Carter Nick : другие произведения.

Niet zwichten voor de dood A high yield in death

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:
Школа кожевенного мастерства: сумки, ремни своими руками
 Ваша оценка:

  NC 92
  
  
  
  
  
  Niet zwichten voor de dood
  
  
  
  Oorspronkelijke titel A high yield in death
  
  No by Universal Award House, Inc.
  
  No 1980 NL Tiebosch Uitgeversmaatschappij BV - Amsterdam
  
  Vertaling: Jacob Bigge
  
  ISBN 90 6278 517 4
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  Actie-Pockets Amsterdam
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  Niemand had zich op straat vertoond sinds de chauffeur van de vuilniswagen en zijn twee helpers de lompe, groene vuilvreter in de steeg naast het restaurant hadden gezet en naar binnen waren gegaan om het vette voedsel te keuren. Om drie uur 's ochtends was er weinig verkeer op Tenth Avenue en er passeerden bijna geen auto's op West 46th Street, waar ik verscholen zat in het smerige trappenhuis van een souterrain. Ik had daar al vier uur gewacht en was maar één keer gezien door een dronkaard die de trap afwaggelde om zijn bijdrage te leveren aan het met urine door weekte vuil dat zich daar in jaren verzameld moest hebben. Ik ging achteruit om hem te ontwijken toen hij uitgleed over een leeg bierblikje en bijna bovenop me viel. Mijn plotselinge beweging moet hem elke behoefte aan blaasverlichting hebben ontnomen, want hij draaide zich om en strompelde de trap op, zonder zelfs maar om te kijken om te zien wat hem zo had doen schrikken.
  
  Dat was zo'n drie kwartier daarvoor gebeurd en slechts twee mensen waren sindsdien langs het huizenblok gekomen. Het waren Portoricaanse tieners, te verdiept in het betasten van eikaars lichaam om me op te merken.
  
  Ik begon ervan overtuigd te raken dat mijn informant het mis had. Vannacht zou Camaj niet komen opdagen. Maar Stash was er zo zeker van geweest toen hij het me vertelde: 'Camaj komt vanavond hier, meneer Carter. Hij zal geen kans voorbij laten gaan om die vrouw te versieren. Hij geilt al op haar sinds hij haar in het restaurant van mijn broer heeft gezien. En vanavond heb ik haar gezegd hem te vertellen dat hij naar haar huis moet komen wanneer ze om middernacht klaar is met bedienen. En dan heb ik hem.'
  
  Stash zou nooit vermoeden dat ik degene was die Camaj te pakken nam. Hij had me het adres gegeven van de knappe serveerster die het ongeluk had gehad de aandacht te trekken van Lothar Camaj, de Albanese reus, die huurmoordenaar was geworden voor de tirannen die zijn land regeerden. En dat was alles wat ik nodig had. Mijn speurtocht naar Camaj had me naar de Bronx gevoerd, naar de wijk rond 170th Street en Prospect Avenue, waar veel Albanezen zich vestigden wanneer ze naar New York kwamen om te ontsnappen aan vervolging in hun geboorteland. Zo'n 3500 van hen vormen een etnische groep tussen 170th Street en University en Park Avenue. Daar had een oude man me naar Stash verwezen. 'Stash zal je helpen Camaj te vinden,' had hij tussen opeengeklemde lippen onder een door sigarenrook bevlekte witte snor gefluisterd. 'Bij Stash is het lek.' Pas toen ik Stash had opgespoord, ontdekte ik dat lek iets was dat Stash en ik gemeen hadden in onze speurtocht naar Camaj.
  
  'Lek, meneer Carter,' legde Stash uit, 'is de vendetta van de Albanezen. Lek is het wreken van de familie-eer en voor Albanezen is eer iets heel belangrijks. Wij vallen niemand lastig. Maar als we zelf lastig gevallen worden, kunnen we doden. En Camaj heeft mijn familie bijzonder lastig gevallen. Door hem is mijn mooie zuster Helen niet hier bij ons in Amerika.'
  
  Stash legde verder uit dat zijn familie in een lekke boot over een meer naar Joegoslavië was gevlucht en van daar verder was gegaan naar Amerika en de vrijheid. 'En weet u hoe we aan die boot kwamen, meneer Carter?' vroeg Stash trots. 'Nee? Dan zal ik het u vertellen.'
  
  Zes maanden lang, vertelde hij, had zijn familie gewerkt aan de bouw van een boot, in de kelder van een van hun huizen. 'We hebben hem in onderdelen gebouwd, meneer Carter. Van stukken kapot meubilair dat we van de vuilnishopen schooiden. Iedere splinter hout die we konden vinden ging in de bouw van die boot. Uit mijn eigen huis haalde ik op het laatst zelfs de deuren van de slaapkamers. En weet u, meneer Carter, dat we met zijn twintigen in die boot gevlucht zijn. We staken er het meer mee over, terwijl het water door iedere naad naar binnen kwam. Maar het is gelukt en nu zijn we hier.' Verdriet trok over zijn gezicht, om snel plaats te maken voor woede. 'We zijn nu allemaal hier, meneer Carter, behalve onze lieve Helen. We zijn er pas maanden later achtergekomen waarom ze niet thuiskwam op de avond dat we vertrokken. We konden niet op haar wachten; er stonden te veel levens op het spel. Het was Camaj geweest die die nacht Helen had opgehouden,' zei Stash. Een man uit hun stad vluchtte zes maanden later en toen ook hij in de Bronx terechtkwam, vertelde hij Stash en zijn familie wat er gebeurd was.
  
  'Camaj hield haar die avond op straat aan. Onze Helen was een mooi meisje en hij aasde op zulke onschuldige meisjes. Hij hield haar aan en wilde weten wie ze was en waar ze woonde. Helen kon het hem niet vertellen, ik vermoed dat ze bang was dat hij naar het huis zou komen en ons klaar zou vinden voor de ontsnapping. In plaats daarvan flirtte ze met hem, vertelde onze buurman ons. Toen stapte ze in zijn auto en daarna is ze nooit meer levend teruggezien. De volgende dag werd haar lichaam gevonden, naakt, weggestopt in een duiker naast de weg,' zei Stash, terwijl de aderen in zijn gezicht en nek zich tot koorden spanden. 'Niemand durfde te zeggen dat het Camaj was die het had gedaan. Hij was de lieveling van de regering, de doder die ze gebruikten voor speciale gevallen: De verslaggever die een gebroken nek moest oplopen; de eerlijke ambtenaar die het zwijgen moest worden opgelegd, voor hij kon vertellen hoe onze leiders in andere landen voor zichzelf schatten opstapelden. Dat was Camajs werk en hij was er goed in. En nooit hadden we gedacht dat we de kans zouden krijgen om onze eer te wreken, want hij zat thuis en was machtig en wij waren ons hier nog maar net aan het vestigen in een nieuw land. Het was nog maar kort geleden,' vervolgde Stash, 'dat het gerucht zich door de Albanese gemeenschap in de Bronx had verspreid, dat "Camaj de Doder" in New York was. Hij werd door een van onze mensen op Times Square gezien. En toen begonnen we van lek te dromen. We wisten dat Camaj de verleiding niet zou kunnen weerstaan naar de wijk te komen, waar zo velen van zijn volk waren gaan wonen. Hij was niet bang: wie zou durven "Camaj de Stier, Camaj het Beest" dwars te zitten.'
  
  'Tenslotte was Camaj werkelijk naar de Bronx gekomen,' zei Stash. En door puur toeval was hij het restaurant van Stashs broer binnengelopen. Deze herkende hem, maar liet niets merken. In plaats daarvan had hij Stash gebeld en die was naar het restaurant gekomen, waar hij gezien had hoe de reusachtige ex-worstelaar een serveerster probeerde te versieren. Toen was Stash begonnen zijn wraak te beramen, de lek die de familie-eer zou teruggeven, omdat hij de dood van zijn zuster zou hebben gewroken.
  
  'We konden niet ontdekken wat Camaj in dit land wilde, meneer Carter,' had Stash me gezegd, 'maar je hoefde niet te raden wat hij van Stella, de dienster, wilde. Ik gaf haar een seintje naar de keuken te gaan. Toen ging ik naar buiten en via de achterdeur weer naar binnen. Ik zei tegen haar dat ze moest zorgen dat ze Camaj de volgende avond ergens zou ontmoeten en dat we hem zouden opwachten.'
  
  'Stella had gedaan wat haar gezegd was,' vervolgde Stash, 'maar Camaj was niet komen opdagen. We weten niet waarom, meneer Carter. Maar de volgende avond was hij weer in het restaurant van mijn broer. Hij deed geen moeite Stella uit te leggen waarom hij niet was gekomen. Hij zei alleen maar dat hij het druk had en dat het die avond weer zo zou zijn. Ik zie nog die gouden tand voorin zijn mond glimmen, toen hij gemeen tegen haar lachte en zei: Maak je geen zorgen, mijn duifje, ik zal het morgenavond dubbel goedmaken.'
  
  Ik had Stash precies kunnen vertellen wat Camaj gedaan had, die twee avonden dat hij de kans voorbij had laten gaan Stella's weelderige charmes te proeven. Maar dan zou mijn dekmantel naar de maan zijn geweest. Stash kende me enkel als iemand die te vertrouwen was en een tijdje uit de buurt van immigratie-agenten moest blijven. Dat was de boodschap die aan hem doorgegeven was door een van de AXE-contacten, toen ik eenmaal de naam had van de man die me kon helpen Camaj te vinden. Stash had ervoor gezorgd dat ik kon logeren in een klein pension van weer een andere uit de kennelijk eindeloze reeks bloedverwanten.
  
  Hij vroeg me niet waarom ik me moest verbergen. Hij accepteerde me gewoon als betrouwbaar, omdat een man die hij vertrouwde voor me had ingestaan.
  
  In de paar dagen die ik had doorgebracht bij Stash en zijn familie, terwijl ik wachtte op bericht van Camajs verschijnen, was ik de potige taxichauffeur aardig gaan vinden. Het speet me dat ik hem zijn kans op lek moest ontnemen, maar het was mijn werk erop toe te zien dat de bazen van Camaj de boodschap kregen dat Amerika verboden gebied was voor beroepsmoordenaars. Ik had ook het resultaat gezien van zijn twee avonden werk. Het vreselijk gefolterde lichaam van de vrouw, dat vastgespiest was op een ouderwetse, houten bedstijl in haar woning, was een aanblik die nooit uit mijn geheugen zou verdwijnen.
  
  Ze was de dochter van een bejaarde geleerde die onlangs door AXE-agenten uit Albanië was gesmokkeld en naar een veilige haven in het binnenland van de staat New York was gestuurd. Onze plannen vereisten dat ze bij hem zou komen, nadat we ons ervan hadden overtuigd dat het boerderijtje dat we hadden uitgekozen als zijn nieuwe thuis, veilig was en zijn nieuwe identiteit als gepensioneerd hoogleraar in het gebied wel bekend was. Het zou dan niet meer dan logisch zijn, dat een dochter zou komen opdagen om voor hem te zorgen. Toen Camaj bij haar kwam, had ze hem nog maar één keer gezien. We hadden haar opgemonterd met een hereniging van twee dagen. Toen hadden we haar teruggebracht naar haar flatje in de Bronx, waar ze moest wachten op bericht dat het moment was gekomen om in het openbaar als zijn dochter te verschijnen. Helaas moest ze zich de plaats hebben herinnerd van de boerderij waar ze zo'n vreugde had gedeeld met haar vader, die ze in geen twintig jaar had gezien. Ze was naar dit land gebracht door haar moeder die groeiende tirannie had voorzien in Albanië en daarom was gevlucht. Maar die smerige tirannie had haar kind uiteindelijk toch te pakken gekregen. Camaj had de precieze plaats van de boerderij uit haar gewrongen, voor hij het gefolterde lichaam op de gepunte bedstijl had neer gesmakt.
  
  De volgende avond brandde de boerderij waar de oude man woonde tot de grond af, voor de vrijwillige brandweer van de kleine plattelandsgemeenschap de vlammen kon doven. Het vuur was dertig meter hoog opgelaaid en had de aandacht getrokken van een agent die drie kilometer verder op de weg patrouilleerde. De agenten hadden van hun meerderen de opdracht gekregen alle ongewone voorvallen bij de boerderij te rapporteren, zonder dat hun verteld was wie er woonde. De man die de brand had ontdekt, had per radio de brandweer opgeroepen. Hij was ter plaatse gebleven en had iedereen uit de buurt van de puinhopen gehouden.
  
  Zijn rapport werd via de politieradio doorgezonden naar het hoofdkwartier van AXE en het was onze arts die lijkschouwing verrichtte op de drie verkoolde lijken die in de gloeiende as waren gevonden. Twee waren AXE-agenten die aangesteld waren als lijfwachten voor de geleerde. Ze waren ervan op de hoogte gesteld dat Camaj in de VS verwacht werd en dat ze op moeilijkheden konden rekenen. Maar hij had sneller toegeslagen dan iemand had verwacht, mede door het feit dat het 'rood alarm' van onze bron in Albanië vertraagd werd door een kapotte zender, AXE kreeg het bericht vier dagen te laat en dat was genoeg om Camaj de kans te geven die hij nodig had.
  
  Hawk had me vanuit Washington opgebeld op het AXE-kantoor in Manhattan, waar ik me regelmatig had gemeld terwijl ik onder de Albanese immigranten naar Camaj zocht. Op de beeldtelefoon die de twee kantoren verbond, zag ik dat zijn gezicht vermoeider was dan gewoonlijk. Zijn stem had een zware klank, die er gewoonlijk niet was. Hij nam een kapot gekauwde sigarenstomp van tussen zijn strakke lippen en vroeg: 'Heb je de dochter gezien, N3?'
  
  'Ja, meneer. Ik ben net terug uit haar flat. Huiveringwekkend.'
  
  'Hij is ons vierentwintig uur voor, N3, en we moeten hem inhalen.'
  
  'Dat verwacht ik vanavond te doen, meneer.'
  
  Ik vertelde van de afspraak die de moordenaar met de Albanese dienster had, ergens na middernacht. Ik vroeg hem er bij de immigratiedienst voor te zorgen dat Stash en de familieleden die hem zouden vergezellen, opgepikt zouden worden.
  
  'Als ze maar tot morgenochtend uit de roulatie zijn,' zei ik. Ik wilde niet dat ze kwamen opdagen in 46th Street om zich te bemoeien met de ontvangst die ik voor de moordenaar in petto had.
  
  'Ik zal ervoor zorgen,' zei Hawk. 'Ze kunnen een tijdje worden vastgehouden op verdenking van het gebruik van vervalste inreispapieren. Lang genoeg tenminste om jou je werk te laten doen.' Hawk hoefde me niet te zeggen wat dat werk was. Onder onze vijanden word ik Killmaster genoemd en N3 bij AXE; hoe dan ook, de titel of rang geeft me de bevoegdheid om een moord te plegen wanneer dat voor de veiligheid van ons land noodzakelijk is.
  
  'N3,' begon Hawk. Zijn stem viel even weg.
  
  'Meneer?'
  
  'Weet je al dat de agent die het meisje bewaakte met de hand werd gewurgd? Dat de keel letterlijk tot de helft van de normale dikte was dicht geknepen?'
  
  'Ja, meneer. Ik heb het rapport van de lijkschouwing gezien.'
  
  'Nou, de drie mannen in de boerderij, zelfs de oude man die niet veel waard was voor ons of voor hen - hij werd al aardig seniel, hebben ze me verteld - werden levend verbrand. Camaj kreeg onze mensen op een of andere manier te pakken, vermoedelijk één voor één. Hij brak hun armen en benen op verschillende plaatsen - het ziet er naar uit dat het met een breekijzer gedaan is - en toen goot hij aanmaakolie over ze heen. Nadat hij de rest van het huis met benzine doorweekt had, zette hij hen in brand. De arts gelooft dat ze geprobeerd hebben naar de deur te kruipen om te ontsnappen, maar hun armen en benen konden hen gewoon niet dragen.'
  
  'Ik zal eraan denken, meneer,' beloofde ik Hawk, wetend dat hij die informatie had doorgegeven als indirecte waarschuwing voor wat Camaj kon doen. Hawk zou het nooit kunnen opbrengen me op de man af 'wees voorzichtig' te zeggen. Dat zou, voor zijn manier van denken, de suggestie zijn geweest dat ik niet altijd al voorzichtig was. Ons respect voor elkaar was in de loop der jaren gegroeid tot een punt waar dergelijke woorden niet nodig waren.
  
  
  
  Zoals beloofd dacht ik inderdaad aan Hawks rapport over het afschuwelijke lot van onze agenten, toen ik in het smerige, stinkende trappenhuis op mijn prooi wachtte. Toen ik voor het eerst het vervallen gebouw verkende, realiseerde ik me dat, waarschijnlijk onbedoeld, Stash en zijn vrienden een strategisch punt hadden gekozen om hun wraak te voltrekken. Camaj moest de voordeur gebruiken als hij de begeerlijke Stella wilde bereiken. Ze was er niet. Ze zat samen met de anderen bij de immigratiedienst, aangezien ik niet kon riskeren dat Camaj haar ergens zou zien voor hij het huis bereikte.
  
  De woningen die naast het gebouw waar ik wachtte, hadden gestaan, waren afgebroken en de bewoners waren al lang opnieuw gehuisvest. Een aannemer wachtte nu ongeduldig op het verdwijnen van de laatste bewoners, zodat hij er een nieuwe parkeergarage kon neerzetten. Aan de andere kant van het huis was een oud gebouw met metalen platen voor de ramen om alcoholisten en junkies buiten te houden, tot ook dit tegen de vlakte kon.
  
  Om 4.15 stond ik op het punt het op te geven. De ochtend was nog maar een paar uur verwijderd en ik was er vrij zeker van dat Camaj een paar dagen zijn gezicht niet zou laten zien. Hij wist dat ze na zijn akelige successen naar hem zouden zoeken. Waar zat hij? Was er vanavond nog iemand gestorven? Had het AXE-dossier ongelijk, waar het zei, dat hij zijn moorden altijd vierde met een vrouw, pochend over zijn slachtingen terwijl hij met haar vrijde tot hij uitgeput was?
  
  Mijn gedachten werden onderbroken door snel naderende, zachte voetstappen. Ik riskeerde een snelle blik omhoog door de roestige leuning die het trappenhuis omgaf. Goddank voor zijn behoefte aan seks. Het moest Camaj zijn. Uit zijn dossier wist ik dat hij één meter negentig was en ongeveer 210 pond woog. Dat klopte met het gevaarte dat ik snel naar het vervallen gebouw zag lopen. Ik dook weer in de schaduw en wachtte af tot de voetstappen langs de keldertrap kwamen. Toen ging ik achter hem aan naar boven.
  
  Toen ik op de derde tree stapte, werd ik verraden door hetzelfde bierblikje dat bijna de dronkaard op mijn nek had laten smakken. Ik raakte het met mijn voet en het schoot rammelend de trap af. Ik keek op en ik zag Camaj op de stoep. Hij draaide zich razendsnel om en greep onder zijn jas. Ik trok sneller en ik had mijn Luger op hem gericht terwijl hij zijn hand nog onder zijn jas had.
  
  'Laat dat!' was het enige dat ik zei en hij was beroeps genoeg om zijn hand leeg van onder zijn jas te halen.
  
  Ik bewoog de Luger even en hij volgde de wenk op door van de stoep af te gaan. Hij hield beide armen recht langs zijn zij. Instinctief wist ik wat er nu zou gebeuren en de lichte klik toen het mes in zijn hand verscheen vertelde me dat ik gelijk had, wat betreft de armschede. De plop van het gedempte pistool dat in mijn hand opveerde, werd gevolgd door zijn gegrom toen zijn pols werd verbrijzeld en het mes op het trottoir viel.
  
  Geen spoor van pijn verscheen op zijn vlezige, kalme gezicht, toen hij me strak aankeek. Bloed droop over de hand waarvan de vingers onwillekeurig ineengeklemd waren.
  
  'Je horloge,' zei ik, met de Luger naar zijn linkerhand gebarend. Zijn wenkbrauwen gingen vragend omhoog. Een ogenblik moet hij gedacht hebben dat hij het slachtoffer was geworden van een dief. Toen zag ik dat hij zich realiseerde waarom ik het horloge wilde hebben. Volgens het AXE-dossier was het horloge zijn enige verkwisting. Zwaar, met een massieve gouden kast, had het zes jaar geleden zijn aandacht getrokken in een juwelierszaak in Genève. Hij had er 2400 dollar voor betaald en het veelvuldig gebruikt om indruk te maken op vrouwen. Stella had het er met Stash over gehad, nadat ze die eerste avond in het restaurant met Camaj had gesproken. Stash had het haar beloofd als beloning, als ze de moordenaar naar het rendez-vous lokte, 'AXE?' Zijn stem was gutturaler dan die van de meeste Albanezen met wie ik de afgelopen dagen had gesproken.
  
  Ik knikte.
  
  'Carter?'
  
  Hij leek verheugd toen ik opnieuw knikte. 'Ik ben gevleid dat ze de beste hebben gestuurd.'
  
  'De beste voor het ergste,' zei ik. 'Wel, laten we gaan. Om het huis heen en naar de achterkant.' Ik wilde hem in de schaduw hebben. Uit de buurt van toevallige voorbijgangers op straat. 'Maar eerst het horloge.'
  
  Hij hief zijn linkerarm en stak hem naar me uit. Hij trok hem wat terug toen mijn pistool naar zijn hoofd zwaaide. 'Ik vrees dat jij het af zult moeten doen,' zei hij meesmuilend. 'Mijn andere hand schijnt onbruikbaar te zijn.'
  
  'Probeer het maar. Ik weet zeker dat het een grote, sterke man als jij, die meisjes op bedstijlen kan gooien, wel zal lukken.'
  
  De glimlach verdween en hij ging met zijn rechterhand naar zijn uitgestoken arm. Het deed me goed een huivering van pijn over zijn gezicht te zien trekken. Zijn lange, dikke vingers trokken aan het grote horloge om zijn linkerpols en ik zag dat zelfs zijn knokkels met dik, zwart haar waren bedekt. Hij voelde steeds meer pijn en even dacht ik dat het hem niet zou lukken. Ineens ging het horloge echter los en hij mikte het door de lucht naar me toe. Ik ving het op, maar bloed vloog van zijn hand in mijn oog. Toen ik het weg knipperde, draaide hij zich om en rende naar de hoek van de Tenth Street.
  
  Nog verblind door de helderrode vlek, sloot ik mijn oog en liet ik me op één knie in de klassieke schuttershouding vallen. Ik moest hem stoppen voor hij bij de hoek en het fel verlichtte restaurant was. De Luger sprong op in mijn hand en hij wankelde toen zijn rechterknie doorzakte. Mijn volgende schot trof hem in de rechterkuit. Ik wilde hem niet in beide benen faken, want dan moest ik hem als een dood gewicht meezeulen. Hij sloeg tegen de grond vlak bij de steeg waar de vuilniswagen geparkeerd stond. Toen ik op hem af rende keek hij me woest aan en zei met schor gekraak: 'Mooi schot, meneer Carter.'
  
  'Sta op. Snel!' beval ik, het knorrige compliment negerend. Ik verwachtte ieder moment de mannen van de vuilniswagen uit het restaurant terug. Ik realiseerde me dat ze al meer dan een uur binnen waren.
  
  Iets in de manier waarop ik het zei, moet hem gezegd hebben dat hij beter geen tijd kon verknoeien aan geintjes en hij hees zich overeind. In mijn hoofd vormde zich snel een plan en zijn volgende zet zei me dat het het enige was dat ik kon doen.
  
  Hij dook op me af. Zijn linkerhand graaide naar mijn keel en riep een herinnering op aan het rapport dat het had over een keel die verpletterd was door vingers die een gorilla-achtige kracht bezaten. Ik ging opzij, greep zijn jas en gebruikte zijn eigen snelheid om hem een pirouette te laten draaien naar de achterkant van de vuilniswagen. De stalen rand van de laadbak trof hem in zijn dij, vlak boven de knie waar hij al een schotwond had opgelopen. Hij viel voorover. Zijn hoofd sloeg met een dreun tegen een van de zware messen. Weefsel en bot gingen kapot. Hij zakte in elkaar en hing tenslotte voor meer dan de helft in de laadbak.
  
  Ik schoof de Luger weer in zijn holster, greep zijn voeten en wrong de plompe moordenaar helemaal in de bak. Zijn bloed glansde zacht op de maalmessen. Toen ik naar de cabine liep, zag ik dat mijn ingeving juist was. De sleutels zaten in het contact. Wie zou er ook een wagenlading vuilnis stelen?
  
  Ik handelde nu snel. Ik startte de motor, hopend dat het gedempte gegrom niet boven het gejank van de jukebox in het restaurant uit gehoord zou worden. Ik stapte uit de cabine en ging naar de bewusteloze Camaj. Zijn hoofd lag in een vreemde hoek gedraaid en elke keer dat hij ademde zag ik bloed tussen zijn wrede lippen borrelen.
  
  Je komt terecht waar je hoort: bij de rest van het vuil, dacht ik, toen ik aan de hefboom trok die het maalmechanisme in werking stelde. Toen ik me omdraaide begon het eerste mes met een dreigend, schrapend gerommel omlaag te komen. Ik sprintte over straat en de hoek om naar Tenth Avenue. De in het groen geklede vuilnismannen die uit het restaurant kwamen rennen, zagen me waarschijnlijk niet eens meer.
  
  Toen ik wegrende, kon ik niet zeggen of het hun kwade kreten waren die ik achter me hoorde, of mogelijk de laatste doodskreet van een mens.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  'Deze micropunt is achterin het horloge van Camaj gevonden, N3.' Hawks stem kwam vanuit het donker buiten de bundel die op het scherm in de projectieruimte van het hoofdkwartier van AXE was gericht.'Ik heb het door het laboratorium laten onderzoeken.' Ik wist dat hij dat zou doen toen ik hem, bij mijn terugkeer uit Manhattan, het horloge gaf. De grondigheid van de oude man had al lang geleden mijn bewondering geoogst. Geen detail was te klein om onderzocht te worden, geen mogelijkheid te ver gezocht om bestudeerd te worden. Het zag er naar uit dat zijn intuïtie weer wat opgeleverd had, ofschoon ik, toen ik naar het scherm keek, geen idee had op welke manier. In de geprojecteerde micropunt, ongeveer vijfhonderd maal vergroot, verscheen iets dat leek op een tijdschema of werklijst, maar data ontbraken. Camajs instructies waren enkel aangegeven met Eerste dag, Tweede dag, enzovoorts. Op de lijst las ik dat de moordenaar een sleutel moest ophalen die voor hem was achtergelaten in een enveloppe met de naam Gregor Tolchin - de naam op zijn valse paspoort - bij het loket Poste Restante van het Grand Central Post Office op Lexington Avenue in Manhattan. Dat was alles wat hij op de Eerste dag had te doen. De volgende dag moest hij de sleutel gebruiken om een pakje -geld? vroeg ik me af - uit een bagagekluis op Grand Central Station te halen. Vervolgens moest hij, allemaal volgens schema, een vliegtuig nemen naar West Palm Beach in Florida, een wagen ophalen die onder zijn aangenomen naam was gereserveerd bij Thrifty Rent-a-Car, naar een motel aan South Dixie Highway gaan en daar verdere orders af wachten.
  
  'Florida?' dacht ik hardop. 'Wat moest Camaj in Florida?'
  
  Toen Hawk zich realiseerde dat ik de lijst had doorgelezen, sprak hij door de telefoon met de projectiecabine. 'Dat was het - licht aan alstublieft,' en toen de lampen aangingen, antwoordde hij: 'Dat ga jij uitzoeken en nog iets anders waar ik me al enige tijd over verwonder. Laten we naar mijn kantoor gaan, dan zal ik je er daar over vertellen.'
  
  Toen we het zaaltje uitliepen en de gang naar zijn kantoor in gingen, zei Hawk: 'Tussen twee haakjes, we zijn klaar met dat horloge, voor het geval je het wilt hebben.'
  
  'Ik dacht dat u het wilde terugzenden naar Albanië, meneer.'
  
  'Dat is niet nodig, N3. Dank zij jouw nogal opvallende manier om je van vuilnis te ontdoen.'
  
  Ik wist dat hij doelde op de krantenartikelen over de man die 'als een hoop vuil', zoals een koppenschrijver met een buitenissig gevoel voor humor had geschreven, was gevonden in een vuilniswagen. Wat ik niet begreep was dat de kranten de man zo snel hadden geïdentificeerd als Gregor Tolchin. Ik vroeg Hawk er naar.
  
  'We hebben wat geholpen,' zei hij glimlachend. 'De afdeling Manhattan suggereerde de politie dat ze in een bepaald hotel bij Times Square, waar Camaj logeerde, moest vragen naar een grote man die net het land was binnengekomen met een lading verdovende middelen. Het kostte de detectives niet veel moeite de kamer te doorzoeken en zijn valse paspoort te vinden en de beschrijving daarvan in verband te brengen met die van het lijk in de vuilniswagen. We zorgden ervoor dat een van onze contactmensen het verhaal liet uitlekken naar de kranten. Ik denk dat het bericht verdomd snel in Albanië was. En heel duidelijk.'
  
  Ondertussen hadden we zijn kantoor bereikt. Hawk wees me een stoel, terwijl hij achter zijn bureau ging zitten en een ernstig verminkte sigarenpeuk uit de asbak viste. Tot dusver hield hij zich aan zijn een week oude, niet-roken belofte.
  
  'Ik was toch al van plan je naar Florida te sturen, N3,' begon hij. 'En die Camaj-kwestie zal alleen wat extra werk betekenen.' Hij zweeg even om naar de la te grijpen waar hij gewoonlijk zijn lucifers bewaarde, schudde toen vastberaden zijn hoofd en stampte de sigaar in de asbak. 'Wat weet je over Creighton Davies,' vroeg hij plotseling.
  
  Ik zocht de naam op in mijn geheugen-dossiers, kreeg slechts een flikkering van herkenning en zei: 'Hij is min of meer de Howard Hughes van Canada, niet?'
  
  'Ik vermoed dat hij meer dan dat is, N3,' gromde Hawk, terwijl hij een rode dossiermap oppakte - de kleur betekende Ultra Geheim - en over het bureau schoof. 'Je kunt later de details lezen. In het kort is dit wat we momenteel over Davies weten:
  
  Creighton Davies vestigde zich aan het eind van de jaren veertig in Nova Scotia - Halifax om precies te zijn. Hij kwam uit Engeland met geld dat hij geërfd had van zijn ouders die kennelijk aardig in goede doen waren en om het leven kwamen bij een auto-ongeluk vlak voor het eind van de Tweede Wereldoorlog. Davies was kapitein bij de RAF en op het moment van hun dood krijgsgevangene.' Hawk legde uit dat Davies was ontsnapt uit een concentratiekamp in Duitsland en teruggegaan was naar Wales, waar zijn vader een welgestelde, hoewel weinig bekende, landeigenaar was geweest. Daar hij geen andere bloedverwanten had en hij, naar men zegt, niet geïnteresseerd was in het hernieuwen van de vriendschappen uit zijn jeugd - misschien door zijn verdriet over het verlies van zijn ouders - verhuisde hij naar Canada.
  
  Later ontdekten we,' vervolgde Hawk, 'dat hij op een onbekende manier ongeveer een miljoen pond naar banken daar overmaakte. Toen we hem begonnen te controleren, om redenen die ik zo zal noemen, ontdekten we dat het bedrag veel groter was dan de voormalige zakenvrienden van Davies' vader verwacht hadden dat het bezit zou opbrengen. De Londense afdeling rapporteerde echter dat de oude heer Davies een bescheiden Welshman was, die heel weinig over zijn zakelijke belangen praatte, het bedrag kan dus best uit het landgoed zijn gekomen.'
  
  Die miljoen pond als basis gebruikend, vervolgde Hawk - hij wees er op dat toentertijd dat bedrag een waarde vertegenwoordigde van $ 5 miljoen - heeft Davies door uitgebreide investeringen overal ter wereld zijn fortuin vele malen vermenigvuldigd.
  
  'Op dit moment,' zei Hawk, 'wordt Davies' fortuin ergens tussen de 100 en 400 miljoen dollar geschat. Het is moeilijk te zeggen, omdat zijn bedrijven niet openbaar - hij is de enige eigenaar - en zo wijdverspreid zijn. Waar ik me zorgen over maak is niet hoeveel geld hij heeft, maar wat hij ermee doet.'
  
  Hij vertelde dat Davies zo'n zes maanden daarvoor begon op te duiken in rapporten van AXE-afdelingen in het hele land. De meeste informatie kwam van onze financiële experts die de geldbronnen van radicale groeperingen in de gaten hielden. 'En een computer-outprint vertelde ons dat Davies aan bijna allemaal geld uitdeelde,' zei Hawk. 'We begonnen hem nauwkeuriger te bekijken en ontdekten dat de meeste wapens geleverd aan terroristische groepen betaald werden via één van Davies' bedrijven of door hem persoonlijk. Ook werden een hoop van die wapens vervoerd met zijn schepen of vliegtuigen,' vervolgde Hawk. 'Je zult zien wat ik bedoel als je die rapporten doorleest. We weten niet waarom hij het doet en of hij het werkelijk doet. Het kan iemand in de top van zijn bedrijf zijn. Op het moment lijkt dat een goede mogelijkheid, omdat Davies altijd, uiterlijk tenminste, een krachtig verdediger van rechtse ideeën en kandidaten is geweest. We hebben ontdekt dat hij een belangrijke steun is voor kandidaten die je met recht fascistisch kunt noemen - het soort mensen dat vindt dat je eerst moet doden en dan pas vragen stellen. Ook leent hij hun zijn beste talent als geldwervers en publiciteitsadviseurs. Dat is de paradox waar ik een verklaring voor wil hebben, N3, en ik wil dat de geldstroom naar de terroristen wordt stopgezet. Wat voor middelen je ook nodig vindt, ik wil dat er een einde aan komt. Lees vanavond dat dossier door. Ik denk dat het het beste is dat je hier op het kantoor slaapt, zodat alle informatie die je nodig hebt, meteen voor handen is. Morgenochtend neem je een vliegtuig naar West Palm Beach. Daar moest Camaj heen en het vliegveld is tevens voor de bestemming Palm Beach.'
  
  'Palm Beach?'
  
  'Daar houdt Creighton Davies toevallig net vakantie. Morgenochtend weet je meer als je meteen begint te lezen.' Hij drukte een knop van de intercom in en instrueerde de kwartiermeester een kamer voor me klaar te maken. Toen ik de rode map pakte en me omdraaide om te gaan, hield Hawk me met een gebaar tegen en opende een la in het bureau. 'Ik denk dat jij wel weet wat je hiermee wilt doen,' zei hij, terwijl hij me Camajs gouden horloge gaf.
  
  'Ja, meneer,' zei ik. Toen ik naar de deur liep besloot ik, dat ik Hawks secretaresse zou vragen om een doosje en pakpapier. Ik zou een paar minuten van die avond gebruiken om een pakje te maken dat ik de volgende dag naar New York zou sturen. Ik wilde Stash laten weten dat hij zich niet druk hoefde maken over de moordenaar van zijn zuster en lek. En ik wist dat hij het horloge zou weggeven aan een dapper meisje dat de moordenaar naar het lot had gelokt dat hij verdiende.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Toen ik mijn hand uitstak naar mijn horloge op het nachtkastje naast het bed, bewoog de kleine gestalte die naast me genesteld lag zich even. Het was bijna middernacht en als Lily niet gauw wakker werd, zou ik haar moeten wekken uit de door hartstocht opgelegde slaap die haar zo'n twee uur eerder had opgeëist. Op dat moment hadden we bijna drie uur gevrijd, met erotische tussenpozen die opgeklommen waren van de zachtste vederlichte strelingen tot vlagen van puur dierlijke lust. Ik was verbaasd geweest over de hartstochtelijke natuur die verborgen lag in dat kleine, zon gebronsde lichaam naast me.
  
  Haar kleine hoofd lag in de boog van mijn arm en de elegante voetjes rustten naast mijn knieën. Ik was minstens dertig centimeter langer dan Lily. Ze woog zo'n negentig pond, maar ieder ons was sensualiteit. Haar peervormige borsten met donkere tepels die iets te groot leken voor dat slanke figuurtje, waren in mijn zij gedrukt en toen ze zich iets draaide boog een been zich verleidelijk over mijn naakte dij. Toen ik mijn blik weer richtte op het poppige gezicht, omlijst door ravenzwart haar dat bijna tot haar smalle middel viel, -knipperden haar lange zwarte wimpers even. Plotseling gingen de oogleden open en toonden grote, amandelvormige ogen. De donkerbruine irissen verwijdden zich een ogenblik bijna angstig en werden weer zacht toen ze zich realiseerde waar ze was en bij wie.
  
  'Oh, Nick. Ben ik in slaap gevallen? Het spijt me.' De stem was hees en loochende de onschuld van haar gezicht. 'Ik zal het goedmaken.'
  
  Een slanke arm gleed over mijn borst omlaag en vingers met lange, gelakte nagels begonnen me te strelen met een ervaring die in tegenspraak was met haar uiterlijk. Snel opgewekt wilde ik me naar haar toe draaien maar haar plagende hand verliet mijn zwellende geslacht en drukte me weer neer. 'Stil liggen, Nick. Laat mij het doen. Tenslotte heb ik gerust.'
  
  Haar lach was tegelijk spottend en veelbelovend. Met de gratie van een ruiter die een circuspaard bestijgt, zwaaide ze omhoog en ging schrijlings op me zitten. Ze boog zich voorover om een kus te planten op mijn lippen die door haar flitsende tong werden gescheiden.
  
  Terwijl onze monden over elkaar sloten en onze tongen elkaar verkenden, hief ze haar dijen om zich over me heen te zetten. Toen liet ze zich weer zakken en nam me met haar andere vochtige lippen in zich. Ze begon op en neer te stoten op mijn gezwollen, bonzende geslacht.
  
  Als een jockey bereed ze me, tot ze tenslotte haar mond van de mijne nam en zich oprichtte, zich zo diep mogelijk aan me vastspiezend. De laaiende ogen vernauwden zich katachtig toen ze op mijn gezicht neer keek, zich steeds weer opheffend en dan weer neerstotend met stijgende opwinding. 'Streel me, Nick. Speel met me,' fluisterde ze bijna smekend.
  
  Mijn handen gingen omhoog naar haar borsten en ze begon haar lichaam heftiger op en neer te stoten. Terwijl mijn duimen over haar harde tepels wreven, voelde ik hoe haar krampen mijn geslacht omklemden. 'Nu Nick, nu!' smeekte ze. Ik kromde me naar haar stoten toe en schokken sloopten haar lichaam toen we herhaalde malen samen klaarkwamen. Toen de storm ging liggen, bleef ze zitten en rust verspreidde zich over haar gezicht. De goud gebruinde huid die strak om haar jukbeenderen had gezeten, ontspande zich en een ogenblik leek ze in een andere wereld te zweven. Even plotseling verwijdden haar ogen zich weer en ze zei hijgend: 'Nick, hoe laat is het?'
  
  Nogmaals ging mijn hand naar mijn horloge. 'Het is half een.' Zo jeugdig als bij een tiener gleed opluchting over haar gezicht en haar lippen gingen uiteen in een brede grijns. Ze schudde haar hoofd en het lange zwarte haar sloeg zacht over mijn gezicht toen ze zich weer voorover boog om me te kussen. 'Prima. Een ogenblik was ik bang dat hij al terug kon zijn en zou merken dat ik er niet was.'
  
  Toen onze lippen bij elkaar kwamen, dacht ik: 'Maak je geen zorgen, Lily. Mijn telefoon zou zijn gaan bellen op hetzelfde moment dat de zwarte Rolls van Creighton Davies naar het hotel zou gaan.
  
  
  
  De avond dat ik Hawks dossier over de geheimzinnige Canadese miljonair las, had ik besloten dat Lily Chan Lee mijn beste kans was om in contact te komen met Davies en zijn gezelschap. Misschien had de foto die aan het rapport vastzat me geholpen bij dat besluit. Het was maar een kiekje, genomen met een verborgen kamera toen ze het bruine zandstenen huis van Davies in Manhattans East Side verliet, maar haar schoonheid kwam goed over. Kennelijk genomen op een warme dag, toonde het haar in een strakke spijkerbroek die aan haar slanke benen kleefde alsof ze van hem waren en een T-shirt dat even bezitterig deed met haar weelderige borsten.
  
  Ik zou het prettig hebben gevonden als het memorandum dat het fotootje vergezelde even onthullend was geweest als Lily's kleren. AXE-ny wist alleen dat ze een vluchtelinge uit Singapore was, die sinds drie maanden Davies' secretaresse was. Immigratie was niet in staat geweest een datum van binnenkomst in ons land te vinden, maar de dossiers werden nog steeds verder nagegaan. Er was een notitie dat immigratie haar had willen oppakken, om haar inreispapieren en arbeidsvergunning te bekijken, maar die actie was afgelast door onze agent daar, die geen argwaan wilde wekken bij Davies en zijn mensen. Aangezien Lily in het huis van Davies op East 63rd Street woonde, was het niet mogelijk van een behulpzame portier te weten te komen hoe lang ze al op het huidige adres woonde.
  
  Het feit dat ze uit Singapore kwam, was afkomstig van een spraakzame Chinese tiener die bij Gristedes supermarket werkte, waar ze af en toe boodschappen deed en die al maanden had geprobeerd een afspraakje met haar te maken.
  
  De verliefde winkeljongen onthulde aan een AXE-agent, die zich voordeed als een vriendelijke klant, dat hij eens zijn lunchpauze had gebruikt om spullen af te leveren aan Lily's adres, in de hoop haar beter te leren kennen. Zijn pogingen werden echter doorkruist door die 'grote gorilla' die de deur van de dienstingang had opengedaan.
  
  Ik wist dat die gorilla, Hans Koenig moest zijn, Davies' chauffeur en lijfwacht, AXE-NY had voor een foto gezorgd, waarop hij uit die dienstingang kwam. Aan de manier waarop hij de deuropening vulde, kon ik zien dat hij ongeveer een meter vijfennegentig was en zo'n 240 pond woog. En het zag er niet uit als vet. Hij was zo'n gast waarvan je meteen wist dat hij een en al spieren was. De zware wenkbrauwen boven de varkensoogjes deden vermoeden dat zijn hersenen ook wel eens een en al spieren zouden kunnen zijn.
  
  Dat was echter niet het geval, had ik gehoord, nadat ik die avond via de scrambler-telefoon had gesproken met Rusty Jay, hoofd van de AXE-afdeling in Halifax, Nova Scotia. Als veteraan van de OSS en later hooggeplaatst ClA-agent, voor hij door Hawk gerekruteerd werd, had Rusty de leiding gekregen van de Canadese kant van de zaak Davies.
  
  'Laat Koenigs uiterlijk je niet bedotten, Nick,' had Rusty me gewaarschuwd. 'Al ziet hij er dan uit als een Cro-Magnonmens, er zitten hersenen onder dat geschoren hoofd. Volgens wat we in korte tijd hebben kunnen ontdekken, is hij meer dan alleen Davies' lijfwacht. Hij heeft toezicht gehouden op de arbeiders die Davies' eilandfort hebben gebouwd en wanneer zijn baas daar verscholen zit, neemt hij persoonlijk de leiding van de beveiliging op zich.'
  
  Ik vroeg Rusty naar mogelijke andere informatie die hij wellicht had over de andere reisgenoot van Davies, Conrad Wendt. Het dossier meldde dat Wendt optrad als Davies' secretaris en administratieve assistent.
  
  'Maar Wendt is meer dan dat,' zei Rusty. 'Ik geloof dat hij het brein is achter menige financiële coup van Davies. Tot nu toe hebben we niet veel over hem kunnen ontdekken. We weten dat zowel Koenig als Wendt al bij Davies is sinds hij naar Canada kwam. Maar geen van beiden gaat met iemand om als ze in Halifax zijn. Het zijn bijna net zulke kluizenaars als hun baas.'
  
  Een vriend van Rusty kende de man die de grote conservenfabriek van Davies in Nova Scotia dreef. Via hem had Rusty wat gegevens gekregen over de manier waarop Davies zijn bedrijven bestuurde - tenminste, één ervan. 'Hij bemoeit zich kennelijk niet met de dagelijkse gang van zaken van de fabriek,' had Rusty me verteld. 'Zolang het bedrijf meer winst maakt dan het jaar ervoor, laat hij alles met rust. Wendt komt een paar keer per jaar, als ze allemaal hier zijn, de boeken controleren en dat is alles. Hij vertelt de baas van het bedrijf hoeveel Davies verwacht dat de fabriek de volgende' zes maanden zal omzetten en dan vertrekt hij. Hij schijnt een genie met getallen te zijn. Als hij een paar uur naar een balans heeft gekeken, kan hij precies zeggen welke uitgaven en inkomsten normaal zijn en waar de zaken aangetrokken moeten worden.'
  
  'Wat vindt die vriend van jouw vriend persoonlijk van Davies?' had ik Rusty gevraagd.
  
  'Hij heeft hem nooit ontmoet. Bij tijd en wijle krijgt hij vreemde opdrachten van Davies. Niet rechtstreeks, altijd via Wendt, maar dat schijnt hetzelfde te zijn. Gewoonlijk wil hij dat een van de vissersboten naar Halifax gaat, kisten ophaalt van een vrachtschip en die dan rechtstreeks naar Davies' eiland brengt. Of hij moet een van de boten spullen laten ophalen in de haven van het eiland en ze op een afgesproken punt op zee overladen in een vrachtschip.'
  
  Ik had hem gevraagd of ooit iemand de lading die bij dergelijke speciale opdrachten werd vervoerd gezien had, maar Rusty zei dat hij geen zeeman had kunnen vinden die het gezien had. 'Het is behoorlijk lastig met die knapen te praten. Mijn mensen proberen hen op te sporen, maar meestal zijn ze op zee. Als ik iets te horen krijg, zal ik het je laten weten, Nick.'
  
  Toen ik Rusty vertelde dat hij me kon bereiken in het Elliott Hotel in Palm Beach, aangezien Davies en zijn gevolg daar op het moment woonden, was zijn antwoord geweest: 'Pas op dat je je niet brandt, mijn jongen, en ik bedoel niet aan de zon van Florida.'
  
  Ik wist precies wat hij wel bedoelde.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Normaal gesproken zou het onmogelijk zijn geweest een kamer te krijgen in het Elliott Hotel op het hoogtepunt van het winterseizoen. Palm Beach zit op die tijd van het jaar barstensvol en de sjiekste van de rijke mensen gaan naar het Elliott, ondanks het feit dat het in de stad staat in plaats van langs de zee zoals de meeste hotels van naam. Toen ik aankwam wachtte mijn kamer al op me, compleet met grote fruitmand - met de complimenten van de direktie. Hawk had daarvoor gezorgd. Later ontdekte ik dat één van de stafleden van het Elliott een oude vriend van hem was uit zijn OSS-dagen in de Tweede Wereldoorlog.
  
