier waarop we dit geregeld hebben, hè, Raoul? Je hebt mijn hulp toch niet meer nodig, hè?'
  
  Raoul schudde langzaam zijn hoofd. 'Ik speel het wel klaar. Je collega's zijn prachtkerels. Maar als je wilt blijven, dan kun je dat toch zeker regelen?'
  
  Er stond erg veel begrip en sympathie op zijn gezicht geschreven. Nick was geen man die veel opschoot met sympathie.
  
  'Je kent Hawk niet,' zei hij. 'Mij trouwens ook niet. Ik ga nu weg. Breng me maar niet naar het vliegveld. Maar... zou je nog één ding voor me willen doen?'
  
  'Alles.' Er straalde een nieuwe kracht uit Raoul, en hij toonde die in elk woord en elk gebaar. 'Zeg maar wat je wilt.'
  
  Nick stak zijn hand in zijn zak en haalde er het pakje uit. 'Kun je dit op de een of andere manier naar Claire toe krijgen?'
  
  Raoul nam het van hem aan en stopte het in de binnenzak van zijn jasje. Voor de eerste keer merkte hij de drakenring op die Nick aan zijn pink droeg. In de oorlog vallen veel slachtoffers, dacht hij. Soldaten bijvoorbeeld. En Toni. En Claire La Farge en Nicholas Carter waren óók slachtoffers. 'Ik zal ervoor zorgen dat ze het krijgt. Veel succes, vriend.' Nick verliet de bar en liep langzaam langs de regenachtige straat. Alles wat hij haar van zichzelf kon sturen, was een armband, de mooiste die hij in heel Saigon kon vinden.
  
  Kom terug. Blijf bij mij. Ze had hem om zijn liefde gevraagd.
  
  En alles wat hij haar als antwoord kon geven, was een korte boodschap die luidde: Liefste Claire ... het is onmogelijk.
  
  Dat was alles. In ruil voor liefde en de onsterfelijke draak, een in Saigon gekochte armband.
  
  De regen viel neer op zijn onbedekte hoofd terwijl hij langs een van Saigon's mooiste kanalen liep.
  
  Hij zag het water niet en voelde evenmin de regen.
  
  Kom terug.
  
  Ik kan niet.
  
  Het is onmogelijk.
  
  
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  Nick Carter, topagent van AXE, Amerika's supergeheime inlichtingenorganisatie, die alleen orders ontvangt van de Nationale Veiligheidsraad, de minister van defensie en de president zelf. Nick Carter, een man met twee gezichten, beminnelijk ... en meedogenloos; onder collega's bekend als 'Killmaster'.
  
  Achter de schermen van het conflict Noord- en Zuid-Vietnam ontwikkelt zich een verbitterd schaakspel van spionage en contraspionage tussen twee op hoge toeren draaiende geheime diensten: AXE, Amerika's supergeheime inlichtingenorganisatie, tegen het Chinese bureau van beroepsdoders, met de persoonlijke inzet van 'Killmaster' Nick Carter en een vakbekwame, geraffineerde dubbelspionne ...
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список

Кожевенное мастерство | Сайт "Художники" | Доска об'явлений "Книги"