  Bijna zodra de piccolo met de lift naar beneden ging, was Mark Downey, de AXE-man in dat gebied, langs gekomen. Ondanks zijn drie-twee codeklopje was mijn pistool verborgen onder het colbert dat over mijn arm hing, toen ik de deur opendeed.
  
  'Ah, de oude Luger-onder-colbert truuk', zij Mark glimlachend toen hij de kamer in liep, automatisch bukkend hoewel hij maar een meter vijfennegentig van de vloer verwijderd was en nog net de bovenkant van de deurlijst niet raakte.
  
  Ik gooide het colbert op bed, deed het pistool in de holster en stak toen mijn hand uit, met de palm vlak omhoog en zei: 'Hallo, schatje, wat is er loos.'
  
  Mark sloeg zijn enorme hand op de mijne en maakte de rituele Knicks begroeting. Hij was nooit helemaal doorgedrongen tot het niveau van de profs, maar hij was één van de grootste college-basketballsterren geweest voor hij het er aan gaf na zijn promotie, om leraar te worden in zijn hoofdvak, Amerikaanse literatuur, op een onbeduidende universiteit in de staat New York. De Korea oorlog had dat allemaal veranderd. Al snel had hij naam gemaakt in de contraspionage. De veldanalyse-eenheid van AXE had Marks werk onder de aandacht gebracht van Hawk en die slaagde er op een of andere manier in bij de hand te zijn toen Mark zijn ontslagformulier kwam afhalen.
  
  Ik ontmoette hem voor het eerst in Tokio en we konden het meteen goed vinden. Iedere keer dat ik een opdracht in het Verre Oosten kreeg, die me naar Marks gebied voerde, ontmoetten we elkaar
  
  voor een heleboel bourbon en een goed gesprek. Hawk en ik waren allebei geschrokken toen we hoorden dat een beenwond die hij in de oorlog had opgelopen, hem een hoop last bezorgde en dat hij vrijwillig zijn ontslag had ingediend.
  
  Ik herinnerde hoe Hawk had gegromd: 'Zijn hersenen werken toch nog,' en hem had overgeplaatst naar een relatief vredig bureau, als het hoofd van de sector Midden-Florida.
  
  Zijn ogen achter de nogal uilachtige bril flonkerden toen ze mijn weelderig ingerichte kamer opnamen en als Groucho Marx wiebelde hij met zijn snor toen hij zei: 'Zeg het toverwoord en de revue-girls komen te voorschijn.'
  
  We kwamen echter snel ter zake en Mark bracht me op de hoogte van de activiteiten van Creighton Davies sinds Hawk de boodschap had gestuurd hem en zijn mensen te schaduwen. Hij begon me te vertellen dat de geheimzinnige man en zijn twee altijd aanwezige schaduwen, Koenig en Wendt, bijna iedere avond weggingen.
  
  'En je zult niet geloven wat voor soort kerels ze ontmoeten,' zei Mark. 'Noem maar een politieke groepering en Davies praat ermee, of hij nou links of uiterst rechts is. Tot dusver heeft hij Castrofielen, anti-Castrofielen, communistische sympathisanten uit Atlanta en New Orleans, leden van het Zwarte Bevrijdingsleger en een stel knapen van wie we vermoeden dat ze in verbinding staan met de Weather Underground gehad, maar ook de leiders van de Ku Klux Klan in Florida. Ik heb een lijst van hen voor je. Je kunt hem later doornemen en dan opeten.'
  
  Ik nam de map aan die hij uit zijn aktetas haalde en legde hem op tafel. 'Over eten gesproken, wat zeg je ervan om iets naar boven te laten sturen?' vroeg ik.
  
  'Laten we later eten,' zei Mark. 'Nu heb ik een vraag voor je. Waar denk je dat Davies die vergaderingen met die gasten houdt?'
  
  'Dat is wat jij mij moet vertellen.'
  
  'Op het jacht Voyager.'
  
  De naam klonk bekend. 'Is dat niet...'
  
  'Juist. Die 33 meter lange schoonheid is het bezit van de geachte afgevaardigde H. Waverly Smith, congreslid en enige eigenaar van de Smith Home Oil Company.'
  
  'Is hij ook in de stad?' vroeg ik, me herinnerend dat ik aan boord van het vliegtuig een artikel over Smith had gelezen in een Washingtonse krant. 'Ik dacht dat hij bezig was met het uitroeien van "communisten" in de actiegroepen die proberen te voorkomen dat de grote oliemaatschappijen alle boorrechten voor de kust inpikken.'
  
  'Dat doet hij ook,' zei Mark. 'Maar zijn jacht is hier in zijn privé-haven in Lake Worth achter zijn landgoed.'
  
  'H. Waverly zou acuut een toeval krijgen als hij wist dat die radicalen waar je het over had op zijn schip zijn geweest,' zei ik. 'Hoe ziet het er uit als een man die onder de kreet "Amerika voor de Amerikanen" wil meedingen naar het presidentschap, toestaat dat dergelijke groepen en hun sympathisanten aan boord van zijn eigen schip komen?'
  
  Mark zei dat hij er niet zeker van was of Smith wist dat Davies het jacht gebruikte voor zijn clandestiene vergaderingen. 'Ik kwam er achter door Kenny Mueller - dat is een plaatselijke artiest die alles weet wat hier gebeurd en iedereen kent - dat Smith en Davies ouwe makkers zijn. Gewoonlijk duikt Smith op als Davies in Palm Beach is en dan houden ze een privé-feestje in een heel pluche club. Het gerucht gaat dat er ongeveer een miljard dollar vertegenwoordigd is als Smith en zijn makkers samenkomen om met Davies feest te vieren.'
  
  'Zijn je jongens er ooit in geslaagd het jacht af te luisteren, Mark?'
  
  'Geen denken aan. Ik ben er in geslaagd het landgoed binnen te dringen en bijna bij de haven te komen. Maar de bemanning van Smith is altijd aan boord en de kapitein heeft een paar mannen op de loopplank geposteerd. Er zijn geen wapens te zien, maar ik weet dat ze ze dragen.'
  
  'Wat bedoel je met jij bent op het landgoed geweest? Je hoort hier niet het veldwerk te doen. Heeft Hawk niet een stel agenten uit Miami, Tampa en Orlando overgeplaatst om met je samen te werken?'
  
  Mark zwaaide met een van zijn grote handen om mijn protesten af te breken. Hij wist dat hij geen risico's mocht nemen, omdat hij, graag of niet, op de lijst van gehandicapten stond. 'Kom nou, Nick. Je weet dat ik dit niet aan me voorbij kan laten gaan. Het is lang geleden dat ik het gevoel had dat ik leef. Dit Palm Beach kantoor is alleen maar een rusthuis voor kerels van wie Hawk het niet over zijn hart kan krijgen ze af te voeren.'
  
  Het had geen zin met hem te twisten, omdat hij gelijk had, maar ik probeerde het toch. 'Je wordt geacht ons brein hier te zijn. Jij maakt de plannen voor dergelijke operaties, je voert ze niet uit. Als Hawk er achter komt ontslaat hij je.'
  
  'Maar hij komt er niet achter, wel, Nick? Je weet dat als de oude man me nerveus maakt ik misschien mijn tong voorbijpraat en hem vertel over dat meisje van die grote boze KGB die destijds in Hongkong aan je is ontkomen.'
  
  Hij had me en wist het. 'Mijn orders hielden niet in dat ik haar moest elimineren en... ' Marks gelach onderbrak me en ik deed met hem mee. 'Okee, slimme rat,' zei ik. 'Hawk zal er niets over horen, maar pas op jezelf. Camaj was op weg hierheen om iemand te ontmoeten. En als er profs als hij betrokken zijn in die zaak met Davies, kan het een behoorlijke rotzooi worden.'
  
  We belden om eten voor Mark verder ging over de indeling van het hotel en Davies' suite, waarvan hij vertelde dat het een van de dakwoningen van het Elliott was.
  
  
  
  'Alles in orde, meneer Carter?' De stem sleepte iets waardoor hij meer naar Texas klonk dan het zuiden zelf. De blondine die zich over me heen boog, was lang genoeg om in Texas geboren te zijn. Vanachter mijn gecoate zonnebril had ik gezien hoe haar bijna te rijpe lichaam, tussen de witte ligstoelen door, over het zorgvuldig onderhouden gazon rond het zwembad van het Elliott deinde. Zij beheerde het zwembad. Ze stopte voor een groet bij bijna ieder op de stoelen uitgestrekt lichaam - lichamen met huiden die varieerden van gepijnigd roze tot diep brons. Af en toe ging ze naar het badhuis om een groot, groen badlaken te brengen naar iemand die net een duik in het zwembad had genomen.
  
  'Prima, dank je, Andie,' zei ik.
  
  'Ziet er naar uit dat ik me geen zorgen hoef te maken of u niet te veel Palm Beach-zon krijgt. U was al behoorlijk bruin toen u hier kwam en het is mooier geworden in de drie dagen dat u hier bent.' Andrea Colemans ogen genoten kennelijk van wat ze zagen toen ze me opnamen, want ze gingen nog een keer op en neer voor ze zich nog verder voorover boog. Daarbij gunde ze me nog een betere blik op de spectaculaire geul die op zijn plaats werd gehouden door een minuscule bikinibeha.
  
  'Je hebt een prima geheugen. Mijn naam, hoe lang ik hier ben.' Ik schonk haar een trage glimlach.
  
  Ze bloosde en richtte zich op. 'Uh... ik hoorde hoe een van de piccolo's u gisteren omriep en ik denk dat ik me de naam herinner omdat ik een oom in Houston heb die Carter heet.'
  
  Tien punten voor mij omdat ik gelijk had wat betreft Texas, dacht ik bij mezelf en trek tien punten van jouw totaal af, Andie, omdat ik gisteren niet bij het zwembad omgeroepen ben. Ik kreeg meer belangstelling voor de blondine met de prachtige benen. 'Nou, zeg. Dat is verdomd goed combineren,' zei ik tegen haar. 'Heb je ooit een geheugencursus gevolgd of is het aangeboren?'
  
  'Het was gewoon een van die dingen die je je herinnert,' zei ze weer in de war, want ze wist dat ik wist dat ze loog. 'Uh, oh. Ziet er naar uit dat ik weer een klant voor een badlaken heb. Ik zie u nog wel en als u iets wilt, vraag het dan maar, meneer Carter.'
  
  'Nou en of,' zei ik toen ze zich weg haastte naar een oude dame die uit het ondiepe van het zwembad kwam. Mentaal noteerde ik dat ik Mark Downey haar achtergrond moest laten controleren en draaide me toen weer naar het viertal waarop ik me geconcentreerd had voor Andie me stoorde. Drie van hen zaten samen onder een van de parasols met blauwe en witte franjes die de witte smeedijzeren tafeltjes op het terras langs het zwembad beschaduwden. Van Hawks dossierfoto's herkende ik Creighton Davies, Conrad Wendt en Hans Koenig. Zoals gebruikelijk namen ze hun lunch en dagelijks zonnebad tegelijk. Af en toe onderbrak een zacht zoemen hun gesprek en dan nam Wendt de aktetas op die naast hun tafel stond. Vervolgens haalde hij er een telefoon uit en gaf die gewoonlijk door aan Davies, nadat hij gehoord had wie er belde. Ik wist van Mark Downey's rapporten over alle telefoongesprekken van en naar Davies' suite, dat er erg weinig van enig belang werd gezegd via het schakelbord van het hotel. We waren bezig toestemming te krijgen om alle gesprekken af te luisteren van zijn twee telefoons in de Rolls en die van de aktetas, maar om de dingen volgens de wet te doen kost tegenwoordig zoveel tijd. Meestal kostbare tijd.
  
  De vierde man nam het drietal gespannen op vanaf een tafeltje vlak bij. Ik had hem de vorige dag voor het eerst gezien toen ik naar beneden was gekomen om een plaats te zoeken waar ik Davies en zijn makkers tijdens hun lunchvergadering in de gaten kon houden.
  
  Ik had me net uitgestrekt op één van de witte ligstoelen, toen hij uit het zwembad kwam en naar me toe begon te lopen. 'Hoe was het water, meneer Kaplan,' hoorde ik het Texaanse stuk roepen. Toen hij stopte bij een stoel vlak bij de mijne, glimlachte hij en zei: 'Heerlijk, Andie. Ik had er de hele dag in kunnen blijven, maar ik krijg honger'. Toen, zich plotseling bewust dat ik naar hem keek, pakte hij een lange badstof strandjas en trok hem aan, maar niet voor ik de bekende tatoeage aan de onderkant van zijn rechteronderarm had gezien. Zoals de meeste concentratiekamp overlevenden, had hij zijn nummer als een persoonlijk ereteken of souvenir gehouden.
  
  Op dat moment zag ik Davies en de anderen het terras op komen en ik wilde hun mijn volle aandacht geven. Kaplan had zijn sigaretten en aansteker gepakt en had zich ook naar het hotel gewend. Vanuit mijn ooghoek zag ik hem terugdeinzen alsof hij met een zweep geslagen was. Met open mond staarde hij naar het drietal. Terwijl hij daar stond leken angst en toen walging over zijn gezicht te trekken. Wat ook in de drie mannen zijn geheugen had geprikkeld, het moest pijnlijk zijn.
  
  Tenslotte, alsof hij tot een besluit kwam, begon Kaplan naar het terras te lopen. Toen veranderde hij van gedachte en ging met de blonde zwembadbeheerster praten. Aan de manier waarop Andies hoofd draaide, kon ik zien dat Kaplan haar had gevraagd naar de drie mannen die druk bezig waren met het bestellen van hun lunch.
  
  Ze zei iets tegen hem en hij schudde zijn hoofd. Vervolgens ging hij verder het terras op en nam een leeg tafeltje dat dicht bij het drietal was. Het was me na een paar momenten duidelijk dat het Davies was, die de bittere herinnering in Kaplan had gewekt. Hij kon zijn ogen niet van de Canadese magnaat afhouden.
  
  De ober die zich naar hem toe had gehaast, moest drie keer tegen hem spreken voor Kaplan zijn ogen van de andere tafel afwendde en kennelijk een borrel bestelde. Hij had het menu niet aangeraakt. Het duurde niet lang voor Davies de intensiteit van Kaplans blik voelde. Hij wierp een paar maal een blik op de tafel van de man en toen zij hij iets tegen zijn tafelgenoten. Hij had hun kennelijk gezegd eens naar Kaplan te kijken, maar niet opvallend. Beiden schudden in antwoord op Davies' vragende blik ontkennend het hoofd. Kaplan scheen zich niet bewust te zijn van hun kritische onderzoek, zozeer was zijn belangstelling op Davies geconcentreerd. Ondertussen was zijn gezicht in een koude, grimmige trek vertrokken en ik kon zien hoe zijn handen krampachtig open en dicht gingen.
  
  Davies had er tenslotte genoeg van. Plotseling schoof hij zijn stoel achteruit en snauwde iets tegen Wendt en Koenig, die onmiddellijk opsprongen en naar de deur van het badhuis gingen, Kaplan sprong ook op en zijn actie bracht me uit mijn ligstoel. Hij had een tafelmes in zijn hand. Ik wilde niet dat Davies iets overkwam voor ik alles ontdekt had wat ik over hem wilde weten. Voor ik echter drie of vier stappen had kunnen doen, was Kaplan voor Davies gaan staan en zei hij iets tegen hem.
  
  De Canadees stapte achteruit en zijn gezicht werd wit. Even maar. Snel herwon hij zijn houding en een masker van beleefdheid kwam op zijn gezicht toen hij Kaplan antwoord gaf. Ik ging snel naar hen toe, maar ik kon nog steeds niet horen wat ze tegen elkaar zeiden. Ondertussen waren Wendt en Koenig naast Davies komen staan. Koenig wilde met een van zijn enorme klauwen naar Kaplan grijpen. Davies hield hem tegen met een woord, twee eigenlijk - 'Hans! Nee!' - en scheen zich toen tegenover Kaplan te verontschuldigen.
  
  Ik was toen ver genoeg om Kaplan te horen zeggen: 'Hij kan me niet schelen. Jou moet ik hebben. Ik weet zeker dat jij het bent en ik zal het bewijzen.'
  
  Davies liep slechts langs hem heen en mompelde: 'Het spijt me, meneer, u heeft zich vergist. Als u ons wilt excuseren.'
  
  Kaplan wilde iets zeggen, maar Koenig duwde hem opzij. Hij en Wendt volgden hun baas door de deur. Tegen die tijd was ik naast Kaplan en hij zag eruit alsof hij gereed was achter hen aan te stormen. Ik raakte zijn schouder aan en hij draaide zich verschrikt om.
  
  'Ik heb een tante die op die manier een hele collectie tafelzilver heeft verzameld.'
  
  Hij keek naar het mes dat hij nog steeds in zijn hand geklemd hield en zijn gezicht werd vuurrood. Toen draaide hij zich snel om en legde het mes weer op tafel. Hij haalde een portefeuille uit zijn zak en legde een paar biljetten op tafel. Toen hij zich weer naar mij wendde was hij rustiger.
  
  'Bedankt dat u me tegenhield,' zei hij. 'Ik realiseerde me niet eens dat ik het nog in mijn hand had. Die man zag er zozeer uit als een oude vriend van me, dat ik volkomen vergat wat ik deed.'
  
  Ik dacht: broeder, als dat de manier is waarop je op lang vergeten vrienden reageert, zou ik beslist je vijand niet willen zijn.
  
  'Nou, ik geloof dat ik nog maar wat ga zwemmen,' vervolgde Kaplan, duidelijk op zoek naar een excuus om van me af te komen. Toen stak hij glimlachend zijn hand uit: 'Ik ben Mike Kaplan.'
  
  Ik schudde zijn hand. 'Nick Carter.'
  
  'Prettig je te leren kennen, Nick.' Het Duitse accent was niet sterk, maar makkelijk te horen. 'Logeer je hier?' Toen ik dat bevestigde, vervolgde hij: 'Fijn, misschien zie ik je nog een keer. Ik woon hier niet, maar mijn bedrijf reserveert hier een kamer voor zakenlieden, dus kom ik, als ik in mijn flat woon, hier naar toe om in het zwembad te zwemmen als de zee te ruw is. Je ziet hier meer interessante mensen dan bij mijn eigen zwembad.'
  
  Ik was het met hem eens dat er meestal interessante mensen rond het Elliott waren. Ik keek toe hoe zijn iets te zware lichaam in het water dook.
  
  Ik zorg dat ik hier ben wanneer je weer opduikt, Kaplan, zei ik tegen mezelf. Vooral als Creighton Davies en zijn interessante vrienden in de buurt zijn.
  
  
  
  De vorige avond had ik geprobeerd te weten te komen hoeveel Lily Chan Lee precies wist over haar werkgever, maar ik had niet veel succes gehad. Ze was drie maanden eerder voor hem gaan werken; door toeval en als resultaat van een tragedie, legde ze uit.
  
  'Het was echt vreselijk, Nick,' zei ze tegen me aangedrukt in bed. 'Ik had het min of meer opgegeven werk te zoeken via de arbeidsbureaus in New York, omdat ik geen enkele ervaring in dit land heb. Tenslotte ging ik er op eigen houtje op af. Ik koos zomaar een groot gebouw op Park Avenue en begon het af te werken. Verdieping voor verdieping. Ik gaf me op als secretaresse bij ieder kantoor dat mijn sollicitatie maar wilde aannemen. Toen ik bij het kantoor van meneer Davies kwam, werd ik eerst ondervraagd door meneer Wendt, die me daarna meenam naar meneer Davies. We konden het meteen met elkaar vinden en hij nam me aan. Er werkte daar een tijdelijke kracht, die de telefoon moest beantwoorden en boodschappen aannemen en zij heeft me verteld wat er gebeurd is met zijn eerste secretaresse. Een paar dagen tevoren hadden ze haar lichaam uit de East River gevist. Een aanrander moet haar hebben gegrepen en dood hebben geslagen toen hij met haar klaar was. Daarna heeft hij haar in het water gegooid. Eerst was het echt spookachtig om eraan te denken dat ik aan haar bureau zat en dezelfde telefoon gebruikte als zij, maar ik denk dat ik er aan gewend ben geraakt.'
  
  Ik kon Lily niet laten weten dat ik wist dat ze in Davies' huis in Manhattan woonde, dus vroeg ik waar ze in de stad woonde. Ze vertelde me rechtuit dat ze bij hem woonde. Toen ik een wenkbrauw optrok, lachte ze en vertelde me waarom. 'Het is niet wat je denkt, Nick. Meneer Davies is een heel aardige man. Hij denkt niet zo over me. Ik geloof dat hij over geen enkele vrouw zo denkt. Hij heeft het te druk. Maar toen hij ontdekte dat ik op een kleine kamer bij de YMCA woonde, stond hij erop dat ik in zijn grote huis trok. Er is zoveel ruimte en het is beter voor iedereen. Ik ben er als hij me nodig heeft en ik heb alles bij de hand als we plotseling ergens naar toe moeten. Hans en meneer Wendt wonen er ook.'
  
  'Die grote kerel ziet er uit als een gorilla,' zei ik, pogend haar bij haar onderwerp te houden. 'Ik zag hem en die slim ogende knaap met jullie baas vandaag bij het zwembad.'
  
  'Die grote is Hans. Hij jaagt me eigenlijk de stuipen op het lijf,' zei ze. Tedere keer dat ik me omdraai weet ik dat hij mee heeft staan bekijken en het is alsof ik zijn handen kan voelen waar zijn ogen zijn geweest. Maar hij zegt nooit wat, want hij weet dat meneer Davies me aardig vindt en mijn manier van werken op prijs stelt. Ik probeer hem gewoon maar te ontwijken.'
  
  'Wat voor soort werk doe je eigenlijk?' vroeg ik. 'Dat heb je me nooit verteld.'
  
  'Niet veel eigenlijk. Ik behandel voornamelijk meneer Davies' sociale activiteiten. En dat is niet veel. Hij krijgt hopen uitnodigingen voor party's en diners, maar hij gaat nooit. Met liefdadigheidsverzoeken is het precies omgekeerd. Daar zegt hij altijd ja op en dan moet ik meneer Wendt zeggen een cheque uit te schrijven voor het bedrag dat meneer Davies wil schenken. Nick, je zou nooit geloven hoeveel hij weggeeft.'
  
  Ik zei dat ik aannam dat hij het zich kon veroorloven.
  
  'Ik denk het wel,' gaf Lily toe, 'maar ik kom nooit iets te weten over zijn zaken. Meneer Wendt regelt dat allemaal voor hem. Alleen als hij het echt heel druk heeft laat hij me brieven voor hem tikken. En als ik een komma verkeerd zet, laat hij het me overdoen.'
  
  Ik besloot dat ik eens wat brieven van meneer Wendt voor zijn baas wilde bekijken. Het idee van een code, verborgen in de interpunktie, kwam in me op. Ik moest ontdekken waar Wendt zijn dossiers bewaarde, dus vroeg ik Lily: 'Hoe hou je ooit alle papieren bij elkaar als Davies zoveel door het land reist? Je vertelde me dat je alleen in de afgelopen drie maanden al in Californië, Chicago en Canada bent geweest.'
  
  'O, de dossiers gaan overal waar we heen gaan met ons mee. Hans zorgt ervoor dat ze in meneer Davies' vliegtuig worden gezet en naar de suite worden gebracht waar we logeren.'
  
  'Bedoel je dat Davies een suite hier in het Elliott in een kantoor verandert als hij met vakantie is?'
  
  'Hij heeft nooit vakantie, Nick. Hij ligt hier dan wel te zonnen, maar hij heeft bijna iedere dag zakengesprekken. Daardoor kan ik je ontmoeten. Ik krijg iedere avond vrij, wanneer hij weg is, maar hij heeft graag dat ik in de suite ben als hij terugkomt, voor het geval er iets is dat hij me dan of meteen de volgende ochtend wil laten doen. Wat me er aan herinnert - laten we verder gaan waar we gebleven waren voor jij tot de conclusie kwam dat ik een affaire met mijn baas had. Of wil je liever een andere vrouw oppikken in de Elliott-club?'
  
  Ik bracht haar twijfels met mijn lippen tot zwijgen en vervolgens met mijn lichaam tot het haar tijd was terug te gaan naar Davies' suite. Vlak voor ze mijn kamer verliet verraste ze me.
  
  'Nick, hoe wist je vandaag dat het meneer Davies was bij het zwembad?'
  
  Ik dacht dat het langs haar heen was gegaan. 'O, ik hoorde een ober hem bij zijn naam noemen toen hij hem naar een tafeltje bracht. Waarom?'
  
  'Niets eigenlijk. Ik had er nooit aan gedacht dat je hem zou kennen. Je kent hem toch niet, wel?'
  
  Toen ik haar verzekerde dat dat niet het geval was en ik haar vroeg waarom ze zich daar zorgen over maakte, legde ze uit dat ze er zeker van wilde zijn dat ik haar niet gebruikte om in contact te komen met haar baas om hem iets te verkopen of om hem op te lichten.
  
  Ik verzekerde haar dat ik geen enkele belangstelling voor Davies had en dat ik alleen maar hoopte dat hij lang in Palm Beach zou blijven, zodat ik haar zou kunnen blijven ontmoeten.
  
  Plotseling keek ze treurig. 'O Nick, daar wil ik niet aan denken, want ik geloof dat het niet veel langer zal zijn. We waren van plan nog zo'n drie weken te blijven, maar vandaag kwam meneer Davies na de lunch in een slechte bui naar boven. Hij zei tegen meneer Wendt dat hij hier alles zo snel mogelijk geregeld wilde hebben en dat er vaart achter gezet moest worden, ook al betekende dat, dat hij dag en nacht moest werken.'
  
  'Wat bracht hem daartoe?' vroeg ik.
  
  'Ik weet het niet, maar ik hoorde hem tegen Hans zeggen dat hij wilde dat er meteen iets aan die zaak werd gedaan, op zijn laatst morgen. Jij was bij het zwembad, is daar iets gebeurd?'
  
  Ik vertelde haar dat ik niets ongewoons had gezien, maar ik wist meteen dat het Mike Kaplan moest zijn die de plannen van de Canadees had verstoord. Wat, vroeg ik me af, had Kaplan tegen Davies gezegd dat hem uit Palm Beach verdreef?
  
  Zo gauw ik Lily voor de laatste maal welterusten had gekust, belde ik naar Mark Downey en bemerkte dat hij weer niet op zijn kantoor was.
  
  'Hij is aan het rondsnuffelen bij je-weet-wel-wiens boot, N3,' rapporteerde de agent die het kantoor voor Mark waarnam. Ik vloekte onderdrukt en instrueerde de agent toen om informatie te gaan verzamelen over Mike Kaplan, vooral zijn vroegste verleden. Ik had Mark al gevraagd een routine onderzoek naar hem te doen, na het incident bij het zwembad, maar na wat Lily me net had verteld was het noodzakelijk dat het dossier onderzoek de hoogste prioriteit kreeg.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Onder de hete middagzon keek ik toe hoe Mike Kaplan zijn grimmige en overduidelijke bewaking van Davies en zijn mannen voortzette - hij deed het van drie tafels verder, de dichtstbijzijnde die hij vandaag bij de lunch kon krijgen. In gedachten ging ik na wat AXE de afgelopen nacht over hem te weten was gekomen. Mark Downey had het rapport afgeleverd terwijl ik in mijn kamer zat te ontbijten en was toen weer weggesneld - hopen te doen, ouwe jongen - voor ik hem te grazen kon nemen omdat hij zijn nek riskeerde door rond te hangen op Smiths landgoed. Hij had een rapport over zijn bevindingen van die nacht bij de gegevens over Kaplan gevoegd. Kaplan was een succesvolle truienfabrikant in New York. Hij had het bedrijfje van zijn oom overgenomen toen de oude man stierf en had het uitgebouwd tot een van de grootste firma's in zijn soort. Van relaties in het kledingdistrict had het kantoor in Manhattan gehoord dat Kaplan onofficieel door zijn oom was 'geadopteerd' aan het eind van de jaren veertig. Dat was toen hij vanuit Engeland in de vs was aangekomen, toen ongeveer 18 jaar oud. Dat betekende dat hij nu ongeveer 46 was. Onder zijn collega's aan Seventh Avenue stond hij bekend als een lastige om zaken mee te doen, maar goudeerlijk, AXE was er niet in geslaagd enig verband te vinden tussen Kaplan en Davies. Hun zaken hadden elkaar nooit gekruist, voor zover kon worden ontdekt, en geen van de vrienden van Mike, waarmee het kantoor in New York contact opnam, kon zich herinneren dat de twee mannen elkaar ooit hadden ontmoet. Mark had onderaan zijn rapport gezet dat hij een onderzoek had aangevraagd naar Kaplan, via AXE-Londen, aangezien hij daar een paar jaar na de oorlog had gewoond. Het was niet waarschijnlijk dat er enig verband bestond tussen een Canadese miljonair en een Joodse wees, maar Mark zag nooit een mogelijkheid over het hoofd als hij iemand naging.
  
  En dan was er Marks rapport over zijn wacht die nacht bij het jacht van Smith. Zijn rapport scheen de haast die Davies c.s. in zijn greep had sinds de lunch van gisteren, te bevestigen. In Marks karakteristieke gekrabbel - hij zou doktersrecepten kunnen schrijven, zo slecht was het - was het kort en ter zake.
  
  
  
  Nick - er is iets loos. Davies en makkers waren gisteren gespannen. Ze hebben hun tempo van gesprekken opgevoerd. Kerels komen elke dertig minuten. Net genoeg tijd tussen gesprekken om te zorgen dat de ene ploeg de andere niet tegen het lijf loopt. Iedere groep die vertrekt heeft herinnering aan bezoek - een of twee diplomatenkoffertjes. Allemaal hetzelfde. Aangehecht een lijst van mensen die ik herkende en hun groepering. Geloof dat ik een manier weet om op jacht te komen. Ga het vannacht proberen. Probeer me niet tegen te houden. Alsjeblieft.
  
  Mark.
  
  
  
  Dat alsjeblieft zei meer dan duizend woorden. Het was Marks manier om te vragen hem een kans te geven werkelijk weer in actie te komen. En hij maakte gebruik van onze vriendschap. Mark zou het nooit hebben gedaan, als het niet meer voor hem betekende dan het leven zelf, om Davies en zijn makkers te grazen te nemen. Ik had geprobeerd hem op zijn kantoor te bereiken, maar hij was niet van plan me een kans te geven hem tegen te houden voor hij aan boord van het jacht was om er een microfoon te plaatsen. 'Meneer Downey liet de boodschap achter dat hij verscheidene uren niet te bereiken zou zijn, meneer Carter,' vertelde de telefonist me, toen ik hem belde.
  
  'Heeft hij gezegd dat hij zich zou melden?'
  
  'Dat heeft hij niet gezegd, meneer, maar het is wel de normale regeling. Ik neem dus aan dat hij zich regelmatig bij me zal melden.' De telefonist kende Mark lang niet zo goed als ik. Ik was ervan overtuigd dat hij voor het gemak maar zou vergeten zich te melden bij het hoofdkantoor, maar voor het geval hij belde, liet ik bericht achter dat hij onmiddellijk contact met me moest opnemen. Ik zei tegen de telefonist dat ik hem op de hoogte zou houden van mijn verblijfplaats wanneer ik eenmaal het hotel had verlaten.
  
  Toen las ik een lijst voor van spullen die ik nodig had voor mijn eigen verkenningstocht die avond en vroeg aan de agent om het op mijn kamer te laten bezorgen. Toen ik ophing was het tijd voor Davies' lunchbespreking, dus ging ik naar mijn ligstoel met zijn uitstekende uitzicht op Davies' tafeltje op het terras.
  
  Tijdens mijn bewaking van de vier lunchende mannen maakte ik in gedachten een beeld van de indeling van de bovenste verdieping van het hotel. Hawks oude vriend had ervoor gezorgd dat we een plattegrond hadden van Davies' suite. Er waren drie slaapkamers plus een meidenkamertje waarvan Lily me vertelde dat Wendt het gebruikte als kantoor. Voor haar waren er een bureau en een schrijfmachine in gezet, evenals de dossierkast die overal met de Canadees meereisde. En die wilde ik zien. Ik moest een manier bedenken om in de suite te komen zonder dat Davies merkte dat er iemand had ingebroken. Ik was er zeker van dat Lily me niet zou binnenlaten - Wendt had er een punt van gemaakt dat ze nooit gasten mocht meenemen naar de suite, omdat meneer Davies zeer lichtgeraakt was als het ging om vreemden in zijn kamers.
  
  Ik kon niet riskeren binnen te glippen als zij er was en de enige momenten dat ze niet in de suite was, kwam ze naar mij toe. De enige oplossing scheen te zijn haar die avond uit de roulatie te nemen en te handelen wanneer Davies en de anderen hun avondlijke ontmoetingen hadden op Smiths jacht. Ik kon niet via de voordeur van de zolderwoning inbreken. Davies had een ingewikkeld alarmsysteem laten aanleggen, dat elke keer dat de deur openging een teken aan het veiligheidskantoor gaf. Als hij of een van zijn werknemers niet binnen een minuut na het openen van de deur de veiligheidsman opbelde, moesten de vertrekken onmiddellijk worden gecontroleerd.
  
  De suite had drie terrassen, omgeven met balustrades, en mijn beste kans leek een van de glazen terrasdeuren. Maar toen ik langs de gladde, citroengele muren van het hotel omhoog keek naar het steile, witgeschilderde dak, realiseerde ik me dat mijn kansen op een van die terrassen te komen niet zo goed stonden. Toen zag ik de smalle richel, wit, net als alle sierlijsten van het hotel, die gedeeltelijk om het gebouw heen liep. Ik volgde hem met mijn ogen en zag dat hij doorliep tot onder een terras van een dakwoning aan de andere kant van het hotel. Als ik daar naar buiten kon, zou ik misschien Davies' hoofdkwartier kunnen bereiken.
  
  Ik hoefde alleen maar te zorgen dat Lily uit de weg was, in te breken in een andere suite en dan mijn nek te riskeren op een richel die zo'n vijfentwintig centimeter breed was en ongeveer dertig meter hoog.
  
  Ik was zo gespitst geweest op mijn plannen voor de aanslag op de dakwoning van de Canadees dat het me een paar minuten kostte om me te realiseren dat een stel vreemde nieuwkomers op het zwembadterras waren gekomen. Ze waren er volkomen misplaatst. Allebei waren ze groot en potig. Gekleed in sportjasjes en broeken die de mogelijkheid dat de dragers ervan gasten van het Elliott waren, loochenden. Ze gingen aan een tafel vlakbij Kaplan zitten, maar hij merkte hen niet op. Hij concentreerde zich nog steeds op Davies, die zijn uiterste best deed te doen alsof hij zich niet bewust was van de scherpe blik van de truienfabrikant.
  
  Wendt had ze gezien. Toen hij zijn hoofd omdraaide om iets tegen zijn makkers te zeggen, zag ik hoe de plompe Koenig zich begon om te draaien en gestopt werd door een woord van Davies. Even later stond Wendt op, waarbij hij een pen uit zijn zak haalde. Hij begon de patio af te lopen en stopte toen bij Kaplans tafel, ogenschijnlijk omdat hij zijn pen had laten vallen. Mike keek omlaag en boog zich voorover om de pen te pakken en terug te geven. Wendt bedankte hem en ging het hotel binnen. Toen hij langs de twee vlezige vreemden kwam, zag ik een van hen vluchtig tegen hem knikken.
  
  Binnen vijf minuten was Wendt terug bij de tafel. Hij en de anderen beëindigden snel hun lunch en stonden op om weg te gaan. Kaplan, die verrast werd door hun plotselinge vertrek, wenkte haastig een ober voor de rekening, terwijl hij steeds Davies in de gaten bleef houden. Toen de drie mannen langs zijn tafel kwamen, wilde Kaplan overeind komen en kwam toen op zijn besluit terug. Hij bleef zitten en draaide alleen maar even om Davies' vertrek te volgen met ogen die vernauwd waren van haat. Toen hij voor zijn lunch betaald had, stond hij op en ging naar de kleedkamer van het zwembad. De ogen van de twee vreemden waren aan hem vast gekleefd, tot hij door de deur van het badhuis verdween.
  
  De grootste van de twee zag eruit als een ex-bokser wiens neus te vaak geraakt was. Zijn maat was slanker, maar bijna even groot. Beiden zagen er Latijns-Amerikaans uit. Toen een hulp kelner langs kwam om hun lege glazen op te ruimen, schoot de arm van de ex-bokser uit en hield hem tegen. Hij zei in het Spaans iets tegen de jongen; die haalde zijn schouders op en liep weg. Hij ging naar een ober die aan de rand van het terras vlak bij mijn ligstoel stond en ik hoorde hem klagen: 'Die Cubanen denken dat ze beter zijn dan iemand anders.' Zijn dialect was van Portoricaanse oorsprong.
  
  Ik vroeg me af welke Cubaanse groepering Davies C.S. had ontmoet die door deze twee potelingen werd vertegenwoordigd. Mijn speculaties werden onderbroken toen Mike Kaplan uit het badhuis kwam en het hotel inging. De twee spierbundels stonden meteen op en gingen achter hem aan, met mij op hun hielen.
  
  Kaplan ging door de zijingang naar buiten, gevolgd door het tweetal dat zich langs hem drong, terwijl hij in de deuropening stond te wachten tot zijn wagen van de parkeerplaats werd gebracht. Ik liep door de lobby, ging door de hoofdingang naar buiten en was net op tijd bij de zijkant om het tweetal naar een oude blauwe Pontiac stationcar te zien gaan, die bij de hoek stond geparkeerd. Toen ik in mijn gehuurde Cutlass stapte - vlak voor het hotel geparkeerd dankzij een dagelijkse gulle fooi voor de parkeerwacht - zag ik dat Kaplans Cadillac voor de ingang werd gereden. Hij stapte in en toen hij de lange, schuine oprijlaan afreed, ging de blauwe stationcar achter hem aan. Ik bracht mijn wagen erachter en toen het licht versprong maakten we allemaal bij de hoek een bocht en gingen we Worth Avenue af, waarschijnlijk een van de mooiste en duurste winkelstraten ter wereld.
  
  Kaplan sloeg nog een paar maal af, gevolgd door de stationcar en mijn auto. Toen hij een straat nam die naar de kustweg leidde, veronderstelde ik dat hij naar zijn flat ging, waarvan ik uit Mark Downey's rapport wist dat hij in een van de nieuwere gebouwen langs de door palmen omzoomde Ocean Boulevard, die evenwijdig met de zee liep, was. Ik ging naar links en passeerde de stationcar en Kaplans Caddy om in geen van beide wagens argwaan te wekken. Bij de volgende hoek remde ik weer af, alsof ik naar een speciaal adres zocht en liet me weer passeren.
  
  Twee blokken verderop sloeg Kaplan rechtsaf, vlak op de hielen gezeten door de wagen van de twee potelingen. Toen ik de hoek omging zag ik de Caddy een parkeerplaats opdraaien achter een groot flatgebouw met balkons die uitzicht gaven op zee en op elke verdieping enorme panoramaramen. De stationcar kwam met een schok tot stilstand en de spierbundels stapten uit.
  
  Ik stopte de Cutlass, stapte uit en rende al over de parkeerplaats toen Kaplan nog bezig was met het openen van zijn portier. De twee mannen kwamen dichterbij en ik zag de zon weerkaatsen op een mes in de hand van de kleinste. Terwijl ik naar hen toe rende, wist ik dat ik het nooit zou halen voor ze bij Kaplan waren. Ik wilde mijn pistool niet gebruiken tot het absoluut nodig was, dus probeerde ik een afleidingsmanoeuvre.
  
  'Hé, jullie daar,' schreeuwde ik. 'Je mag daar niet parkeren.' Mijn kreet stopte hen op ongeveer zes meter van Kaplan, die opkeek, eerst verschrikt door de kreet en toen door de aanblik van de twee potelingen die op hem af kwamen. Ze draaiden zich om en keken me aan, wat precies was wat ik wilde. Alles wat me maar dichter bij hen bracht voor ze Kaplan te pakken hadden.
  
  De slankere zei iets tegen zijn vlezige makker die op me af kwam. Hij ging zo staan dat hij mijn uitzicht op zijn maat en Kaplan versperde. Nog steeds rennend zwenkte ik naar rechts en zag dat de andere zich weer naar Kaplan had gewend. Hij hield het mes recht omlaag tegen zijn zij, gereed om met een boog de buik open te rijten.
  
  Hugo, mijn stiletto, viel uit de armschede in mijn hand en ik hield op met rennen om te gooien. Vanaf ongeveer acht meter raakte ik hem in de achterkant van de arm die hij met het mes wilde opheffen. Ik zag hoe Hugo's lemmet tot de greep lag begraven in zijn opperarm en tegelijkertijd zag ik zijn mes uit zijn hand vallen, terwijl hij gilde van pijn.
  
  Ik riep tegen Kaplan dat hij weer moest instappen, maar hij bleef staan door de schok van het toneel dat zich voor hem ontvouwde. Toen ik weer verder ging, schuifelde de grote poteling naar me toe, zijn enorme armen voor zich uitgestrekt om me te grijpen. Ik dook onder de rechtse die hij op me losliet door en stapte op hem toe met een schop naar zijn rechterknie. Maar de stuwkracht van zijn stoot had zijn lichaam iets gedraaid en mijn voet smakte tegen zijn dij. Het was alsof ik tegen een stenen muur schopte. Hij bestond uit massieve spieren, niet uit vet, zoals geleken had. Toen ik achteruit danste, smakte zijn hamachtige linkervuist tegen de zijkant van mijn hoofd en een gebrul barstte los in mijn oor. Ik stond een ogenblik stil en schudde mijn hoofd om mijn ogen helder te krijgen. Toen ze weer alles recht zagen, zag ik hem aan een volgende rechtse beginnen, een stoot waarvan ik zeker wist dat hij me halverwege de parkeerplaats zou hebben geslagen.
  
  Ik dook er onder door, greep de onderkant van zijn mouw, plaatste mijn linkervoet tussen zijn benen en begon hem over me heen omlaag te trekken. Tegelijk hurkte ik op mijn linkerhiel en rolde achterover, waarbij ik mijn rechtervoet in zijn maag zette, zodat de neus van mijn schoen begraven was in de bolling onder zijn riem. Nog steeds achterover rollend, gebruikte ik mijn gebogen rechterarm om hem in een boog over me heen te gooien in de basis tomoenage, wat Japans is voor: 'in een boog werpen'.
  
  Zijn grom van pijn en verbazing toen hij voelde dat hij van de grond werd getild en door de lucht werd gezwaaid, werd afgebroken door de schok waarmee hij op zijn rug op het beton van de parkeerplaats smakte. Voor hij weer op adem kon komen zat ik bovenop hem. Hij keek een ogenblik ongelovig op en daarna werden zijn ogen glazig, toen mijn hand hem achter zijn oor trof. Wetend dat hij minstens een paar minuten buiten gevecht zou zijn, richtte ik mijn aandacht op zijn maat.
  
  Terwijl het bloed uit hem stroomde en hij in het Spaans vloekte, probeerde hij de stiletto uit zijn arm te trekken. Ik zag dat die pogingen alleen maar extra pijn deden, omdat hij zijn hand niet in de goede hoek kon krijgen om het mes er recht uit te trekken. Iedere ruk betekende dat het mes een grotere jaap maakte. Hij keek op en zag me naderen. Dat gaf hem genoeg moed en kracht om het mes los te rukken.
  
  Zijn ogen laaiden van haat en hij probeerde met het mes in zijn linkerhand uit te halen, terwijl een stroom bloed te voorschijn kwam uit de lange scheur in zijn rechtermouw. Ik stapte opzij, greep zijn pols en draaide. Het mes kletterde op het beton. Ik boog me voorover en pakte het op. De haat in zijn ogen veranderde in angst, toen ik in de professionele mesvechter houding hurkte. Ik zwaaide het lemmet drie of vier keer heen en weer en ging toen opzij. 'Neem je vriend mee en verdwijn,' zei ik tegen hem. 'En zeg tegen andere gespierde vriendjes van je weg te blijven. We weten wat we met jullie soort moeten doen.'
  
  Een ogenblik keek hij me alleen maar aan. Hij geloofde niet dat ik hem echt liet gaan. Ik neem aan dat hij verwachtte dat ik hem in de rug wilde steken.
  
  Ik ging nog een paar stappen van hem vandaan en eindelijk kreeg hij door dat ik meende wat ik zei. Hij vloog naar zijn maat, die erin geslaagd was op handen en voeten overeind te komen en als een baby over de parkeerplaats kroop, nog beneveld door de slag tegen zijn hoofd. Hij trok aan de arm van de reus tot hij hem overeind had en sleepte hem naar de straat waar de stationcar geparkeerd stond.
  
  Hun verdwijning scheen Kaplan weer bij zijn positieven te brengen. 'Wacht,' gilde hij. 'Roep de politie. Houd ze tegen. Ze probeerden me te vermoorden.'
  
  Ik keek snel om me heen om te zien of iemand het gevecht had gezien. Er was niemand te zien, maar ik was er niet zeker van dat een voorbijganger het niet had gezien en naar de politie was gelopen. Ik moest Kaplan hier vandaan hebben en de twee boeven de kans geven te ontkomen. Ik zag hoe de Cubaan zijn gewonde makker in de stationcar gooide en toen omliep om achter het stuur te gaan zitten. Het zou geen lolletje voor hem zijn die wagen te besturen en het zou lang duren voor hij die arm weer kon gebruiken. Toen de motor van de stationcar brullend tot leven kwam en hij krijsend van de hoek wegreed, begon Kaplan naar de ingang van de parkeerplaats toe te rennen. Hij was er nu op gespitst zelf iets aan zijn aanvallers te doen.
  
  Ik greep hem toen hij langs me kwam. 'Maak je niet druk,' zei ik. 'We krijgen ze later wel te pakken. Mijn mensen zullen ze volgen.'
  
  'Je mensen? Wie ben je...' Hij hield op. Hij bekeek de man die zijn leven had gered eens goed. 'Zeg, jij bent Carter. Die knaap van het hotel. Wat is er eigenlijk aan de hand?'
  
  'FBI, Mike.' zei ik, terwijl ik mijn portefeuille greep en een valse identiteitskaart en insigne voor zijn gezicht zwaaide. 'We zitten al enige tijd achter dat tweetak aan. Ze maken deel uit van een bende hoteldieven, die in verschillende staten opereert en we willen dat ze ons naar hun baas leiden, naar het brein achter de bende.'
  
  'Maar waarom vielen ze me aan?' vroeg Kaplan, ongelovig zijn hoofd schuddend. 'Ik woon niet in dat hotel. Ik woon hier.'
  
  'Misschien is de oogst in het Elliott mager geweest en zagen ze jou daar en dachten ze dat je wellicht een flink pak in je portefeuille had,' veronderstelde ik. 'Gelukkig zag ik dat ze je volgden en ik ben achter ze aan gegaan.'
  
  'En of het gelukkig is. Je hebt waarschijnlijk mijn leven gered. Die gast met dat mes zag er meer uit alsof hij geïnteresseerd was in mijn dood dan alleen maar mijn geld. En nu ik eraan denk, jij bent de eerste FBI-agent die ik ooit heb gezien die een mes gebruikte in plaats van een revolver.' Hij keek argwanend en ik pijnigde mijn hersenen af voor een snelle verklaring.
  
  'Ik had mijn wapen opgeborgen in een kleedhok bij het zwembad', zei ik. 'Ik kon niet riskeren het te dragen terwijl ik daar lunchte. Toen je het terras verliet en ik merkte dat die knapen je volgden had ik geen tijd het te pakken. Als ik hem was gaan halen zou je uit het gezicht zijn verdwenen voor ik weer op straat was.'
  
  Hij scheen het te slikken. 'Maar dat mes?' vroeg hij na een ogenblik.
  
  'Een gewoonte die ik in Vietnam heb opgedaan. Maar volkomen onwettig waar het de voorschriften betreft. Wil je er dus niets over zeggen als we terug zijn om rapport uit te brengen over deze overval?' Ik wilde hem geruststellen dat de overval niet vergeten zou worden, voor het geval hij het idee in zijn hoofd kreeg zelf naar de politie te gaan.
  
  'Nee. Waarom zou ik? Tenslotte heb ik je een hoop schuldig. Weet je, het is gek dat die gasten maar gewoon dieven zouden zijn. Toen ik ze op me af zag komen, was mijn eerste gedachte dat Leslavikus ze achter me aan had gestuurd.'
  
  Hij liet de naam terloops vallen, maar het zette een alarmbel in werking die heel wat harder luidde dan de klokken die op de klap die ik van de ex-bokser had gekregen. 'Kaplan, waarom gaan we niet even naar je flat om op adem te komen,' zei ik. 'Ik moet toch het kantoor bellen om me ervan te overtuigen dat de tweede wagen liet spoor van die gasten heeft opgepikt toen ze hier vertrokken. Dan kun je me over die Leslavikus vertellen, wie het is en waarom hij je zou willen vermoorden.'
  
  Toen hij toestemde en me voorging naar het gebouw, vroeg ik me al' waarom hij dacht dat een van de grootste oorlogsmisdadigers hem zou willen opruimen. Vooral omdat Ludvikus Leslavikus zelfmoord had gepleegd vlak voor het einde van de Tweede Wereldoorlog.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Toen we naar de lift liepen, ging ik in gedachten na wat ik over Leslavikus wist. Ik was hem voor het eerst tegengekomen in het midden van de jaren zestig, toen ik een AXE-rapport las over een oorlogsmisdadiger die zelfmoord gepleegd had toen hij opgespoord was door Russische agenten. Volgens onze inlichtingen was de man commandant geweest van een van Hitlers 'dodeneskaders', opgericht om diegenen te elimineren van wie de Führer besloten had dat ze 'ongewenst' waren in het Derde Rijk. Deze eenheid was verantwoordelijk voor de dood van zo'n 50.000 mensen in Litouwen, in het begin van de jaren veertig. De meeste mensen die afgeslacht werden waren joden, maar de moord op honderden krijgsgevangenen werd ook aan die eenheid toegeschreven. Dat was de reden dat de Russen de commandant hadden gezocht.
  
  Door een krijgsraad in Wilna, werd hij in 1962 bij verstek berecht en ter dood veroordeeld als het 'Beest van Litouwen'. Ik herinnerde me uit het rapport dat de rechtbank had gemeld dat hij dood was. Volgens de geheime Russische dossiers die AXE had bemachtigd, had Leslavikus vlak voor het eind van de oorlog in Hamburg zelfmoord gepleegd. Half Litouwer, half Duitser, was hij nazi geworden toen Hitler aan de macht kwam.
  
  Het leek niet waarschijnlijk dat een dode probeerde Mike Kaplan te vermoorden, dus nadat ik zogenaamd naar de FBI had gebeld en een borrel van hem had gekregen, kwam ik ter zake.
  
  'Wie is die Leslavikus en waarom zou hij je willen laten opruimen?' vroeg ik, terwijl ik het me makkelijk maakte in een leunstoel. 'Het is de man die mijn hele familie heeft vermoord en ik zal hem te pakken krijgen, al is dat het laatste wat ik ooit zal doen.'
  
  'Vertel het, Mike,' zei ik zacht. 'Dat wil zeggen, als je het wilt.' Hij aarzelde. 'Okee, Nick. Maar je zult me je woord moeten geven dat wat ik je ga vertellen geheim blijft. Die knaap is voor mij.
  
  Ik moest mijn rol als FBI-agent spelen, dus zei ik: 'Mike, als het om moord gaat, is het mijn werk om er iets aan te doen. Je kunt niet voor eigen rechter spelen.'
  
  Hij stond op en beende een paar minuten door de kamer. Hij nam de tijd om zich nog een borrel in te schenken en mij een nieuwe
  
  Jack Daniels te geven. Ik was bang dat ik hem afgeschrikt had, maar tenslotte scheen hij tot een besluit te zijn gekomen. 'Ik neem aan dat je gelijk hebt,' zei hij. 'Het is meer werk voor jullie dan voor mij. Ik ben niet het soort man om iemand te doden. Ik heb genoeg moorden in mijn leven gezien.'
  
  Hij ging in een stoel tegenover me zitten, keek me een ogenblik scherp aan en begon toen:
  
  'Nick, je weet dat dit nummer betekent dat ik in een concentratiekamp heb gezeten.' Ik knikte slechts toen hij zijn mouw opstroopte en zijn onderarm liet zien. Hij vervolgde: 'Ik was toen nog maar een kind. Tien jaar. We woonden in Wilna. Dat ligt in Litouwen.' Ik knikte opnieuw.
  
  'Toen de nazi's kwamen, was mijn vader een van de eerste joden die ze executeerden. Hij was een leider van ons volk geweest en hij stond er op te blijven om de rest te helpen die niet wilde vluchten, ondanks alles wat ze over Hitler hadden gehoord. Hij wilde dat mijn moeder ons, kinderen, - ik had een oudere zus en een jongere broer - zou meenemen, maar ze wilde niet. Ze vond dat haar plaats bij hem was. Ze probeerden het te regelen dat wij het land uit konden, maar het bleek dat de kerel die ons moest helpen een Gestapo-verklikker was en hij gaf ons allemaal aan.'
  
  Nadat zijn vader was neergeschoten op straat voor hun huis, vervolgde Mike, was hij en de rest van de familie naar een concentratiekamp gestuurd. In die tijd waren de gaskamers nog niet gebouwd en alle executies werden uitgevoerd door de Gestapo en de soldaten die dienst deden als bewakers van het kamp.
  
  'De officier die de leiding van het kamp had heette Leslavikus,' vervolgde Mike, 'en hij woonde altijd alle executies bij. De bewakers lieten elke dag tweehonderd van ons naar buiten marcheren en degenen die nog genoeg kracht hadden moesten een grote greppel graven. Dan plaatsten ze mitrailleurs en de mensen moesten op een lij voor de greppel gaan staan. Maar het moorden begon nooit voor Leslavikus er was.'
  
  Gekweld vertrok Mikes gezicht terwijl hij zijn verhaal vervolgde. 'Ik zie het voor me alsof het gisteren was, Nick. We moesten allemaal door het prikkeldraad toekijken. De Gestapo vond het grappig ons te laten zien wat er voor ons in het verschiet lag. In ieder geval, dan kwam de grote stafwagen en stapte Leslavikus uit. Hij droeg altijd zo'n lange leren trenchcoat. Dan liep hij langs de rij mensen die voor de greppel stond en keek iedereen aan. Het was bijna alsof hij ieder gezicht in zijn geheugen prentte.
  
  Dan liep hij terug tot achter de mannen die de mitrailleurs bedienden en gaf hij het bevel tot vuren. Ze zwaaiden de wapens gewoon langs de rij heen en weer, Nick. De kogels sloegen de mensen achterover in de kuil. Soms, wanneer ze door een hoop kogels tegelijk werden getroffen, vlogen de kleine kinderen helemaal over de greppel. Leslavikus moest er altijd erg om lachen en ik geloof dat de schutters zich op de kinderen concentreerden om hem een plezier te doen.- Als het allemaal voorbij was, liep hij langs de kuil en keek hij naar de lijken. Nadat hij gezien had wat hij wilde stapte hij weer in de auto en verdween. Dan liep de rest ook langs de kuil. Maar die keken niet alleen naar de lijken. Ze vuurden hun geweren leeg op iedereen die nog bewoog. Ik kan me herinneren dat ze de lijken van de kinderen die eroverheen geslagen waren in de greppel schopten en dan doorzeefden, alsof het iets speciaals was.'
  
  Toen hij die momenten opnieuw beleefde, sloeg Mike zijn samen geklemde vuist verscheidene malen in zijn andere hand.
  
  'Mike,' begon ik, 'soms is het beter er niet aan te denken. Het is voorbij en...'
  
  'Het is niet voorbij,' gilde hij, opspringend. 'Het zal niet voorbij zijn voor Leslavikus zijn portie heeft gekregen.'
  
  'Ga verder, Mike, praat het van je af.'
  
  'Ik zal het nooit van me af kunnen praten, Nick. Je weet niet wat het is om dat door te maken. Niemand die daar niet is geweest zal het ooit weten. Het Iaat je nooit los. Die aanblik. Die lucht.'
  
  Hij legde uit wat er gebeurde als de reinigingsploeg kwam. 'Ze kwamen met een tankwagen, Nick, en ze spoten olie over de lijken. Dan stak één van hen het aan. Leslavikus kwam vaak terug om naar het vuur te kijken. Iedere nacht gingen we slapen, als we dat tenminste konden, met de stank van verbrand vlees in de neus.' Hij zweeg weer en ik zag zijn halsspieren spannen toen hij kokhalsde bij de herinnering aan de stank.
  
  'Tenslotte kwam de dag dat het de beurt van de familie Kaplan was om het kamp uit te marcheren. Ze dreven ons op met de rest. Ondertussen werd het kamp zo druk dat ze twee, drie executies per dag uitvoerden en steeds verder weg moesten graven. Er waren niet genoeg mensen meer die de kracht hadden om te graven, dus hadden ze een machine genomen om het te doen. Dat versnelde de zaak ook een beetje. Toen de kuil voor ons klaar was gingen we in een rij staan en wachtten we af. Ik wist waarop we stonden te wachten - op Leslavikus. De wagen kwam aan rijden en daar was hij. Alleen zag ik toen zijn gezicht van dichterbij dan ooit, omdat hij langs de rij naar me toe liep. Toen hij bij ons was, trachtte mijn zus achter mijn moeder te duiken. Hij greep haar bij de arm en rukte haar naar voren. Mijn moeder wilde haar helpen, maar hij duwde haar achteruit en sloeg met de rijzweep die hij altijd droeg, mijn zus in haar gezicht. "Hoer," zei hij. "Ik wil ieder gezicht zien. Ik herinner ze me allemaal."
  
  Al die tijd waren mijn ogen aan hem vastgeklonken, Nick. Ik dacht dat ik me altijd zijn gezicht zou blijven herinneren. Vooral die staalgrijze ogen van hem. Gek om zo te denken als je gaat sterven, niet? Maar ik was pas tien jaar en de dreiging van de dood raakte me niet zo hard als mijn haat voor die man. Hij liep door naar het eind van de rij en ging toen achter de schutters staan. Hij ging naar degene die tegenover ons stond en zei iets tegen de man. Toen schreeuwde hij: "Vuur!" '
  
  Onbewust kromp Mike ineen, terwijl hij voort praatte. 'Net toen hij de schutters het bevel gaf, probeerde mijn moeder ons achter haar te duwen. Een kogel trof me net toen ik achterover in de greppel viel. Ik lag op mijn rug op de bodem van de kuil en keek omhoog terwijl de kogels door hen heen scheurden. Ze schenen van binnenuit te exploderen toen ze op me neer kwamen tuimelen. Ik leek in hun bloed te verdrinken en kon geen adem halen. Ik duwde het lijk van mijn zus van mijn gezicht en haar arm viel los in mijn hand. Ik denk dat ik toen een paar minuten bewusteloos ben geraakt.
  
  Toen ik bijkwam was het schieten opgehouden en kon ik de bewakers horen praten toen ze naar de kuil toe kwamen. Ik had vreselijke pijn in mijn arm en ik realiseerde me dat de kogel me daar getroffen moest hebben. De geweren begonnen te vuren en ik wist dat de bewakers langs liepen om te schieten op alles wat bewoog. Nick, je gelooft nooit wat ik toen deed.'
  
  Tranen drongen in Mikes ogen toen hij me vertelde hoe hij het lijk van zijn zus over zijn gezicht had getrokken, zodat hij door haar bloeddoordrenkte haar kon ademen. 'Het was de wil om te overleven die me dat deed doen,' snikte hij. 'Ik wist dat ze dood was en dat ze haar geen kwaad meer konden doen. Ik wilde voorkomen dat ze weer op me schoten.' Hij huiverde en ging voort, hij vertelde me dat hij hoorde dat de bewakers vlak voor hen stopten en hoe een van hen had gezegd: 'Het heeft geen zin aan dat tuig nog meer kogels te verspillen. Kolonel Leslavikus heeft er voor gezorgd dat ze hun deel kregen.' Hij en zijn kameraden lachten en gingen verder. Ik raakte weer het bewustzijn kwijt. Ik herinner me dat mijn laatste gedachte was, dat ik het had overleefd, maar dat spoedig de reinigingsploeg zou komen met de olie en dat ik levend zou verbranden.'
  
  Toen hij voor de tweede keer bijkwam was het donker, vertelde Mike. De stank van olie hing in de lucht, maar er was geen vuur. Hij wist dat hij moest opstaan. Zelfs als dat betekende dat hij gedood zou worden. De pijn in zijn arm was onverdraaglijk. Zo voorzichtig mogelijk kroop hij onder het lijk van zijn zus vandaan. Toen hij wilde gaan zitten, schrok hij van geritsel vlak bij en hij bleef weer stil liggen. Hij voelde iets over zijn borst bewegen en hij gilde toen de borstelige flank van een grote rat langs zijn gezicht schampte. De aaseter, geschrokken van Mikes gegil, vluchtte de greppel uit, gevolgd door drie of vier andere die tussen de lijken hadden lopen snuffelen.
  
  Mike was ervan overtuigd geweest dat de gil de bewakers zou doen toesnellen om hem te doden, maar er kwam niemand en hij realiseerde zich dat hij alleen was in deze door mensenhanden gemaakte dodenvallei. Hij wankelde overeind en keek om zich heen. Er was geen levende ziel te bekennen.
  
  'Ik moest de kuil uit klimmen over de lijken van hen van wie ik had gehouden,' vervolgde Mike. 'Ik begon langs de rand van de kuil te rennen en toen ik dichter bij het eind kwam, merkte ik dat de stank daar sterker was. De olie moet op zijn geweest en de bemanning van de tankwagen had waarschijnlijk besloten er de volgende dag een dubbel vreugdevuur van te maken. Blindelings was hij het bos in gerend en hij was maar doorgegaan, opbotsend tegen stammen en struiken, vallend en opstaand en weer verder wankelend. Op het laatst raakte hij weer het bewustzijn kwijt en toen hij bijkwam, merkte hij dat hij in bed lag en dat een vrouw over hem heen gebogen stond en een verband om zijn arm legde. Ze was de weduwe van een boer die door de Gestapo was gedood.
  
  'Ze heeft me de rest van de oorlog op de boerderij verborgen gehouden,' herinnerde Mike zich. 'Als er soldaten in de buurt waren, moest ik me verbergen in de grote schoorsteen van haar haard. Tenslotte kwamen de Russen en bevrijden het kamp. Ik zou de rest van mijn leven bij haar zijn gebleven, maar ze stond er op dat ik mezelf meldde en zou proberen mijn bloedverwanten in de vs te bereiken. Tijdens de lange avonden voor het vuur had ik haar verteld dat mijn vader een broer in New York had. Bij hem zouden we zijn gaan wonen als we niet verraden waren.'
  
  Het had Mike twee jaar gekost om zijn oom in Amerika te bereiken. Hij was door de Russen in een interneringskamp gezet, maar' hij was ontsnapt en door heel Europa getrokken. Hij kwam terecht in een weeshuis van een joodse organisatie in Engeland. Ze namen contact op met zijn oom en zorgden ervoor dat hij in New York kwam.
  
  'Weet je, Nick, toen mijn oom hoorde over de vrouw die me van de Duitsers had gered, probeerde hij contact met haar op te nemen en haar ook naar Amerika te halen. Maar het was onmogelijk door de ambtelijke papiermolen te komen. Ik heb haar nooit meer gezien. Ik denk dat ze onderhand dood is. Iedereen van wie ik heb gehouden schijnt dood te zijn.'
  
  'Wat is er gebeurd met de kampcommandant... hoe heette hij,
  
  Leslavikus?'
  
  Zijn ogen vonkten weer. 'Ik had mijn oom over hem verteld en hij probeerde hem op te sporen. Hij kreeg van een congreslid in New York gedaan dat hij hem hielp en kreeg via hem inlichtingen van het leger. Volgens wat ze toen wisten pleegde Leslavikus vlak voor de overgave in Hamburg zelfmoord. Hij was zo succesvol geweest bij zijn werk in Litouwen dat Himmler hem naar Berlijn had laten komen om rechtstreeks onder hem te werken.
  
  Leslavikus zag echter eerder dan de anderen het einde komen. Waarschijnlijk liet hij zich naar Hamburg sturen om daar een krijgsgevangenkamp te inspekteren. Het leger denkt dat hij van plan was met een neutraal schip te ontsnappen, maar de overgave kwam te snel en hij zag dat hij nergens meer zou komen. Liever dan zich over te geven en met de andere oorlogsmisdadigers veroordeeld te worden, pleegde hij, naar men rapporteerde, zelfmoord. En weet je hoe hij het gedaan heeft, Nick? Hij nam een blik benzine en goot dat leeg in het interieur van zijn auto, toen ging hij achter het stuur zitten en vuurde een seinpistool af in de stoel naast hem. Alleen kan dat niet zo gebeurd zijn. Want Leslavikus leeft en is hier in Palm Beach.'
  
  'Hoe weet je dat?'
  
  'Ik heb hem gisteren gezien en vandaag weer. Hij zat vlak bij me. Ik sprak hem aan. Jij zag het, Nick. Jij was er ook.'
  
  'Je bedoelt toch niet die man bij het Elliott zwembad? Dat is Creighton Davies, een van de grootste zakenlieden ter wereld. Een Canadese multimiljonair.'
  
  'Het is hem, Nick. Ik weet het zeker. Ik zag die ogen van hem en toen wist ik het. Ik wist het zeker, zeg ik je. Het gezicht is niet precies hetzelfde, maar die ogen vergeet ik nooit. Die kwaadaardige, staalgrijze ogen. Toen ik hem tegenhield en hem bij zijn naam noemde, zag ik in die ogen dat ik gelijk had. Ik ontdekte bij de kelner dat hij iedere dag bij het zwembad luncht, dus ging ik vandaag weer en hield hem in de gaten. Jij was er ook. Je zag hoe hij niet kon verdragen dat ik naar zijn ogen keek. Hij moest vertrekken. Bewijst dat niet iets?'
  
  Er leek gewoon niet de minste kans te bestaan dat hij gelijk had, maar ik bleef denken aan de uitdrukking op het gezicht van de Canadees toen Mike hem aansprak. En ik wist zeker dat Wendt zijn pen opzettelijk bij Mikes tafel had laten vallen, om de twee boeven te laten zien wie hun prooi was. Het paste allemaal in elkaar, maar de puzzel was te onthutsend om geloofwaardig te zijn.
  
  'Mike, heb je iemand anders over je verdenkingen verteld?
  
  'Nee, ik heb niemand om over zulke dingen mee te praten. Niet meer.'
  
  'Nou, hou het voor je. Ik zal van hier af verder gaan. We hebben mensen die gespecialiseerd zijn in het onderzoeken van dergelijke dingen. Ze weten hoe ze het moeten doen en ze doen het goed. Zo gauw ik op kantoor ben, zal ik ze er aan zetten. Maar, Mike, je moet je realiseren dat een paar ogen niet veel is om mee te beginnen.'
  
  'Het zijn de ogen van Leslavikus, Nick. Het kan me niet schelen wie hij zegt te zijn, het is Leslavikus. Laat hem niet ontkomen, Nick. Bewijs wie hij is en pak hem. Als jij het niet doet, zal ik het zelf doen.'
  
  'Geen woord meer over eigen acties. Ik wil niet dat ik je moet opsluiten zolang hij in de buurt is.'
  
  Feitelijk was dat helemaal niet zo'n slecht idee. Als ik Mike in beschermende hechtenis nam, zou hij veilig zijn. Maar ik wilde eerst contact opnemen met Hawk. Ik waarschuwde Mike dat hij in zijn flat moest blijven en niemand mocht binnenlaten voor hij van mij hoorde. Hij stemde pas toe, toen ik plechtig beloofde alles te zullen doen om de man die hij Leslavikus noemde voor het gerecht te brengen.
  
  'Pak hem, Nick,' smeekte hij toen ik hem verliet. 'Hij moet krijgen wat hij verdient.'
  
  
  
  Een paar minuten nadat ik in mijn Cutlass was gestapt, was ik terug in het zakencentrum van Palm Beach. Ik zette de auto op de parkeerplaats naast het ultramoderne bankgebouw dat tevens het kantoor van AXE huisvestte.
  
  Op de derde verdieping drukte ik mijn duim tegen de plaat die onmiddellijk een patroon naar de computer op het hoofdkwartier in Washington stuurde. Het vingerafdrukonderzoek duurde maar een paar seconden, toen zwaaide de deur van het kantoor open na de ontvangst van het signaal dat honderden kilometers verder werd gegeven. Ik ging naar binnen en kwam voor een tweede deur terwijl de eerste achter me dichtsloeg.
  
  Ik had de agent die achter de deur stond te wachten nooit eerder gezien, maar hij wist wie ik was, omdat de computer ook mijn identiteitskaart en foto naar de ontvanger had overgeseind. 'Goedemiddag, meneer Carter', zei hij, terwijl hij zijn hand uitstak toen hij zijn blik afwendde van het scherm waar mijn foto werd getoond. 'Ik ben Jim Hardy. Tampa sector. De plaatselijke jongens zijn allemaal op onderzoek, dus val ik hier in.'
  
  'Heeft meneer Downey zich al gemeld?' vroeg ik terwijl ik zijn hand drukte.
  
  'Nee, meneer, nog niet. Hij heeft de vereiste contacttijd met twee uur overschreden, maar ik heb het nog niet doorgegeven aan Washington. Een van de mensen van dit kantoor zei, dat Downey had gezegd dat hij zich misschien niet volgens schema zou kunnen melden en liet opdracht achter in dit geval de gebruikelijke meldingsprocedure te negeren. Ik ben blij dat u hier bent, zodat u me kunt vertellen wat ik moet doen.'
  
  Ik wist dat Mark die opdracht had achtergelaten om zijn sporen uit te wissen, voor het geval ik van plan was hem opdracht te geven naar het kantoor terug te komen. Ik was ervan overtuigd dat hij een bevel van mij niet zou negeren, maar als hij het niet kreeg zou hij zich ook niet druk hoeven te maken. 'Ik regel het wel,' zei ik.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  'Wat denk je ervan, N3?'
  
  Hawk had me maar één keer onderbroken toen ik hem vertelde over de aanslag op Kaplan en het verhaal dat hij me had verteld nadat ik hem het leven had gered. De oude man had de telefoon maar even verlaten, toen ik voor de eerste keer Leslavikus noemde en ik was er vrij zeker van dat dat was om het dossier van de vermoedelijke dode oorlogsmisdadiger te laten halen. Tegen de tijd dat ik klaar was met mijn verslag, moest het voor hem liggen en ik veronderstelde dat hij het al raadpleegde terwijl ik nog aan het praten was.
  
  'Hij lijkt heel positief over de identificatie, meneer,' antwoordde ik. 'Staat er iets in Leslavikus' dossier dat zijn bewering kan staven?'
  
  Hawk lachte zacht, toen hij zich realiseerde dat ik een uitstekend beeld had van hoe hij daar door de papieren in het dossier zat te bladeren. 'Wat zeg je hiervan? Het komt uit een Brits geheime dienst rapport over Leslavikus. Er zat een beschrijving bij: "Genoemde heeft diep liggende, grijsblauwe ogen van het soort dat gewoonlijk staalgrijs wordt genoemd: neus en lippen: dun.'"
  
  'Het zou kloppen, meneer. Davies heeft een dunne neus, maar ik ben niet dicht genoeg bij hem geweest om zelf de kleur van zijn ogen te controleren. Jammer dat u dat gegeven niet in het dossier over Davies hebt. Wendt en Koenig schijnen altijd te waken tegen mensen die te veel aandacht aan hun baas besteden. Maar het lukt me wel. Of ik kan het Lily vragen.'
  
  Zo gauw ik die naam noemde, wist ik dat Hawk hem zou aangrijpen en dat deed hij ook. Hij schijnt er een pervers genoegen in te hebben, te horen dat ik intiem ben met een vrouw, hoewel hij dergelijke betrekkingen voortdurend afkeurt. 'Lily, hè, N3?' Ik veronderstel dat dat Davies' secretaresse is.'
  
  'Ja, meneer,' gaf ik toe en probeerde toen van onderwerp te veranderen. 'Ik geloof dat het verstandig zou zijn Leslavikus' vermoedelijke dood na te gaan.'
  
  Zoals gewoonlijk was Hawk mij - en ieder ander ook - voor. 'Ik heb al opdracht gegeven een complete kopie van het rapport te halen. Ik heb ook opdracht gegeven alle geheime dienst dossiers op verwijzingen naar hem na te gaan.' Dat betekende dat speurders van het hoofdkwartier al druk bezig waren de dossiers die al of niet met medewerking van andere landen bemachtigd waren, te doorzoeken op vermeldingen van de naam Leslavikus.
  
  'Ik wil ook meer weten over Davies' ontsnapping uit het krijgsgevangenenkamp bij Hamburg,' vervolgde Hawk. 'Onder de gegeven omstandigheden lijkt het toeval een beetje verdacht.'
  
  'Als u het goedvindt, meneer, zou ik Kaplan graag een paar dagen uit de roulatie willen nemen. Ten eerste, als hij gelijk heeft, zal Davies - of Leslavikus - proberen hem uit de weg te ruimen. En als hij ongelijk heeft, zou hij Davies tarten door zo rond het Elliott te hangen. En ik wil, voor onze geheimzinnige Canadees van hier vertrekt, weten wat hij van plan is. Kan ik Kaplan een tijdje in beschermende hechtenis nemen?'
  
  'Gelooft hij nog steeds dat je van de FBI bent?' vroeg Hawk. Toen ik dat bevestigde vervolgde hij: 'Nou, dan laten we de FBI de kastanjes uit het vuur halen. Stuur een paar van je mensen die zich voordoen als andere FBI-agenten, om Kaplan op te pikken en hem ergens op te bergen tot we weten of hij gelijk heeft of niet. Ze kunnen zeggen dat de FBI al met zijn informatie aan het werk is gegaan en niet het risico wil lopen dat ze hem als mogelijke getuige tegen Leslavikus verliezen. Is Mark daar bij je op het kantoor? Hij moet ergens een schuilhuis regelen.'
  
  Aangezien Hawk wist dat ik hem via de scrambler in Marks kantoor belde en Mark geacht werd me te helpen, moest ik hem dekken. 'Mark is even weg, maar ik weet zeker dat hij een plaats zal hebben om Kaplan te verbergen. Zo gauw hij terug is zal ik het plan in werking stellen. Ik heb Kaplan al bewaking gegeven en als we klaar zijn zullen we hem moeten oppakken.'
  
  Toen vertelde ik Hawk over mijn plannen voor die avond. 'Zorg dat je niet gepakt wordt, Nick,' waarschuwde hij. 'Vergeet niet dat Davies machtige vrienden heeft. Dat heb je met geld.'
  
  Toen ik me in het communicatiecentrum weer bij Jim Hardy voegde, hoorde ik dat er nog geen teken van Mark was gekomen. Ik gaf opdracht om alle wagens te alarmeren om uit te kijken naar Mark. Het zou best kunnen dat we een heel nieuwe partij voetbal gingen spelen en we konden het ons niet veroorloven een van onze waardevolste spelers te verliezen.
  
  
  
  Ik ging terug naar het Elliott om me voor te bereiden op mijn afspraak met Lily en de andere activiteiten die ik voor die avond in petto had. De uitrusting die ik had besteld was door een AXE-agent die zich had voor gedaan als een nieuwe piccolo, in mijn kamer
  
  achtergelaten. Ik controleerde de boel, testte een paar dingen en ging toen een douche nemen. Toen ik klaar was met scheren, rinkelde de telefoon, Jim Hardy belde om te melden dat het 'artikel' waar naar ik gevraagd had, nog niet gevonden was. Mijn hart kneep samen. Mark Downey was niet zomaar een verdomd goede agent - hij was een verdomd goede vriend.
  
  'Blijf zoeken, wil je?'
  
  'Best.'
  
  'En laat je man bij de Palm Beach politie weten dat we er naar zoeken, als je dat lukt.'
  
  AXE heeft een contactman bij iedere plaatselijke politiemacht -iemand die zorgvuldig is uitgekozen voor delicaat werk - en Hardy's antwoord was precies wat ik verwachtte. 'Ik zet meteen iemand aan het werk.'
  
  Ik bedankte hem en hing op. Bijna direct ging de telefoon weer. 'Nick, ik ben het, Lily.' Dat had ze me niet hoeven vertellen: je kon je niet vergissen in die zachte, zwoele stem.
  
  'Hallo. Wat is er?'
  
  'Ze zijn al weg, meneer Davies en de anderen. Meneer Wendt kreeg een paar minuten geleden bericht van iemand en het moet heel belangrijk zijn geweest, want ze vertrokken onmiddellijk. Is het niet geweldig? Ik kan over een half uur klaar zijn om te komen. En ik hoef me geen zorgen te maken over vroeg terug zijn. Meneer Wendt zei dat ze waarschijnlijk vanavond heel laat zouden terugkomen en dat ik ervan moest genieten, omdat we hoogstens nog een paar dagen hier zullen zijn.' Ze zweeg even. 'Dat is het enige slechte nieuws.'
  
  'We zullen van die dagen het beste maken,' beloofde ik en voegde eraan toe: 'Kom je zo gauw je klaar bent naar mijn kamer?'
  
  'Ik ben nu al klaar, Nick,' zei ze hees. Er klonk een lach in haar stem toen ze vervolgde: 'Maar ik denk dat ik me beter eerst kan aankleden. Maar doe jij geen moeite. Zie je over twintig minuten.' Ik glimlachte toen aan haar kant de hoorn neerlaag. Niets zo lekker als een gretige bedgenote. Ik had de hoorn nog niet neergelegd of het apparaat rinkelde weer. Zoals ik had verwacht was het mijn piccolo die belde om te vertellen dat Davies en zijn mannen waren vertrokken in de Rolls en dat een van de AXE-wagens hen volgde. Maar iemand die meeluisterde zou het nooit hebben begrepen, want de boodschap die ik kreeg was: 'Drie stemmen uitgebracht en de meerderheid is voor'.
  
  Toen ik voor de derde maal ophing en me begon te kleden voor mijn uitje met Lily, vroeg ik me af wat het precies was dat Davies zo vroeg uit het hotel had doen vertrekken. Ik hoopte dat het niets te maken had met Mike Kaplan. Of met Mark Downey.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  Vanaf de eerste avond dat ik Lily had ontmoet door 'toevallig' een kruk naast haar te nemen in de luxe Elliott Club van het hotel, was dat onze vaste halte geworden voor een borrel voor het eten. Wie ook de tent had ingericht, hij - of zij - wist hoe het moest. Het strakke wit van de club was een uitstekende achtergrond voor de kleurige Palm Beach pasteltinten die door de meeste gasten werden gedragen. De meerderheid was mooi, knap of rijk - meestal een combinatie van twee, maar niemand was eleganter dan Lily, die een helderrode splitjurk had gekozen voor wat gedoemd scheen onze laatste avond samen te zijn. Hij was hooggesloten, vloeide over haar hoge volle borsten en golfde toen omlaag. Op het eerste gezicht zedig werd het een van de meest sexy kledingstukken die je je voor kon stellen, iedere keer dat een van haar goedgevormde dijen uit een van de dijhoge splitten flitste. Kennelijk verrukt over de aandacht die ze trok in dit gewoonlijk blasé gezelschap, sloeg ze weloverwogen haar benen over elkaar toen ze op de kruk naast me ging zitten, waarbij ze de split aan een kant ogenschijnlijk nonchalant liet wegglijden. Ik kon alleen maar bewonderend kijken naar het prachtige stuk ontblote dij. Ze was klein, maar dat been hield maar niet op.
  
  'Zullen we naar je kamer gaan en het eten maar vergeten,' fluisterde ze.
  
  Haar seksuele honger was verbazend, bijna zo groot als de mijne. Nog geen half uur tevoren hadden we ineengeklemd op bed gelegen. Geen van beiden waren we in staat geweest onze verlangens te beheersen, toen ze mijn kamer binnenkwam, ronddraaide en voor me poseerde in een japon die ze had 'bewaard voor een speciale gelegenheid'. Niemand die nu naar haar zacht neervallende zwarte haar keek, zou hebben vermoed dat nog niet lang geleden het zich in een liefkozende waaier over mijn borst had uitgespreid toen haar hoofd zich over me boog en haar volle, rijpe lippen me stijf plaagden voor 'nog een keertje, Nick'.
  
  'Later, liefje,' zei ik tegen haar, terwijl ik haar vluchtig kuste. 'Ik wil dat dit een bijzondere avond wordt. We hebben voor acht uur gereserveerd in de Ta-boo.'
  
  'Het is al een speciale avond voor me geweest, Nick,' fluisterde ze met omfloerste stem. 'Waar heb je ooit 'De Kus van de Keizers Favoriete' geleerd? Hij is buiten mijn land weinig bekend.'
  
  'Ik wist niet dat hij zo heette,' loog ik, terwijl ik me een ander oosters meisje herinnerde, dat me eens die eeuwenoude manier om de meest veeleisende vrouw te bevredigen, had geleerd. 'Het leek me gewoon een aardige manier om eer te bewijzen aan je lieftalligheid.'
  
  'Het was inderdaad een verrukkelijke manier, liefste. Later zal ik je nog een geheim van ons volk leren, De Liefkozing van de Keizers Favoriete. Het is nog ouder dan de eer die jij me bewees. Je zult het heerlijk vinden,' beloofde ze toen ze haar cognac Alexander leegde en verleidelijk langs haar lippen likte.
  
  'Er is nog tijd voor eentje, voor we gaan eten,' zei ik, terwijl ik de barkeeper een teken gaf.
  
  'Laat mij mijn haar kammen, terwijl jij bestelt,' zei ze, terwijl ze van de kruk gleed en me weloverwogen een blik gunde op het andere been.
  
  Ik bestreed haar niet door te zeggen dat het haar er geweldig uitzag, het was precies de gelegenheid waarop ik wachtte. Ik keek toe hoe ze door de Elliott Club naar de deur van de toiletten schreed, alle ogen volgden haar. Toen ze verdwenen was draaide ik me snel naar de bar waar onze nieuwe drankjes al stonden te wachten. Terwijl ik een servet oppakte, reikte ik over haar glas om een denkbeeldige spat van de bar te deppen. Tegelijkertijd liet ik in haar Alexander een smakeloze pil vallen, die 's middags door een onopgemèrkte AXE-koerier was achtergelaten.
  
  Een paar minuten later was Lily terug. Ik gaf haar haar glas en pakte het mijne op. 'Op je gezondheid'. Tevreden zag ik hoe ze haar glas snel leegde. Toen legde ik een twintig dollarbiljet op de bar en hielp haar met een arm om haar middel van de kruk. 'Kom mee, mijn keizerinnetje, ik heb honger.'
  
  Ze drukte haar strak omklede billen tegen me aan en lachte ondeugend over haar schouder. Ze zei, luid genoeg om het de helft van de klanten te laten horen:
  
  'Ja, meester. Ik weet dat ik altijd aan uw wensen voldoe.'
  
  De geschokte wenkbrauwen gingen nog hoger toen ik haar een tik op de billen gaf en grapte: 'Ik zal je die woorden laten inslikken, liefje.'
  
  Toen we buiten over Worth Avenue liepen, op weg naar het Ta-boo restaurant, hing Lily aan mijn arm en ze stopte om de paar stappen om me te kussen. Op een of andere manier voelde ik me een verschrikkelijke rat, als ik haar kus beantwoordde en eraan dacht dat de pil die ik in haar glas had gedaan, hetzelfde effect op haar zou hebben als twintig Alexanders in drie uur. Maar ik kon niet anders. Ze moest bewusteloos in mijn kamer liggen terwijl ik Davies' suite doorzocht.
  
  
  
  Toen ik op de bovenste verdieping uit de lift stapte en naar de deur liep die toegang gaf tot de daksuite, keek ik op mijn horloge. Het was 11.40. Precies volgens plan, dacht ik bij mezelf, toen ik de sleutel te voorschijn haalde die ik eerder die avond had gekregen van de AXE-agent bij de staf. Het was een duplicaat van de sleutel die de gast had, maar hij zou nooit vermoeden dat hij bestond. Hij was gemaakt door het slot vol te spuiten met een speciaal middel dat als het iets gehard was teruggetrokken werd en een perfecte afdruk van de tuimelaars gaf. Als de stof volkomen uitgehard was, werd hij de sleutel zelf en zo hard als staal.
  
  Tien minuten eerder had ik de dekens over de diep slapende Lily getrokken, Tegen tien uur waren we klaar geweest met het heerlijke maal in de Ta-boo. We dronken een likeurtje en dansten wat. Daarna gingen we snel terug naar het hotel. Om kwart voor elf waren we heftig aan het vrijen, omdat we wisten dat we niet veel tijd samen meer zouden hebben. Toen het eerste samenzijn was uitgelopen in schokken die ons bibberig van hun kracht op het bed hadden achtergelaten, hadden we even naast elkaar gelegen, tevreden ermee elkaar zacht te strelen. Toen was mijn liefkozing eisender geworden. Lily had zich op een elleboog opgericht en me aangestaard. Haar ogen waren vernauwd door speculatie en begeerte; 'Ben je nu al weer klaar, Nick?' mompelde ze, terwijl haar fijne vingers over mijn buik omlaag gleden om haar antwoord op de vraag te vinden.
  
  'Ja, mijn liefste, ik zie dat het zo is.' Zonder nog iets te zeggen gleed ze op het bed neer en knielde ze tussen mijn knieën. Ze boog haar hoofd zo, dat haar lange haar over mijn zwellende geslacht viel in een myriade van zachte penseelstrelingen. Geleidelijk nam het strelen in intensiteit toe, toen ze haar hoofd heen en weer bewoog, me zacht geselend met haar golvende lokken. Af en toe hief ze haar hoofd op, zodat haar donkere ogen de mijne konden zoeken voor een reactie op haar behandeling, anders dan die duidelijke die plaatsvond onder de prikkelende slagen van haar haar. Kennelijk tevreden gesteld door wat ze op beide plaatsen zag, had ze haar hoofd weer gebogen, dieper ditmaal, zodat de punt van haar tong nog een zweep werd in de opwindende geseling die ik kreeg. Toen ik haar schouders had gegrepen en haar omhoog had getrokken om te kussen, zei ze zacht: 'Nee, nog niet. Het is nog maar net begonnen.' Toen begonnen haar lippen, met haar tong ertussen, over mijn geslacht te glijden. Op het moment dat het leek dat ik geen grotere hoogten kon bereiken, hadden de lippen me opgeslokt en haar hoofd was folterend gaan stoten.
  
  Plotseling ging Lily op haar hurken zitten en toen ik opkeek zag ik een vreemde, geschokte uitdrukking op haar gezicht. Ze verbleekte en sprong toen achteruit van het bed af. Ze rende naar de badkamer en nam nauwelijks de tijd om de deur dicht te slaan. Toen wist ik dat de pil zijn werk was begonnen.
  
  Toen de kokhalzende geluiden die door de deur klonken waren gestopt, kwam Lily terug. Ze zag er afgetrokken uit. Onvast liep ze naar het bed en zakte naast me in elkaar. 'Nick,' zei ze zwaar ademend, 'het spijt me. Ik weet niet wat er is. Het moet al die drank zijn geweest. Het is nooit eerder gebeurd.'
  
  Ik stak mijn hand uit om haar koude, bezwete gezicht te strelen en zei: 'Het is mogelijk, liefje. Je stond erop bij het eten cognac met wijn te mixen en daarna nog een Amaretto. Ga liggen en ontspan je.'
  
  Dat was het moment dat ik de dekens over haar heen trok. Even later werd haar mond slap en haar gepijnigde ademhaling ontspande zich in het ritmische patroon van een diepe slaap. Ik moet de laboranten vertellen dat ze gelijk hadden wat betreft het effect van de pil, zei ik tegen mezelf toen ik me haastig aankleedde en mijn uitrusting te voorschijn haalde. Als ze nu maar gelijk hadden met de werkingsduur.
  
  
  
  Toen ik de lege daksuite binnenging - de bewoners waren als gasten van Hawks vriend in een heel exclusieve club in Palm Beach - leken de kamers overspoeld met licht. Het duurde even voor ik me realiseerde dat het door de maan kwam, die helder door de terrasramen van de flat scheen. Ik ging snel naar het raam dat uitzicht bood over het zwembad en dat ik eerder die dag van zo ver beneden had uitgekozen. Ik deed het raam open en zette voorzichtig een been over het raamkozijn. Omlaag tastend zocht ik met mijn tenen tot ik de richel raakte die mijn 'weg' naar Davies' suite moest zijn. Ik hield me vast aan de raamlijst en hees mezelf over de vensterbank naar buiten om ook de andere voet op de richel te zetten. Onder me, na een eeuwigheid aan ruimte, zag ik de verlichte hoteltuin en het zwembad, die beiden leeg waren.
  
  Aan mijn handen waren een paar door AXE ontwikkelde octopus handschoenen. Honderden handgemaakte zuignapjes bedekten de handpalmen. Als ze vlak tegen een oppervlak werden gedrukt, zouden ze vastkleven met de vasthoudendheid van hun naamgever. Als ze licht bij de vingertoppen werden ingedrukt, konden ze vasthouden en loslaten naar de wil van de drager. Op de richel omdraaiend tot ik met mijn gezicht naar de muur stond, begon ik naar de hoek
  
  te schuifelen. Mijn handschoenen en de vijftien centimeter brede rand waren het enige houvast tussen mij en de grond vijfendertig meter lager.
  
  De richel liep om de hoek verder, dus ik ook. Mijn eerdere verkenning vanaf het terras had me verteld dat ik langs de hele lengte van deze daksuite kon gaan. Hij strekte zich tot halverwege deze kant van het hotel uit. Dat was een afstand van zo'n vijfentwintig meter en die legde ik snel af. Mijn problemen begonnen bij de volgende hoek, waar de richel ophield. Toen ik om de hoek keek, zag ik het kleine balkon dat voor de glazen deuren van Davies' suite uitstak. Maar ik moest zo'n anderhalve meter open ruimte oversteken om het balkon te bereiken.
  
  Ik drukte mijn rechterhand vlak tegen de muur en ik voelde hoe de zuignapjes vastkleefden en me op mijn plaats verankerden. Gebruikmakend van mijn linkerhand wikkelde ik zo'n zes meter sterk, licht koord van mijn riem. Aan een kant van het koord zat een enterhaak, ongeveer de helft van de normale grootte.
  
  Ik vierde twee meter koord en begon heen en weer te zwaaien, terwijl ik mijn hoofd om de hoek stak om het silhouet van het balkon te kunnen onderscheiden. Ik vergrootte de boog van het slingerende koord en lanceerde hem naar de bovenkant van het balkonmuurtje. Ik vloekte zacht toen de haak met wat me een luide klap leek de rand raakte en viel.
  
  Ik vierde nog een halve meter lijn en begon opnieuw te zwaaien, waarbij ik me verder over de afgrond onder me boog om een betere hoek voor mijn worp te krijgen. Toen ik weer tevreden was over de boog, vierde ik op het hoogtepunt nog een halve meter en de haak zeilde weer weg. Ditmaal ging hij over de muur van het balkon en bonsde tegen de andere kant. Voorzichtig trok ik de lijn strak en ik hoorde de enterhaak langs de binnenkant van het balkon schrapen. Hat krassen klonk luid en ik keek omlaag om me ervan te overtuigen dat er niemand in de tuin was gekomen. De tuin was leeg. Toen ik weer naar het balkon keek, zag ik een van de haken over de rand van de muur komen, dus hield ik op met trekken. Het was tijd om te handelen. Ik maakte voorzichtig eerst de handpalm en vervolgens de vingers van mijn rechterhand los uit hun greep op de muur. Ik klemde het koord in beide handen en liet me vallen. Ik ging onmiddellijk omlaag. Toen pakte de haak plotseling met een ruk die mijn schouders bijna ondraaglijk spande en ik zwaaide even door de lucht, voor ik tegen de muur van het hotel smakte met een dreun die me bijna van het touw losgooide.
  
  Als een bergbeklimmer stak ik mijn benen uit en leunde achterover. Hand voor hand klom ik omhoog tot ik een arm over de muur van het balkon kon slaan.
  
  Nadat ik eerst mezelf en vervolgens de enterlijn op het balkon had gehesen, bleef ik daar een ogenblik stilstaan om de pijn in mijn schouders te stillen. Ik trok mijn handschoenen uit. Toen ik naar een van de balkondeuren liep, raakte mijn ene voet iets dat rinkelde en raakte de ander verstrikt in iets dat aanvoelde als een zwaar touw. Ik pakte mijn kleine, krachtige zaklamp en richtte de potlooddunne bundel op de vloer van het balkon. Een touw, iets dikker dan wat ik had gebruikt, lag op een hoop. Aan een kant zat een haak die identiek was aan die welke gebruikt worden door dokwerkers om lading te tillen.
  
  Ik boog me voorover en voelde aan het touw. Het was droog. Dat betekende dat het om elf uur nog niet op het balkon had gelegen. Toen waren Lily en ik namelijk wat nat geworden door een plotselinge bui op de terugweg uit de Ta-boo. Da vies had nog een bezoeker - en die was ongetwijfeld op mijn komst attent gemaakt door de klap en het schrapen van mijn enterhaak op het balkon.
  
  Ik haalde snel Wilhelmina, mijn Luger, te voorschijn, schroefde de demper erop en ging naar de deur. Hij was dicht en op slot. De tweede was ook dicht, maar mijn zaklamp onthulde dat er boven het opengedraaide slot een schijfje glas was weggesneden. Ik deed het licht uit, duwde de deur open en glipte naar binnen. Ik ging uit het maanlicht achter me en bleef toen zonder te ademen stilstaan. Ik wilde de andere indringer de kans geven zijn aanwezigheid te verraden, zoals ik gedwongen was geweest de mijne te onthullen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  De indringer speelde hetzelfde spelletje. Er klonk geen geluid buiten de ruimte die verlicht werd door de maan. Ongeveer twee minuten stond ik bewegingloos - toen kwam het: de gedempte plof van een voet op dik tapijt.
  
  Ik hoorde dat hij zo'n vier a vijf meter links opzij van me was. Ik vermoedde dat hij waarschijnlijk positie had gekozen tegenover het raam, waar hij de beste kans had een glimp op te vangen van degene die de kamer binnenkwam. Toen hoorde ik zijn ademhaling en had ik hem gelokaliseerd.
  
  Voorzichtig, zonder een geluid, liet ik me op de grond zakken en strekte me plat uit. Ik stak mijn linkerarm voor me uit als een pijl die in zijn richting wees. Ik bewoog mijn hand traag heen en weer om geluidloos contact te maken met eventueel meubilair voor me. Met de neuzen van mijn gymschoenen in het dikke tapijt begon ik mezelf voort te duwen. Mijn oren waren attent op ieder geluid dat er op wees dat hij wegging van de plek waar ik had berekend dat hij stond. Beetje voor beetje ging ik verder tot mijn tastende vingers de onderkant van een fauteuil raakten. Ik liet mijn vingers er langs glijden om te bepalen in welke richting hij stond en wat zijn afmetingen waren. Hij stond zo dat ik tegen de indringer beschermd was. Voorzichtig bracht ik mijn arm omhoog tot ik wist dat de rug van de stoel naar me toe stond. Ik kroop om de achterkant heen en bleef toen stil liggen. Ik was dankbaar voor het dikke tapijt dat ieder geluid van mijn bewegingen dempte. Wilhelmina was al voorzien van haar demper en ik stak haar vooruit.
  
  Al die tijd had ik me in de plaats van mijn tegenstander verplaatst. Als ik verrast zou zijn, terwijl ik Davies' suite doorzocht, zou ik ook een plek in het donker tegenover het raam hebben uitgekozen. En ik zou bij een lichtknopje zijn gaan staan, zodat ik licht aan kon doen als ik gereed was, in de hoop dat ik mijn onzichtbare tegenstander zou verblinden en die hoogst belangrijke seconden zou krijgen om de situatie in de hand te krijgen. Ik wilde de massa van de stoel tussen hem en mij wanneer het licht aan ging. Voorzichtig trok ik Wilhelmina tegen mijn zij en het volgende moment werd de kamer overstroomd met licht. Ik knipperde met mijn ogen om ze snel aan te passen en stak toen mijn hoofd en pistool om de stoel, terwijl ik plat op de grond bleef liggen. Twee meter van me vandaan zat een man diep gehurkt met zijn rug gedeeltelijk naar me toe, terwijl zijn ogen de andere hoek van de kamer afzochten. Ik kon zijn trekken niet onderscheiden, maar ik zag wel dat hij klein was. Toen begon zijn hoofd in mijn richting te draaien.
  
  'Doe dat niet,' zei ik. 'Gewoon die kant op blijven kijken en niet bewegen.'
  
  Hij verstijfde. Terwijl ik hem onder schot hield ging ik op mijn knieën zitten en stond vervolgens op. Mijn pistool was op zijn achterhoofd gericht.
  
  'Okee,' zei ik tegen hem. 'Sta nu heel langzaam op en houd beide armen boven je hoofd. Kalm aan, niet te snel... dat is beter. Hou ze daar.'
  
  Toen hij mijn instructies opvolgde, zag ik dat hij in zijn rechterhand een pistool met lange loop had, dat nog verlengd werd door een demper.
  
  'Laat vallen.' Het zware wapen viel met een doffe plof op het tapijt. 'Drie stappen naar links.'
  
  Toen hij zo'n anderhalve meter van het wapen was, zei ik tegen hem dat hij zich moest omdraaien. Het gezicht dat me gespannen aankeek, had ik nog nooit gezien. Het was een kwaadaardig mager gezicht met kleine schichtige ogen en een lang litteken dat een mondhoek omlaag trok. Het zag eruit alsof het gehecht was door een arts die een snuif ether had genomen voor hij met neuken begon.
  
  'Wie ben je en wat doe je hier?' vroeg ik op eisende toon, terwijl ik de loop van mijn pistool op zijn litteken gericht hield.
  
  'Hetzelfde als jij,' snauwde hij. 'Op zoek naar geld en juwelen.'
  
  'Als je geen kogel wilt slikken, kun je beter de waarheid vertellen.' Hij gaf geen antwoord en staarde me stom aan. Ik zag dat hij niet het soort was dat zonder een hoop druk zou praten en ik had geen tijd om de antwoorden los te wringen. Dat kon later nog. Op dat moment moest ik Davies' suite doorzoeken en op mijn kamer terug zijn voor Lily bijkwam uit haar kunstmatige slaap.
  
  'Draai je weer om,' commandeerde ik. Toen hij dat deed, wierp hij een snelle blik op zijn pistool op het kleed. 'Ik zou er zelfs maar niet aan denken,' zei ik. 'Tenzij je Superman bent en sneller dan een haastige kogel.'
  
  Toen zijn rug naar me toe gekeerd was deed ik twee snelle passen naar voren en draaide de Luger in mijn hand om. Hij scheen te weten wat er ging komen, want hij trok zijn hoofd tussen zijn schouders, net toen de kolf van de Luger onderaan zijn nek neer smakte. Zonder geluid te geven zakte hij op de grond. Snel liep ik door de suite en vond de kamer die Davies' rechterhand, Wendt, kennelijk gebruikte als kantoor. Er stond een extra bureau met schrijfmachine voor Lily. De dossierkast met twee laden stond in de hoek en trok me aan als een magneet. Ik stak mijn hand uit om een van de laden open te trekken - en stopte. De kast was heel anders dan ik ooit had gezien. Ik liet me op mijn knieën zakken en onderzocht hem beter.
  
  In de rechterbovenhoek zat een slot, maar niet zo een als de simpele dingen die meestal op zulke kasten zitten. Het was een combinatieslot en de naam van de maker die erop stond, was me volslagen onbekend. Door op de zijkant te kloppen ontdekte ik dat ook de mantel van de kast van veel zwaarder plaatstaal was dan voor gewone kantoormeubelen wordt gebruikt. Hij scheen ook wat verder van de muur te staan dan nodig was, dus keek ik erachter. Het vervloekte ding had een alarmsysteem! Er liep een snoer van de achterkant van de kast naar een stopcontact in de muur. Ik vermoedde dat ik het alarm niet kon uitschakelen door alleen maar het contact ie verbreken. Als ik de stekker er verkeerd uittrok zou waarschijnlijk het alarm overgaan.
  
  Ik keek op mijn horloge en zag dat ik nog maar een uur had, voor ik weer naast Lily in bed moest liggen. Toen werd het probleem plotseling uit mijn handen genomen.
  
  'Maak je geen zorgen over de tijd, Carter,' zei de stem achter me. 'Je gaat nergens naar toe.'
  
  Ik draaide me om en keek Sneelip en zijn gedempte pistool aan. De kracht van de slag met de kolf van mijn Luger moest verminderd zijn doordat hij zijn hoofd had ingetrokken.
  
  'Je wapen,' zei hij. Toen ik naar mijn schouderholster wilde grijpen hield hij me kortaf tegen. 'Niet die hand. Je linker.' Mijn linkerhand omhoog draaiend greep ik de kolf en trok de Luger los uit zijn veren.
  
  Toen hij los was, zei hij, 'Hou hem alleen met je vingertoppen \ast... zo, ja. Nu langzaam je rechterhand omhoog en pak hem bij de loop.' Ik hield het pistool omgekeerd voor me. Hij deed twee lappen vooruit en nam de Luger, toen ging hij weer achteruit. Hij hield het pistool omhoog, zodat hij hem beter kon bekijken en me toch in de gaten kon houden. 'Mooi. Heel mooi. Maar jullie AXE-jongens hebben ook altijd de beste uitrusting. Dit is een aardige aanwist voor mijn verzameling.'
  
  Krijg je op die manier al je wapens?'
  
  'Niet allemaal. Maar we hebben ook niet de bronnen van jullie kapitalistische zwijnen. Maar dat zal niet lang meer duren, denk ik.'
  
  'Maar het budget van de KGB is toch zeker zo groot als dat van ons.'
  
  Zijn hoonlach vertrok de ongetekende mondhoek. 'De KGB weet niet hoe ze haar fondsen verstandig moet gebruiken. Ze betalen me al drie jaar en weten nog steeds niet dat ik drie van hun beste agenten in dit land heb opgeruimd.' Ik moet geglimlacht hebben, want hij vervolgde: 'Niet zo zelfingenomen. De CIA betaalt me ook. En ze hebben nooit kunnen vermoeden dat enkele van de beste tips voor de Senaatscommissie die de CIA doorlicht, van mij afkomstig zijn.'
  
  Schouderophalend zei ik: 'De CIA betaalt iedereen.'
  
  Woede vlamde in zijn ogen. 'Ik ben niet iedereen. Ik ben de beste. Ik zou niet verknoeid zijn aan een minderwaardige klus als deze, als die idioot Camaj zich in New York niet had laten doden.' Mijn gezicht moet verrassing hebben verraden, toen ik in gedachte het verband legde tussen de instructies die ik op de Albanese moordenaar had gevonden en deze insluiper in Davies' suite. Sneelip lachte kwaadaardig. 'Het doet er niet toe dat je het weet. Je zult niet lang genoeg leven om het verder te vertellen.' Toen zette hij kennelijk zelf een aantal dingen op een rijtje. 'Natuurlijk was jij het,' zei hij peinzend, 'die Camaj in die vuilniswagen gooide, niet, Carter?'
  
  Ik gaf geen antwoord. Ik had het te druk met het litteken dat schuin naar zijn kin liep. Ging mijn verbeelding met me op hol of kwam het werkelijk los?
  
  Hij moet het ook gevoeld hebben, want plotseling liet hij mijn Luger op het kleed vallen en voelde met zijn linkerhand aan zijn gezicht. Toen hij zijn hand wegtrok was het litteken verdwenen en er voor in de plaats was een dof glanzende, rode streep. Ik wist toen dat hij het litteken zelf had gemaakt en rubbercement had gebruikt om een huidplooi omlaag te houden.
  
  'Tot zover dus een eenvoudige vermomming,' zei hij schouderophalend. 'Een litteken is iets dat de meeste mensen zich herinneren zonder verder iets te hebben opgemerkt aan het uiterlijk van een vreemde. Heel doeltreffend en heel verwarrend voor de politie, die op zoek gaat naar iemand met een litteken. Maar genoeg ijdel geleuter. Ik merk dat ook jij had besloten het kastje van de zeer rijke heer Davies niet te openen. Heel verstandig. Ik heb in Londen zo'n kast al eens eerder gezien. Ze worden daar gemaakt. Voor ik de idioot die bij me was kon tegenhouden, trok hij de stekker er uit om het alarm buiten werking te stellen. Er was geen alarm. De bovenste lade glijdt open en er komt een giftige gaswolk uit. Gelukkig dook ik een deur uit toen ik zag dat hij aan de stekker begon te trekken. Dat was beter dan tijd te verspillen aan een waarschuwing die toch al te laat was.'
  
  'Fijne vriend ben jij,' zei ik.
  
  Een strakke glimlach, niet langer vertrokken door het valse litteken, speelde over zijn lippen toen hij grimmig zij: 'Ik ben niemands vriend, Carter. Veel mensen zijn daar te laat achter gekomen. Nu moeten we gaan. We komen hier niets te weten. Met de combinatie van de kast kan niet gerommeld worden, want ook dat zorgt ervoor dat de lade opengaat. En aangezien ik zeker weet dat jij, net als ik, geen gasmasker heb meegenomen, moeten we dit onderzoek laten rusten.'
  
  Met zijn pistool steeds op me gericht, dwong hij me beide touwen op te pakken en het cirkeltje glas dat hij uit de deur had gesneden, weer op zijn plaats te zetten, zodat het niet opgemerkt zou worden. Met mijn Luger in zijn riem gestoken, zei hij toen: 'Als je nu naar de woonkamer wilt lopen en de touwen daar laat vallen. Dan ga je naar rechts de hal in: je zult zien dat er vlak voor de voordeur een badkamer is. Ik zal vlak achter je zijn met mijn pistool op de onderkant van je wervelkolom gericht. Weet je hoe het is daar geraakt te worden?' Zonder op antwoord te wachten ging hij voort, kennelijk zeer vergenoegd over de inlichtingen die hij ging verstrekken.
  
  'Als je de kogel overleeft, ben je voor de rest van je leven een plant. Je kunt zelf niets doen. Je moet gevoed en gewassen worden, je moet zelfs iemand hebben die je kont voor je afveegt. Ik geloof niet dat je dat leuk zou vinden, wel, Carter? Jij, de grote minnaar, die dat door een verpleegster moet laten doen? Denk daar maar even over na en begin dan te lopen.'
  
  Er was niets om over na te denken, dus deed ik wat hij bevolen had. Ik ging naar de woonkamer en van daar naar de badkamer. Ik liep het betegelde vertrek binnen en wachtte op zijn volgende zet. 'Kniel in de badkuip... goed zo. Steek nu je armen uit naar de pijpen onder de wasbak.'
  
  Toen mijn rechterarm in de positie was die hij wilde, ging hij naast de badkuip staan en drukte de demper tegen mijn oor. Met zijn andere hand schoof hij een handboei over mijn uitgestoken pols en sloeg hem dicht. Toen bevestigde hij de andere boei rond een van de pijpen onder de wasbak en klikte hem dicht.
  
  'Niet weglopen, hoor,' zei hij. 'Ik heb een paar dingen te doen en dan gaan we samen stilletjes weg. Ik heb heel leuke plannen met je, Carter. Je zult zien of ik niet inventiever ben in het doden dan jij, toen je die zwakzinnige idioot Camaj opruimde.' Hij lachte genadeloos en was toen weg.
  
  Ik schatte dat ik een minuut of vijf had voor hij terug was. Ik wilde de suite niet verlaten terwijl hij de situatie onder controle had. Wat ik ook deed, ik moest het snel doen, want mijn horloge vertelde me dat het nog maar dertig minuten duurde voor Lily wakker kon worden.
  
  Ik kwam zo stil mogelijk uit de badkuip en onderzocht de handboei die aan de pijp vastzat.
  
  Degene die de uitrusting betaalde van Sneelip - dat was de enige manier waarop ik aan hem kon denken, hoewel zijn meest karakteristieke trek nu verdwenen was - leverde goed spul. De handboei was er een van het onforceerbare soort en van massief staal. Ik zocht in de badkamer naar een wapen en vond niets. Tenzij je de rol extra wc-papier meerekende die bovenop de stortbak stond. Probeer hem daarmee te raken, dacht ik grimmig. Er was een medicijnkastje en dat leek mijn enige hoop. Met mijn vrije hand schoof ik een van de spiegeldeurtjes open. Die kant van het kastje was leeg. Ik schoof het tweede open. Op de onderste plank lagen twee stukken zeep, in het papier van het Elliott. Op de bovenste plank stond het enige andere artikel in de kast, een waterglas, verpakt op de typische hotelmanier. Het moest er mee kunnen.
  
  Toen ik me omdraaide zag ik handdoeken die over een rek aan de achterkant van de badkamerdeur hingen.
  
  Ik stak mijn vrije arm zover ik kon achter me en greep er een. Ik legde hem in de wasbak. Ik nam het glas van de plank en legde dat op de handdoek. Ik vouwde de hoeken van de dikke stof eromheen. Ik hief het in badstof gewikkelde glas op en sloeg het op de rand van de wastafel. Er klonk een lichte knal, gedempt door de handdoek. Ik voelde hoe het glas door de slag brak. Ik liet het voorzichtig weer in de wasbak zakken en vouwde de handdoek open. Het glas was in zo'n twintig stukken gebroken, maar het geluk was me goed gezind. Eén stuk was groot genoeg voor mijn doel. Ik pakte het en legde het op de rand van de wastafel. Ik vouwde de handdoek weer om de rest van het glas en wierp hem in de prullenbak, hopend dat Sneelip het niet zou merken als hij terugkwam.
  
  Snel knoopte ik de manchet van de arm die aan de waterpijp was geklonken los en schoof hem omhoog. Toen reikte ik omhoog en zocht voorzichtig met mijn vingers tot ik de lange glassplinter vond. Onder de wastafel maakte ik een diepe lange snee aan de onderkant van mijn arm, zorgvuldig de hoofdaders vermijdend. Bloed begon uit de tien centimeter lange jaap te stromen en ik boog me voorover om het flink langs de zijkant van mijn gezicht te smeren. Toen ik er zeker van was dat mijn wang, neus en lippen behoorlijk rood waren, leunde ik achterover en probeerde de bloeding te stelpen. Het bloedde nog rijkelijk toen ik in de randen van de wond kneep. Het geluid van metaal deed me realiseren dat Sneelip klaar moest zijn met het verwijderen van alle sporen van zijn bezoek en dat hij de rest van onze uitrusting weer oppakte. Ik rukte mijn mouw omlaag en knoopte hem weer dicht, hopend dat het bloed er niet door zou dringen voor ik mijn plan kon uitvoeren. Ik sprong terug in de badkuip en ging met de bebloede kant van mijn gezicht naar de deur over de rand hangen. Net toen ik in die positie was hoorde ik de stem van mijn belager.
  
  'Helemaal klaar, Carter. Tijd om te gaan.'
  
  Toen hij de badkamer in kwam bleef ik stil liggen, mijn zichtbare oog een heel klein beetje open om hem te kunnen zien. Met zijn wapen in de aanslag kwam hij binnen, me niet de kans gevend hem te bespringend.
  
  Hij verstijfde toen hij me uitgezakt en bloedend in de badkuip zag liggen.
  
  'Carter! Christus, hij heeft zichzelf gedood. Hoe...'
  
  Hij snelde verder en liet zich naast de badkuip op zijn knieën vallen. Ik hoorde zijn wapen op de betegelde vloer kletteren. Ik sloeg met mijn vrije arm in een felle boog naar zijn buik. De lange glassplinter trof hem in zijn buik vlak onder de ribbenkas.
  
  Ik dreef de splinter omhoog door zijn long en zocht naar zijn hart. Hij wilde een kreet slaken, maar toen hij zijn mond open had sloeg hij nog even met armen en benen en zakte toen slap in elkaar.
  
  Ik trok hem over de rand van de kuip en doorzocht zijn zakken, gehandicapt door de arm die nog vastzat aan de wastafelpijp. tenslotte vond ik de sleutel in zijn heupzak. Een paar seconden later was ik vrij.
  
  Nadat ik Sneelips lichaam helemaal in de badkuip had geschoven, trok ik mijn overhemd uit en begon het tot provisorische verbandiepen te scheuren. Hiermee verbond ik mijn arm die nog steeds behoorlijk bloedde. Ik had al besloten dat op dat moment mijn enige mogelijkheid was het lijk naar mijn kamer te brengen.
  
  Ik raakte door mijn tijd heen. Ik dacht dat ik hem ergens in mijn kamer kon verstoppen tot ik Lily kwijt was en dan kon ik een regeling treffen met een AXE-team om het lijk te laten ophalen. Ik vroeg me af wat onze mensen zouden kunnen ontdekken omtrent de identiteit van de onbekende indringer.
  
  Ik ontdekte dat Sneelip onze haken en lijnen bij de suitedeur had gelegd, kennelijk van plan ze op weg naar buiten op te pikken. Ik wond beide lijnen om mijn middel, de haken liet ik langs mijn zij hangen. Toen ging ik terug naar de badkamer. Ik pakte zijn pistool van de grond en stak dat in een van de lussen om mijn middel. Ik deed hetzelfde met mijn Luger nadat ik die uit zijn riem had getrokken.
  
  Ik liet de kraan van het bad lopen om het bloed kwijt te raken. Vervolgens reinigde ik met koud water en wc-papier de vloer. Toen ik de laatste met bloed doorweekte proppen door het toilet had gespoeld, haalde ik de handdoek met glassplinter uit de prullenbak en stopte hem in mijn overhemd.
  
  Hopend dat Lily of Davies niet zou merken dat er een handdoek en een waterglas ontbrak, als ze die nacht weer thuiskwamen, ging ik naar de voordeur met Sneelip over mijn schouder. Aarzelend stond ik even voor de deur en vroeg me af of het alarm zou klinken als de deur van binnenuit werd opengedaan. Ik moest de gok wagen. Ik draaide snel de klink om en rukte de deur open. Er klonk geen alarm en ik kon alleen maar hopen dat niet ergens een stil alarm overging om een inbraak te melden.
  
  Ik ging via de brandtrap naar mijn eigen kamer. Sneelips hoofd bonsde bij iedere stap tegen mijn rug. Toen ik de branddeur op mijn verdieping opende, controleerde ik eerst de gang. Er was niemand te zien, dus ging ik snel naar mijn deur, luisterend naar enig geluid binnen. Behoedzaam deed ik de deur open en gluurde naar binnen om te zien of Lily wakker was, Ze lag in bijna dezelfde houding als toen ik was vertrokken. Volgens mijn horloge had ik nog maar zo'n tien minuten voor ze uit haar kunstmatige slaap zou ontwaken. Morgenochtend zou ze een kater hebben en geen reden om te vermoeden dat ze aan iets sinisterders leed dan het effect van te veel alcohol. Ik ging de kamer binnen en keek om me heen naar een plaats om het lijk, dat nog steeds slap over mijn schouder hing, te verbergen. Ik besloot dat de enige plaats waar ik Sneelip kon verstoppen, onder het bed was, aan de kant van de muur. Er was maar dertig centimeter ruimte, maar tenslotte kreeg ik hem er onder. De touwen en haken stopte ik naast hem. Toen ik overeind kwam en mijn knie het bed raakte, bewoog Lily even, maar ze werd niet wakker. In de badkamer controleerde ik mijn arm. Toen ik het provisorische verband loswikkelde, zag ik dat de snee nog een beetje bloedde, maar dat het bijna gestopt was. Ik haalde een rol verband uit mijn verbanddoos en verbond hem weer.
  
  Vervolgens nam ik een schoon overhemd uit de kast en stopte mijn Luger en het andere pistool weg. Net toen ik mijn overhemd dichtknoopte kreunde Lily en rolde ze zich om, maar ze opende haar ogen niet. Ik propte de met glas gevulde handdoek in een hoek van mijn kast. Ik pakte een colbert en trok het aan. Toen nam ik een van de gidsen voor het nachtleven die je in elke hotelkamer vindt, en liet me in een stoel zakken. Ik sloeg net de bladzijden om toen Lily kreunde en ineens overeind ging zitten, haar ogen wijd open.
  
  'Nick! Wat is er gebeurd? Ik voel me zo... ' Ze hield op, sloeg een hand voor haar mond en rende naar de badkamer. Een paar minuten later verscheen ze weer met een asgrauw gezicht. Ze glimlachte zwak en vroeg schaapachtig, 'Heb ik lang geslapen? Hoe laat is het?'
  
  'Tegen twee uur, liefje. Je bent drie uur weggeweest.'
  
  'O, Nick,' klaagde ze. 'Ik heb onze avond verpest. Dat is me nog nooit eerder overkomen. Ik kan me niet voorstellen waarom die drankjes me zo hebben...' Ze wreef met haar vingers over haar slapen. 'O, wat heb ik een hoofdpijn.'
  
  'Het overkomt de beste,' zei ik, terwijl ik opstond en haar in mijn armen nam. 'Regel om je te herinneren: nooit door elkaar drinken. Ik zal je een paar aspirines geven.'
  
  Toen ik uit de badkamer een glas water en een paar aspirines bracht, keek ze me speculerend aan. Ik hield ze haar voor en ze aarzelde even. Ik vroeg me af of ze dacht dat het geen echte aspirines waren. Had ze haar twijfels over haar 'dronkenschap'? Maar ik zette mijn zorgen opzij toen ze ze naar binnen gooide en wat water dronk.
  
  Nadat ze het gleis op de toilettafel had gezet, nam ik haar stevig in mijn armen. Terwijl ik haar golvende haar streelde, zei ik: 'Ik kan je beter naar boven en in bed brengen.'
  
  Plotseling rukte ze zich los. 'God, Nick. Zei je net dat het twee uur was? Ik moet rennen. Misschien is meneer Davies al terug.'
  
  Ik pakte haar jurk van de vloer waar ze hem eerder op de avond in haar haast om naar bed te gaan had neergegooid en ze glipte erin. 'Nick, dit had zo'n prachtige avond voor ons moeten zijn en nu heb ik het verknoeid. Vergeef...'
  
  Ik onderbrak haar door mijn lippen licht op de hare te zetten. Toen leunde ik achterover en stelde haar gerust. 'Er komen nog meer nachten, liefje. Maak je geen zorgen. Dit is niet de laatste keer dat we elkaar zullen zien. Zo mag het niet eindigen.'
  
  Een diepe zorgenrimpel trok over haar gezicht toen haar donkere ogen diep in de mijne keken. Zacht zei ze: 'Ik moet je niet laten gaan, Nick. Het lot heeft gewild dat we samen zijn.'
  
  Bijna een minuut lang keken we elkaar aan zonder iets te zeggen. Tenslotte, om de sombere sfeer van het moment te verbreken, draaide ik haar om en gaf haar een speelse tik op haar billen. 'Juist, nu breng ik je naar je kamer en stop ik je in.'
  
  Verschrikt duwde ze me weg en een vreemde, angstige blik kwam in haar ogen. 'O, nee, Nick. Dat kun je niet doen.' Ziende dat ze me verrast had door de heftigheid van haar antwoord, vervolgde ze: 'Meneer Davies zou binnen kunnen komen wanneer je me in bed stopt. Je weet wat er gebeurd als we nu in de buurt van een bed komen. Het zou niet zomaar welterusten zijn. En ik zou waarschijnlijk mijn baan kwijtraken. Kus me welterusten en dan ga ik alleen naar boven. Ik zie je morgen. Beloofd, beloofd.' Ze probeerde haar aanhouden te verzachten door haar hand op te steken, maar ik wist dat ze niet wilde dat ik zelfs maar in de buurt van Davies' suite kwam.
  
  'Weet je zeker dat daar boven niet nog een minnaar op je zit te wachten?' vroeg ik toen ik haar in mijn armen nam voor een laatste kus. Het was een grapje, maar door de schok die haar gezicht toonde, vroeg ik me af of er niet meer achter haar verhouding tot de Canadese miljonair stak dan ik had vermoed. Maar ik liet niets merken en kuste haar voor ze antwoord kon geven.
  
  Toen onze lippen elkaar loslieten, had ze haar houding herwonnen. Toen ze de deur opendeed en de gang in ging, draaide ze zich om, keek me schalks aan en zei: 'Niet een minnaar, Nick. Drie. Wist je dat niet?' Ze lachte toen ze de deur achter zich dichttrok.
  
  Ik luisterde naar het geluid van de liftdeuren die achter haar sloten en pakte toen de telefoon om het AXE-team te bellen dat het lijk van Sneelip uit mijn kamer moest verwijderen. Ik kreeg geen tijd de opdracht te geven. Zo gauw ik mezelf in code identificeerde bij de agent die op het plaatselijke kantoor dienst had, wierp hij eruit: 'Meneer Carter, er is een ongeluk gebeurd met een van onze paarden. Mr. M. is geschrapt. Hij zal morgen niet lopen.'
  
  Ik was verbijsterd en gaf een minuut lang geen antwoord. Ik kon er alleen maar aan denken dat het mijn fout was dat Mark Downey dood was. Als ik hem maar mijn orders had laten opvolgen. Als ik hem maar... De AXE-man onderbrak mijn zelfbeschuldigingen door te vragen of ik gehoord had wat hij zei. Toen ik dat bevestigde vroeg hij of ik orders had.
  
  'Is de renbaan op de hoogte gebracht?' vroeg ik rustig, doelend op Hawk.
  
  'Ja, meneer. Er is op dit moment iemand onderweg hier naar toe.' Aangenomen dat Hawk een luchtmacht- of marinetoestel had opgeroepen voor de vlucht naar Palm Beach, kon hij binnen de komende twee uur hier zijn. Ik zei tegen de agent dan ook alleen maar dat ik een schoonmaakploeg moest hebben om zo snel mogelijk iets uit mijn kamer op te halen. Ik zou binnen een kwartier op het bureau zijn, zei ik tegen hem, om me zelf van de details van het ongeluk op de hoogte te stellen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  Het was tien voor drie toen ik de wagen het terrein van een verlaten, dichtgetimmerd benzinestation aan Belvedere Road in West Palm Beach opreed. Ik stopte zo'n tien meter van een stationcar, omgeven door verscheidene mannen. Het was de oude blauwe Mercury die gebruikt was door de bandieten die Kaplan hadden aangevallen.
  
  'Het zijn er drie, meneer Carter,' zei één van onze agenten toen ik bij de stationcar kwam. 'Een ervan is meneer Downey, de andere twee hebben we nog niet geïdentificeerd. Zij zitten op de voorbank. Hij ligt achterin op de grond.'
  
  Misschien omdat ik zo lang mogelijk het moment wilde uitstellen dat ik naar Marks lijk moest kijken, liep ik naar het voorportier van de gedeukte Mercury en keek door het raampje. De poteling die ik nog geen vierentwintig uur geleden tegen zijn hoofd had geslagen, hing over het stuur. Een gedeelte van zijn gezicht was verdwenen, weggerukt toen een zwaarkaliber kogel in zijn achterhoofd was geschoten.
  
  Toen ik om de auto liep zag ik dat de voorruit kapot was, waarschijnlijk door dezelfde kogel die het leven van de chauffeur had genomen. Het raampje aan de kant van de passagier was open. Ik stak mijn hoofd naar binnen en keek op de rug van een tweede lijk. Het hoofd was voorover gevallen en lag op het dashboard. Ik deed het portier open. De agent die me vergezeld had, richtte de bundel van zijn zaklantaarn in de wagen toen ik de schouders van de dode man greep en hem recht op zijn plaats trok. Het was de andere Cubaan, die ik aan mijn mes had gepriemd toen hij poogde Kaplan te vermoorden. Zijn rechterarm zat in een mitella en ik vermoedde dat een onderwereldarts zijn wond had verbonden. Het was echter tijdverspilling geweest, want hij had niet lang meer geleefd nadat ik hem had verwond. Zijn linkeroog en een deel van het vlees eromheen was weg, meegenomen door een uittredende kogel, zoals die welke zijn maat had gedood.
  
  'Controleer de vingerafdrukken van die twee bij de politie van Palm Beach en West Palm,' zei ik tegen de agent. 'Waarschijnlijk hebben ze een strafblad voor kleine vergrijpen.'
  
  Ik kon het bekijken van het derde lijk niet langer uitstellen, dus liep ik naar de achterkant van de Mercury. De achterklep stond open en in het licht van de zaklamp zag ik dat er bloedklodders en weefsel aan vastkleefden. Marks hoofd lag bij de opening en zijn voeten hingen over de rug van de achterbank.
  
  Er was een bloedplas onder Marks hoofd en toen het licht van de zaklamp zich vestigde op het gezicht zag ik het gaatje tussen zijn ogen. Gestolde stromen bloed liepen uit beide mondhoeken. Ik wilde me vooroverbuigen om hem beter te bekijken, maar werd tegengehouden doordat de agent mijn arm aanraakte.
  
  'We hebben het bloed om zijn lippen ook gezien, meneer Carter,' zei hij rustig. 'We hebben het gecontroleerd... zijn tong is afgesneden.'
  
  Mijn buikspieren verstrakten en op dat moment zwaaiden de lichten van nog een wagen over ons heen toen hij het terrein op reed. We keken toe hoe hij aan kwam rijden en achter mijn auto stopte. 'Dat zal meneer Hawk zijn,' zei de agent. 'We hadden opdracht hem op te halen van het vliegveld van Palm Beach en dat is niet ver van hier.'
  
  Ik knikte en liep naar de sedan toen vier mannen uitstapten. De kleinste zag me en ging naar mij toe in plaats van naar de stationcar zoals de andere drie. Op een of andere manier paste het verwarde grijze haar en het verweerde gezicht van Hawk helemaal niet boven het zilveren vliegpak dat hem een paar maten te groot was. Ik wist zeker dat zijn gekreukte grijze pak er onder zat, maar hij had niet de moeite genomen het luchtmachtpak uit te trekken, in zijn haast om bij Mark te komen. Maar hij had een sigaar in zijn mond en het feit dat die brandde vertelde me hoe opgewonden hij was.
  
  'Is het Mark?' vroeg hij zacht. Kennelijk had hij de hele weg vanuit Washington gehoopt dat er een vergissing was gemaakt, maar had hij geweten dat dat niet kon.
  
  'Ja, meneer,' zei ik terwijl ik mijn snelheid aan de zijne aanpaste toen hij naar de Mercury ging. De andere AXE-agenten weken eerbiedig terug toen hun baas om de stationcar liep. Hij volgde dezelfde route als ik: om dezelfde reden, dacht ik.
  
  Hawk keek slechts een ogenblik naar Marks gezicht, toen wendde hij zich af. 'Wat is jouw verklaring voor wat er hier gebeurd is, Nick?'
  
  'Het lijkt me dat Mark gevangen werd genomen en door die twee bandieten hier werd gebracht - het zijn overigens die twee over wie ik u heb verteld, die probeerden Kaplan te doden - en dat er een derde was die de moorden pleegde. Ik denk dat Mark achterin op de grond werd gegooid, zijn handen en voeten zijn nog gebonden, zoals u natuurlijk heeft gezien. Het duo stapte voorin en onze onbekende ging achter hen zitten waar hij een pistool op Mark gericht kon houden.'
  
  Hawk knikte instemmend terwijl ik de gebeurtenissen reconstrueerde. 'Het lijkt me dat ze Mark hierheen brachten zodat onze spookmoordenaar hem kon opruimen. Ze waren waarschijnlijk van plan het lijk in die bosjes te gooien.' Ik gebaarde naar een dichte begroeiing van wintergroene struiken die zo'n acht meter achter het benzinestation begon. 'In plaats daarvan richtte hij zijn wapen eerst op hen en knalde hij ze neer. Het ziet er naar uit dat hij dumdumkogels gebruikte, gezien de troep die ze maakten. Toen de bandieten waren opgeruimd draaide hij zich om naar Mark om hem af te maken. Maar met Marks hoofd bij de achterklep is het lastig schieten, dus stapte hij uit, liep om de wagen en deed de achterklep open...' Ik had geen zin verder te gaan.
  
  Hawk kuchte verlegen. 'Waarom denk je dat hij dat tuig voorin doodde?'
  
  Ik had een mogelijk antwoord bedacht en probeerde het op Hawk. 'Mijn theorie is dat hij - of zijn baas, want ik denk dat deze knaap voor iemand anders werkte - deze gasten verder niet nodig had. Niet alleen dat, maar ze hadden ook die Kaplan kwestie al verpest.'
  
  'Denk je dat dit Davies' werk is, Nick?' vroeg Hawk, terwijl hij zwaar aan de sigarenpeuk trok.
  
  'Ik denk dat Koenig de man is die het eigenlijke werk heeft uitgevoerd,' zei ik tegen hem. 'Maar hij zou het alleen op Davies' bevel doen.'
  
  We besloten dat Koenig - als hij de moordenaar was - opgepikt moest zijn door een andere wagen, een wagen die de stationcar volgde zonder dat de bandieten zich het realiseerden.
  
  'Ondervraag het team dat vannacht Smiths landgoed bewaakte en zie wat je kunt ontdekken,' stelde Hawk voor. 'Denk je dat Mark rond de boot heeft gezworven en door Davies' mannen werd opgepakt?'
  
  'Ja, meneer,' gaf ik toe. 'Ik weet het zeker. Hij vond dat hij een langzame dood stierf en dat dit zijn laatste kans was iets te doen dat de moeite waard was en om wat opwinding te beleven. Ik liet het toe en het is mijn fout dat hij dood is.'
  
  'Nee, Nick,' zei Hawk. 'Jij bent niet verantwoordelijk voor Marks dood. Mark deed wat hij nodig vond en hoewel hij misschien niet zo heeft willen sterven, stierf hij niet aan de geestelijke sleur die hem vertelde dat iedere dag hetzelfde zou worden als de vorige. Ik wil dat je de man vindt die werkelijk verantwoordelijk is voor zijn dood, Nick. En zorg dat hij niet de kans krijgt nog meer moorden te plegen.'
  
  'Ja, meneer. Ik geloof dat we een klein voordeel hebben.'
  
  'Hoe dat zo,' wilde Hawk weten.
  
  'Ik geloof niet dat ze er op gerekend hebben dat we deze lijken zo snel zouden vinden. Onder normale omstandigheden had deze gedeukte bak zonder de aandacht te trekken dagen bij dit verlaten pompstation kunnen staan. Tenminste, tot de hitte en ontbinding de lijken zo erg zouden hebben doen stinken dat iemand die over de weg langs kwam het merkte.'
  
  'Hoe hebben we ze zo snel gevonden?' vroeg Hawk.
  
  Kennelijk had hij alleen het bericht doorgekregen dat Mark was gedood, zonder dat hij details had gehoord die ik te weten was gekomen bij het kantoor in Palm Beach voor ik over Lake Worth naar West Palm was gegaan.
  
  Ik legde uit dat Mark een zendertje had gehad dat door het laboratorium werd aangeduid met TT, wat stond voor Trouble Transmitter, een noodzendertje. Het zond een signaal uit met een straal van ongeveer vijfendertig kilometer, als een AXE-agent in moeilijkheden was. Het apparaat dat Mark had gebruikt, was geplaatst in een zware gesp. Op een gegeven moment nadat hij gevangen was genomen, had hij kennelijk de gelegenheid gekregen om het knopje aan de binnenkant van de gesp die het apparaat in werking stelde, om te draaien. Het signaal was onmiddellijk opgevangen op het hoofdkwartier in Palm Beach. Zo snel mogelijk hadden de zender daar en twee zenders in auto's een kruispeiling gedaan. Tegen de tijd echter dat de wagens het pompstation hadden bereikt, was Mark dood en was de moordenaar verdwenen.
  
  Hawk vertelde zijn mensen wat hij gedaan wilde hebben met de lijken van de bandieten en hun stationcar. Hij had speciale plannen met het lijk van Mark Downey: Het moest naar Washington worden gevlogen voor een stille begrafenis op Arlington.
  
  'Hij had geen familie, weet je,' zei Hawk toen we naar de auto liepen om naar het kantoor in Palm Beach te gaan. 'Zijn ouders zijn dood en hij is nooit getrouwd geweest.'
  
  De meeste actieve AXE-agenten zijn vrijgezel. De wetenschap dat we op een dag neergekwakt achterin een stationcar kunnen eindigen houdt dat zo.
  
  'Dank u zeer, luitenant. Ik stel uw medewerking bijzonder op prijs.' Hawk hing de hoorn op en ik keek op van de bewakingsrapporten die ik had doorgenomen. Hij had de zaak laten regelen door ons AXE-contact bij de plaatselijke politie. De twee lijken die in de morgue zouden opduiken waren slachtoffers van een 'gangsterafrekening'. Er werden geen vragen gesteld.
  
  'Wat zeggen de rapporten?'
  
  Ik vertelde Hawk dat ik dacht te weten waar Mark gevangen was genomen, wanneer en hoe hij naar West Palm Beach was gebracht om te worden vermoord. Voorlezend uit de afschriften van de radioboodschappen van onze bewakingseenheid bij het landgoed van Smith, zei ik:
  
  'Om omstreeks negen uur gisteravond gingen overal op het grondgebied van Smith schijnwerpers aan en onze man die verscholen zat in de buurt van de hoofdingang hoorde tumult achter de muren. Blaffende honden en geschreeuw. Onze marine-eenheid meldde op hetzelfde moment dat op het jacht zoeklichten aangingen.
  
  Men kon zien dat de bemanning langs de reling en over de pier rende. Ik denk dat dat het moment is geweest dat Mark een of ander alarm in werking heeft gesteld. Zo'n twintig minuten later ging het licht uit en kwam de boel weer tot rust. Auto's bleven komen en gaan met tussenpozen van vijftien minuten. Om 10.15 ging een Mercury stationcar uit '65 door de poort met twee mannen erin. Klinkt dat bekend?'
  
  Hawk knikte slechts, dus vervolgde ik: 'Vijfenvijftig minuten later vertrok de stationcar, maar nu met drie mannen er in. De nieuweling werd beschreven als een grote man, wat klopt met Koenig. Mark moet toen achterin hebben gelegen. Zo'n minuut later volgde de limousine van Smith de Mercury naar buiten, maar hij scheen te treuzelen. De lichten waren uit tot de stationcar een hoek omging, toen gingen ze aan. Er was maar één man in de Caddy te zien, de chauffeur. Zo moet Koenig uit West Palm zijn gekomen.'
  
  Hawk nam de rapporten van me aan en bladerde ze snel door. 'Er is een periode van vijfenvijftig minuten die veel ruimte laat voor speculaties, Nick. We kunnen, zoals je zegt, aannemen dat Mark rond 9.20 gevangen werd genomen. De stationcar kwam hem pas om 10.15 halen. Wat denk je dat er gedurende die tijd gebeurde?'
  
  'Laten we veronderstellen,' zei ik, 'dat Mark de schakelaar van zijn tt niet omzette toen hij gevangen werd genomen, omdat hij dat niet kon. Dat betekent dat hij neergeslagen werd of gedwongen zijn handen op te steken, voor hij zijn riem kon aanraken. Ik ben geneigd het eerste te geloven. Misschien een geweerkolf tegen zijn hoofd.'
  
  Hawk drukte de intercomknop op de telefoon op Marks bureau in en nam de hoorn op. 'Hardy, hoe laat begon het signaal van meneer Downey's TT?' Hij wachtte.
  
  'Omstreeks 12.30, huh? En hoe laat werd de stationcar met de lijken gevonden?... vijf over een... Juist. Dank je... Natuurlijk, breng het meteen.'
  
  Terwijl hij de hoorn ophing raadpleegde Hawk de notities die hij had gemaakt toen hij met Hardy sprak.
  
  'Nick, realiseer je je, dat er ongeveer twee uur zit tussen de tijd dat de stationcar het landgoed van Smith verliet en het moment dat Mark zijn noodsein begon uit te zenden? Wat is er in die 120 minuten gebeurd?'
  
  'Ik geloof dat ik het antwoord heb,' zei Jim Hardy, die de kamer was binnengekomen terwijl Hawk bezig was met zijn tijdschema. Hij hield een bundel papieren op die hij bij zich had. 'Dit is het eerste rapport van onze lijkschouwer over meneer Downey's lichaam.
  
  Hij belde liever dan te wachten tot de lijkschouwing afgelopen was. Hij dacht dat het belangrijk was.'
  
  Hawk wierp een blik op Hardy's haastig neergekrabbelde notitie en gaf het papier toen aan mij. Er stond:
  
  
  
  Naast de wond veroorzaakt door een .38 dumdumkogel, die vanaf de voorkant de schedel doorboorde en aan de achterkant uittrad met aanzienlijke schade, ontdekte de lijkschouwer tweede graads verbrandingen van de testikels, een aanwijzing dat elektrische stroom is toegepast, voldoende om een schok te geven, maar niet om te doden. Afdrukken op polsen en voeten wijzen op schaafwonden van touw.
  
  
  
  'Ze hebben hem ergens heen gebracht en gemarteld.' In mijn woede verfrommelde ik het stuk papier. 'Daarom kon hij de TT niet gebruiken. Ze hadden zijn kleren uitgetrokken en ze waren hem aan het bewerken.'
  
  Hawk zei niets, hij knikte alleen even.
  
  'Mark zou nooit praten. Dat weet ik zeker,' zei ik en opnieuw knikte Hawk. 'Waarschijnlijk hebben ze het na een uur of zo opgegeven, hebben ze hem aangekleed en weggebracht. Waarschijnlijk kwam hij net bij toen ze stopten en heeft hij meteen de TT aangezet. Maar toen was het te laat.' Ik zweeg toen Jim Hardy weer in de kamer kwam.
  
  'We hebben iets door de vingerafdrukken van de andere twee,' zei hij. 'Het waren allebei Cubanen. De grote was Juan Orta, ex-bokser in zijn vaderland, die lijfwacht werd van Batista tot Castro de zaak overnam. Hij was naar Miami gevlucht, net zoals zijn makker, Luiz Martinez. Beiden hadden een strafblad voor kleine vergrijpen in Miami en West Palm Beach. Ze zijn ongeveer drie maanden in West Palm,' vervolgde Hardy. 'Ze zijn daar een paar keer opgepakt op verdenking van drughandel, maar men heeft de aanklacht niet waar kunnen maken. Wat ik heb gehoord is dat ze zich de laatste twee, drie weken gedeisd hebben gehouden, maar kennelijk een hoop geld konden uitgeven.'
  
  'Een van Davies' wervers moet hen hebben benaderd en op de loonlijst hebben gezet voor het geval er geweld nodig was,' veronderstelde ik.
  
  'Nog iets van de lab-jongens die de stationcar hebben onderzocht,
  
  Hardy?' vroeg Hawk.
  
  'Eén ding, meneer. Achterin werd een paar handschoenen gevonden. Waarschijnlijk gedragen door de moordenaar. Ze zijn groot. Groot genoeg voor een gorilla, heb ik begrepen.'
  
  Ik keek Hawk aan. 'Vast en zeker Koenig,' zei ik.
  
  Hij knikte en gaf Hardy instructies. 'Zeg ze dat ik ze onmiddellijk vergeleken wil hebben met ons handschoenendossier.' Toen Hardy verbaasd keek, legde Hawk hem in het kort uit wat ik al wist. 'Het is tamelijk nieuw,' zei hij. 'Ik neem aan dat je de instructie hebt gelezen dat alle handschoenafdrukken naar het hoofdkwartier gestuurd moeten worden.'
  
  Toen Hardy knikte vervolgde hij: 'Het eerste werk werd gedaan door de commandant van de vingerafdrukkendienst van Scotland Yard. Hij kwam op het idee dat handschoenafdrukken net zo kenmerkend zijn als vingerafdrukken en ontdekte dat hij gelijk had. Geen twee handschoenen laten dezelfde afdrukken achter. Door wrijven over oppervlakten die vaak gebruikt worden, zoals deurklinken, autosturen en trapleuningen, nemen de handschoenen laagjes vet op. Die raken doordrongen van vuil en zweet en dat laat een afdruk achter wanneer de handschoen een glad oppervlak raakt. Die wordt zichtbaar als je vingerafdrukpoeder gebruikt. Er zijn nog andere karakteristieken,' vervolgde Hawk. 'Bij leren handschoenen heeft de structuur van de huid die is gebruikt, zijn eigen kenmerk die identiek zijn aan die van een vinger. Hetzelfde geldt voor rubber en plastic handschoenen, zelfs als het machinale massaproducten zijn. Iedere handschoen heeft een kleine onzuiverheid die in een afdruk te zien is.'
  
  Toen de les voorbij was, stopte hij en zei: 'Hoe zit het met de lading die door onze reinigingsploeg in N3's hotel is opgepikt?'
  
  Ook ik had me afgevraagd wat onze mensen hadden afgeleid uit het lijk van Sneelip. Tot dusver wist ik alleen dat hij opgehaald was in een wasserij karretje, het Elliott was uitgesmokkeld en naar ons laboratorium was gebracht.
  
  'Niet veel, tot nu toe,' meldde Hardy, 'niets op zijn vingerafdrukken; ze zijn chirurgisch veranderd. Op zijn gezicht was ook plastische chirurgie toegepast. Er zijn minuscule littekens rond de haarlijn en oren. Uitstekend werk, zegt het laboratorium. Ze nemen detailfoto's van de hechtingen om ze te vergelijken met onze dossiers van bekende chirurgische technieken.'
  
  Hardy keek weer op zijn notities en vervolgde toen:
  
  'Ze maken ook röntgenfoto's. Ze denken dat zijn benen verkort zijn. Er zijn huidentingen rondom zijn benen en ze denken dat het gedaan is om de littekens van de verkortingsoperatie te bedekken. Die knaap wilde er beslist niet meer zo uitzien als hij geweest was.'
  
  Hawks ogen hadden zich vernauwd toen hij naar Hardy's rapport luisterde en toen de agent klaar was, zei de oude man: 'Zeg dat ze de botten in zijn linkeronderarm controleren zo gauw de röntgenfoto's klaar zijn en geef me onmiddellijk hun bevindingen door.' Hardy keek verwonderd, maar aangezien Hawk niet van plan was een tweede les te geven, zei hij alleen maar:
  
  'Ja, meneer. Ze zouden onderhand klaar moeten zijn.'
  
  Hij ging weg om de instructies uit te voeren. Even later opende Hawk de deur naar het andere kantoor, en riep: 'Hardy, zeg de CIA dat ik de huidige verblijfplaats van Vorktong wil weten. Dat klopt... Vorktong. En laat je niet met een kluitje in het riet sturen. Zeg hun dat het Prioriteit code 1 voor AXE 1 is.'
  
  Weer aan zijn bureau staarde Hawk in de lucht. Ik wist dat zijn computerachtige brein op volle toeren draaide en ik kende in ieder geval een deel van het probleem dat hij probeerde op te lossen.
  
  Al enige tijd was een dubbelagent van de CIA met de codenaam Vorktong een obsessie geweest voor Hawk. De CIA was werkelijk gek van hem, maar bij een aantal gelegenheden had Hawk tegen mij zijn twijfels uitgesproken over de waarde van de informatie die Vorktong - werkelijke naam Quentin Carstairs - doorgaf aan zijn bazen in Langley, Virginia.
  
  Hawk mediteerde verder tot Jim Hardy zijn hoofd om de deur stak en met bewonderende blik op Hawk zei:
  
  'Meneer, het lijk van de man dat we uit het Elliott Hotel hebben gehaald, heeft twee haarscheuren in het linkerpolsbeen, beide meer dan tien jaar oud.'
  
  Een glimlach trok over Hawks benige gezicht en zijn ogen schitterden. 'Het is Barbour, N3. Melville Barbour. De jacht is voorbij.' Hoewel de speurtocht naar Barbour voornamelijk door de Engelse M.I.5 was uitgevoerd, waaruit hij bijna tien jaar geleden was gedeserteerd, had bijna iedere inlichtingendienst van de vrije wereld zich bij de jacht aangesloten, vanwege de geheimen die hij had meegenomen. Als hoofd van de verbindingssectie zorgde hij ervoor dat agenten van zijn land en zijn bondgenoten elkaar niet in de weg liepen tijdens clandestiene acties. Om dat te kunnen doen moest hij precies weten wat de agenten deden.
  
  Binnen een maand nadat Barbour uit Engeland was gevlucht, had Hawk twee goede agenten verloren - een in Oost Duitsland en een in Perzië. Gelijksoortige verliezen waren geleden door andere vrije landen. Hun leiders waren met Hawk en een CIA-man komen praten over een 'pak-Barbour' operatie. Die was echter jammerlijk mislukt en hun verliezen hadden twee jaar aangehouden tot alle operaties die bij de overloper bekend waren, geschrapt waren of de medewerkers vervangen. Pas een jaar later kwam men erachter waarom de jacht op Barbour zonder succes was geweest. Een KGB-officier liep over naar het Westen en onthulde dat, in tegenstelling tot wat iedereen had aangenomen - namelijk dat Barbour naar Rusland was gegaan - hij naar Albanië was gevlucht en vandaar naar Peking.
  
  'Dus de Chinezen gaven Barbour een nieuw lichaam en gezicht en namen zijn vingerafdrukken weg,' zei ik tegen Hawk. 'Daarna hebben ze hem als Engelse exporteur in Hongkong gezet — de dekmantel van Vorktong. Waarschijnlijk hebben ze de echte Quentin Carstairs uit de weg geruimd. Barbours gezicht leek op het zijne. Toen hebben ze hem na een tijdje overgeplaatst naar Tokio en lieten ze hem door de KGB rekruteren voor gebruik in Amerika. Toen hij aanbood om voor de CIA-dubbelagent te worden, trapten zij er ook in. Alleen kregen ze een drievoudige agent. Maar hoe kwam u er op te vragen naar zijn linkerarm en bracht u mijn Sneelip in verband met Carstairs-Barbour?'
  
  'Toen je me vertelde dat de moordenaar er op pochte dat hij drie Russische agenten had geëlimineerd in de afgelopen drie jaar, gleed er een stukje op zijn plaats. Vorktong rapporteerde dat een stel KGB-radikalen gedood werd door bommen die ze van plan waren te plaatsen. Dat leek mij een toeval buiten alle proporties. En dan was er die KGB-agent die zo'n merkwaardige val maakte - van dertig verdiepingen hoog. Ik denk dat Vorktong hen alle drie heeft afgemaakt.'
  
  'Hoe zit dat met die gebroken pols?'
  
  'Toen Melville Barbour was overgelopen stuurde M.I.5 een volledig medisch rapport over hem, inclusief röntgenfoto's die in een kliniek van de Nationale Volksgezondheid waren gemaakt. Ze toonden een gebroken pols met twee haarscheuren. De pols was niet helemaal goed gezet. Hij was naar de kliniek gekomen met de klacht dat de pols niet goed genas, maar toen de artsen het bot weer wilden breken om het opnieuw te zetten, wilde hij het hen niet laten doen. Die koppigheid zou hem zijn leven lang tekenen.'
  
  'Degene die hem hierheen stuurde, moet gevonden hebben dat het onderzoek naar Davies belangrijker was dan het verpesten van Barbours dekmantel bij de KGB en de CIA,' zei ik.
  
  Hawk stemde daarmee in en voegde eraan toe: 'En je zet een in vier jaar zorgvuldig opgebouwde façade niet zomaar op de tocht, Nick. De Chinezen moeten wanhopig willen weten wat Davies van plan is. Ze hebben Camaj vanuit Albanië opdracht gegeven voor die klus. Jij hebt hem voorgoed gestopt en ze besloten Barbour als laatste mogelijkheid in te zetten. En als het voor hen zo belangrijk is, is het tienmaal zo belangrijk dat wij er eerst achter komen.'
  
  Ik knikte. 'Hoe zit het met de kwestie Leslavikus? Heeft u iets kunnen vaststellen met dat dossier?'
  
  Hawk schudde zijn hoofd. 'We gaan verder met Davies' dienst bij de RAF, zijn internering in het krijgsgevangenenkamp en zijn daarop volgende terugkeer naar Wales om het bezit van zijn vader over te nemen.'
  
  Ik keek op mijn horloge. Het was 8 uur in de ochtend. 'Ik ga terug naar mijn hotel,' zei ik tegen Hawk. 'Ik wil in de buurt blijven van Davies en zijn makkers, vooral Koenig. En ik wil weten hoe Sneelip zoveel over me ontdekt heeft.'
  
  Plotseling keek Hawk heel moe. 'Om Davies niet af te schrikken moet je niet te vroeg afrekenen met Koenig. Hij is het doelwit, weet je.' Hij zweeg even. 'Op een moment zul je die klootzak die Mark heeft vermoord opruimen. Dat beloof ik je.'
  
  Die belofte had ik mezelf ook al gedaan.
  
  
  
  Voor het Elliott reed ik langs het bewakingsteam dat Davies moest schaduwen. Ik stopte om de hoek en een van de agenten kwam naar me toe. Hij berichtte me dat de Canadees en zijn twee metgezellen rechtstreeks van Smiths landgoed waren teruggekeerd, omstreeks vijf uur in de ochtend.
  
  'Weet je zeker dat ze alle drie in de Rolls zaten?' vroeg ik.
  
  'Ja, meneer. We passeerden hen toen ze voor de deur stopten. Positieve identificatie van alle drie.'
  
  'Hoe laat kwam Smiths limousine terug?'
  
  Hij haalde zijn notitieboekje te voorschijn en ging met zijn vinger langs een lijst notities. 'Om tien over een.'
  
  Mark had zijn noodsignaal om half een uitgezonden. Dat gaf Hans Koenig veertig minuten om hem en de andere twee te doden en weer terug te gaan naar Smiths landgoed. Het kon makkelijk met de Caddy en een chauffeur die zijn weg wist in West Palm Beach en Palm Beach.
  
  Toen ik de lobby van het hotel in liep, kwam de AXE-agent die bij de staf was geplaatst van achter de balie. Hij ontmoette me bij de lift.
  
  'De reinigingsploeg heeft zich ontfermd over het pakje in uw kamer.'
  
  'Ik heb het gehoord. Heb je hem kunnen zien?'
  
  'Ja, meneer.'
  
  'Ooit eerder gezien?'
  
  'Ja, meneer. Ik zag hem gisteravond hier in de lobby.'
  
  'Was hij met iemand anders?'
  
  'Ja. Hij sprak met de hulp van meneer Davies. Dat was de enige keer.'
  
  Toen ik naar mijn kamer ging, vroeg ik me af wat precies het verband was tussen Wendt en Barbour, de dubbel-dubbelagent van China. Was Wendt ook een dubbelagent? Of een drievoudige? Toen ik me uitkleedde en me op het bed liet vallen, draaiden de vragen door mijn hoofd. Ik moet onmiddellijk in slaap zijn gevallen, maar niet voor lang. De telefoon verbrak mijn sluimering en ik keek op mijn horloge terwijl ik de hoorn opnam. Het was kwart voor tien en het zonlicht viel over mijn bed.
  
  De opwinding in Lily's stem schokte me klaar wakker.
  
  'Nick, we vertrekken deze middag. Ik moet je spreken.'
  
  'Waarheen? Waarom? Wat is er gebeurd?'
  
  'Naar Nova Scotia en ik weet niet waarom. Meneer Wendt wekte me om acht uur en zei dat ik moest inpakken. Hij had al om meneer Davies' straalvliegtuig gebeld. Het zal ons vanmiddag om vier uur op het vliegveld oppikken. Dit is de eerste kans die ik heb om je te bellen.'
  
  'Waar ben je nu?'
  
  'In de lobby. Ik vroeg of ik voor het vertrek een uurtje boodschappen kon gaan doen. Ze schenen me trouwens toch nergens voor nodig te hebben. Het grootste deel van de ochtend hebben ze in meneer Davies' slaapkamer zitten praten. Tenminste, meneer Davies en meneer Wendt. Hans is aan het inpakken.'
  
  'Koop een paar dingen in de cadeauwinkel van het hotel, zodat je met wat pakjes kunt terugkomen,' zei ik tegen haar. 'Kom dan naar boven.'
  
  'Goed, liefste,' zei ze. 'Ik ben er over een kwartier.'
  
  Die tijd had ik nodig om Hawk het nieuws van de laatste ontwikkelingen door te geven en om een regeling te treffen om mij zo snel mogelijk in Nova Scotia te krijgen. Ik hoopte dat Hawk de jachtbommenwerper nog niet had teruggestuurd naar Washington, toen ik de telefoon opnam en het nummer van ons Palm Beach kantoor begon te draaien.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 11
  
  
  
  
  Het vliegtuig was terug gegaan naar Washington, maar Hawk zou voor een ander toestel zorgen.
  
  'Deze middag ben je weg,' zei hij. Hij had een scrambler op mijn toestel laten zetten, zodat het niet langer nodig was in code te spreken.
  
  'Ze zullen moeten landen op Halifax of Sydney,' vervolgde Hawk. 'De kans bestaat dat Davies een amfibievliegtuig naar zijn eiland zal nemen. Ik denk dat het het beste is je naar Halifax te laten vliegen en de Canadese luchtmacht te vragen om een lift per helikopter naar Whitehead. Zijn eiland ligt vlak voor de kust. Ik zal de details uitwerken. Kijk jij wat je van dat meisje te weten kunt komen over deze onverwachte haast om te vertrekken.'
  
  Toen ik ophing vertelde een snel klopje me dat Lily aan de deur was.
  
  Ik deed open en ze rende praktisch naar binnen, haar armen vol vrolijke pakjes. Toen ik de deur gesloten had, draaide ik me naar haar om. De pakjes lagen op de grond en ze wierp zich in mijn armen.
  
  Maar onze kus was eerder teder dan hartstochtelijk. Tenslotte nam Lily haar lippen van de mijne en keek naar me op met ogen die vochtig waren. 'Nick, dit is het dan. Ik zal je nooit meer zien. Vanavond zullen we duizenden kilometers uit elkaar zijn. Ik wil niet...' Ze stopte en liet haar hoofd zakken.
  
  Ik tilde haar kin op en tranen rolden over haar wangen. Ik beroerde vluchtig haar voorhoofd met mijn lippen en zei: 'Liefje, het is het einde van de wereld niet. Je gaat alleen maar naar Nova Scotia. Ik zie je terug. Ik zal daar naar je toe komen.' Ik herinnerde me haar geliefde uitdrukking en voegde eraan toe: 'Beloofd is beloofd.'
  
  Ze ging achteruit en haar ogen bestudeerden mijn gezicht. 'Hoe, Nick? Wat ga je in Nova Scotia doen?'
  
  Het idee dat zich in mijn hoofd had gevormd begon een steviger vorm aan te nemen, dus zei ik nonchalant, 'Het is heel makkelijk, liefje. Mijn bedrijf heeft een kantoor in Halifax. Ik ga er gewoon op zakenreis naar toe en dan huur ik een auto om naar jou toe te komen. Ik weet niet veel van Nova Scotia - ik ben nooit op ons kantoor daar geweest - maar ik zal je wel vinden.'
  
  'Nick, wat doe je precies?' vroeg ze plotseling. 'Dat heb je me nooit verteld.'
  
  'Ik ben makelaar in onroerend goed... en jij bent het ontroerendste goed dat ik ooit gemakeld heb.'
  
  Ik begon haar doorschijnende blouse open te maken.
  
  Ze keek bezorgd op haar horloge. 'Er is nog tijd genoeg,' zei ik. 'Ze verwachten echt niet dat een vrouw zo vlug voor de laatste keer op Worth Avenue zal winkelen.'
  
  Ze dacht even na, lachte toen en zei: 'Ik denk dat je gelijk hebt.' Met die woorden stak ze haar hand uit en trok ze aan mijn riem. 'Ik ben je iets schuldig voor gisteravond. Mijn hoofd is nog wazig.' Ik trok de rits van haar citroengele broek omlaag. Hij viel op de grond toen zij mijn rits opentrok met een gebaar dat tegelijkertijd een streling was. Terwijl ik het bikinislipje van haar billen schoof tot het op de grond viel, zei ik: 'Ik weet precies de remedie voor een kater.'
  
  Ik schoof de blouse van haar schouders en liet hem vallen, terwijl mijn hand naar het haakje van haar beha tussen haar deinende borsten ging. Toen het vliesdunne stukje stof zich bij de hoop kleren op de grond voegde, omvatten mijn handen de welvingen die het had bekleed. Ze hief haar lippen om opnieuw gekust te worden terwijl ze me tegelijkertijd bevrijdde van mijn laatste kleren.
  
  Toen we allebei naakt waren, nam ik haar in mijn armen, droeg haar naar het bed en liet haar zachtjes op de sprei zakken. Even nam ze een kokette houding aan, tot ik over haar heen kwam, toen gleden haar armen om mijn rug.
  
  'Nick,' fluisterde ze vlug toen ik in haar drong, 'ik wil je bij me hebben. Vergeet alsjeblieft niet te komen.'
  
  Ik wist dat ze Nova Scotia bedoelde, maar ik moest haar plagen en zei: 'Op hetzelfde moment als jij, liefje.'
  
  Ze lachte en sloeg haar benen om me heen. 'Snel dan Carter. Ik ben maar een arm, werkend meisje en als ik niet gauw terug ben zal mijn baas een andere hulp zoeken.'
  
  Een ogenblik roerde zich iets in mijn geheugen, toen was de gedachte verloren, zoals wij in elkaar waren verloren.
  
  
  
  'Waarom heeft Davies zijn vertrek versneld?' vroeg ik Lily toen we ons aankleedden. Ze trok haar kleren aan en keek telkens op haar horloge alsof er een prijs werd uitgeloofd voor de eerste die klaar was. Het was tegen het middaguur. Ik vroeg me af of ze bang was voor Davies of voor Wendt, aangezien hij degene scheen te zijn die meestal haar werk voorschreef.
  
  'Ik weet het niet. Het was allemaal zo plotseling. Beloof me alleen maar dat je naar Nova Scotia komt, Nick. Meneer Davies laat nooit vreemden toe op zijn eiland, maar er moet een manier zijn om met elkaar in contact te komen.'
  
  'Ik zal je zeggen wat ik doe,' zei ik. 'Ik zal een vissersboot huren als ik daar ben. Elke dag zal ik tussen elf uur 's ochtends en twee 's middags voor de haven van je baas voor anker gaan en proberen een paar grote jongens te vangen. De eerste keer dat je een boot twee dagen achter elkaar op dezelfde plaats ziet, weet je dat ik het ben. Gebruik een spiegeltje om me een teken te geven. Ik zal er naar uitkijken.'
  
  Opgewonden nam Lily het samenzweren over. 'En de dag nadat ik je het sein geef, zullen we elkaar omstreeks het middaguur ontmoeten in de winkel van Withehead - dat is het plaatsje op het vasteland recht tegenover het eiland van Davies. Oh, Nick, ik kan niet wachten.' Ze sloeg haar armen om mijn nek en trok zichzelf op om haar lippen op de mijne te drukken.
  
  'We zouden allebei spionnen zijn.'
  
  Ik probeerde mijn reactie op haar opmerking niet te laten merken, terwijl onze tongen met elkaar speelden. Eindelijk maakte ze haar armen los en liet ze zich weer op de grond zakken. 'Nu moet ik gaan, liefste.' Ze rende naar de deur met de pakjes tegen haar borst gedrukt. Ik hield de deur open.
  
  'Kom gauw,' zei ze, toen ze langs me naar de lift vloog. Toen de deuren voor dat prachtige gezicht sloten hoorde ik: 'Maar niet zonder mij.'
  
  
  
  Ik belde Hawk om hem te vertellen dat ik niet veel te weten was gekomen van Lily, maar dat ik afgesproken had haar in Whitehead te ontmoeten.
  
  'Kom over een kwartier voor de lunch bij Tommy's,' bromde de oude man. 'Dan zal ik je over je reisplannen vertellen.'
  
  Het kostte me tien minuten om op Rotal Poinciana Way te komen. Ik had het geluk om een van de parkeerplaatsen tegenover Tommy's te krijgen, dank zij een geweldige blondine die net met een witte Rolls Corniche vertrok toen ik de met palmen omzoomde boulevard begon af te rijden.
  
  'Alleen?' vroeg de glimlachende gastheer met zijn zandkleurige haar bij de ingang van het restaurant, toen ik kwam aanlopen. Toen ik hem vertelde dat er nog iemand zou komen, keek hij over het terras waar Palm Beachers en toeristen kwamen om te kijken en te worden bekeken.
  
  'Het spijt me, ik schijn op het moment geen tafel buiten vrij te hebben,' verontschuldigde de gastheer zich. 'Maar binnen zijn nog een paar tafels vrij.'
  
  'Dat is best,' zei Hawk, die ineens naast me verscheen in een gekreukt grijs wollen pak dat volkomen misplaatst was tussen alle pasteltinten.
  
  De man ging ons voor naar binnen en zette ons aan een tafeltje achterin. Hij legde twee grote menukaarten neer en verdween weer naar buiten.
  
  Hawk verknoeide geen tijd. 'Omstreeks kwart voor vijf heeft de luchtmacht op het vliegveld een toestel voor je. Stel de start op vijf uur. Je gaat rechtstreeks naar Halifax. De Canadese luchtmacht neemt het daar over en zal je naar Canso brengen.' Toen een serveerster onze bestelling had opgenomen, haalde Hawk een kaart te voorschijn en vouwde die open.
  
  'Dit is Canso,' zei hij en wees naar de zuidwestpunt van het hoofdeiland Nova Scotia. 'En dit is Withehead.' Hij ging een klein stukje met zijn vinger naar het westen. 'Vlak tegenover de stad, die niet groot is, ligt Davies' eiland. In Canso zal een van onze mensen je opwachten. Een van onze ex-mensen zou ik moeten zeggen. Bill Fish.'
  
  Cojd Fisch, zoals hij genoemd werd door andere AXE-agenten, vanwege zijn gewaagde ondernemingen in de Tweede Wereldoorlog, had ontslag genomen uit de dienst nadat hij tijdens de laatste gevechtsdagen in Europa zijn rechterarm had verloren. Hij emigreerde naar Nova Scotia en kocht een vissersboot.
  
  'Hij woont tegenwoordig in Whitehead,' zei Hawk, 'en hij is behoorlijk thuis in de stad. Zijn hulp zal van onschatbare waarde zijn. Ik heb hem gezegd dat jij de sleutelring hebt die hij me heeft gegeven.'
  
  In antwoord op mijn vragende blik haalde hij iets uit zijn zak en gaf het aan mij. Ik zag dat het een sleutelring was, gemaakt van een eenvoudige gouden ketting, waaraan iets hing dat ik herkende als het verwrongen lood van een zwaar kaliber kogel. Ik keek Hawk aan.
  
  'Van Bill,' zei hij. 'Het is een van de kogels die de legerartsen uit hem gespit hebben. Deze ging kennelijk door zijn arm, sloeg plat tegen een van zijn ribben en bleef daar zitten. Kijk wat er op staat.' Ik bekeek het brokje lood en zag dat er in gegraveerd stond, 'Hawk - je had gelijk - Bill'. 'Hij bedoelde dat ik niet wilde dat hij bij het leger ging,' zei Hawk droevig. 'In ieder geval, het is jou herkenningsteken. Verlies het niet. Ik wil het terug.'
  
  'Ja, meneer. Heeft u nog iets gevonden over Davies of Leslavikus?'
  
  'Niet veel. We zijn erin geslaagd iemand te vinden die bewaker was in het krijgsgevangenenkamp bij Hamburg, waar Davies zat. Hij herinnerde zich Davies, omdat hij een van de weinige Canadezen
  
  daar was en omdat de ss speciale belangstelling voor hem had. Hij was door de ss naar het kamp gestuurd. Later kwamen een aantal keren een stel van hen om hem te spreken. De bewaker had bij een van die keren dienst en hij zag dat Davies zich van de SS-agenten moest uitkleden. Terwijl een van hen - een grote man, herinnert hij zich - hem kennelijk onderzocht op contrabande, maakte een ander foto's vanuit allerlei hoeken. De bewaker zei dat hij dacht dat het was omdat de SS-man een homo was, maar ik denk dat het om een andere reden was.'
  
  'Wist hij iets over Davies' ontsnapping?' vroeg ik.
  
  'Ja. Alweer omdat het zo ongewoon was. Twee weken voor Davies ontsnapte, kwamen de SS-ers en namen hem mee. Twee dagen later brachten ze hem terug en stopten ze hem alleen in een cel, in plaats van in de barak bij de andere gevangenen, waar hij eerst had gezeten. Kennelijk was het daardoor makkelijker te ontsnappen. Vanaf dat moment werd hij beschouwd als een gevangene van de SS, dus hoefden de kampbewakers niets anders te doen dan hem regelmatig controleren. Davies kreeg op de een of andere manier de sleutel van zijn cel en ontvluchtte. De bewaker vertelde dat de kampcommandant bijna een hartaanval kreeg toen het gebeurde, omdat Davies de enige was die ontsnapte. Hij was bang dat de SS hem de schuld zou geven. Maar de SS klaagde niet en niemand kreeg zelfs maar een berisping.'
  
  Hawk en ik waren het er over eens dat de omstandigheden van Davies' ontsnapping meer dan verdacht waren.
  
  'Hoe zit het met de dood van zijn ouders, voor hij terugkeerde naar Wales,' vroeg ik.
  
  'Volgens het politierapport werden ze gedood toen hun wagen tijdens zware regen van een helling stortte. Ondanks de kennelijk stromende regen - een krant noemde het "uitgebreide wolkbreuken" - vloog de wagen in brand en de volgende dag werden hun verkoolde lichamen gevonden. Er waren geen getuigen en de auto was te zwaar beschadigd om vast te kunnen stellen of er voor het ongeluk mee geknoeid was. Maar waarom zouden twee bejaarde mensen over overstroomde wegen een plezierritje gaan maken?'
  
  'Met een pistool in de rug zouden ze niet veel keus hebben,' antwoordde ik. 'Een pistoolkolf tegen hun grijze koppetjes om ze rustig te houden en dan de wagen over de rand. De timing is een beetje te toevallig. Tenslotte waren zij degenen die hun zoon het best kenden en dus de grootste bedreiging voor iemand die zijn plaats wilde innemen.'
  
  Hawk knikte. 'Vuur schijnt een populaire manier te zijn om er een eind aan te maken. In Hamburg pleegde Leslavikus zelfmoord door benzine in zijn wagen te gieten en een kogel in de voorbank te vuren. Het lichaam was zo verbrand dat het onherkenbaar was, maar het werd vastgesteld dat het dat van Leslavikus was, omdat twee van zijn mannen op dat moment in het huis waren. Een was de chauffeur en de andere zijn aide-de-camp. Interessant, nietwaar, Nick?'
  
  'Kunnen we er achter komen of die chauffeur een grote man was?'
  
  'Dat proberen we. Maar vergeet niet dat het meer dan dertig jaar geleden is,' zei Hawk. Hij vertelde me dat alle nieuwe informatie met betrekking tot Davies/Leslavikus doorgegeven zou worden naar Whitehead. Rusty Jay stuurt je uitrusting uit Halifax,' voegde hij eraan toe. 'Inclusief een zender en een scrambler-telefoon, beide zullen in het huis van Bill Fish worden geplaatst. Het zal per vrachtwagen vervoerd worden, verpakt als uitrusting voor Bills boot. Als je nog iets nodig hebt, neem dan contact op met Halifax.'
  
  'Tussen twee haakjes,' vervolgde hij, 'de toekomst ziet er nogal onplezierig uit voor je vriendin Chan Lee.'
  
  'Hoe dat zo?'
  
  'Haar voorgangster werd in New York vermoord.'
  
  'Ze zei dat ze er kantoorroddel over had gehoord,' zei ik. 'Is er verband met Davies?'
  
  'Voor zover we kunnen vaststellen niet. Het lijkt lustmoord. Maar onze laatste rapporten uit Londen bevatten gegevens over een jongedame die daar Davies' secretaresse was. Ik geloof dat haar naam Goodey was. Ze werd beschreven als een blond "stuk". Tenminste, voor haar seksueel mishandelde lichaam een paar jaar geleden uit de Theems werd gevist was ze een stuk.
  
  'Nog anderen?'
  
  'Tot dusver niet. Maar het is een interessant spoor om te volgen en ik heb alle eenheden de steden laten nagaan waar Davies kantoren heeft, om te zien of er nog meer onprettige voorvallen zijn geweest, met betrekking tot zijn aantrekkelijke jonge assistentes.'
  
  'Ik kan Lily niet waarschuwen zonder me bloot te geven,' zei ik tegen Hawk. 'En ik kan zelfs niet proberen haar ontslag te laten nemen. Ik moet haar op het moment precies hebben waar ze is.' Hawk had de dienster om de rekening gevraagd. Hij betaalde en toen we opstonden om te vertrekken, zei hij eenvoudig: 'Ik geloof dat het beste wat je kunt doen om de veiligheid van de jongedame te verzekeren is, deze zaak zo snel mogelijk oplossen.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 12
  
  
  
  
  Hawk en ik gingen bij Tommy's uit elkaar, nadat we afgesproken hadden dat we elkaar op het vliegveld zouden ontmoeten. Ik ging terug naar het Elliott en controleerde bij onze man aan het schakelbord of Lily geprobeerd had me te bellen. Hij vertelde me dat er geen telefoontjes voor mijn kamer waren geweest en toen voegde hij eraan toe: 'De limousine van Smith staat aan de overkant van de straat. De chauffeur kwam even geleden binnen en belde naar Davies' suite om te zeggen dat hij er was. Hij kreeg te horen dat ze over een uur klaar waren. En de piloot van Davies' toestel belde vanaf het vliegveld dat hij geland was en begon met tanken en dat het vertrek volgens schema zou zijn.'
  
  Ik vroeg hem het me te laten weten wanneer ze het hotel verlieten, ging toen naar boven en pakte haastig mijn koffer. Ik wilde Mike Kaplan spreken voor ik Palm Beach verliet, om hem gerust te stellen dat de FBI zijn informatie over Leslavikus natrok. Ik wilde niet dat hij moeilijkheden maakte. Toen ik klaar was om te vertrekken, belde ik het kantoor van AXE om het adres van het schuilhuis te vragen. Jim Hardy gaf me het nummer op Brazilian Avenue. 'Maar op dit moment is er niemand,' vervolgde hij.
  
  'Kaplan wilde per se terug naar zijn flat om kleren en zakelijke papieren te halen. Onze mensen zijn met hem mee. Eén van hen meldde zich daar vijf minuten geleden. Ze maakten zich klaar om te vertrekken, zo gauw Kaplan een aktetas uit zijn auto had gehaald.' Ik wilde naar Hawk vragen, maar de agent die aan het schakelbord werkte onderbrak de verbinding om te zeggen dat Davies' man, de grote, net in de lobby was gekomen met een hoop bagage en dat hij die naar de auto van Smith bracht. Ik besloot naar de lobby te gaan om het vertrek gade te slaan, dus vertelde ik Hardy dat ik Hawk later zou spreken.
  
  'Hij belt op het ogenblik toch met ons kantoor in Riyadh, meneer Carter,' zei Hardy.
  
  Ik wist dat Davies uitgebreide oliebelangen had en ik vermoedde dat Hawk op het spoor was van nog meer informatie over de Canadees in de Saoedische hoofdstad. 'Zeg hem dat ik naar Brazilian Avenue ben en dat ik daar contact met hem zal opnemen.'
  
  Ik hing op, pakte mijn koffer en ging naar de lobby.
  
  Toen de liftdeuren op mijn verdieping opengingen, ontdekte ik dat ik tegenover Davies, Lily, Wendt en de reus Koenig stond. De laatste had zijn armen om de dossierkast geslagen, die ik de avond tevoren nog onderzocht had. Ze schenen allemaal verbaasd me te zien en Lily opende haar mond om iets te zeggen, maar deed hem abrupt weer dicht. Het leek me dat Wendt haar beweging opmerkte en taxerend van haar naar mij en toen weer naar haar keek. Maar toen had ze haar houding teruggevonden. Davies wilde opzij gaan, maar ik hield hem met een gebaar tegen.
  
  'Het is bij jullie al druk genoeg. Ik neem de volgende wel. Ik heb geen haast.'
  
  Davies knikte beleefd terwijl de deuren voor hem sloten. Het was de eerste keer dat ik hem van nabij zag, zodat ik zijn staalgrijze ogen kon zien.
  
  
  
  Toen ik in de lobby kwam was Koenig bezig de dossierkast op het bagagerek achterop de Rolls te binden.
  
  De anderen waren al ingestapt. Lily wierp een blik op me toen ik vanonder de luifel naar buiten liep. Weer had ik de indruk dat Wendt haar opnam.
  
  Toen Koenig klaar was, en om de auto heen naar zijn plaats achter het stuur ging, zag ik dat Davies iets tegen hem zei. De enorme schouders schoten bijna militair in de houding. Toen de Rolls wegreed, nam een zwarte Cadillac vanaf de overkant van de straat zijn plaats achter hen in. Een bestelwagen van een bloemist, met stationair draaiende motor, schoof als derde in de rij en de drie voertuigen verdwenen om de hoek. Ik wist dat de bestelwagen de twee personenwagens maar vier of vijf blokken zou volgen. Dan zou een andere auto zijn plaats innemen. Nog minstens twee AXE-wagens zouden hen naar het vliegveld schaduwen, voor het geval ze nog zouden stoppen.
  
  'Vertrekt u vandaag?' De parkeerwachter wees naar mijn koffer op de stoep.
  
  'Ja. Breng de Cutlass alsjeblieft.'
  
  'Ik ken hem,' zei hij met een brede grijns toen ik een twintig-dollarbiljet in zijn hand drukte. Ik had gezien dat Koenig voor Davies hetzelfde ritueel had uitgevoerd en vroeg me af hoeveel zijn gouden handdruk waard was.
  
  
  
  Meteen toen ik Brazilian Avenue opdraaide, zag ik Kaplan en twee mannen van wie ik aannam dat ze van AXE waren, uit een wagen stappen vlak voor een keurig wit huisje. Ik wilde claxonneren om hun aandacht te trekken, toen ik me realiseerde dat de chauffeur van de Ford voor me zou denken dat het voor hem was. En dat was ook best. Hij reed kalmpjes langs het met bomen af gezette huizenblok en scheen op zoek te zijn naar een parkeerplaats. Toen Kaplan en de andere twee naar het huis begonnen te lopen, meerderde hij plotseling snelheid. Tot op dat moment had ik niet gemerkt dat er een passagier in de Ford zat en het flitste door mijn hoofd dat hij ineengedoken op de voorbank moest hebben gezeten. Toen ik de zwarte loop vanuit het raampje aan de kant van de passagier zag komen, trapte ik het gas in.
  
  Ik drukte de claxon in en gaf tegelijk plankgas. De Cutlass schoot naar voren, terwijl het drietal zich omdraaide door het geluid van mijn claxon en het gebrul van de motor. Eén van hen had de situatie onmiddellijk door en duwde Kaplan tegen de grond. De ander sloeg zijn jas open en liet zich in hurkhouding vallen, terwijl hij zijn pistool te voorschijn rukte.
  
  Ondertussen was de Ford bijna tegenover hen, maar ik haalde hem snel in, terwijl mijn claxon zijn waarschuwing uitloeide. Vlak voor ik tegen de achterkant van de Ford ramde, zag ik in zijn achteruitkijkspiegel hoe de ogen van de chauffeur zich in ongeloof verwijdden. Op dat moment moet hij een waarschuwing hebben geroepen tegen zijn makker, want het machinegeweer vuurde niet.
  
  De schok wierp me tegen het stuurwiel, maar ik was erop voorbereid en zij niet. Mijn greep op het stuur was verstrakt en stopte mijn hoofd een paar centimeter van de voorruit, toen wierp de kracht van de botsing me achterover in mijn stoel. Snel kwam ik uit de Cutlass en rende met Wilhelmina uit haar holster naar de Ford. Vanuit mijn ooghoek zag ik dat één van onze mensen Mike Kaplan hielp opstaan van het gazon, terwijl de tweede naar de andere kant van de Ford rende. Zijn .38 was schietklaar.
  
  We hadden de wapens niet nodig. Het hoofd van de bestuurder van de Ford zat vast in de voorruit en hield hem van zijn plaats over het stuur omhoog.
  
  Wonderbaarlijk genoeg leek hij niet ernstig gewond. Ik zag geen bloed en hij was bij bewustzijn. Hij vloekte, maar was bang zich los te rukken uit het versplinterde glas dat zijn kruin in een bankschroef hield.
  
  'Hoe is het met de andere?' vroeg ik de AXE-agent die het portier aan de andere kant had opengetrokken en zich over de man boog die grotesk onder het dashboard lag.
  
  'Geen pols. Ik geloof dat het afgelopen is met hem.'
  
  Ik merkte dat de buurtbewoners uit de huizen de gewoonlijk rustige straat op kwamen rennen. Ik wilde hen doen geloven dat dit niets anders was dan een gewoon verkeersongeval.
  
  'Doe je pistool weg,' zei ik tegen de AXE-agent. Ik stond op en keek over de kap naar het schuilhuis. Kaplan en de andere agent waren nergens te zien en ik nam aan dat hij Mike binnen in veiligheid had gebracht. Ik was blij dat de trottoirs op het moment van de klap vrij van voorbijgangers waren geweest. Zonder getuigen zou het misschien wel lukken met ons verhaal over een ongeluk.
  
  'Er heeft beslist al iemand een ambulance of de politie gebeld,' zei ik. 'Regel jij de boel hier. Ik neem deze mee en smeer hem. Geef me de sleutels van jouw wagen.'
  
  Hij gooide ze naar me toe en ik boog me weer in de Ford. Toen ik zijn schouder greep begreep de bestuurder wat ik van plan was. Zijn gegild 'Nee!' klonk net toen ik hem naar achteren rukte. Zijn hoofd kwam uit het glas. Toen de eerste bewoners arriveerden trok ik hem uit de wagen.
  
  'Achteruit,' beval ik bruusk. 'Ik moet deze man naar het ziekenhuis brengen.'
  
  'Ik heb de politie gebeld,' zei één van hen. 'Ze kunnen hier zo zijn.'
  
  'Geen tijd,' zei ik, terwijl ik me door het groepje mensen wrong, nog steeds mijn gevangene vastklemmend. Klaarblijkelijk in shock bleef hij maar mompelen toen ik hem naar de wagen bracht waarmee Kaplan en de anderen waren gekomen.
  
  'Wat wil je dat ik doe?' vroeg een stem naast me en ik realiseerde me dat de agent mee was gelopen.
  
  'Ga vlug naar binnen en vertel het kantoor wat er gebeurd is. Hawk is er. Hij zal het wel regelen met de politie. Zeg hem dat ik met deze op weg ben en dat ze beter een arts bij de hand kunnen hebben als ik kom. 'Ik wierp een blik op mijn horloge. Het liep tegen vier uur. 'Ga dan weer naar buiten en zorg dat de politie niet te nieuwsgierig wordt naar de knaap die naar het ziekenhuis werd gebracht. Heb je een insigne?'
  
  'Financiën Departement Eén.'
  
  'Dat is goed genoeg,' zei ik toen ik het portier van zijn wagen opendeed en mijn gevangene op de voorbank duwde. 'Bluf je eruit tot Hawk ze terugroept.'
  
  'Goed. En Kaplan?'
  
  'Jullie zullen hem weer moeten verhuizen. Ze moeten bij zijn flat de wacht hebben gehouden en jullie hier naar toe hebben gevolgd. Je moet Jim Hardy vertellen dat dit huis waardeloos is geworden. Zeg Kaplan dat dit vriendjes van zijn oude makker moeten zijn en dat hij zich geen zorgen hoeft te maken, we krijgen ze te pakken.' Het janken van een sirene in de verte sneed door de lucht. 'Aan het werk,' zei ik. 'Ik moet hier weg.'
  
  Ik rende om de wagen heen naar de plaats achter het stuur en liet de wagen net van de stoeprand wegscheuren toen het rode zwaailicht van een politiewagen in zicht kwam. Ik ging de hoek om, Lake Drive op en zag de politiewagen met een ruk tot stilstand komen naast mijn gehuurde Cutlass die gedeeltelijk in de Ford was geboord. Naast me klonk gekreun. Ik keek naar de man die slap tegen het portier hing. Tussen het kreunen door wauwelde hij onsamenhangend. Ik dacht: Je denkt dat je problemen hebt, makker. Wacht maar eens tot Hawk er achter komt dat ik die huurwagen total loss heb gereden.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 13
  
  
  
  
  'Waar heb je dat schatje vandaan, Nick?'
  
  Rusty Jay, het hoofd van AXE-Nova Scotia, pompte mijn hand op het asfalt van Halifax International Airport, maar zijn aandacht was gericht op de glanzende kist waaruit ik was gekomen.
  
  'O, je kent Hawk. Alleen het allerbeste voor zijn mensen,' grapte ik. Feitelijk was ik zelf ook verbaasd geweest om een C-140 Jetstar op me te zien wachten op Palm Beach International. De piloot, een tot in de puntjes verzorgde jonge majoor, was geschokt geweest dat ik zijn enige passagier was. Waarom, had hij uitgelegd tijdens de minder dan drie uur durende vlucht. Terwijl de vier motoren bij de staart ons voortstuwden met een snelheid van 800 kilometer per uur, vertelde hij me dat de luchtmacht het toestel gewoonlijk voor vips gebruikte en dat op Cape Kennedy drie generaals stonden te briesen omdat hun transport naar Palm Beach was geroepen voor een speciale opdracht. De majoor vroeg niet openlijk waarom ik voor zilveren sterren ging, maar hij gaf me alle kans het te vertellen - wat ik niet deed.
  
  'Nou, we kunnen je hier niet dezelfde luxe bieden,' zei Rusty, toen hij me naar de grote helikopter leidde, die zo'n honderd meter verderop stond. De rotorbladen draaiden al en het gejank van de motor steeg toen de piloot ons zag naderen. De glijdeur schoof open en de sergeant boog zijn hoofd om naar buiten te turen. 'Maar de Canadese luchtmacht is heel behulpzaam. Die kist waarmee je vliegt is van hier overgeplaatst naar de lucht-zeereddingsdienst in Canso. Hij staat tot je beschikking als je hem nodig hebt.'
  
  'Nog bericht gehad van Hawk?' vroeg ik, me afvragend of hij mijn ongeluk had kunnen regelen. Ik had mijn gevangene op het kantoor achtergelaten, kort uitgelegd wat er gebeurd was en toen pijlsnel naar het vliegveld gegaan, nadat ik gehoord had dat Davies volgens schema was vertrokken en volgens de verkeersleiding op koers bleef. Het vluchtplan vermeldde een landing op Yarmouth op de westelijke punt van Nova Scotia, in plaats van Sydney, zoals we hadden verwacht hadden.
  
  'Ja,' zei Rusty. 'Hij wilde je laten weten dat vier jaar geleden in Riyadh een secretaresse van Davies op geheimzinnige wijze is verdwenen. Het was een Australische die hij had aangenomen in Londen. Naar zeggen een schoonheid. Verondersteld werd dat ze in een harem is terechtgekomen. Sommige oliesjeiks hebben verkenners die in heel Europa uitkijken naar "talent". Er zijn al een hoop luxe hoeren naar het Midden-Oosten verscheept. En om één of andere reden komen de meeste nooit meer terug naar hun stek.'
  
  'Heeft Hawk nog meer gezegd?'
  
  'Ik weet niet wat het betekent, maar ik moest je zeggen dat het ongeluk geregeld was. De andere wagen was ook gehuurd. De man die je opgebracht hebt, is nog steeds in shock en kan niet ondervraagd worden. Hawk zal met je spreken als je in Whitehead bent.' We hadden de helikopter bereikt en de sergeant stak zijn hand uit om me binnen te helpen. Boven het gebrul van de motor uit had ik nog een vraag voor Rusty: 'Heb je mijn spullen verstuurd?'
  
  'Het is vanmiddag aangekomen,' schreeuwde hij. 'Het is geplaatst en operationeel.'
  
  De sergeant schoof de deur dicht. Ik stopte mijn koffer onder een van de banken die langs de wanden van de helikopter stonden en ging, terwijl we stegen, zitten. Toen we op kruishoogte waren, ging de sergeant naar de cockpit en ik viel in slaap. Het leek alsof ik maar een paar minuten had geslapen toen hij me zachtjes schudde en zich vooroverboog om boven het gebrul van de motoren uit tegen me te schreeuwen.
  
  'We landen over ongeveer drie minuten, meneer.'
  
  Mijn horloge vertelde me dat ik bijna twee uur had geslapen. Ik keek uit het raampje achter me en zag onder me een paar lichtjes flikkeren. Toen we begonnen te dalen zag ik dat we boven een stad waren. Gedurende een paar minuten kon ik niet zeggen waar we gingen landen, toen kon ik een lange ovaal, afgetekend door lampen op hoge palen, onderscheiden. Ik zag dat het schijnwerpers waren die een parkeerplaats achter een fabriek verlichtten. Ik keek naar de sergeant, die zette zijn handen aan zijn mond en schreeuwde: 'Conservenfabriek.' Twintig seconden later raakten we de grond en deed hij de deur open.
  
  De motoren lagen stil, maar de rotorbladen moesten nog tot stilstand komen toen ik op de grond sprong. Zo'n vijftien meter verder stond een wagen te wachten. Het portier aan de linkerkant ging open, maar ik kon niet zien wie er uit stapte, want hij had de auto zo gezet dat de koplampen in mijn ogen schenen. Een diepe stem kwam vanachter het licht. 'Carter?'
  
  'Ja.'
  
  'Heb je iets voor me?'
  
  Ik greep in de zak van mijn colbert en haalde Hawks sleutelring te voorschijn. 'Er staat op: "Hawk - je had gelijk - Bill".'
  
  Een lange, magere man kwam snel naar voren en toen hij in het licht van de koplampen kwam, zag ik hoe zijn linkerhand een .45 in de broeksriem van zijn spijkerbroek stak. Toen stak hij de hand naar mij uit en ik nam hem met mijn linkerhand in de enige handdruk die hij kon aannemen.
  
  'Ik ben Bill Fish,' bromde de stem warm. 'Je bent op tijd. Davies ook. Een half uur geleden belde ik Yarmouth Air Control en hij landde om half negen. Vertrok vijftien minuten later in zijn amfibievliegtuig dat stond te wachten. Ze horen nu op Duivels Eiland te zijn.'
  
  'Noemt hij het zo?' vroeg ik, verbaasd dat de naam nooit in de rapporten was opgedoken.
  
  'Nee hoor,' zei Bill grinnikend. 'Zo noemen sommigen in Whitehead het. Davies heeft het nooit een naam gegeven, maar een van de jongens gaf het die naam. En ik vind dat hij past.'
  
  'Ik ook,' zei ik tegen hem. 'Laten we gaan. Hoe lang duurt het voor we bij jou thuis zijn?'
  
  'Ongeveer een half uur op dit tijdstip van de avond. Het is zo'n dertig kilometer, maar de wegen zijn niet geweldig. Niet veel supersnelwegen hier, God zij dank. Anders zouden we overstroomd worden met toeristen, want Whitehead is één van de mooiste plekjes die God ooit heeft gemaakt.' Voor ik hem kon tegenhouden, nam hij mijn koffer op en ging naar de wagen. Toen we er waren, zette Bill de koffer neer en opende het portier voor mij. Toen pakte hij de koffer weer om hem in de achterbak te zetten, voor hij naast me instapte. Hij deed het handschoenenvak open en schoof de .45 er in. Die linkerhand van hem bewoog zo snel dat hij drie rechterhanden waard was, dacht ik, toen hij de sleutel in het contact omdraaide. Hij draaide de Chevy soepel van de parkeerplaats de weg naar Whitehead op.
  
  
  
  'We komen nu bij Duivels Eiland,' riep Bill tegen me, boven het bonk-bonk uit van de dieselmotor in de oude trawler, waaraan je kon zien dat het zijn grote liefde was. 'Aan bakboord.'
  
  Toen ik in de open cabine opstond, schudde weer een van de zware golven ons door elkaar en ik stak mijn hand uit om steun te zoeken.
  
  'Raak die pijp niet aan,' waarschuwde Bill me voor de tweede keer die ochtend. De uitlaatpijp die door de cabine omhoogliep, was heet en zou heter worden naarmate we langer onderweg waren, had hij me verteld toen we vertrokken. Ik was blij met die warmte, het was de enige verwarming op de boot en een wind van tien knopen ranselde de oceaan tot golven van anderhalve meter en een laag schuimkoppen.
  
  Hangend aan een stang wachtte ik tot de Excaliber weer een golf had beklommen en keek toen over het woelige water naar links. Ik had Davies' eiland in de verte gezien, toen we het kanaal voor Bills huis uit voeren, maar op zo'n vijf kilometer afstand had de afmeting geen indruk op me gemaakt. Nu, op zo'n driekwart kilometer voor onze boeg, doemde het voor ons op als een walvis met een groene rug. Met een rondtrekkende koers waren we er naar toe gegaan en naderden het nu vanaf de oceaan. Bill had voorgesteld er niet direct op af te gaan om onze belangstelling niet te duidelijk te laten blijken aan iemand die ons vanaf de kust in de gaten hield. Toen we dichterbij kwamen, zag ik dat het beboste eiland zo'n twaalfhonderd meter lang was. Bill bevestigde dat getal toen ik het noemde. 'En het is ook zo'n kilometer breed,' schreeuwde hij. 'Zie je op het hoofdgebouw de toren waarover ik je vertelde?'
  
  Ik knikte, want mijn ogen waren gericht geweest op het kasteelachtige bouwsel dat boven de bomen uitstak op een plek die het centrum van het eiland moest zijn. Het scheen van natuursteen gemaakt te zijn. Door de felle zon die van de top weerkaatste wist ik dat een of andere met glas omgeven observatiekoepel de toren bekroonde. Ik had het gevoel dat iemand daar boven ons in de gaten hield, terwijl we voort zwoegden naar Davies' schuilplaats. Toen zag ik bovenop de toren een radarantenne ronddraaien.
  
  Mijn vermoedens werden algauw bevestigd. Bill bracht de Excaliber tot driehonderd meter van de kust. Ik merkte dat de bomen een eind verder dan de normale strandgrens waren gekapt, zodat er een strook van dertig meter breed was gevormd die om het eiland heen liep. Toen Bill gas minderde en ons door de golven naar het strand liet drijven, kwam er plotseling een zwarte Jeep langs het strand aan brullen. Naast de chauffeur stond een man. Hij was gekleed in een groene overall met een riem, om het er uit te doen zien als een uniform. Met een hand klemde hij zich vast aan de bovenkant van het windscherm. De andere hand hield een verrekijker tegen zijn gezicht tot de Jeep tegenover ons met een ruk tot stilstand kwam. Vooroverbuigend legde de uitkijk zijn verrekijker neer en pakte een megafoon op. Een elektronische, lichaamloze stem klonk over het korte stuk zee.
  
  'Kom niet aan land,' beval hij. 'Dit is privé-grond. U zult de wet overtreden en gearresteerd worden. Ik herhaal, kom niet aan land. Start uw motor en verlaat dit gebied.'
  
  Bill greep naar de gashendel om de motor weer te starten. 'Zwaai naar ze,' zei hij tegen mij. 'Ze hebben ons vanaf de toren gezien en de Jeep gestuurd om ons op te wachten. Maar ze zijn eraan gewend dat de plaatselijke bevolking mensen meeneemt om ze het eiland te laten zien.'
  
  Met de diesel op halve kracht draaide hij het roer en verwijderde het schip van het eiland. Ik zwaaide naar de soldaat met de megafoon. Hij stond een ogenblik bewegingloos tot hij er zeker van was dat we vertrokken en zwaaide toen stijf terug. Toen hij zich weer boog, bemerkte ik een holster aan zijn riem. Ik zag ook, dat toen hij zich weer oprichtte hij kennelijk een walkie-talkie voor zijn mond hield. 'Hij meldt dat we weg zijn,' riep ik tegen Bill. Zonder op te kijken knikte hij. Zijn aandacht was in beslag genomen door de golven die voor ons oprezen. De pezen van zijn hand stonden strak toen hij het roer draaide om de golven op te vangen onder een hoek die zou voorkomen dat we aan splinters zouden worden geslagen. Een ruk van zijn hoofd wenkte me naast hem.
  
  Toen ik kwam riep hij: 'Ik breng de boot naar de baaizijde van het eiland. Deze zeeën zijn te ruig. Er zal ergens een storm op de Atlantische Oceaan zijn geweest.'
  
  We hadden de vorige avond afgesproken geen contact te zoeken met Lily tot ik de kans had gehad het eiland te verkennen. Ten eerste wil ik haar leven niet in gevaar brengen door haar te gebruiken als het niet noodzakelijk was. Ten tweede had ik haar gezegd dat ik na twee dagen contact met haar zou opnemen en mijn onmiddellijk verschijnen zou haar wantrouwen kunnen wekken.
  
  'Ze zal me alleen kunnen zien als ze bovenin die toren kan komen, niet?' vroeg ik Bill.
  
  'Als we aan de andere kant zijn, zul je zien waar we voor anker moeten gaan, zodat ze de boot kan zien. Het is de inham waar Davies zijn haven heeft.'
  
  Ik herinnerde me de ruwe kaart van het eiland die Bill gisteren bij het avondeten had getekend. Aan één kant van het eiland had hij een diepe, halvemaanvormige boog getekend en erbij geschreven, 'haven met pieren'. Toen had hij opgekeken van zijn pogingen en gezegd: 'We zullen recht voor die inham moeten gaan vissen, anders zal je vriendinnetje denken dat je haar volkomen vergeten bent.'
  
  Ik was niet van plan dat te laten gebeuren, vooral niet na wat ik over de radio van Hawk had gehoord vlak nadat ik in Bills huis was aangekomen. De zender die Rusty Jay vanuit Halifax had gestuurd was geïnstalleerd in Bills slaapkamer. Het was even over elf dat ik contact kreeg met ons kantoor in Florida, maar Hawk zat nog steeds op me te wachten.
  
  'Alles in orde daar, N3?' vroeg hij onmiddellijk.
  
  'Schijnt zo, meneer,' zei ik tegen hem.
  
  'Hoe is het met ons hardhoofdige slachtoffer?' vroeg ik doelend op de botsing die Kaplans leven had gered.
  
  'Hij praat nog steeds wartaal. De artsen zeggen dat hij een hersenschudding heeft en dat het nog wel enige dagen kan duren voor hij hersteld is.'
  
  'Nog informatie over die twee?'
  
  Het duo was geïdentificeerd als huurmoordenaars uit New Orleans, die al een paar dagen in de omgeving van Miami hadden rondgehangen, zei Hawk. 'Heeft A-32 je mijn boodschap gegeven over het meisje in Saoedi-Arabië?'
  
  'Rusty vertelde me alleen dat in Riyadh nog een van Davies secretaresses verdwenen was. Een Australische.' Er was een korte zoekactie naar het meisje geweest, zei Hawk, maar kennelijk geen groot opzien, dank zij Davies' invloed in de Saoedische hoofdstad. 'Het kantoor in Brisbane probeert achtergrondinformatie over haar te krijgen. Het ziet er naar uit dat je Oosterse vriendinnetje in gevaar is. Als je haar daar vandaan kunt krijgen, bewijs je haar een grote dienst.'
  
  
  
  Bill riep me weer naar voren en gaf me een verrekijker. 'Over een paar minuten passeren we de haven,' riep hij over zijn schouder. 'Ga naast me staan zodat je vanaf de kant niet gezien kunt worden.'
  
  Ik verborg me zoveel mogelijk en hief toen de kijker. De zee was hier wat kalmer dan aan de oceaanzijde van het eiland, maar het beeld door de kijker zwaaide nog aanzienlijk.
  
  Twee landtongen die omgebouwd waren tot stevige havenhoofden, staken in zee uit als twee armen die de grote inham omsloten. 'Het is een perfecte haven,' riep Bill toen ik ons doelwit voorbij zag gaan. 'De diepte is ongeveer vijftien meter, ruimte genoeg voor bijna ieder schip. Zijn vrachtschepen kunnen bijna vlak aan wal het anker laten vallen en als het nodig is met een kraan gelost worden. Zie je de pieren en de helling voor het watervliegtuig?'
  
  Drie lange pieren staken in het gladde water van de haven. Ik zag dat aan één ervan twee grote speedboten waren vastgelegd. Aan een andere lag een slanke kajuitkamer. Vlak bij mijn oor schreeuwend beschreef Bill ze.
  
  'De motorboten zijn Italiaans. Supersnel. De andere is een op de Baum-werven gebouwde trawler van 16 meter. Het is zijn jacht.' Bill zag dat we te snel passeerden om alles goed te kunnen opnemen, dus stak hij zijn hand uit en nam hij het gas wat terug. 'Kijk rechts van de pier waar het jacht ligt.'
  
  Ik volgde zijn instructies op. Een tweemotorig amfibievliegtuig stond op een helling die zich tot in het water uitstrekte. Het moest het toestel zijn waarmee ze vanuit Yarmouth waren gekomen. Hawk had de avond tevoren verteld dat ze daar precies volgens schema waren geland en bijna onmiddellijk weer waren vertrokken per watervliegtuig. Ik vroeg me af hoe ze er in waren geslaagd 's nachts te landen en hief de verrekijker. Ik zag een hoge paal met een paar krachtige schijnwerpers op een dwarsbalk. In een boog ging ik met de kijker langs de inham en zag verscheidene identieke installaties. Bill keek naar me en realiseerde zich dat ik de schijnwerpers bekeek. 'Sommige mensen die aan de andere kant wonen, kunnen 's nachts het licht zien. Af en toe horen ze, omstreeks de tijd dat het licht aan gaat, een vliegtuigmotor en zien ze een toestel landen. Waarschijnlijk het toestel dat daar nu geparkeerd staat. Op andere momenten is het geen vliegtuig, maar zien ze een vrachtschip of een groot jacht dat naar de pieren gaat. Hier ongeveer moeten we voor anker gaan om te vissen, Nick.'
  
  We waren recht tegenover het midden van de halvemaanvormige inham. Ik stelde de verrekijker in, om Davies' huis te bekijken. Alleen de twee bovenste verdiepingen waren boven de bomen zichtbaar, maar die waren dan ook indrukwekkend. Evenals de toren die er bovenop stond was het gebouwd van natuursteen, waardoor het enorme bouwwerk er haast fortachtig uitzag. De bovenste verdieping had een aantal ramen. Bill had gehoord van mannen in Whitehead, die het huis hadden helpen bouwen, dat de bovenste verdieping bestond uit slaapkamers met uitzicht op zee.
  
  In de verdieping eronder zaten zes extra grote ramen. Naar wat Bills vrienden hem hadden verteld leek het dat die verdieping van het huis werd gebruikt als Davies' combinatie van biblioheek-studeerkamer-kantoor en privé-zit-slaapkamer. Ook was er op die verdieping een privé-bioscoop met twintig zitplaatsen voor het vertonen van de nieuwste films voor de gasten van de magnaat. Het was duidelijk dat als Davies ontsnapte aan het stadsleven, hij dat deed met alle comfort ervan.
  
  De tweede verdieping van het huis bestond uit slechts twee enorme vertrekken: de officiële woonkamer en de eetzaal. Eronder was een grote keuken, een kleine eetkamer voor Davies en zijn staf, wanneer hij geen gasten ontving, en verscheidene kleine vertrekken die waarschijnlijk kantoren waren. Een ervan, veronderstelde ik, was voor Wendt: een andere, voorlopig tenminste, voor Lily.
  
  Ik wendde me van mijn verkenning van het huis tot Bill. 'Ik hoop dat Lily de mogelijkheid heeft om tussen elf en twee daarboven te zijn om naar me uit te kijken.'
  
  'Als ze slim is, vindt ze in het lunchuur wel een mogelijkheid om naar haar slaapkamer te gaan,' zei hij.
  
  Omdat we bijna voorbij de grijpende armen die de haven omgaven waren, hief ik de kijker voor een laatste blik. Een lichtflits op een van de havenhoofden trok mijn aandacht en ik richtte mijn kijker er op. Het was een kleine radarantenne die langzaam rond zwenkte.
  
  'Bill, wist je dat ze bij de haveningang ook grondradar hebben?' Hij knikte. 'Zeker. Er beweegt zich niets in deze strook water hier dat ze niet kunnen oppikken. Daarom ben ik vandaag in beweging gebleven. Ze zijn er al min of meer aan gewend dat ik hier vis, ik heb het al een paar keer gedaan. De vangst is hier trouwens vrij goed. Maar als we hier twee dagen achter elkaar moeten liggen, wil ik niet dat ze ons een dag tevoren hier zien rondhangen.'
  
  'Als alles vannacht goed gaat, hoeven we hier misschien geen twee dagen te liggen,' zei ik tegen hem.
  
  'Reken er maar niet te vast op, Nick. Voor zover ik heb kunnen nagaan is er niemand zonder uitnodiging op het eiland geweest, nadat Davies de kerels uit Whitehead voor hun werk heeft betaald en zijn eigen personeel heeft laten komen om de boel af te maken.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 14
  
  
  
  
  Zo'n twaalf uur later keek ik weer naar Duivels Eiland. Maar deze keer was het in het licht van een maan die steeds achter de wolken verdween. En in plaats dat ik keek vanuit de hotsende stuurcabine van Bills kleine trawler, 300 meter uit de kust, dreef ik in het water op ongeveer vijftien meter van het strand, dat, als mijn berekening juist was, gelegen was op de punt van het eiland die het dichtst bij Whitehead lag. Met de onderwaterslee had ik een snelle tijd gemaakt. Hij lag nu op de bodem, samen met mijn duikflessen, recht onder mijn zwemvliezen. Het vlotje met de zender dobberde op de golven naast me. Ik zwom een paar meter weg en controleerde de kleine, kompasachtige richtingzoeker die om mijn pols zat. De naald richtte zich onmiddellijk naar het vlot, ik wist dus dat ik het zonder moeite terug zou kunnen vinden.
  
  Ik zwom naar de kust tot ik de bodem onder mijn voeten voelde en liep toen het strand op. Daarna ging ik zitten, deed de vinnen af en hing ze aan mijn riem met uitrustingsstukken. Uit de waterdichte zak die ik van de slee mee omhoog had genomen, haalde ik een paar zwarte gymschoenen en trok die aan. Wilhelmina, al voorzien van haar demper, kwam als volgende te voorschijn en verdween achter mijn riem. Toen trok ik het koord van de zak dicht, sloeg hem over mijn schouder en ging over het strand op weg naar Davies' hoofdkwartier.
  
  Ik had zo'n tien minuten door het zand en de kiezels langs de zee gelopen, toen ik het gejank van een motor ergens voor me hoorde. Ik rende naar de bomen aan de rand van het strand en weer verder, tot een lichtflits rond een bocht in het strand me vertelde dat er iets naderde. Toen het dichterbij kwam, zag ik dat het een Jeep was, zoals Bill en ik eerder die dag hadden gezien. Alleen bevatte deze drie mensen in plaats van twee. Een van hen stond naast de bestuurder en zwaaide een zoeklicht dat bovenop het windscherm was gemonteerd heen en weer over het strand voor hen. Toen de Jeep mijn schuilplaats passeerde, zag ik dat de in overall geklede man achterin een geweer op zijn knieën had liggen. Toen ze naderden hield ik mijn adem in, hopend dat het zoeklicht te hoog stond om mijn sporen in het zand op te pikken. Ik liet me op een knie vallen en hield de Luger gericht op de rug van de man met het geweer. Als de Jeep stopte, betekende dat dat mijn sporen waren ontdekt. Ik was van plan hem eerst te doden en dan de twee anderen, voor ze konden gaan zoeken naar degene die de sporen in het zand had gemaakt. Zo'n twintig seconden voor ze hadden bereikt wat ik dacht dat het kritieke gebied was, kwam de radio in de Jeep tot leven en in het donker kraakte een gebroken stem. Ik kon niet horen wat hij zei, maar afgetekend in het licht van de schijnwerper, boog de bediener ervan zich voorover en hief de microfoon naar zijn mond. Verstaan kon ik hem niet, maar ik hoorde de ontvanger in de Jeep weer sputteren en toen stil worden. Hij boog zich weer en legde de microfoon terug, terwijl de chauffeur de Jeep in een wijde boog weer in mijn richting bracht.
  
  Voor de koplampen en het zoeklicht me konden vangen, liet ik me plat in de struiken vallen en bleef daar tot de Jeep uit het gezicht was. De patrouille was kennelijk naar een ander gebied gedirigeerd, mogelijk om een nachtelijke visser te controleren, wiens boot te dicht naar de kust was gedreven op een ander punt van het eiland. Ik vroeg me af hoeveel van die eenheden nachtdienst hadden. Gedurende onze ochtendtocht rond het eiland hadden Bill en ik drie verschillende patrouille-Jeeps opgemerkt.
  
  Ik ging terug en gebruikte één van mijn zwemvliezen om mijn sporen in het zand naar de bomen uit te wissen, voor het geval de patrouille terug zou komen om zijn ronde af te maken. Toen ging ik weer langs de rand van het water naar het huis van Davies en de haven. Ongeveer tien minuten later ging ik de bocht om waar de Jeep uit het gezicht was verdwenen. Voor me zag ik in de verte het licht dat me vertelde dat ik de inham naderde waar Davies' diepwaterhaven was.
  
  Het werd tijd om weer in de bescherming van de bomen te gaan, dus maakte ik één van de zwemvliezen los en liep ik achteruit naar het beschermende bos, bij iedere stap het zand achter me vegend. Tien minuten later lag ik uitgestrekt in het struikgewas tegenover Davies' grote tweemotorige watervliegtuig, dat vastgezet was op een talud dat naar het water voerde. Een bewaker in overall beende rusteloos om het toestel. Hij had een geweer over de schouder. Achter het amfibievliegtuig lag de haven, helder verlicht door kwiklampen op palen van zo'n zes meter hoog. Een paar gebouwen dicht bij de pieren zagen eruit als raamloze opslag- en voorraadschuren. Er achter lag een barakachtig bouwsel. Er vlak bij was een lang, smal gebouw. Aan één kant ervan staken pijpen door het dak en boven twee ramen zaten ontluchtingsventilatoren. Ongetwijfeld de eethal en keuken voor Davies' privé-legertje.
  
  Zijn grote trawler lag aangemeerd aan de pier in het midden van de inham. Ik zag dat een bewaker wacht liep op de pier en een ander bij de trossen. Vijftien meter verder was een gebouw van zo'n zeveneneenhalve meter in het vierkant, met licht achter alle ramen. Op het dak stond een radioantenne en voortdurend liepen mannen in en uit. Dat moest het wachthuis met de radiokamer zijn. Voorzichtig langs de grens van het bos kruipend, kwam ik aan een onderbreking. Daar liep een asfaltweg door het bos. Het was een voortzetting van het plaveisel dat de hele haven bedekte. Ik veronderstelde dat de weg recht de heuvel op naar Davies' huis leidde. Pas toen ik er dichtbij was, zag ik dat de weg tussen de bomen omgeven was door zware hekken van prikkeldraad, zoals die in de nieuwe safariparken, waar de bezoekers opgesloten zitten en de wilde dieren vrij rondlopen.
  
  Bij de opening in het bos was de weg versperd door een hek van gaas en twee soldaten hadden er dienst.
  
  In de schaduw blijvend, begon ik de omheinde weg dieper het bos in te volgen, voorzichtig heuvelopwaarts lopend om te voorkomen dat droge takjes door gekraak mijn positie zouden verraden. Na ongeveer een kwartier bereikte ik een punt waar het bos ophield. Toen een wolk over dreef en de maan een bleek licht over het gebied voor me wierp, zag ik een enorm open gebied dat ik had bereikt, dat net als de weg omheind was. Enorm opdoemend in het zwakke licht stond in het midden Van de open ruimte Davies' kasteel. Hier en daar scheen licht uit de ramen, maar het grootste gedeelte van het gebouw scheen ongebruikt. Mijn blik ging omhoog naar de toren bovenop het massieve natuurstenen gebouw. Een blauwgroen licht scheen uit de ramen rondom de top. Radarschermen, besloot ik. Het zag er precies uit als de verkeerstoren op een vliegveld. Ik klom over het hek en liet me aan de andere kant in de open ruimte vallen.
  
  Ik had geen tijd verder te gaan. Op dat moment klonk zes meter van me vandaan een laag gegrom. Ik bleef stilstaan toen het dreigende gesnauw aanhield. Een wolk had tijdelijk het weinige licht dat er was verduisterd en ik moest wachten tot hij voorbij was. Terwijl ik doodstil wachtte, hoorde ik bewegingen in het gras voor me en het gegrom werd een steeds dieper gesnauw.
  
  Toen brak de maan weer door en ik zag twee Dobermans tegenover me, met ontblote slagtanden en gespannen spieren. Eén zat ineengedoken, alsof hij klaar was om toe te springen, de andere stond met stijve poten naast hem. De mogelijkheid om twee maal toe te slaan, dacht ik.
  
  Ik wist dat ze niet sneller waren dan de kogels uit de Luger in mijn rechterhand, maar ik wilde ook niet dat een rondzwervende schildwacht twee dode honden zou vinden. Ik had tijd nodig om in Davies' huis te komen en er weer uit.
  
  Ik wist ook dat ik niet met beide honden kon vechten zonder tumult te veroorzaken, waardoor het huis wakker geschud zou worden en zeker iedere wacht op het terrein. Langzaam ging ik met mijn vrije hand naar mijn riem. Op het moment dat ik hem begon te bewegen, werd het gegrom dieper en de Doberman die bijna tot op zijn achterpoten ineengedoken zat, begon kracht te verzamelen voor de sprong naar mijn keel.
  
  'Af!' zei ik krachtig maar zacht. Een moment verraste het onverwachte commando hen. Een ogenblik verstijfden ze en dat was genoeg. Mijn hand schoot naar mijn riem en rukte het vulpenachtige ding los. Net toen de eerste hond sprong drukte ik op de knop aan het uiteinde.
  
  De nevel trof hem vol in de snuit en hij kronkelde heftig in de lucht, happend en jankend, met beide poten naar zijn ogen en bek klauwend. Zijn makker was net even later gekomen en een tweede nevel raakte ook hem. In een oogwenk wentelde hij zich naast de eerste Doberman in het gras. Beide wreven hun koppen langs de grond, pogend de nevel af te vegen, tegelijkertijd snakkend naar lucht die vrij zou zijn van de stank.
  
  Op het moment dat ik de eerste keer de knop van de weerzinwekkende vulpen had ingedrukt, had ik diep ademgehaald. Maar één maal eerder, in het AXE-laboratorium, had ik een snufje geroken van het stinkdiervocht en dat was genoeg geweest. 'Veronderstel dat je een aanvallende hond niet wilt afmaken, Nick,' had de laborant die het middel demonstreerde tegen me gezegd, 'omdat je rekening moet houden met de mogelijkheid dat iemand het lijk vindt. Zolang je op het platteland werkt, zal de eigenaar van een hond die met het vocht van een stinkdier op zijn vacht thuiskomt, aannemen dat het beest op de harde manier heeft geleerd niet te nieuwsgierig te zijn. Ondertussen kun jij verder gaan, want een dier dat hiermee geraakt wordt verliest alle interesse, behalve in een manier om de stank kwijt te raken.'
  
  Hij had gelijk en ik was blij dat ik Rusty vanuit Halifax een van die apparaatjes had laten sturen.
  
  Toen ik zo'n vijftien meter dichterbij het huis was, hield ik nog steeds mijn adem in. Zelfs daar rook ik de stank nog. Het scheen overal te zijn, maar ik wist dat het snel zou verwaaien in de avondlucht. Achter me hoorde ik janken en piepen, ik wist dat spoedig iemand aangetrokken zou worden door de herrie. Ik rende naar een schuurtje vlak bij de achterkant van het huis, toen ik vanaf de andere kant van het huis een schreeuw hoorde.
  
  'King! Prince! Wat ist loss? Kommen sie!'
  
  Toen ik in de schaduw van het bouwsel dook, keek ik om. Ik zag een plompe gestalte met een zaklamp de hoek van het gebouw om komen en naar de jankende honden gaan. Toen de man zo'n twintig meter benedenwinds van de honden was, stopte hij plotseling en begon hen in het Duits uit te vloeken. Ik wist niet precies wat het woord voor stinkdier was, maar hij scheen ze er aan te herinneren dat ze al eens eerder een dergelijke ervaring hadden gehad.
  
  Zijn geschreeuw bracht een andere wacht naar de achterdeur en hij riep de hondenverzorger - Otto - om er achter te komen wat er aan de hand was. Tussen zijn gevloek door vertelde Otto wat er gebeurd was en zijn kameraad begon te lachen. Toen beval hij hem de honden weg te brengen voor ze de 'commandant' stoorden.
  
  De stroom Duits van de bewakers had mijn aandacht gevangen gehouden, maar ik verstijfde toen de man die in het licht van de deuropening stond die titel gebruikte voor zijn baas. De commandant! Mike Kaplan moest gelijk hebben. Leslavikus leefde nog en woonde in dat huis. Maar voor ik hem voor het gerecht kon brengen als oorlogsmisdadiger moest ik er achter zien te komen wat hij van plan was met zijn contacten met linkse en rechtse extremisten. En zijn plannen verhinderen, wat ze ook mochten zijn. En daarvoor moest ik binnen dat eilandkasteel zien te komen.
  
  
  
  In het wisselende maanlicht keek ik toe hoe Otto, voortdurend vloekend, zijn honden bijeen dreef. Tenslotte kreeg hij hun riemen te pakken en hij sleepte ze over de omheinde weg naar de haven. Ik vermoedde dat Davies voor bescherming sterk had gerekend op de waakhonden. Nu ze uit de weg waren, besloot ik verder te gaan naar het hoofdgebouw. Toen de herrie veroorzaakt door Otto en de honden in de verte was vervaagd, werd ik me sterker bewust van het zoemende geluid dat afkomstig was vanuit de schuur waarachter ik verscholen zat. Ik drukte mijn oor tegen de wand en concentreerde me op het zoemen. Uiteindelijk kon ik het geluid plaatsen. Het was een benzinegenerator, waarschijnlijk om noodstroom voor het huis te leveren. Ik liep eromheen, naar de deur waarop een zwaar hangslot zat.
  
  Ineengedoken rende ik naar het huis en drukte me tegen de natuurstenen muur naast een raam, vlak bij de achterdeur. Ik riskeerde een snelle blik om het kozijn en ontdekte dat ik voor de keuken stond. Twee van Davies' mannen zaten aan een tafeltje, kennelijk bezig met hun avondeten. Een grijze, Chinese man, gekleed in het wit, werkte met potten en pannen op een fornuis van restaurantformaat.
  
  Onder het raam gedoken ging ik naar de andere kant, stond op en keek nog eens snel in de keuken. Van die plaats zag ik de rest van het vertrek. Een grote vrieskist besloeg het grootste gedeelte van een muur. Er naast was een deur die waarschijnlijk naar een eetkamer of proviandkamer voerde. Ik zag een man door die deur komen met een blad vol borden. Hij droeg een butleruniform. Ik zag hoe hij de lege borden omruilde voor vier volle, die de Chinese kok hem gaf. Toen verdween hij weer door de verbindingsdeur. Gehurkt ging ik langs het huis naar het volgende verlichte raam. Ik keek om het kozijn en zag de butler de borden op een serveerwagen plaatsen, die hij naar een volgende deur reed. Toen hij het vertrek uitging volgde ik hem buiten naar het volgende raam. Daar keek ik in de kleine eetkamer die aangegeven stond op Bill Fishs plattegrond van het huis. Davies, Conrad Wendt, Hans Koenig en Lily waren gezeten rond een tafel van glas en chroom. De drie mannen zaten te praten en zij keek toe hoe de butler hen bediende. Door het volgende raam kon ik Lily beter zien. Ze zag er gespannen uit en scheen te proberen snel te eten, alsof ze van de tafel weg wilde. Toen ik omzichtig om de voorkant van het huis heen ging, passeerde ik verscheidene ramen waarachter geen licht scheen. Ik nam aan dat het de kantoren waren die overdag werden gebruikt. De voordeur die tegenover de omheinde weg was, was enorm, zo'n drie meter hoog en anderhalve meter breed. Ik betastte hem en voelde dat hij versierd was met gebeeldhouwde, decoratieve panelen van zwaar hout. Het was te donker om de scharnieren te zien, maar ik wreef met mijn hand over het oppervlak en voelde een grote metalen klopper. Aan de zijkant voelde ik een grote, metalen klink, gevat in een slotplaat met een ouderwets sleutelgat. Ervan overtuigd dat Davies niet zou vertrouwen op een dergelijk simpel slot, ging ik met mijn hand verder over de deur. Onderaan vond ik een zware strip metaal als stootplaat. Aan een kant ervan voelde ik nog een slot. Ik betastte het sleutelgat met mijn vingers en wist dat er een ronde sleutel voor nodig was, in plaats van het type met een platte baard. Dat betekende dat hij bijna niet te forceren was, tenminste in de tijd die je er aan kon werken zonder ontdekking te riskeren. Toen ik verder om het huis heen ging, ontdekte ik dat daar de kamers in het donker lagen. Net toen ik de hoek om sloeg die me weer bij de achterkant van het huis zou brengen, ging de deur open en stroomde licht over het gazon. Ik sprong achteruit toen de twee schildwachten die hadden zitten eten, naar buiten kwamen en geweren over hun schouder sloegen. Ik haalde voorzichtig mijn Luger te voorschijn en trok me terug. Ik was gereed voor de aanval, voor het geval ze hun ronde in mijn richting zouden beginnen.
  
  In het Duits begonnen ze te vloeken over Otto en zijn honden die het nodig maakten dat zij de rest van de nacht buiten bleven om het terrein te bewaken.
  
  'Ziet er naar uit dat er vannacht niet geslapen wordt, eh?' kankerde één van hen.
  
  'O, ik weet het niet. Als de reus en Herr Kapitan naar het bureau van de commandant gaan, kunnen we misschien wel een uiltje knappen.'
  
  Maar zoveel geluk hadden ze niet. Ze waren net aan hun ronde begonnen, toen licht over het gazon viel, doordat de keukendeur werd opengezwaaid. Toen ik in de schaduw om de hoek wegdook, klonk een geloei, waarvan ik wist dat het afkomstig moest zijn van Hans Koenig, door de lucht.
  
  'Kurt! Dietrich! Otto!'
  
  De wachten draaiden zich op de hakken om en haastten zich naar Koenig, maar die was al weer in de keuken en schreeuwde orders in de hoorn van de wandtelefoon.
  
  'Ik wil hier vier extra schildwachten hebben - nu!'
  
  Ik wachtte niet af om meer te horen. Als er extra wachten uit het huis werden gesommeerd, zou ik die avond geen enkele kans hebben binnen te komen. Ik snelde naar de omheining, sprong erover en ging door het bos naar het strand waar ik aan land was gekomen. Een half uur later veegde ik opnieuw mijn sporen in het zand weg. Ik deed mijn zwemvliezen aan en zwom naar de zender op het vlot, die de plaats aangaf waar mijn slee lag. Het was bijna middernacht toen ik de boegvleugel van de slee omhoog richtte en vlak bij de zandstrook voor Bills huis boven water kwam.
  
  Toen ik de slee aan land sleepte, kwam er uit het donker een hand om me te helpen. Ik had geen geluid gehoord toen Bill naderde. Hij zei niets, tot we bijna het huis hadden bereikt. Toen vroeg hij terloops: 'Hoe ging het, Nick?'
  
  'Geen geluk. Ik heb niets ontdekt.'
  
  'Nou, laten we morgen met mijn boot gaan en het nog eens proberen. Ik weet een beste ankerplaats en meestal kun je daar goed vissen.'
  
  'Geweldig,' zei ik grimmig. 'En ik weet wat we als aas moeten gebruiken.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 15
  
  
  
  
  Onze eerste dag vissen voor Davies' eiland was alleen een succes door Bills voorbereidingen. Iemand die ons vanaf de toren in de gaten hield zou het idee hebben dat we een recordvangst binnenhaalden. We deden alsof we met enkele lijnen op kabeljauw visten en om beurten haalden we om de tien a vijftien minuten vissen van aanzienlijk formaat over de reling. Maar iedere vis zat al aan de haak voor we hem in het koude water van Tor Bay lieten zakken. Bill was omstreeks zeven uur die ochtend naar Whitehead gegaan en had een hoop kabeljauw opgekocht van de eerste vissersboot die terug was aan de kade. Het enige waarvoor we moesten zorgen was, dat iemand die ons bespioneerde, niet kon zien dat de haak met kabeljauw en al het water in ging.
  
  We bleven dezelfde twintig vissen steeds maar weer ophalen, van elf uur 's ochtends tot twee in de middag van de eerste dag. Toen gingen we naar huis met onze 'vangst'. Zo'n twintig minuten voor we de wateren voor Davies' haven verlieten, was een van de grote speedboten van het eiland via de haveningang naar buiten gekomen.
  
  'Het is de bevoorradingsboot,' zei Bill. 'Ze gaan iedere dag omstreeks deze tijd naar Whitehead om van de dagvangst te kopen en wat ze verder nodig hebben uit de winkel.'
  
  Toen hij naderde wendde ik me naar de reling. Ik deed net of ik leven aan mijn lijn voelde, zodat de man aan het roer mijn gezicht niet kon zien. Bill, die hem herkende als degene die regelmatig de bevoorradingstocht maakte, zwaaide en riep een groet. Kennelijk herkende hij Bill, want hij zwaaide ook en zwenkte toen op een koers die hem rechtstreeks naar Whitehead zou brengen.
  
  'Hij gebruikt de radio,' zei Bill terwijl hij naar de boot keek die van ons vandaan ijlde. 'Dat betekent dat we voor vandaag aan de toren afgemeld zijn.'
  
  Ik haalde een kabeljauw van zo'n twintig pond binnen, die ik herkende als degene die ik al zo'n twintig keer over de reling had gehesen. Ik haakte hem openlijk af en ging naar de bak waar de vangst gewoonlijk wordt bewaard. Ik deed alsof ik hem erin gooide. In plaats daarvan liet ik hem op het dek naast de bak vallen, uit het
  
  zicht van iemand aan land. Terwijl ik bezig was met een andere lijn, gooide Bill een lijn overboord waaraan al een vis zat.
  
  'Ik zal deze nog ophalen, dan vang jij er nog een en dan is het welletjes voor vandaag,' stelde hij voor.
  
  'Ik vind het best,' stemde ik toe.
  
  
  
  Om vier uur meldde ik me bij Hawk. Bill was nog bij de steiger om zijn boot schoon te maken.
  
  'We krijgen vreemde rapporten van onze informanten uit radicale bewegingen, N3. Vanuit drie of vier bronnen hebben we al hetzelfde gehoord, dus het lijkt authentiek. Het is niet veel, maar misschien staat het in verband met Davies' activiteiten in ons land,' zei Hawk.
  
  Hij vertelde dat AXE-informanten hadden gemeld dat de leidende figuren van de organisaties die we hadden geïnfiltreerd, druk bezig waren met voorbereidingen voor belangrijke acties. Naar wat Hawks mensen hadden gehoord, werden wapens, explosieven en geld gul gedistribueerd en de leiders van verschillende radicale groepen brachten uren door met onbekende plannen.
  
  'We zijn er niet achter kunnen komen wat er precies gaande is,' vervolgde Hawk, 'maar het schijnt allemaal gericht te zijn op wat wordt genoemd "De Dag". Zegt dat je iets, N3?'
  
  'Zeker. Als je het vertaalt in het Duitse Der Tag.'
  
  'Juist. Het is weer een aanwijzing dat het verhaal, dat Davies en Leslavikus een en dezelfde zijn, best waar kan zijn. We hebben trouwens de West-Duitse inlichtingendienst verzocht één van de mannen op te sporen die samen met Leslavikus in zijn elitekorps van "uitroeiers" zat in het kamp in Litouwen. Over die kant van het onderzoek zal ik vanavond of morgenochtend een rapport voor je hebben.'
  
  Ik vroeg Hawk of er sprake was van coördinatie tussen de radikale groepen die wapens en bommen uitdeelden aan hun leden. Voor zover zijn agenten konden vaststellen, zei hij, leek dat niet zo te zijn. Maar het steeds herhalen van De Dag leek erop te wijzen dat ze, misschien ongeweten, allemaal samenwerkten in een groot complot.
  
  'Enige aanwijzing over de datum van De Dag?' vroeg ik.
  
  'Nee,' zei Hawk. 'En dat baart me de meeste zorgen. We weten alleen maar dat er een teken zal worden gegeven als De Dag is aangebroken. Wat dat teken precies zal zijn, is een mysterie, kennelijk ook voor de leiders van al deze groepen. De contactman van de New-Yorkse politie bij de Youth Liberation Army, meldde dat de YLA de hand heeft weten te leggen op $ 50.000 en overal, waar ze maar te vinden zijn, automatische wapens opkoopt, ongeacht de prijs.'
  
  'Misschien kan ik vanavond beter nog eens proberen in Davies' huis te komen,' stelde ik voor.
  
  'Nee, Nick. Dat is een te groot risico. In dit stadium wil ik niets doen dat Davies' argwaan kan wekken. Als hij achter het een of andere complot zit, om het land in de ban van terreur te brengen, kan het geringste vermoeden dat we hem in de gaten hebben, genoeg voor hem zijn om zijn plannen vervroegd in werking te stellen. En ik wil niet dat dat gebeurt. Er staat te veel op het spel. We moeten eerst weten wat er gaande is.'
  
  'Ja, meneer.'
  
  Voor hij ophing, had Hawk me nog een ding te vertellen. Hij zei dat hij het AXE-laboratorium in Washington opdracht had gegeven om een speciale koerier naar Nova Scotia te sturen met een pakje voor mij. 'Hij zal nu ongeveer in Halifax landen,' vervolgde Hawk. 'En de helikopter die jou naar Canso heeft gebracht, staat op hem te wachten. Ik wil dat je hem op dezelfde plaats ontmoet. Hij zal je daar het pakje geven en je instructies voor het gebruik geven. Het mag alleen maar als de laatste toevlucht gebruik worden, N3.'
  
  Ik schakelde de zender uit en ging de woonkamer in, waar Bill in een leunstoel hing. 'Kom mee,' zei ik tegen hem, terwijl ik hem zijn jas toewierp, 'we moeten een helikopter opwachten.'
  
  
  
  Om de een of andere reden had ik een groter pakje verwacht dan wat ik kreeg in het zwakke licht van de rode lampjes in de cockpit van de helikopter. En ik had beslist niet verwacht dat de koerier Manning Pinckney zou zijn, de rustige, grijze adjunct-chef van de wetenschappelijke afdeling van AXE. Op Mannings bevel waren we alleen. Hij had de bemanning bevolen de helikopter te verlaten en rondom een bewaking te vormen. Bill Fish zat in de auto te wachten.
  
  In het pakje zat een metalen doos ter grootte van een houten sigarenkistje. Ik maakte het slotje open deed het deksel omhoog en keek toen vragend naar Manning.
  
  'Doe die ring om, Nick,' zei hij.
  
  Ik nam de zware ring die in het doosje lag, deed hem aan mijn vinger en hield hem dicht bij een rood lampje om hem te onderzoeken. 'West Point,' zei ik toen ik me weer naar ons laboratoriumgenie wendde. 'U weet dat ik daar niet geweest ben.'
  
  Manning knikte. 'Maar het had best gekund. Tenminste, iemand die je gevangen neemt en iets over je achtergrond weet, zou het feit accepteren dat je ooit eens op West Point bent geweest. Ze zullen dan niet zo'n belangstelling voor de ring zelf hebben. Het is een miniatuurzender, zoals die op het vlotje van de onderwaterslee, maar veel verfijnder en micro-ingekapseld. Hij zendt uit op een frequentie die nauwelijks te kopiëren is. En met reden.'
  
  'Wat is die reden?'
  
  Manning wees naar het andere voorwerp in de doos, die hij teruggenomen had toen ik de ring om deed. Het was ook van metaal en had ongeveer het formaat van een blikje pijptabak, maar er stond niets op. Het leek massief te zijn.
  
  'Wat weet je van tea, Nick?'
  
  'Buiten het feit dat ik het niet graag zou drinken, alleen maar dat de letters T-E-A staan voor tri-ethyl-aluminium, wat gebruikt wordt in brandmunitie.'
  
  'Juist, TEA is een kleurloze vloeistof die brandt met een vlam die een temperatuur kan bereiken van 2000 graden. En wat je daar hebt, is iets dat het lab een TEA-bal noemt. De vorm klopt misschien niet, maar de hitte wel. We zijn erin geslaagd de stof verder te zuiveren, zodat we een temperatuur van 3000 graden kunnen bereiken. Deze TEA-bal bevat onze stof, gecombineerd met een tweede gezuiverd chemisch preparaat, bekend als polysobutlene. TEA, verdikt met een één procents oplossing van polysob, levert een gecontroleerde, chemische vuurbol, AXE is erin geslaagd de stoffen te combineren met een detonator die geactiveerd wordt door de zender in je ring.'
  
  'Wat gebeurt er als ik hem moet laten ontploffen?'
  
  'Dan volgt er een thermische explosie. Nu is thermische energie dezelfde kracht die wordt opgewekt door nucleaire wapens en deze brandbom heeft in relatieve kracht slechts zijn meerdere in de A-bom. De vuurbol die geleverd wordt door deze TEA-bal is met zijn intense hitte genoeg om bijna ieder militair doelwit te vernietigen. Iedereen die rechtstreeks door de thermische straling wordt getroffen, loopt derde graads verbrandingen op die meteen fataal zijn. Als hij tenminste niet meteen wordt verbrand.'
  
  Ik wachtte tot Manning me meer zou vertellen, maar verder scheen hij niet te willen gaan. 'Ik veronderstel dat ik moet beslissen of het gebruikt zal worden als, zoals Hawk het noemt, "laatste toevlucht".'
  
  'Ik moest je van Hawk alleen maar de TEA-bal bezorgen en je uitleggen hoe hij gebruikt wordt. Hij is met succes beproefd, maar hij is nooit tegen iets anders dan een testdoel gebruikt.'
  
  'Hoe groot zal het vernietigde gebied zijn?'
  
  'De vuurbol zal een gebied beslaan van ongeveer achthonderd meter in het vierkant.'
  
  In gedachten berekende ik dat ik het grootste gedeelte van Davies' eiland zou treffen. 'Van welke afstand kan hij tot ontploffing worden gebracht?'
  
  'De zender heeft een bereik van ongeveer anderhalve kilometer, je moet dus vrij nauwkeurig zijn in het schatten van je afstand tot het epicentrum.'
  
  'Goed. Hoe ontsteek ik hem?'
  
  Manning legde uit dat de helm van West Point in de zware, zilveren ring eigenlijk een zendsleutel was.
  
  'Het codesignaal om de TEA-bal te laten ontploffen is drie en twee. Je drukt driemaal op de helm, wacht vijf seconden en drukt dan nog twee maal. Alleen die precieze combinatie brengt hem tot ontploffing. En het signaal kan maar één keer uitgezonden worden. De krachtbron in de ring moest zo verkleind worden, dat de hele bron uitgeput is na het signaal. Je hebt er maar één kans mee, Nick. Maar ik hoop dat je hem nooit hoeft te gebruiken.'
  
  'Heeft iemand anders iets dergelijks?'
  
  'Op het moment heeft AXE voor zover we weten de enige miniatuur vuurbolbom. Maar het is bekend dat andere landen er ook aan werken. Op aanwijzing van de president is het zelfs voor het Pentagon geheim gehouden. Eerlijk gezegd was ik verbaasd dat Hawk me hem liet brengen. We hadden besloten dat het alleen gebruikt zou worden als het land in zeer ernstig gevaar verkeerde.'
  
  'Misschien is dat ook wel zo, Manning. Misschien is dat ook wel zo.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 16
  
  
  -
  
  Bill en ik waren vroeg de volgende ochtend weer in Whitehead om kabeljauw te kopen voor we zelf gingen vissen. Ditmaal hadden we zo'n twee en een half uur vis over de reling gehesen, toen de bevoorradingsboot uit de haven kwam brullen. In plaats van naar Whitehead te varen, kwam hij op ons af.
  
  'We krijgen bezoek, geloof ik, Bill' riep ik tegen hem. 'Twee stuks.'
  
  Hij sleurde een grote kabeljauw aan zijn lijn omhoog. Toen hij hem in de bak gooide, wierp hij een blik op de speedboot. 'Ja. Er is iets aan de hand. Carl, de man die aan het roer zit, gaat meestal alleen. Die knaap naast hem herken ik niet. Maar dat is niet zo vreemd. Slechts een man of zes van Davies' personeel, gaat ooit naar Whitehead, hoewel er wel een stuk of twintig mensen moeten zijn, gezien de voorraden die ze kopen.'
  
  Bill trok snel de vissen van de klaargemaakte lijnen die op het dek lagen en gooide ze bij de andere in de bak. 'Je kunt beter een lege lijn uitgooien om te zien of je echt iets kunt vangen.'
  
  Tegen de tijd dat ik een lijn van aas had voorzien en had uitgelegd, was de speedboot heel dichtbij.
  
  Bill was naar de stuurboordreling gegaan en keek naar hen. Hij zwaaide naar de man aan het roer, die antwoordde door een megafoon te pakken en hem toe te roepen, 'Meneer Fish, kunnen we u spreken?'
  
  'Natuurlijk,' riep Bill terug. 'Wacht even tot ik de motor gestart heb.'
  
  Hij dook in de cabine, startte de motor. De oude diesel kwam puffend tot leven en liet een diep gerommel horen toen hij gas terugnam. Hij wenkte Carl langszij en binnen een paar minuten lagen de boten naast elkaar.
  
  'Mag ik aan boord komen, meneer Fisch?' riep Carl.
  
  'Natuurlijk,' schreeuwde Bill terug. 'Gooi een lijn naar mijn neef Nick, daar achter.'
  
  De bestuurder van de speedboot pakte een lijn en gooide hem naar me toe. Ik legde hem losjes om een kikker en begon toen de twee achterstevens dichter naar elkaar toe te trekken. Net voor ze elkaar raakten sprong Carl op het dek van de Excaliber naast me.
  
  'Dank je,' zei hij, zijn hand uit stekend. 'Ik heet Carl.'
  
  'Nick, zei ik, zijn hand drukkend.
  
  'Ik heb je nooit eerder in Whitehead gezien.'
  
  'Ik ben een paar dagen bij oom Bill op bezoek.'
  
  'Dat is leuk.' Hij liep naar de bak. 'Het ziet er naar uit dat jullie geluk hebben gehad.'
  
  'Nou en of. Gisteren waren we hier ook en toen hebben we ongeveer evenveel gevangen, dus besloot oom Bill dezelfde plek vandaag nog eens te proberen.'
  
  Carl liep naar de cabine en ik hoorde hem aan Bill vragen of hij de vangst van vandaag wilde verkopen. Hij verklaarde dat hem dat de moeite zou besparen om naar Whitehead te gaan voor vis voor de mess.
  
  'Sorry, maar ik heb er al een afspraak voor gemaakt,' zei Bill tegen hem. 'En beloofd is hier beloofd.'
  
  'Jammer,' zei Carl schouderophalend. 'Ik hoop dat jullie geluk aanhoudt.' Hij ging weer naar de achtersteven, waar ik een pik-haak gebruikte om de boten uit elkaar te houden. Toen ik de achtersteven van de speedboot dichterbij trok, stond hij even naar mijn gezicht te kijken alsof hij het in zijn geheugen prentte. Toen sprong hij op zijn boot. Hij schoot met volle kracht van de Excaliber vandaan en de twee motoren wierpen een golf op die de vrij draaiende trawler gevaarlijk deed rollen. Ik zag hem met een flauwe glimlach omkijken toen ik naar de reling greep.
  
  Toen het dek bijna weer horizontaal lag, liep ik naar de cabine en ging naast Bill staan. 'Geslepen schoft,' snoof hij. 'Zijn opdracht was om onze vangst op te kopen om ons hier weg te krijgen. Hij moet toch iedere dag naar Whitehead om brood, melk en andere spullen te halen.'
  
  Ik keek op mijn horloge en zag dat het bijna tien voor twee was. 'Nou, Bill. Het lijkt erop dat we Carls woede morgen weer zullen moeten trotseren. Ik neem aan dat Lily...' Ik zweeg toen op de hoogste verdieping van Davies' huis plotseling een licht flitste. Een ogenblik dacht ik dat het slechts het zonlicht was dat op een raam weerkaatste. Toen schitterde het licht weer, en nog eens, in een patroon dat te duidelijk was om veroorzaakt te worden door iets anders dan een spiegel waarmee iemand seinde.
  
  'Dat is het, Bill. Het is Lily. Ze seint naar ons.'
  
  Hij wierp een blik op de flitsende spiegel en stond toen op van achter het roer, om te zien waar Carls speedboot was. 'Ze draaien net het Whitehead kanaal in,' zei hij. 'Ik hoop dat ze het niet gezien hebben.'
  
  Bill zette de gashendel vooruit en wendde de steven naar huis. 'Nu hoef je alleen maar te bedenken hoe je, door haar te ontmoeten, in dat huis van Davies komt, Nick.'
  
  Ik zweeg, terwijl ik het eiland achter de achtersteven van de Excaliber kleiner zag worden. Maar in mij begon een idee vaste vorm aan te nemen, en ik was na mijn ontmoeting met Carl blij dat er ook een rol voor de bestuurder van de bevoorradingsboot aan vastzat.
  
  
  
  Die avond legde ik via een scrambler-telefoon met drie aansluitingen aan Hawk en Rusty Jay mijn plan uit. De AXE-chef van Halifax zei, dat hij het Canadese leger zou waarschuwen dat hun hulp binnen afzienbare tijd nodig zou kunnen zijn. Hawk, die teruggevlogen was naar Washington, stelde enige verfijningen van mijn plan voor. Toen vroeg hij me, nadat Rusty had opgehangen, of ik de voorwaarden waaronder het pakje dat hij me had gestuurd, gebruikt mocht worden volkomen begreep.
  
  'Ja, meneer,' verzekerde ik hem. 'Ik hoop dat het niet nodig zal zijn.'
  
  'Ik ook, N3. Maar het begint eruit te zien dat De Dag snel nadert. Ik heb uit verschillende bronnen vernomen dat er zondag grote dingen zullen gebeuren.'
  
  Dat was over drie dagen. Ik had minder dan 72 uur om er achter te komen of Davies betrokken was bij de geruchten over een algehele revolte in de VS en zo ja, hoe hij van plan was voordeel te trekken uit die rebellie. 'Hebben we ak meer aanwijzingen over wat het startsein zou kunnen zijn?'
  
  De meeste actie scheen plaats te vinden in links extremistische kringen, zei Hawk. Maar ook had hij gehoord dat een aantal ultra conservatieve organisaties van plan waren de komende dagen spoedvergaderingen van alle leden bijeen te roepen, of dat al gedaan hadden. We waren het met elkaar eens dat het onwaarschijnlijk was dat de twee polen van het politieke denken met elkaar zouden samenwerken, hoewel beide de laatste maanden in contact met Davies of zijn vertegenwoordigers hadden gestaan.
  
  'Er zijn twee rapporten uit New York die erop wijzen dat het teken voor De Dag van daar zal komen,' zei Hawk. 'Het eerste is een tweede bericht van de politie-informant bij de YLA. Hij ontdekte dat een van de leiders een afspraak had gemaakt voor de "koop" van vier kisten dynamiet bij een werkput in het centrum van de stad. Hij betaalde de nachtwaker $ 5000 om zich gisternacht te laten neerslaan, waarna zij het spul stalen. Het dynamiet is al in handen van de Youth Liberation Army, maar tot dusver heeft de verklikker nog niet kunnen ontdekken waar het opgeslagen is.'
  
  'Dat is genoeg om bijna ieder gebouw in de stad op te blazen,' zei ik. 'Heeft u uw gedachten laten gaan over mogelijke doelwitten?'
  
  Hawk zei dat hij en de afdeling Operaties van AXE een lijst hadden samengesteld van mogelijke doelen en het capitool in Washington was er een van. 'Maar op grond van informatie die pas geleden binnenkwam, heb ik het idee dat we ons moeten concentreren op New York. Het tweede rapport, waar ik het eerder over had, kwam van de narcoticabrigade. Ze gaven me het afschrift van een gesprek via een telefoon die het kantoor in Manhattan al enige tijd afluistert. Legaal trouwens. De telefoon van een van Harlems grootste drughandelaren, volgens Narcotica.'
  
  Hawk las me een stuk voor, van het telefoongesprek dat de pusher kennelijk verbaasde: 'Wat wil je, man? Ik heb het druk.'
  
  'We weten dat je die mooie grote boot bij City Island hebt liggen en wij hebben hem nodig.'
  
  'Je maakt een geintje. Die boot heeft me honderdvijfentwintig ruggen gekost en ik doe hem niet weg. Dan zal ik nog eerst met jullie broeders matten.'
  
  'Hé man, kalm aan. We willen je boot niet houden. We willen hem alleen maar één nacht gebruiken. Vannacht eigenlijk. Je moet dus de sleutels op de voorbank van de Camaro gooien, die op het moment dubbel geparkeerd voor je huis staat en alles is okee.'
  
  'Weet je zeker dat ik mijn boot terugkrijg?'
  
  'Jaah, man. We zullen je niet belazeren zoals die zwijnen van smerissen die je eerst leegschudden en dan toch nog oppakken.'
  
  'Je hebt het gehoord, hè? Ik heb die klanten vijf ruggen de man gegeven en toen gooiden ze me in de bak.'
  
  'Man, maak je niet druk om die zwijnen. Na De Dag zijn ze er niet meer.'
  
  'Wat bedoel je, De Dag. Jullie gekken praten al jaren over De Dag. En het enige dat er gebeurt, is dat de smerissen jullie pakken of dat jullie onder de groene zoden gaan. Spaar me die flauwe kul over De Dag. Er zijn er niet genoeg van jullie over voor welke dag dan ook.'
  
  'Maak je geen zorgen, broeder. We hebben alles wat we voor De Dag nodig hebben. En het is bijna zover. Alleen hebben we vanavond je boot nodig. Nou, krijgen we hem?'
  
  'Jaah, ik neem aan van wel. Heb je iemand die er goed mee om kan gaan? Als er iets met die boot gebeurt, kom ik persoonlijk achter je aan.'
  
  'Maak je niet druk. We hebben een gast klaarstaan die ermee om gaat alsof het een baby is en als we er vanavond mee klaar zijn brengt hij hem keurig weer naar bedje toe. En na De Dag zullen we aan je denken, broeder.'
  
  'Ja, ja. Maak jij je maar druk over De Dag, dan maak ik me druk over mijn boot. Okee. Ik breng de sleutels nu meteen naar beneden. Ik veronderstel dat je me niet vertelt wat er aan de hand is?'
  
  'Maak je geen zorgen, broeder. Over een paar dagen lees je er alles over in de kranten.'
  
  
  
  'Dat is alles wat ik je hoef voor te lezen, Nick,' besloot Hawk. 'Wanneer was dat telefoongesprek?' vroeg ik.
  
  'Eergisteren.'
  
  'Het lijkt me dat ze de boot wilden gebruiken om het dynamiet ergens te plaatsen. Maar is het alleen maar voor later gebruik verborgen of is het geplaatst om het op De Dag door afstandsbediening of tijdmechanisme tot ontploffing te brengen?'
  
  'Dat moet je, als je kunt, aan jouw kant uitzoeken, N3.' zei Hawk ernstig. 'Ondertussen laat ik iedere man in New York uitzoeken waar ze met die boot naar toe gingen. We hebben al gepraat met de opzichter bij de jachthaven, maar die weet alleen maar dat er vier mannen met grote koffers kwamen die de boot een uur of vijf hebben gebruikt. Nog iets, Nick, hij zag dat een van hen een groot rubber reddingsvlot droeg. Zo een die zichzelf opblaast.'
  
  Ik deed de veronderstelling dat ze het dynamiet op een van de kleine eilandjes bij Manhattan aan land hadden gebracht, of in de stad aan de voet van een van de bruggen. 'Misschien de George Washington Bridge, dat zou symbolisch zijn. Of wat denkt u van een pier bij een oceaanstomer?'
  
  'Ik laat alle plaatsen controleren door de politie en de kustwacht,' verzekerde Hawk me. 'Ook de meest voor de hand liggende, het Vrijheidsbeeld.' Hij wenste me succes met mijn plannen voor de volgende dag en verbrak de verbinding.
  
  Bill en ik waren een paar uur bezig met de voorbereidingen voor onze ontmoeting met Lily - als ze werkelijk van het eiland wist te komen - en bespraken onze mogelijkheden voor het geval ze niet kwam. We besloten dat er daarvan niet al te veel waren en gingen vervolgens naar bed.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 17
  
  
  
  
  Tegen 11.15 zaten we in Bills Chevy op een klip die uitzag over Tor Bay op een punt bijna tegenover de ingang van Davies' haven. Het was kil en om beurten dronken we koffie uit een thermosfles en keken we door de verrekijker. Bill vertelde me over zijn leven in Nova Scotia en beschreef veel van de mooie plekjes in de Maritime Province.
  
  'Je moet Peggy's Cove eens zien, Nick. De vuurtoren staat daar op enorme rotsen die gewoon ongelofelijk zijn. Ze hebben me verteld dat als er een storm op de Atlantische Oceaan is, de golven achttien meter hoog worden en zo hard op de rotsen smakken dat het honderden kilometers verderop door seismografen geregistreerd wordt. En als de Cabot Trial neemt rond Cape Breton Island realiseer je je hoe geweldig de wereld is, ondanks de mensen die erin leven.'
  
  Zijn door zon en wind geharde wangen plooiden zich in een glimlach, terwijl hij maar doorkletste als iemand van de VVV. Hij was kennelijk een man die geluk had gevonden in een eenvoudig leven, nadat hij zijn leven jarenlang dagelijks op het spel had gezet. Niet ontmoedigd door zijn handicap, had hij voor zichzelf een nieuw huis gebouwd, nieuwe vriendschappen gesloten en een benijdenswaardige rust gevonden. Ik zou me schuldig hebben gevoeld dat ik hem in deze zaak had gesleept als hij niet zo had genoten van het feit dat hij weer in actie was geroepen. Een ogenblik werd ik herinnerd aan Mark Downey en zijn enthousiasme, omdat hij weer de kans kreeg zijn leven te riskeren.
  
  'Hij komt eraan, Nick.' Bill gaf me de kijker en ik stopte mijn gewetensonderzoek.
  
  Ik richtte de kijker op het voorwerpje dat als een dubbele staart twee schuimpluimen achter zich aan spoot. De speedboot was nog te ver weg om te kunnen zien wie er in zaten, maar binnen een paar seconden kon ik zien dat er iemand naast de bestuurder zat. Ik bracht dat figuurtje in beeld. Eerst was het alleen maar een mens in een rubber jas en een zuidwester. Ik draaide opnieuw aan de kijker en het gezicht onder de brede rand nam vorm aan. Een hart, gebroken door amandelvormige ogen, volle lippen en een klein neusje dat iets afgeplat was.
  
  Ik liet de kijker zakken, stootte Bill aan en zei:
  
  'Laten we gaan. Het is Lily.'
  
  'Goeie God, het is haar gelukt,' mompelde hij bijna ongelovig, terwijl hij de motor startte en op weg ging naar Whitehead.
  
  'Carl?' vroeg hij en ik knikte.
  
  Ik nam de radio van de plaats tussen ons en zei twee woorden: 'Dixie cup.' Ik wist dat er in Canso een helikopterradioman was die deze frequentie al sinds de dageraad afluisterde. Hoewel hij beslist nieuwsgierig zou zijn naar de betekenis, zou hij de woorden doorsturen naar de Canadese legerbasis in Greenwood, waar grote zenders het zouden doorgeven aan Rusty Jay in Halifax en Hawk in Washington. Waarschijnlijk zouden slechts de laatsten weten dat de woorden betekenden dat Lily was aangekomen.
  
  
  
  
  
  Bill had berekend dat we in tien minuten in Whitehead konden zijn. Hij deed het in zeven en dat gaf ons, als zijn berekeningen klopten, vijftien minuten voordat Carl de boot zou afmeren en nog eens tien voor Lily in de winkel zou zijn. Hij was maar twee minuten mis en tegen die tijd stonden we vlak bij de winkel geparkeerd met de motorkap omhoog. We stonden verbijsterd over de motor gebogen.
  
  Carl kwam als eerste de weg vanaf de haven af. Hij was doorgelopen en had Lily kennelijk aan haar lot overgelaten. Het gelach van de gepensioneerde vissers die altijd rond de winkel hingen trok Carls aandacht het eerst. Ze waren dichterbij gekomen om Bill te plagen met de pech aan zijn Chevy.
  
  'Die wagen is net zo goed als die oude Excaliber van je, Bill,' zei een van de omstanders terwijl hij zijn plaatsgenoot lachend op de schouder sloeg.
  
  Carls hoofd kwam omhoog toen hij de naam van Bills boot hoorde. Hij was op weg geweest naar de luifel van de winkel, maar draaide zich om en liep naar de auto.
  
  'De Excaliber is beter dan alle boten die jij ooit hebt gehad, Lester,' zei Bill, vanonder de kap komend om zijn vriend met gespeelde woede aan te kijken.
  
  'En deze wagen ook, zo gauw ik een paar losgetrilde draden aan elkaar heb gedraaid.' Toen deed hij of hij de bestuurder van de speedboot voor het eerst zag.
  
  Hij knikte en zei: 'Hallo, Carl... Nick, kijk wie hier is. Herinner je je Carl van gisteren?'
  
  Ik hief mijn hoofd en keek recht in Carls argwanende ogen. Ik knikte. Hij ook, voor hij zich omdraaide naar Lily die de bocht in de weg om kwam. Ze zag me meteen en begon te zwaaien, maar merkte toen dat Carl haar aanstaarde. Ze liet haar hand zakken. Toen hief ze hem weer, dit keer duidelijk om naar Carl te zwaaien. 'Carl,' riep ze, 'ik dacht dat ik je kwijt was.'
  
  Onder normale omstandigheden zou het een mooi herstel zijn geweest, maar ik geloofde niet dat Carl zich liet beetnemen.
  
  Het geluid van een vrouwenstem had alle hoofden van Bills auto afgewend en achter me hoorde ik iemand fluisteren: 'Wie is dat verdomme?' Ik hield mijn blik op Carl gericht, maar hoorde iemand anders zacht antwoorden: 'Weet ik niet. Het is datzelfde Chinese grietje dat Davies hier twee, drie maanden geleden had.' Lily had ons ondertussen bereikt. Carl ging opzij, zodat hij ons allebei kon zien. 'Ik kom zo om je te helpen met de boodschappen,' zei hij stijf. Zijn ogen bleven tussen ons heen en weer gaan, maar we gaven geen teken dat we elkaar kenden.
  
  'Dat is niet nodig, Carl,' zei ze. 'Ik hoef maar een paar dingen te hebben. Persoonlijke dingen, weet je.'
  
  Hij keek verward. 'Wil je in dat geval de lijst van de kok aan de man in de winkel geven? Ik ga naar de haven om te zien wat voor vis er is.' Hij rommelde in zijn zak, haalde een velletje papier te voorschijn en gaf dat aan Lily.
  
  Ik wierp een blik op Bill. Ik wilde niet dat Carl al zo gauw naar de haven terugging.
  
  'Hé, Carl,' zei Bill onmiddellijk. 'Jij bent goed op de hoogte met motoren, nietwaar? Jij moet degene zijn die de speedboten van meneer Davies in zo'n goede staat houdt. Wil je me niet even helpen met die verrekte motor van me?'
  
  Carl richtte zich zichtbaar op en zei: 'Als er geen kapotte onderdelen zijn, kan ik elke motor aan het draaien krijgen.' Hij liep naar de Chevy, waarbij hij ruw een paar oude mensen wegduwde die eromheen stonden. 'Laat me eens kijken.'
  
  'Ik zal proberen hem te starten,' stelde Bill voor.
  
  'Als jullie nou eens achteruit gaan, dan kan een kenner het eens proberen.' Hij stapte in en ik ging zo staan dat ik zowel hem als Carl kon zien. Toen Bill de starter indrukte en de motor gierde, maar niet wilde aanslaan, nam Carl een handschoen uit de zak van zijn oliejas, veegde het stof van het spatbord en stak toen zijn hoofd onder de kap. Ik knikte bijna onmerkbaar tegen Bill.
  
  Er was een bons en er klonken kreten van de omstanders toen de kap krakend op Carls nek neerkwam. Terwijl zijn lichaam slap werd bleef hij onder de kap vastgepind zitten. Het valmechanisme waar Bill en ik de nacht aan hadden gewerkt, deed het perfect. De motorkap had Carl precies aan de basis van zijn nek getroffen en werkte daardoor als een nekslag die hem het bewustzijn deed verliezen. De kleine injectiespuit die ik in mijn hand had laten glijden toen hij naar de auto liep had ik niet nodig. Niet meteen, tenminste. 'Mijn God, haal hem er uit.'
  
  'Dat ding had zijn hoofd kunnen afhakken.'
  
  'We moeten een dokter halen.'
  
  Bill kwam van de voorbank nadat hij de trekdraad die aan de kap had gezeten had losgetrokken. Hij nam meteen de leiding. Met zijn arm deed hij de kap omhoog en haalde Carl voorzichtig van het spatbord, zonder hem op de grond te laten zakken. Toen hij kreunde ging ik naar Carls andere zij. Ik ging voor hem staan om te zorgen dat niemand mij de injectie zag toedienen en liet de naald in zijn pols zinken. Zijn ogen gingen open toen de punt zijn huid doorboorde en hij wilde spreken. Toen werden zijn ogen glazig en gingen dicht.
  
  Hij verslapte in Bills armen.
  
  'Werkt snel,' mompelde Bill.
  
  'Was ook de bedoeling,' fluisterde ik terug en zei toen hardop: 'Laat me je helpen, dan zetten we hem in de wagen en brengen hem naar een dokter.'
  
  Aangetrokken door het tumult waren Lily en de winkelier naar buiten gekomen om te zien wat er aan de hand was. Het verbaasde haar niet zo erg als ik verwacht had Carl bewusteloos op de achterbank van Bills wagen geladen te zien worden.
  
  'Wat is er gebeurd?' vroeg ze toen ze naar de Chevy toe kwam. De winkelier bemoeide zich er ook mee en toen zijn buren hem vertelden wat er gebeurd was, legde ik Lily uit dat er een ongeluk was gebeurd en dat mijn oom Bill Carl naar de lucht-zeereddingsbasis in Canso zou brengen. 'Er moet daar een arts zijn,' zei ik, 'of ze kunnen hem er naar toe brengen.'
  
  'Hoe kom ik nu terug op het eiland?' vroeg Lily luid genoeg om het iedereen te laten horen. 'Ik kan beter meneer Davies bellen en hem vertellen wat er gebeurd is.'
  
  'Binnen is telefoon,' zei de winkelier. 'U kunt daar bellen.'
  
  'En ik zal je met genoegen in de speedboot naar het eiland brengen,' zei ik. 'Als mijn oom terug is uit Canso kan hij me met zijn boot komen ophalen.'
  
  Ze glimlachte en zei: 'Dat zou heel aardig zijn, meneer... eh...'
  
  'Carter. Nick Carter.'
  
  'Dank u, meneer Carter.'
  
  Terwijl wij maar tegen elkaar stonden te glimlachen, stelde een van de vissers de voor de hand liggende vraag: 'Hoe breng je die knaap naar Canso als je auto het niet doet, Bill?'
  
  Bill liep naar de voorkant van zijn wagen en zei: 'Nou, het leek me dat hij net wilde aanslaan toen ik het probeerde en die vervloekte kap naar beneden kwam. Laat me nog eens kijken.' Hij rommelde wat onder de kap en zei toen tegen mij: 'Nick, probeer die starter nog eens.'
  
  'Okee, maar houd je hoofd daar vandaan.' Ik stapte achter het stuur en draaide de sleutel in het contact om. De motor sloeg onmiddellijk aan, zoals ik had verwacht, aangezien Bill net de draden weer had vast gezet die hij eerder had losgemaakt.
  
  'Dat is dat,' zei Bill, terwijl hij de kap neersloeg en kwam aanlopen toen ik uitstapte. 'Zo gauw ik terug ben zal ik je op het eiland komen halen. Misschien kan ik het beste vanaf Canso naar het eiland bellen om ze te laten weten wat er gebeurt. Voor het geval ik daar een tijdje moet blijven.'
  
  'Goed idee,' beaamde ik. Toen Bill de wagen keerde om naar Canso te gaan, wendde ik me tot Lily en zei:
  
  'Ik denk dat u het beste de spullen kunt gaan pakken die u nodig heeft, juffrouw, dan gaan we naar het eiland wanneer u heeft opgebeld.'
  
  Ze schonk me een ondeugende blik en zei heel zacht: 'Er is maar één ding dat ik nodig heb en nu heb ik het.'
  
  
  
  
  
  Het was meer dan een uur later toen ik met de krachtige boot van de pier in Whitehead wegvoer en naar het kanaal ging. 'We moeten gaan, Lily,' had ik aangedrongen toen we voor de tweede keer hadden gevrijd op onze oliejassen die op de aarden vloer van een verlaten schuur bij de haven lagen. 'Davies zal een andere boot sturen om naar ons te zoeken.'
  
  'Nee, dat zal hij niet, Nick, liefste. Er is geen andere boot om te sturen.'
  
  'En de andere speedboot dan? Of het jacht.'
  
  'Het jacht is in Halifax om het congreslid Smith op te halen. Het komt vanavond laat pas terug. En de andere boot doet het niet. Al een paar weken niet, naar ik begrepen heb. Ze wachten op onderdelen uit Italië.'
  
  'Komt Smith vanavond? Waarom?'
  
  'Ik weet het niet. Ik heb je al eens gezegd dat niemand me iets vertelt. Ze praten nauwelijks sinds we hier zijn. Ze zijn de hele tijd druk bezig, boven in het kantoor van de baas. Ik heb niets te doen en ik ben zo eenzaam. Kus me nog eens, liefste, en streel me. Hier. En hier.'
  
  Ik had haar gekust, maar de begeerte haar te strelen zoals zij wilde, had ik weerstaan. Het was van het grootste belang dat ik snel op het eiland kwam. Als Smith kwam, moesten er belangrijke dingen te gebeuren staan. Volgens ons plan zou Bill met de Excaliber komen om me op te pikken, weer op weg naar huis zou ik me over de reling laten zakken en weer naar het eiland zwemmen. Ik was van plan Lily in vertrouwen te nemen en haar te vragen de voordeur van het huis van het slot te doen, zodat ik later naar binnen kon glippen. Mijn plan was om dicht bij de omheining te wachten tot de honden, die 's avonds vast weer gebruikt zouden worden, bij het hek voor de haven waren. Dan wilde ik over de omheining gaan, naar de deur toe. Ik zou binnen zijn voor ze terug waren.
  
  Mijn volgende argument waarom we weg moesten gaan, was dat Davies het amfibievliegtuig zou sturen om ons te zoeken.
  
  Maar ook dat veegde Lily van tafel.
  
  'Het vliegtuig is vannacht verbrand, Nick.'
  
  'Je maakt een geintje! Echt waar, of wil je alleen maar tijd rekken?'
  
  'Echt waar, Nick. Vannacht was er brand in de haven. Niemand schijnt te weten hoe het begonnen is, maar meneer Davies was vanochtend laaiend. Chen Hung, dat is de kok daar, heeft me er alles over verteld. Hij was bij de haven toen de brand begon. Chen ging er vanochtend weer naar toe voor het ontbijt en Hans was de schildwacht aan het afranselen omdat hij onvoorzichtig was geweest. Het toestel had vandaag Smith moeten ophalen.'
  
  De kansen schenen zich op het moment tegen Davies te keren. Met driekwart van zijn transport buiten gebruik of buiten bereik en de enige speedboot in mijn bezit, zat hij vast. Natuurlijk kon hij altijd Halifax bellen en daar een vliegtuig of boot charteren, maar ik was vastbesloten op het eiland te zijn voor hij dat deed. Ondanks haar protesten liet ik Lily zich aankleden en sleepte haar mee naar de haven. Voor we aan boord gingen probeerde ze het nog een keer. 'Nick, dit is zo'n geweldige kans. We kunnen ons gemak er van nemen en dat kapitalistische zwijn kan er niets aan doen. Hij was zo kwaad toen ik hem over Carls ongeluk vertelde en dat ik teruggebracht zou worden door iemand uit Whitehead. Maar er was geen andere mogelijkheid. Hij vindt het verschrikkelijk om vreemden op het eiland te hebben, vertelde Chen me.'
  
  Het onthutste me haar Davies een kapitalistisch zwijn te horen noemen, maar ik sneed een ander punt aan.
  
  'Jij en Chen moeten goede vrienden zijn.'
  
  'Hij is de enige die met me praat. Toen ik hier de vorige keer was, werden we vrienden. Hij spreekt niet goed Engels en de mannen praten niet veel met hem. Daarom houdt meneer Davies hem, denk ik. Op een dag, toen ze nog aan het bouwen waren, kwam hij op het eiland opdagen en vroeg om werk.'
  
  'Nou, als we je niet gauw afleveren zul je geen werk meer hebben, dus stap in de boot,' drong ik tenslotte aan. 'Daarbij moet mijn oom Bill algauw terug zijn en ik wil niet dat hij ons nog steeds hier vindt. Hij weet niet dat jij en ik bevriend zijn. Hij denkt dat ik voor zaken naar Halifax ging en toevallig bij hem langs kwam. Toen jij al uit Palm Beach was vertrokken herinnerde ik me dat hij hier woonde. Het was een te mooie kans om voorbij te laten gaan, want ik wist dat hij een boot had.'
  
  Ze ging naast me in de speedboot zitten en toen ik langs de boeien in het kanaal naar het open water ging bleef zij zwijgen. Ondertussen was de zee ruw geworden en ze snakte naar adem toen de eerste golven ons raakten. Ze klemde zich met een hand aan de rand van haar stoel en met de andere aan de reling, terwijl ze met angstige geboeidheid naar de golven keek die op ons afkwamen.
  
  Een kwartier later, gewend aan het ritme van de golven, nam ze, haar hand van de stoel en legde die op mijn rechterbeen. Ik wist dat het weer in orde was toen haar hand speels langs de binnenkant van mijn been begon te spelen. Ik vond dat het tijd werd haaf te vertellen over mijn vermoedens en hoe ik haar hulp nodig had. Voor ik echter kon beginnen, schrikte ze me op door te zeggen: 'Nick, ik geloof dat meneer Davies een slecht mens is. Hij is iets van plan, ik weet niet wat het is, maar ik denk dat het slecht is. Daarom wil ik eigenlijk niet terug naar het eiland. Ik ben bang.'
  
  'Waarom, liefje? Heeft hij je pijn gedaan? Heeft hij iets geprobeerd?'
  
  'Nee. Niet zo iets. Maar al zijn mannen daar hebben nu wapens. Het eiland is een gevangenis. Je zult het zien. Er is een hoge omheining om het huis gebouwd en er lopen steeds wilde honden over het terrein. Ik kan 's avonds niet eens naar buiten gaan om naar de sterren te kijken. En ze spreken allemaal Duits. Ik vond het vreemd als Hans of meneer Wendt het deden, maar nu is het beangstigend.'
  
  Ik vroeg haar waarom ze dacht dat Davies iets slechts in de zin had. Ze zweeg even en ik draaide mijn hoofd om haar aan te kijken. Ze scheen te overwegen hoeveel ze precies wilde zeggen. Ik moest weer voor me kijken om de boot met de kop op de golven te houden. Toen ik haar weer aankeek, scheen ze tot een conclusie te zijn gekomen.
  
  'Heb je die grote toren op Wolf Hall gezien?' vroeg ze.
  
  'Wolf Hall?'
  
  'O, dat heb ik je nog niet verteld, hè? Zo noemen meneer Davies en zijn mensen het huis onder elkaar. Het schijnt de naam te zijn van het huis van zijn familie, waar hij geboren is.'
  
  Volgens het dossier was hij geboren in een ziekenhuis in Cardiff, Wales. Het was mogelijk dat zijn ouderlijk huis Wolf Hall had geheten, maar dat betwijfelde ik. Maar als hij in Litouwen geboren was...
  
  Omdat ik Lily's verhaal niet wilde onderbreken, spoorde ik haar aan. 'Wat is er met die toren? Hij ziet er uit alsof hij op een vliegveld hoort.'
  
  'Precies, Nick. Ze hebben daarboven radar, grote radio's en enorme kijkers. Er zijn altijd vijf of zes mensen en ze houden alles dat zich in de lucht of op het water om het eiland beweegt in de gaten. Mijn kamer is recht onder de zender, geloof ik, want ik hoor hem alle uren van de nacht bezig. Geen enkel bericht is ooit zinnig, ze zijn allemaal - nou, de meeste tenminste - in code.'
  
  'Misschien wil Davies alleen maar zijn zaken geheim houden,' veronderstelde ik en ik besloot dat ik nog even zou wachten voor ik Lily in vertrouwen nam.
  
  'Heb je daar nooit aan gedacht?'
  
  'O, natuurlijk. Maar als hij niet iets illegaals van plan is, waarom heeft hij dan al die wapens nodig?'
  
  Ze gaf me niet de kans de voor de hand liggende vraag te stellen, maar vervolgde meteen: 'Chen vertelde me dat er in de haven een compleet arsenaal is. Geweren, bommen en alles. Hij zag het vaak wanneer hij de maaltijden bij de mess bezorgde.'
  
  De TEA-bal in mijn jaszak leek plotseling een ton te wegen, toen ik bedacht wat het mogelijke effect van de hitte, gecombineerd met een pakhuis vol munitie en explosieven zou zijn. Onopgemerkt door Lily haalde ik hem te voorschijn en stopte hem onder mijn stoel. Als een wig klemde ik hem tussen de buizen, zodat het beuken van de golven hem niet los kon slaan. Om haar af te leiden had ik het stuur door mijn hand laten glijden en liet ik een golfkuif aan stuurboord over onze boeg smakken, zodat haar gezicht nat gespat werd. Terwijl zij het water wegveegde, probeerde ik met mijn linkerhand de TEA-bal los te trekken en merkte dat hij stevig op zijn plaats zat.
  
  Toen Lily klaar was met proesten en haar gezicht drogen, stelde ik de mogelijkheid dat Davies misschien een van die geldgeile fanatici was, die wapens waren gaan verkopen om hun rijkdom te vergroten. Ze overwoog die mogelijkheid en gaf tenslotte toe dat ik wel gelijk kon hebben.
  
  'Des te meer reden om weg te gaan, Nick. Als je oom je komt halen, wil ik dat je me meeneemt.'
  
  Met de mogelijkheid dat Lily aan boord zou zijn als we Davies' haven verlieten, zag ik mijn mogelijkheid om vanaf de Excaliber naar het eiland te zwemmen in rook opgaan. Niet alleen dat, maar als ze niet in Wolf Hall was, kon ze ook de deur niet voor me opendoen als mijn tijd was gekomen om te handelen.
  
  'Liefje, ik heb een beter idee,' zei ik. 'Wat zeg je ervan als jij nog een tijdje blijft om te zien of je kunt ontdekken wat je baas van plan is? Dan kom ik je halen en gaan we naar de politie met wat jij
  
  en je vriend Chen Hung aan informatie hebben. De politie zal Davies wel aanpakken als hij iets onwettigs van plan is.'
  
  Ze was er niet van overtuigd dat ze op mijn voorstel wilde ingaan. Om een of andere reden scheen ze vastbesloten zo snel mogelijk van Wolf Hall weg te komen. Terwijl wij twistten over wat het beste was en zij mij beschuldigde van het feit dat ik haar die avond niet wilde hebben, naderde de speedboot de twee strekdammen die Davies' haven beschermden. Ik zag dat we al opgemerkt waren vanaf de toren, want een van de Jeeps stond aan het eind van een van de havenhoofden geparkeerd.
  
  'We zullen het er later over hebben, liefje,' zei ik tegen Lily. 'Nu moet ik deze boot afgemeerd zien te krijgen en jou aan land zetten, zodat je je kunt afdrogen. Terwijl ik op oom Bill wacht, kunnen we beslissen wat het beste is.' Ik had besloten dat ik mijn plan om Wolf Hall binnen te glippen later te berde zou brengen, zonder te onthullen wat ik al over haar baas wist. Ik zou haar alleen maar vertellen dat ik misschien iets over Davies' activiteiten zou kunnen ontdekken door een beetje in het huis rond te neuzen. Als ik iets verdachts vond, zou ik haar mee terugnemen.
  
  Vanuit mijn ooghoek kon ik haar zien pruilen om mijn antwoord, maar ik concentreerde me op de soldaat die uit de Jeep was gestapt en een megafoon naar zijn mond bracht, toen ik langs het havenhoofd kwam waar hij stond.
  
  'Meer af bij de pier die het dichtst bij het huis is,' loeide de megafoon. 'Er is iemand om u te helpen. Heeft u me begrepen?'
  
  Ik zwaaide om te beduiden dat ik zijn instructies had verstaan. Toen ik de pier bereikte stond er een welkomstcomité te wachten. Zes van Davies' mannen stonden op een rij op het bouwsel. Ze droegen allemaal handwapens, maar de geweren die ik drie nachten eerder had gezien, ontbraken.
  
  Toen de boot voor en achter was vastgelegd, klom Lily tegen een ladder de pier op. Ik merkte op dat geen van de mannen de moeite nam een hand uit te steken toen ze bovenaan was en op de pier zelf klauterde.
  
  Het verbaasde me dus, dat toen ik haar volgde twee van de in overall geklede mannen naar voren kwamen en me haast optilden. Toen realiseerde ik me dat dezelfde handen die me op de pier hesen me beklopten op zoek naar verborgen wapens, terwijl ze ogenschijnlijk het water van mijn jas veegden.
  
  Kennelijk teleurgesteld wees een van hen naar het eind van de pier en zei: 'De Jeep staat klaar.'
  
  Lily liep ernaar toe, maar ik bleef wachten tot hij me rechtstreeks aansprak. 'Meneer Davies wil graag dat u naar het huis komt. Hij wil u persoonlijk bedanken voor wat u heeft gedaan.'
  
  Ik knikte en liep naar de Jeep, waar Lily al op de achterbank zat. De man die het korte verzoek had verwoord volgde me, evenals een van zijn makkers. Zonder een woord te zeggen gingen ze voorin zitten. Toen we op weg gingen naar de hoge hekken die de weg naar Wolf Hall afsloten, realiseerde ik me dat de lange, lage schuur achter de wachtpost waarschijnlijk het arsenaal was waar Lily het over had gehad. Het leek massief beton, slechts onderbroken door een metalen schuifdeur. Aan alle kanten van het gebouw stonden schildwachten.
  
  Terwijl we voortreden zweeg Lily, maar toen we bij het talud kwamen waar ik op de nacht van mijn bezoek het amfibievliegtuig had zien staan, liet ze haar hand opzij zakken en raakte ze de mijne aan. Toen ik keek wees ze met haar vinger naar de uitgebrande romp die nu op de helling stond. Ik knikte even, maar geen van ons zei een woord.
  
  Toen we naderden zwaaide de schildwacht het hek wijd open en sloot het onmiddellijk weer achter ons. 'Alsof je naar de Beekse Bergen gaat,' zei ik, maar Lily was de enige die onderdrukt lachte. Het kostte maar vijf minuten om de heuvel door het bos te bestijgen, toen bereikten we een open plateau eh voor het eerst zag ik Wolf Hall bij daglicht. Hij was bijna net zo onheilspellend als bij maanlicht, ondanks de zorgvuldig bijgehouden gazons en de struiken die eromheen stonden. Een deel van die indruk kwam door de grijze blokken natuursteen waarvan hij gebouwd was. Aan de ene kant was een betonnen cirkel. Het moest een helikopterveld zijn, hoewel Davies geen helikopter had, voor zover ik wist. Mogelijk voor die rijke gasten die ér zelf een hadden, dacht ik.
  
  Toen de Jeep zo'n vijftien meter verder reed, ging de zware voordeur plotseling open en kwamen twee mannen naar buiten. Een ervan was een schildwacht, de tweede was Wendt. Op hetzelfde moment verscheen Otto en de twee Dobermans om de hoek van het huis. De honden begonnen onmiddellijk te grommen en aan hun riemen te rukken, maar de verzorger hield ze achteruit. Wendt blafte een order tegen Otto en hij trok ze weg. Ik vroeg me af of hun verschijning was opgezet om te voorkomen dat ik in mijn eentje over het terrein zou gaan zwerven.
  
  We stopten voor de portiek waar Wendt stond te wachten. Hij kwam naar voren om Lily uit de Jeep te helpen.
  
  'Lily,' zei hij, 'je bent helemaal nat. Ga meteen naar je kamer om je te verkleden.' Het was meer een bevel dan een voorstel. Lily keek vlug naar me om en even liet ik een ooglid zakken in een halve knipoog. Ze ging het huis in zonder Wendt antwoord te geven, die opzij was gegaan om mij uit te laten stappen. Zo gauw ik er uit was schakelde de chauffeur en reed weg. Wendt stak zijn hand uit en zei: 'Dus u bent de heer die onze juffrouw Lee heeft gered. Ik ben Conrad Wendt, secretaris van meneer Davies, wiens boot u net heeft teruggebracht. Hij zou u graag willen belonen voor uw hulp.'
  
  'Ik heet Nick Carter. En een beloning is niet nodig. Ik was toevallig in de buurt toen het ongeluk plaatsvond en ik hoorde de dame zeggen dat ze niet terug kon, dus heb ik aangeboden haar te brengen.'
  
  'O, ja. Het ongeluk. Lily vertelde ons telefonisch dat iemand Carl naar het ziekenhuis heeft gebracht. Maar ze scheen niet te weten wie het was of waar hij heen ging.'
  
  'Het is mijn oom Bill Fish. Ik ben een paar dagen bij hem op bezoek. Hij heeft uw man naar het lucht-zeereddingsstation in Canso gebracht.'
  
  Wendt nam me op met argwaan en een vleugje herkenning. Misschien herinnerde hij zich vaag een gezicht dat hij bij het zwembad van het Elliott had gezien. Maar hij nam me alleen maar bij de arm en leidde me naar de deur. 'Meneer Davies wacht op u. Hij maakte zich bezorgd - de tocht duurde zo lang.'
  
  'Mijn fout,' zij ik op mijn gemak. 'Ik heb nooit eerder zo'n Italiaans ding bestuurd en de zee was ruw vandaag. Ik ben dus een paar keer door het rustige water van de haven gegaan voor ik de baai in ging.'
  
  Hij bracht me naar een kleine lift in de hal. Vlak voor me lag een plasje water, waarschijnlijk van Lily's oliejas. We stapten in en toen de lift geruisloos naar boven ging waren Wendt en ik even stil. Ik wist dat hij me bekeek op momenten dat hij dacht dat ik niet keek. Hij probeerde nog steeds mijn gezicht te plaatsen en ik hield me van hem afgewend om het hem moeilijker te maken. Toen de lift stopte, stapte hij als eerste uit. 'Deze kant op,' zei hij.
  
  We waren in een brede gang die zich uitstrekte tot de achterkant van het huis. Ik wist dat dit de verdieping was die dienst deed als Davies' woon- en werkruimte. We gingen naar de laatste deur; aangezien er een schildwacht voor stond, nam ik aan dat dit het kantoor was van de grote baas. De wacht sprong militair in de houding toen Wendt naar hem toe liep. Ik herkende hem als de man die ik in butleruniform had gezien.
  
  'Op deze verdieping,' verklaarde Wendt over zijn schouder, toen we door de lange gang liepen, 'brengt meneer Davies zijn meeste tijd door. Hij heeft hier zijn kantoor en vanaf zijn bureau kan hij via de radiotoren met al zijn kantoren over de hele wereld spreken.'
  
  'Als ik zo'n huis in Nova Scotia had, zou ik het werk vergeten en lol maken,' zei ik tegen hem.
  
  'Een man als meneer Davies vergeet zijn werk nooit. Daarom heeft hij een huis als dit en u niet. Maar u zult hem nu zelf zien.' Hij stopte en knikte tegen de schildwacht. Deze klopte op de zware eiken deur en opende hem zodat we binnen konden gaan. Wendt ging opzij en liet me voorgaan.
  
  Het was alsof je de hel in liep. Het kantoor was vol rood licht, dat van de muren en het meubilair weerkaatste alsof het in brand stond. Het duurde even voor ik me realiseerde dat de gordijnen van de kamer open waren getrokken en dat de vurige tint die alles had, te danken was aan de zon die boven de oceaan begon te dalen. De verbazing moet op mijn gezicht te zien zijn geweest, want een stem die ik niet herkende vroeg: 'Verbluffend, nietwaar? Alsof je in een kamer vol vuur bent, zonder dat je je brandt.'
  
  De stem scheen uit het centrum van de laaiende, roodoranje zon zelf te komen. Ik kneep mijn ogen samen en onderscheidde de gestalte van een grote man die vlak voor het enorme raam stond. 'Het is geweldig,' zei ik, 'als je ervan houdt midden in het vuur te wonen.'
  
  'Vuur fascineert me, meneer... Carter, is het niet? Altijd al zo geweest. Vanaf dat ik een kleine jongen was. Vuur en de dood. Maar kom, laat ik de gordijnen sluiten zodat we kunnen praten. Ik sta bij u in het krijt omdat u juffrouw Lee naar ons terug hebt gebracht. We maakten ons zorgen om u beiden, maar juffrouw Lee heeft het oponthoud uitgelegd.' Toen zware zwarte gordijnen de hel van de snel dalende zon buiten sloten, begonnen mijn ogen zich aan te passen aan het zwakke licht in het vertrek. Toen ging de bureaulamp aan en eroverheen staarden koude, staalgrijze ogen me aan met een eigen, duivels vuur. 'Benzine op of zo iets, nietwaar?'
  
  Ik hoorde scherp inademen achter me en ik wist dat Wendt de informatie had die hij wilde. Daar gaat de wedstrijd, dacht ik, maar deed een poging om hem te redden. Ik draaide me om en zei, 'O, ja, dat vergat ik u te vertellen. Dat was nog iets dat ons ophield. Ik wist niet hoe ik de reservetank moest overschakelen en de hoofdtank raakte leeg toen ik voor de haven van Whitehead heen en weer voer. Maar ik vond hem ten slotte toch en hier zijn we dan.'
  
  'Ja, meneer Carter,' zei hij koud. 'Daar bent u dan. Als u me nu wilt excuseren, laat ik u en meneer Davies alleen, terwijl ik naar de haven bel om ervoor te zorgen dat de boot weer van brandstof wordt voorzien. Je weet nooit wanneer we hem nodig hebben. Vooral omdat we hier de laatste tijd zoveel ongelukken hebben gehad.'
  
  'Goed idee, Wendt,' beaamde de ijzige stem achter het bureau. 'Meneer Carter en ik hebben een hoop te bepraten. Ik wil alles horen over Carls ongeluk. Gaat u alstublieft zitten.' Hij gebaarde naar een stoel. 'Ik zal Chen Hung iets te eten boven laten brengen.' Hij greep naar de telefoon en stopte toen. 'O, dat vergat ik. Chen Hung heeft vandaag ook een ongeluk gehad. Heel treurig. Mijn man Koenig... ik geloof niet dat u hem ontmoet heeft... hielp Chen met het verplaatsen van een grote pan kokende olie en struikelde. De olie ging helemaal over de oude man heen. Hij was ernstig verbrand, maar het duurde bijna twee uur voordat hij stierf. Als mijn vliegtuig vannacht niet uitgebrand was, dan hadden we hem natuurlijk nog op tijd bij een dokter kunnen brengen.'
  
  'Het klinkt alsof dit uw dag niet is geweest, meneer Davies,' zei ik, terwijl ik ging zitten.
  
  'Dat is zo, meneer Carter,' antwoordde hij, terwijl hij de stoel tegenover me nam. 'Maar dat zal veranderen, denk ik. Ik weet dat mijn dag komt.'
  
  Ik vreesde dat hij gelijk had, maar ik zou doen wat ik kon om het te voorkomen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 18
  
  
  
  
  Davies viel me niet in de rede toen ik hem vertelde over Carls ongeval en hoe het gebeurd was toen hij probeerde de wagen van mijn oom te repareren. We voelden ons verantwoordelijk, legde ik hem uit, dus had oom Bill Carl naar Canso gebracht, terwijl ik voor zijn secretaresse zorgde.
  
  'Ik hoop dat oom Bill u op de hoogte kan brengen over Carls toestand als hij hier is,' besloot ik.
  
  Hij richtte zich op en vroeg op eisende toon: 'Wat bedoelt u met "als hij hier is"?'
  
  'Hij komt me met zijn boot halen.'
  
  'Wat, komt hij hier? Per boot?' Zonder op antwoord te wachten nam hij de telefoon en drukte een knop in. 'Wendt, we krijgen nog een gast. Binnen korte tijd moet er een boot aankomen uit Whitehead... meneer Carters oom. Hij komt hem ophalen. Laat de mannen weten dat hij in de haven toegelaten moet worden en direct hier gebracht moet worden.' Hij wendde zich naar mij om de naam van Bills boot te vragen, vervolgens sprak hij verder met Wendt. 'De Excaliber. Zorg dat alles geregeld wordt... wat? Oh, ja. Niet, hè? Dat is heel interessant. Misschien kun je beter aan Hans vragen of hij hier bij ons komt. En jij ook. En kijk waar Lily blijft. Ze zou zich al verkleed moeten hebben.'
  
  Toen hij het toestel weer neerzette, keek Davies me een paar seconden peinzend aan. 'Sorry dat ik zo geschokt lijk door de komst van uw oom, meneer Carter. Maar weet u, mijn mannen hebben opdracht geen indringers toe te laten op het eiland, of zonder toestemming in de haven te laten komen. Soms vatten ze mijn orders te letterlijk op en dan raakt er iemand gewond. Per ongeluk, weet u. Het was werkelijk niet nodig dat uw oom die tocht maakte. Een van mijn mensen had u naar Whitehead kunnen terugbrengen.'
  
  'O, het is geen moeite. Mijn oom voelt zich verantwoordelijk voor het ongeluk. Maar hij hoeft niet naar het huis te komen. Ik kan hem bij de haven opwachten, zodat we niet te lang opgehouden worden. Het is al donker aan het worden.'
  
  'Nee, ik wil er niets over horen. U moet beiden mijn gast voor het eten zijn. Ik ben ervan overtuigd dat iemand die zo met het water hier bekend is als uw oom, er zeker geen moeite mee zal hebben na zonsondergang terug te gaan naar Whitehead. Ik geloof dat een van mijn mensen me vertelde dat de Excaliber de laatste paar dagen vlak voor de haven heeft gevist.'
  
  Op dat moment hoorde ik de klik van de deur die vlak achter me openging. Davies keek en ik draaide me half om in mijn stoel om Lily binnen te zien komen. Voor de wacht de deur achter haar sloot, zag ik dat hij gezelschap had gekregen van een tweede en dat ze nu M-16 geweren van het Amerikaanse leger droegen.
  
  'Ah, Lily, kom binnen,' zei Davies opstaand. Hij gebaarde naar de stoel naast me en zei: 'Ga bij je redder zitten. Ben je nu helemaal droog?'
  
  Lily knikte slechts toen ze zich in de stoel liet glijden. Davies ging voort: 'Ik zei net tegen meneer Carter dat hij en zijn oom, die later komt, moeten blijven eten. Maar ik dacht er net aan dat we sinds Chens tragische dood van vanmiddag geen kok meer hebben.' Lily snakte naar adem, ging met een ruk rechtop zitten en staarde hem met van ongeloof opengesperde ogen aan.
  
  'O, dat spijt me. Je wist het kennelijk nog niet,' zei Davies, vluchtig glimlachend, kennelijk genietend van haar wanhoop.
  
  'Ik nam aan dat Wendt het je gezegd had. In de keuken is een ongeluk gebeurd en Chen werd gedood. We hadden misschien zijn leven kunnen redden als we hem op tijd naar het ziekenhuis hadden kunnen brengen. Werkelijk heel erg spijtig dat het vliegtuig vernietigd is, weet je.' Hij scheen er een punt van te willen maken, maar Lily zweeg alleen maar. Ik had verwacht dat ze zou huilen, maar er kwamen geen tranen voor haar bejaarde landgenoot.
  
  Davies vroeg of ze een soort licht souper kon samenstellen voor zes, wanneer hij, naar ik veronderstelde, bedoelde, hij en zijn handlangers, ikzelf, Bill en Lily. Ze knikte en wilde opstaan om de kamer te verlaten.
  
  'Nee, blijf, mijn beste,' zei hij. 'Het is niet nodig meteen te beginnen. En maak je geen zorgen over de mannen. Die kunnen zelf voor hun eten zorgen tot Wendt een nieuwe kok voor ons heeft gevonden.'
  
  Hij zweeg toen de deur weer openging. Ik draaide me niet om, omdat ik aannam dat het Wendt of de grote bruut Koenig moest zijn. Ik wilde niet dat de laatste eerder dan nodig was mijn gezicht kon bekijken, aangezien hij me gezien kon hebben in het Elliott tijdens zijn bewaking van Davies' omgeving.
  
  Wendt kwam naar voren en ging naast Davies' bureau staan. Ik had het gevoel dat er iemand achter me stond, maar ik keek niet over mijn schouder om me te overtuigen. Wendt boog zich naar voren en mompelde iets tegen Davies, die knikte en toen beurtelings naar mij en Lily keek.
  
  'Meneer Carter,' zei Davies. 'Ik hoor dat de toren meldt dat er een boot vanuit Whitehead nadert. Waarschijnlijk is het uw oom. Hij moet over een half uur in de haven zijn. Misschien wilt u onze middelen in de toren zien en tegelijkertijd kijken hoe hij binnenkomt?'
  
  'Dat zou geweldig zijn,' zei ik. Steeds al had ik Davies' commandopost willen bekijken en nu bood hij het me op een zilveren schaaltje aan. Ik stond op.
  
  'Welke kant moet ik op?'
  
  Bijna onmiddellijk verscheen de plompe gestalte van Koenig aan mijn zij.
  
  'Hans zal u voorgaan, meneer Carter. Ik zou niet graag hebben dat u op eigen houtje door het huis zwerft. Zoals ik al zei, nemen mijn mensen mijn zucht naar privacy soms te letterlijk.'
  
  'U hecht kennelijk nogal aan uw privacy. Ik zag de honden en de omheining'. Het ziet er bijna uit als een concentratiekamp.'
  
  Hij hapte niet in het aas, maar ik hoorde de man naast me scherp inademen. Lily keek me vragend aan. Toen ik mijn ogen weer op Davies richtte, zag ik dat zijn staalgrijze ogen van haar gezicht naar het mijne gingen. Onze ogen grepen elkaar een ogenblik en ik was ervan overtuigd dat hij begreep dat ik het wist. Op dat moment werd iedere twijfel weggenomen. Ik wist dat ik keek naar Leslavikus, ex-concentratiekamp commandant en dat deze zelfde oorlogsmisdadiger op het punt stond een plan te lanceren dat dood en verderf over de VS zou brengen omwille van zijn eigen, sinistere doel.
  
  
  
  'Het schip de Excaliber vaart nu de haven binnen.'
  
  De stem kraakte door de luidspreker in de observatietoren boven Davies' schuilplaats. Zoals alle mannen in de toren sprak de uitkijk Engels. Ik vermoedde dat het bevel was gegeven dat het de taal voor die dag was, zolang er bezoekers op het eiland waren.
  
  Hans nam een verrekijker van een bureau en bood hem me aan. Het was een grote 50 x 7 nachtkijker, maar hij zag er klein uit in zijn hand. 'U kunt zien hoe de boot van uw oom binnenkomt,' zei hij. Hij had weinig gezegd sinds hij me naar de toren had gebracht. Hij liet me rondlopen en op eigen houtje naar de uitrusting kijken. Ik stelde vragen aan de mannen die de ingewikkelde radiozenders bedienden en achter de radarschermen zaten. Ik merkte dat ze hem eerst allemaal aankeken voor ze antwoord gaven. Hij moet hun een knikje of ander zichtbaar teken hebben gegeven dat een antwoord toegestaan was, want ze vertelden me allemaal wat ik wilde weten. Ik had vastgesteld dat de zenders in staat waren iedere plek op aarde te bereiken en dat de radar alle toegangswegen tot het eiland, hoog of laag, controleerde.
  
  'Bedankt,' zei ik toen ik de kijker van hem aannam en naar een van de ramen van onbreekbaar glas liep die de wanden van de toren vormden. Toen ik de kijker voor mijn ogen zette, kon ik Bills oude trawler naar de pier vlak bij het vliegboottalud zien hobbelen. Ik had de neiging hem op de een of andere manier te vertellen dat hij moest omdraaien, maar dat was onmogelijk. Bovendien zouden we die oude tobbe nodig hebben om later weg te komen. Als dat mogelijk was.
  
  Ik merkte plotseling dat Hans naast me bij het raam was komen staan. Vanuit mijn ooghoek zag ik dat hij me gespannen opnam. 'We kunnen nu naar beneden gaan,' zei hij tenslotte. 'De Jeep met uw oom is hier over vijf minuten.'
  
  Ik volgde hem de lift in. Voor hij op het paneel een knop kon indrukken, zette ik mijn vinger op de knop gemerkt met '1' en verklaarde: 'Ik wil hem graag treffen, om uit te leggen over het eten.' Hij knikte slechts en zwijgend gingen we omlaag. Toen we de lift uitgingen, viel de zware koperen klopper op de deur. Hans ging er naar toe en deed hem open. Bill wrong zich langs hem, een wacht op de stoep achterlatend, en zei toen hij me zag: 'Nick, wat is er aan de hand? Waarom was je niet bij de haven? We moeten terug. Die knapen hebben me hierheen gebracht of ik onder arrest sta.'
  
  'Het is okee, oom Bill,' zei ik. 'We zijn uitgenodigd voor het avondeten met meneer Davies. Hij wil ons bedanken omdat we voor Carl en Lily hebben gezorgd.'
  
  Ik sloeg geruststellend een arm om Bills schouder en leidde hem naar de lift.
  
  'O, dat is wat anders,' zei hij, naar Hans Koenigs torende gestalte opkijkend, toen we langs hem liepen. 'Maar het is bepaald een rare manier om iemand voor het eten uit te nodigen - met geweren.' We stapten in de lift, maar ik ging niet ver genoeg naar binnen om Hans de gelegenheid te geven ons te volgen. Ik versperde hem met mijn arm de weg en zei: 'Zo is het goed. Ik heb genoeg van je tijd gebruikt, we zullen zelf naar de derde verdieping gaan.'
  
  Kennelijk was hij een ogenblik niet in staat te begrijpen wat er gebeurde en hij staarde me met zijn varkensoogjes alleen maar aan toen de liftdeur in zijn gezicht dichtging.
  
  Ik drukte de knop in, wendde me naar Bill en vroeg:
  
  'Hoe ging het?'
  
  'Carl blijft tot middernacht buiten bewustzijn. Ze hebben hem naar Sidney gevlogen. Hawk gaat daar vannacht naar toe. Hij wil hem verhoren. Wat is hier aan de hand?'
  
  Ik praatte snel, wetend dat de lift binnen een minuut of twee op de derde verdieping zou zijn. Ik legde uit dat er kennelijk nog iemand op het eiland was die Davies' plannen probeerde te saboteren, bijvoorbeeld door zijn vliegtuig op te blazen. 'En Smith is uit Halifax op weg met Davies' jacht,' vervolgde ik.
  
  'Ik weet het. Hawk gaf het door aan Canso. Hij liet hem in de gaten houden en zag dat hij daar werd opgepikt. Hawk zei dat ik je moest vertellen dat minstens dertig mensen die met Leslavikus hebben gewerkt, volgens een bericht uit Duitsland, in de laatste tien jaar zijn verdwenen. Geen spoor van ze te vinden.'
  
  'Kijk maar eens om je heen,' zei ik tegen Bill, toen de lift stopte, de deur openging en Hans voor ons stond met licht deinende borst door de inspanning van twee lange trappen oprennen. 'Is dit huis niet geweldig?' zei ik, toen we langs de lelijke reus kwamen.
  
  'Nou en of,' beaamde Bill. Maar zijn ogen hadden de mijne gevolgd naar het eind van de gang waar de twee schildwachten stonden. Kennelijk gealarmeerd door Koenigs sprint om op tijd bij de lift te zijn,' hadden ze, toen we naar ze toe liepen, hun M-16's op ons middel gericht. Achter onze ruggen moet Hans ze een teken hebben gegeven, want toen we bij Davies' kantoor kwamen, waren de lopen weer op de vloer gericht. Een van de bewakers klopte, deed de deur open en stapte opzij om ons binnen te laten.
  
  Toen we de kamer binnengingen, stond Davies op vanachter zijn bureau en zei: 'Kom binnen, meneer Carter, meneer Fish. Gaat u zitten, wilt u?' Toen we naar de stoelen voor het bureau liepen, merkte ik dat Lily ontbrak. Waarschijnlijk naar de keuken gestuurd om haar dode vriend te vervangen. Toen we zaten vervolgde Davies: 'Wel, meneer Fish, nu zou u misschien zo goed willen zijn om me te vertellen wie die Hawk is die Carl wil verhoren en waarom hij zo geïnteresseerd is in wat er met mijn mannen is gebeurd, nadat ze Duitsland hebben verlaten.'
  
  De lift werd afgeluisterd en het gesprek was waarschijnlijk rechtstreeks naar de intercom op Leslavikus' bureau gezonden, realiseerde ik me, terwijl ik de koude loop van een wapen in mijn nek voelde. Ik voelde meer dan ik zag en merkte dat Bill naast me verstijfde en ik was ervan overtuigd dat er ook een wapen tegen zijn hoofd werd gedrukt.
  
  'Als jij ons vertelt over Der Tag,' zei ik tegen hem.
  
  'Natuurlijk, Carter. Ik zal zelfs meer doen dan dat. Ik zal jullie de komende vierentwintig uur laten leven en dan kunnen jullie De Dag voor jullie eigen ogen zien ontvouwen. Dan, wanneer het voorbij is, en jullie land op zijn knieën ligt, zullen jullie helaas moeten sterven. Voor jullie zal er geen redder zijn, maar ik zal zorgen dat de Verenigde Staten er een krijgen. Hij zal de redder zijn, maar ik zijn god.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 19
  
  
  
  
  'Angst is het voornaamste element van De Dag,' zei Davies/Leslavikus met een tevreden glimlach. 'De Führer wist hoe hij angst moest gebruiken. Hij maakte de Duitsers sterk, door ze eerst bang te maken voor hun buren - de landen rondom en de Joden in hun midden. Toen het Duitse volk vereend was door de gemeenschappelijke angst, zaaide hij angst in de harten van zijn tegenstanders. Hele legers sloegen voor onze troepen op de vlucht en politici verkwanselden hun zwakkere bondgenoten, omdat ze niet zelf tegenover de Duitse legers wilden staan.'
  
  Het was zijn theorie, vervolgde Leslavikus, dat Hitler de oorlog verloor doordat de Duitsers niet meer bang waren. Zelfingenomen met hun overwinningen sloegen ze niet hard en snel genoeg toe om de voornaamste machten in de verdediging te houden. De invasie van Engeland werd uitgesteld. Rusland had eerder aangevallen moeten worden. Japan had gedwongen moeten worden Amerika aan te vallen, voordat het de kans kreeg voorraden te produceren voor Engeland en Frankrijk. Angst voor hun eigen veiligheid zou hebben voorkomen dat de geallieerden zich met elkaar hadden verenigd, hield hij vol.
  
  'En het is de individuele angst voor de eigen veiligheid die ik nu zal gebruiken,' vervolgde de nazi. 'Binnen twaalf uur zal iedere radicale groep in de vs een terreur beginnen, zoals het nog nooit is gezien. Mijn medewerkers en ik hebben hen voorzien van geld en wapens. En iedere groep denkt dat hij de enige is die deze hulp krijgt. Nu wachten ze alleen nog maar op het teken dat De Dag begint. En vanuit deze kamer zal ik dat teken geven.'
  
  De angst die hij zou gebruiken was elementair, zei hij. Negers zouden blanken aanvallen vanuit vrees en afgunst die dateerden van honderden jaren geleden. Rechtse blanken zouden negers aanvallen uit angst en uit haat tegen hun huidkleur, jonge mensen zouden de militairen de oorlog verklaren, uit angst zelf in toekomstige oorlogen gedood te worden. Geconfronteerd met het bloedvergieten in hun eigen straat, zouden mannen, met geen enkele andere zorg dan de veiligheid van hun gezinnen, hun huizen en hun werk, jachtgeweren opnemen en zich in de strijd mengen.
  
  'Het zal noodzakelijk zijn troepen te gebruiken om de revolte neer te slaan,' bralde Leslavikus, terwijl hij achter zijn bureau heen en weer beende. 'Steden zullen in brand staan en de president, die zwak en besluiteloos is, zal gedwongen worden bevelen te geven die verkeerd en duur zijn, door degenen die ik in zijn nabijheid heb geplaatst. Er zal een algehele kreet om een sterke man komen om de teugels van de regering over te nemen, om ervoor te zorgen dat deze nationale chaos nooit meer zal gebeuren. Tegen de tijd dat de kandidaatstelling conventies rondtrekken, zal een man - de man die ik heb uitgekozen - benoemd zijn als hoofd van een kommissie die de oorzaak van de wanorde moet onderzoeken. Hij zal diegenen beschuldigen die wij schuldig verklaard willen hebben en voor de mensen zal hij de logische keuze zijn als nieuwe president. Hij wil president worden en ik wil degene zijn die de grootste militaire macht ter wereld beheerst. Met een man die mijn orders opvolgt, zal er deze keer geen aarzeling zijn. De militaire leiders zullen doen wat hij beveelt, omdat het zal zijn wat ze al jaren voorstellen. Op mijn bevel zullen de Verenigde Staten een totale aanval op de Sovjet-Unie en China lanceren. Tegelijkertijd zullen deze naties door de president gerustgesteld worden met de mededeling dat er iets mis moet zijn met hun waarschuwingssystemen en dat er geen aanval op hen gedaan wordt. Rusland zal verteld worden dat de aanval op China is, omdat de vs ontdekt hebben dat dat land zich voorbereidde op dit land en Rusland. De Chinezen zullen precies het omgekeerde horen. Tegen de tijd dat ze er achter zijn wat er werkelijk aan de hand is, is het te laat om met enige kracht terug te slaan. Hun angst voor elkaar zal hun val zijn en Amerika zal de enige grote macht ter wereld worden. En via zijn president zal ik de wereld beheersen.'
  
  Leslavikus' gebral bereikte een hoogtepunt en hij wendde zich naar ons, om onze reactie te zien op zijn afschuwelijke complot. Hij verwachtte waarschijnlijk dat we zouden jammeren van angst.
  
  'Je vergeet één ding,' zei ik kalm, terwijl ik me vooroverboog. De loop van het geweer ramde weer in mijn nek om de minste gedachte aan een aanval op de plannenmaker van De Dag in de kiem te smoren.
  
  'En wat is dat?' vroeg hij op eisende toon.
  
  'De man die Hawk heet en wat hij al over je weet.'
  
  'Wees niet zo belachelijk, Carter. Ik weet alles van David Hawk en zijn AXE. Denk je dat ik geen vrienden heb in de hoogste kringen van de militaire inlichtingendienst? Waarom denk je dat het budget van AXE aan aanvallen blootstaat? Waarom er druk wordt uitgeoefend op de huidige president om Hawk te ontslaan en de dienst te ontbinden? Geld koopt vrienden in hoge kringen binnen of buiten de regering. Bovendien,' vervolgde hij, 'is het voor Hawk te laat om nog iets aan De Dag te doen. Oorspronkelijk zou hij over drie dagen beginnen, maar toen ik me realiseerde dat iemand mijn pogingen saboteerde en achter mijn plannen voor De Dag probeerde te komen, bespoedigde ik het teken. En ik zal ervoor zorgen dat Hawk wordt aangewezen als een van de leiders achter de terreur. Vergeet niet dat mijn man degene zal zijn die de oorzaak van de chaos moet onderzoeken.'
  
  'Smith zal het behoorlijk druk krijgen, niet?' zei ik.
  
  'Dus jij was het die mijn vliegtuig in brand stak, zodat ik mijn boot naar hem moest sturen,' zei Leslavikus. 'We hadden het mis, Conrad.' Door de richting van zijn blik wist ik dat Wendt achter Bill stond. Dat betekent dat Koenig achter mij staat, dacht ik, maar toen hun baas verder ging, realiseerde ik me dat ik het fout had. 'En we gaven de schuld aan die oude Chinees. Hans zal verbaasd zijn als hij hoort dat de bekentenis die hij hem ontwrongen heeft voor hij stierf, een leugen was.'
  
  'Als mensen dergelijke pijnen moeten lijden, zeggen ze alles wat je wilt horen,' zei Wendt.
  
  Een ogenblik laaiden de staalgrijze ogen op, toen haalde hij zijn schouders op. 'Het is een nietige kwestie. We zitten zonder kok, maar het gaf Hans de kans wat spanning kwijt te raken. Hij heeft zijn bloeddorst niet meer bevredigd sinds dat incidentje in Palm Beach. Dat was de moord op Mark Downey en de twee bandieten, vermoedde ik, en Leslavikus bevestigde het toen hij vroeg: 'Hoe vond die Hawk van jullie de boodschap die ik bij Downey achterliet?'
  
  Dus hij was het geweest die opdracht had gegeven Marks tong af te snijden. 'Hij vroeg me je het antwoord persoonlijk te geven,' zei ik. 'En dat zal ik doen als de tijd ervoor rijp is.'
  
  'Ik ben bang dat je die kans niet zult krijgen, Carter. Ik heb het de komende paar uur erg druk. Wanneer ik jullie weer zie, is het tijd om het teken dat De Dag moet beginnen, uit te zenden.' Hij keek naar Wendt.
  
  'Sluit ze in de generatorschuur op tot we klaar zijn. Ik wil dat ze in de toren zijn als ik de boodschap verzendt die de wereld zal veranderen. En zeg tegen Otto dat hij met de honden de schuur bewaakt. Ze mogen er niet uit.'
  
  'Jullie staan allebei heel langzaam op,' zei Wendt. 'En draai je niet om of we schieten jullie neer.'
  
  Bill en ik deden wat ons gezegd was. Wendt moet bij Bill vandaan zijn gegaan, want vervolgens klonk zijn stem van bij de deur, die hij opende. 'Houd je wapen op hen gericht terwijl we ze fouilleren,' zei hij tegen één van de schildwachten bij de deur. Ik begreep toen dat de man die het wapen in mijn nek had gehouden de andere schildwacht was.
  
  Ik zag dat ik gelijk had toen hij voor me kwam staan en heel zorgvuldig met zijn handen over me heen ging. Hij nam Wilhelmina, mijn Luger, uit de tailleband van mijn broek, stak hem achter zijn riem en haalde toen Hugo, mijn stiletto, uit de beenschede die ik die dag droeg. Naast me had Wendt een oude .45 legerrevolver uit Bills riem gehaald nadat hij eerst de zakken van zijn oliejas had doorzocht.
  
  'Draai je nu weer om en ga de deur uit,' zei Wendt en voegde eraan toe: 'Heel langzaam.'
  
  'Doe wat hij zegt, Carter,' zei Leslavikus. 'Ik wil dat jullie er bij zijn als De Dag begint. Ik zou alleen willen dat jullie Hawk hier ook was.'
  
  'Nog één vraag voor ik ga,' zei ik. Toen hij knikte vroeg ik: 'Hoe ben je Creighton Davies, de Canadese miljonair, geworden? Was dat in het krijgsgevangenenkamp?'
  
  'Dat zijn twee vragen, Carter. Maar ik zal ze beide beantwoorden. Ja. Ik wist al enige tijd dat het Derde Rijk gedoemd was ineen te storten, om redenen die ik jullie al. verteld heb. Ik liet mijn mensen de krijgsgevangenenkampen afzoeken naar een geschikte persoon wiens plaats ik met de minste moeite kon innemen.
  
  Zowel lichamelijk als door zijn achtergrond voldeed Davies aan de eisen. Die achtergrond had ik grondig onderzocht nadat ik had vastgesteld dat onze verschijningen goed genoeg overeenkwamen. Hij was een eenzame ziel uit Wales en hij had daar of in het leger weinig vrienden. Het was eenvoudig genoeg de dood van zijn ouders in elkaar te zetten voor ik zijn plaats innam en naar Engeland "ontsnapte". Als de door leed getroffen erfgenaam kon ik bijna alle contacten met familievrienden vermijden en spoedig regelen dat ik naar Canada vertrok.'
  
  'Waarbij je Davies' familiefortuin meenam,' veronderstelde ik. Hij snoof honend door de dunne neus. 'Dat familiefortuin was niets, Carter. Wat ik meenam was zestig miljoen dollar in eigen geld.'
  
  'Jouw geld?'
  
  'Dat is nog een vraag, Carter. Maar ik zal weer toegeeflijk zijn, hoewel ik er op sta dat dit de laatste is. Het geld kwam van die ongewensten die voor de veiligheid van de staat geëlimineerd moesten worden. Ik had de leiding van het confisqueren van dergelijke bezittingen. Bij elkaar namen we $ 120 miljoen van die vervloekte joden en de anderen die ons in de weg stonden. Ik was zo goed de helft ervan aan de Führer en Herr Himmler af te staan. Ik vond dat de rest gebruikt moest worden voor de partij. Door zorgvuldige investeringen heb ik het bijna vertienvoudigd en nu wordt het gebruikt om de wereld te scheppen die ik altijd gewenst heb. Wendt, breng ze nu weg.'
  
  'En ik dan?' zei Bill kalm. 'Krijg ik niet eens één vraag?'
  
  'Wat is het?' snauwde Leslavikus.
  
  'Wat is het teken dat de gehuurde strooplikkers van je zal aanzetten tot het op zijn kop zetten van het land?'
  
  Leslavikus keek hem een ogenblik peinzend aan, alsof hij het besluit overwoog ons alles te vertellen, nu hij zoveel onthuld had. Kennelijk ervan overtuigd dat we er toch niets aan hadden, zei hij tenslotte: 'Ik heb alle leiders die ik van geld en wapens heb voorzien beloofd dat het onmiskenbaar zal zijn. En dat zal het zijn. Om zes uur morgenochtend wordt het Witte Huis opgeblazen.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 20
  
  
  
  
  Wendt en de schildwachten voerden ons de trap af. Toen we de eerste verdieping bereikten, ging hij voor naar de achterkant van Wolf Hall. Toen we in de keuken kwamen, liet Lily de koekenpan vallen die ze net in haar handen had. Op haar uitroep: 'Meneer Wendt, wat is er aan de hand? Wat doet u met meneer Carter en zijn oom?' had hij een kant en klaar antwoord.
  
  'Het .zijn dieven, juffrouw Lee. Ze maakten misbruik van u om Wolf Hall binnen te komen en meneer Davies te bestelen. We sluiten ze op in de generatorschuur tot we ze morgen aan de autoriteiten kunnen overdragen.'
  
  Hij wendde zich tot Koenig die bij Lily rondhing toen we de keuken in kwamen en zei: 'Haal Otto. Hij moet ze met de honden bewaken.'
  
  'Laat mij ze onderhanden nemen,' zei de reus met de apenwenkbrauwen. 'Ik zal ervoor zorgen...'
  
  Wendt viel hem snel in de rede. 'Doe wat je gezegd wordt,' beval hij. 'En meld je dan in het kantoor. Je hoort niet in de keuken rond te hangen.'
  
  Toen Hans naar de deur stommelde klaagde hij: 'Ik hield haar alleen maar in de gaten. Ik geloof dat zij en die Chinees samenwerkten. Als hij een beetje langer had geleefd zou ik hem zover hebben gekregen dat hij het toegaf...'
  
  'Kop dicht en naar buiten,' snauwde Wendt. 'Je weet niet wat je zegt. En ik weet best waarom je in de keuken was. Er is je gezegd dat je uit de buurt van juffrouw Lee moet blijven. Wil je dat ik hem vertel dat je zijn instructies niet hebt opgevolgd?'
  
  Hans wendde zich dreigend naar Wendt, toen sloeg hij zijn ogen neer onder de strenge blik van de ander. Hij deed de deur open en ging naar buiten. We konden hem in het Duits Otto horen roepen, terwijl Wendt een van de schildwachten me handboeien liet aandoen. De ander hield ons met zijn automatische geweer onder schot. Bill grinnikte toen het zijn beurt was om geboeid te worden, want de bewaker klikte een boei om zijn pols en stond toen perplex door het ontbreken van een tweede pols om hem vast te zetten. Wendt, die de keukentelefoon had opgenomen en een nummer draaide, stopte om te zien wat het oponthoud veroorzaakte. 'Dummkopf,' snauwde hij kwaad. 'Keten hem aan een van de stangen in de schuur als je daar bent.
  
  Toen Wendt ophing kwam Hans de keuken binnen. Kortaf gaf Wendt een bevel. 'Hans, zorg dat ze opgesloten worden. Ik moet naar boven. The Wolf is op de radar opgepikt en heeft per radio zijn positie bevestigd. Hij loopt over twintig minuten binnen. Is Otto daar buiten?' De reus knikte en Wendt vervolgde: 'Goed. Als ze vastzitten ga jij naar de haven en breng je het congreslid naar boven.' Hij gebaarde naar onze bewakers en zei: 'Jullie kunnen dan terug naar jullie post.' Hij wendde zich tot Lily, die sinds hij had gezegd dat we dieven waren, geschokt had gezwegen en zei: 'Ik zal zeggen dat de kok van The Wolf je moet komen helpen. Er is vanavond veel te doen en we zullen honger hebben.'
  
  Ze knikte slechts en keek mij met verwonderde ogen aan. Ik dacht dat ze op het punt stond iets te zeggen, maar ze bleef zwijgen en wendde zich weer naar het fornuis.
  
  'Op weg,' beval Wendt de bewakers en Hans. De reus kwam op ons af en leefde zijn rotbui op me uit door me naar de deur te duwen. Door Hans geduwd te worden was als geraakt te worden door een DAF-truck en doordat ik verrast was, smakte ik met mijn handen vooruit tegen de deurlijst. Het staal van de handboeien sneed in mijn polsen en haalde de huid open. Ik stak mijn bloedende hand uit en zei: 'Dat is nog iets dat ik je schuldig ben.'
  
  Hij glimlachte kwaadaardig en duwde me opnieuw met zijn enorme klauw. Ik struikelde tegen de deur zelf en door de kracht van de botsing zwaaide hij open. Ik viel de tuin in. Toen ik omrolde om overeind te komen waren twee grommende koppen op nog geen meter van mijn gezicht, slechts teruggehouden door de verzorger die aan hun kettingen trok en 'Af!' riep.
  
  Hans was de tuin in gekomen, die helder verlicht werd door schijnwerpers die op het huis stonden. Achter hem kwamen Bill en de bewakers. Lily stond in de deuropening te kijken, maar zei niets. Hans ging naar Otto, nam een van de kettingen en liet de gespannen bundel zwarte haat geleidelijk naar me toe komen. De lippen van de Doberman verstrakten en trokken naar achteren om de glanzende slagtanden te tonen.
  
  'Voorzichtig, Hans,' waarschuwde Otto. 'Een sprong en Prince zou zijn gezicht openscheuren. Ik heb je voor de honden gewaarschuwd. Ze kennen maar een meester. Mij.'
  
  'Ik kan ze aan,' pochte Hans en trok wreed de ketting achteruit om het te bewijzen.
  
  Prince jankte van pijn en draaide zich toen razendsnel naar zijn folteraar om. Toen hij ineen dook om Hans te bespringen, trok misschien wel voor de eerste keer in zijn leven angst over het gezicht van de man.
  
  'Af, Prince!' gilde Otto.
  
  Enige seconden lang werd de brute schildwacht heen en weer geslingerd tussen haat voor de man die hem gekwetst had en respect voor de man die hem getraind had. Tenslotte zonk hij, met zijn ogen op Hans gericht, op de grond. Otto liep naar Davies' lijfwacht en nam de ketting van hem af. Eens te meer in verlegenheid gebracht waar Lily bij was, bleef Hans achter toen Otto de honden naar de stalen schuur leidde en het slot opende met de sleutel die de reus hem had gegeven. Hij trok de deur open en ging toen opzij met de honden terwijl hij de bewakers wenkte.
  
  De man die bij Bill stond ramde de loop van zijn geweer in zijn rug en we gingen de schuur in nadat de wacht een lichtknopje naast de deur had omgedraaid. Een enkel peertje verlichtte het interieur. Achterin stond de generator luid te snorren. De motor besloeg ongeveer een kwart van de ruimte, een benzinetank nam de helft in beslag en de rest was leeg. Ik verbaasde me over het ontbreken van dampen van de motor of de benzinetank, toen zag ik een kleine ventilator die in het dak zat en de vuile lucht naar buiten zoog. Bijna recht boven mijn hoofd, bij de deur, zat een tweede die frisse lucht naar binnen blies.
  
  Bills bewaker loste zijn eerdere probleem op door de tweede handboei vast te zetten rond een van de zware stangen die het skelet van de schuur vormden. Zo kon Bill staan, zitten of liggen, maar het hield hem uit de buurt van de generator en de benzinetank. Ik was de volgende. Mijn bewaker haalde de boei van een van mijn polsen, trok hem met de ketting achter een tweede stang, rukte mijn arm omhoog en deed de koude ring weer om mijn pols. Anders dan Bill kon ik alleen maar staan of met mijn gezicht naar het golfplaat van de wand zitten.
  
  De bewakers vertrokken en vaag hoorden we het klikken toen het zware hangslot door de beugel werd geslagen en ons binnen opsloot. Vlak voor het licht uitging, glimlachte Bill triest tegen me en zei: 'Nou, nu we het hele plan kennen, wat gaan we eraan doen?'
  
  Toen het om ons heen donker werd zei ik: 'Eerst moeten we hier weg. Daarna zal het makkelijk zijn.'
  
  Door mijn benen tussen mezelf en de wand op te trekken, slaagde ik erin mijn rechterschoen naar mijn geboeide handen te brengen en de miniatuurset lopers uit de holle hak te halen. Het kostte nog eens tien minuten om ze een voor een in het slot van de handboei te steken tot ik degene vond die paste. Ik draaide hem voorzichtig om, toen de Dobermans buiten plotseling begonnen te blaffen.
  
  Even plotseling als ze waren begonnen, zwegen ze weer en het was een paar minuten stil. Toen ging het licht aan in de generatorschuur. Ik klemde mijn hand om de loper en bewoog mijn been om de sleutels te bedekken die bij mijn voeten op de grond lagen, daar ik verwachtte dat een van Leslavikus' handlangers ieder moment binnen kon komen.
  
  Nog vijf minuten verstreken en de deur ging niet open. Bill en ik hadden er vol verwachting naar zitten staren en tegelijkertijd keken we elkaar aan.
  
  'Iemand wilde dat we hier licht zouden hebben,' zei ik.
  
  'Bill knikte. 'Lily?'
  
  'Misschien.' Ik draaide de loper in mijn hand om en ging weer aan het werk.
  
  'Het zou die Wendt kunnen zijn,' veronderstelde Bill. 'Wat denk je dat zijn rol is? Denk je dat hij degene is die de Chinese kok tot brandstichting in het vliegtuig heeft aangezet?' Toen ik niet meteen antwoordde, vervolgde hij: 'Naar wat je me verteld hebt over het contact dat hij had met die knaap Barbour die je moest doden in de suite van Davies - ik neem aan dat we nu wel met zekerheid Leslavikus kunnen zeggen - is hij de enige die het kan zijn geweest. Maar waarom moest hij iemand laten inbreken om juist die dossierkast te openen? Zei je niet dat Lily je vertelde dat Wendt er altijd toegang toe had?'
  
  'Dat klopt,' zei ik terwijl er een klik klonk en de druk op de handboei verminderde. Ik bewoog mijn pols, gaf een ruk met mijn arm en de handboei schoot los. Twee minuten later had ik de andere open en ging ik naar Bill toe.
  
  'Bij mij kost het maar de helft van de tijd,' zei hij lachend naar zijn ene geboeide pols knikkend. Hij had bijna gelijk. Negentig seconden later stonden we samen onze volgende zet te bespreken.
  
  'We zitten altijd nog met het slot buiten op de deur en Otto met de honden,' wees ik hem. 'En al mijn stinkdier extract is op.'
  
  Bij wijze van antwoord trok Bill de zware visserstrui en het T-shirt eronder uit. Brede stroken plakband bedekten de plek waar zijn ontbrekende arm aan zijn schouder had gezeten. Hij rukte ze los en stak iets naar me toe. Hij zei: 'Ik dacht dat als iemand me moest fouilleren, hij het misschien wat griezelig zou vinden om daar te kijken.'
  
  In zijn hand lag een DM 101 derringer. 'Hij heeft maar twee kogels,' zei hij, 'maar als jij er de honden mee uit de weg kunt ruimen, zal ik voor Otto zorgen.'
  
  We begonnen tegen de stalen wand van de schuur te schoppen en om hulp te roepen. De honden begonnen te blaffen tot een geschreeuw van Otto hun het zwijgen oplegde. Ik schreeuwde nog een paar maal terwijl Bill zijn trui en broek uittrok en ze zo op de grond legde dat ze eruit zagen als een gevallen mens, op de plaats waar hij aan de stang geboeid had gezeten.
  
  Toen hoorde ik Otto's stem vlak voor de deur. 'Wat is er aan de hand? Wat doen jullie daar?'
  
  'Help,' riep ik minder luid dan eerst. 'Gas... de boel staat vol gas. We gaan dood. Help!' Het laatste was nauwelijks luid genoeg om buiten gehoord te worden, en ik liet er een gesimuleerde hoestbui opvolgen, die ook wegstierf.
  
  Er klonk gerammel toen het slot werd verwijderd. Bill ging naar de voorkant van de schuur en drukte zich plat tegen de wand naast de deur. Ik was op de grond neergezakt en probeerde te doen of ik nog aan de stang vastzat. Met de derringer tegen mijn zij had ik me zo gedraaid dat ik een vrij schootsveld had.
  
  'Help,' riep ik nog eens zwak, 'we sterven.'
  
  De deur zwaaide open en de Dobermans kwamen binnenstormen, Otto aan hun kettingen meetrekkend. Hij keek naar mij en toen naar de kleren op Bills plaats. Ik zag het besef dat hij te grazen was genomen in zijn ogen komen, op hetzelfde moment dat ik het pistool hief en tweemaal vuurde. Hij had de kettingen losgelaten en ze sprongen naar voren om de dood te ontmoeten in de vorm van twee .22 Magnum kogels die krakend in hun hersenen sloegen. Toen Otto naar de kolf van de .38 in de holster aan zijn riem greep, kwam Bill naar voren en sloeg zijn krachtige arm om zijn nek, waarbij hij hem van de grond tilde. De hondenleider graaide nog steeds naar zijn pistool toen Bill zijn greep verstrakte. Ik duwde de dode Doberman die op me was gevallen van me af en mengde me in de strijd. Ik rukte Otto's hand van de .38 en pakte hem zelf. Toen ging ik opzij, zodat ik, indien nodig, kon schieten zonder Bill in gevaar te brengen. Het was niet nodig en daar was ik blij om. Hoewel de dubbele knal van de derringer luid had geleken in de afgesloten ruimte van de schuur, was ik er vrij zeker van dat het geluid niet ver was gekomen. Maar het gebulder van een .38 zou tot aan de toren op Wolf Hall hebben gegalmd.
  
  De arm die in staat was enorme kabeljauwen uit de diepte van Tor Bay op te halen, zat als een bankschroef rond Otto's nek en spoedig werd hij slap. Bill deed zijn arm open en Otto zakte bewusteloos op de grond.
  
  Terwijl Bill zich aankleedde, sloot ik de deur en boeide toen de polsen en enkels van de honden verzorger. De ketting van zijn enkelboeien trok ik om een van de steunen van de generator, zodat hij geen aandacht kon trekken door tegen de wand te schoppen, zoals wij hadden gedaan. Zijn polsen zaten geboeid aan één van de hoofdleidingen van de benzinetank, zodat hij uitgestrekt moet blijven liggen en niet in staat was ergens tegen te slaan. Bill kwam naast mij en mijn gevangene staan en trok een grote blauwe zakdoek uit zijn broekzak. 'Hij is schoon,' zei hij toen hij hem in Otto's mond propte.
  
  Voor we de deur van de generatorschuur opendeden, stak ik mijn hand omhoog en schroefde de lamp los. Ik was er vrij zeker van dat het geluid niet doorgedrongen was tot Wolf Hall, maar als Leslavius extra patrouilles op het terrein had uitgezet, zouden we in een val kunnen lopen.
  
  Met Otto's .38 in mijn hand glipte ik als eerste de schuur uit. Bill had de derringer herladen met twee van de paar patronen die hij in de neuzen van zijn schoenen had verborgen, maar in een vuurgevecht zou het niet veel waard zijn. Niet tegen de M-16's waarmee De ex-nazi's uitgerust schenen te zijn. De rijkdom van hun baas had hen uitgerust met de beste legerwapens.
  
  De schijnwerpers waren nog aan en we vormden een duidelijk doelwit toen we door de tuin naar de achterkant van het huis snelden, maar er werd niet op ons geschoten. Ik dook naast één van de keukenramen en Bill nam de andere kant ervan. Toen ik om de raamlijst gluurde, verbaasde het me dat het vertrek leeg was; ik had verzacht Lily aan het werk te zien in haar nieuwe rol van kokkin. Blijf in het donker achter de schuur,' fluisterde ik tegen Bill. 'Ik ga de voorkant verkennen.'
  
  Ik dekte hem toen hij terugrende naar het donker achter de schuur, toen ging ik om Wolf Hall heen. Ik bleef dichtbij de muur en onder de vensterbanken. Zonder iemand tegen te komen bereikte ik de voorkant van het gebouw. Toen ik daar was, hoorde ik plotseling een zendontvanger sputterend tot leven komen. Het klonk dichtbij. Met één oog gluurde ik om de hoek. De toegangsweg naar het huis was hel verlicht en ik zag dat voor de voordeur een Jeep geparkeerd stond. De chauffeur zat achter het stuur, voorovergebogen om naar de radio in het dashboard te luisteren. Ik vermoedde dat hij Hans Koenig en het congreslid van de haven had gehaald en bevel had gekregen te wachten. Een van de alomtegenwoordige automatische geweren zat in een klem achter het windscherm aan de linkerkant van de Jeep.
  
  Zijn rug was naar mij toegekeerd. Ik liet me op het gras vallen en begon naar hem toe te kruipen. Ik was blij dat het radiogeknetter voortduurde en mijn nadering dekte. Ik was op de asfaltweg en mijn schoenen raakten een los stuk plaveisel. Toen ik de achterkant an de Jeep had bereikt, ging ik op mijn hurken zitten en waggelde langs de zijkant. Ik verplaatste de .38 naar mijn linkerhand en stond op naast de chauffeur. Ik zei: 'Nog goede programma's gehoord de laatste tijd?'
  
  Met een schok ging hij rechtop zitten en gaapte me aan met opengesperde ogen en open mond. De uitdrukking verdween toen ik de zijkant van mijn rechterhand tegen de basis van zijn neus sloeg. Hij stierf zonder te weten waar ik vandaan kwam. Ik liet zijn lichaam uit de Jeep op de grond vallen en schopte hem eronder. Ik greep de M-16 uit de klem en sprintte weer om het huis heen naar de keukendeur. Ik gaf Bill een teken bij me te komen.
  
  'Smith is er, geloof ik,' zei ik, terwijl ik hem de .38 gaf, nadat hij de kleine .22 in zijn zak had gestopt.
  
  'Laten we dan gaan,' zei hij, met zijn pistool naar de deur wijzend. Ik vertelde hem dat er voor een Jeep stond met een lijk eronder. 'Ik heb je nodig om hem te bewaken. Het is onze enige kans om hiervandaan bij de Excaliber te komen.'
  
  Hij veronderstelde terecht dat ik hem niet binnen wilde hebben als het schieten begon. Hij wilde protesteren, maar realiseerde zich dat ik gelijk had en dat de Jeep bewaakt moest worden. 'Ik zal de motor laten draaien,' zei hij zacht. 'Maar als je buiten schieten hoort, kom dan snel. Het is een beetje link als ik een stuur en een versnellingspook moet bedienen.' Hij vertrok. Toen draaide hij zich snel om en zei: 'Mazzel, Nick.'
  
  'Jij ook.' Ik zag hoe hij de hoek omging, deed toen de deur open en ging Wolf Hall binnen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 21
  
  
  
  
  De benedenverdieping was verlaten. Evenals de weelderig ingerichte officiële woonkamer en eetkamer op de tweede verdieping. Dat betekende dat Leslavikus, zijn mannen en de gasten uit Washington in het kantoor of in de toren waren. Lily had geen tijd gehad om eten klaar te maken, de ingrediënten stonden nog op de keukentafel. Ze was naar het kantoor van haar baas geroepen of naar haar kamer op de bovenste verdieping gegaan. Daar ik niet geloofde dat hij haar in de buurt wilde hebben, wanneer hij en zijn toekomstige 'president' hun monsterlijke plannen doornamen, koos ik voor haar kamer en ging daar naar toe. Ik wilde weten waar ze precies was als de herrie begon, wat vermoedelijk nu ieder moment kon zijn.
  
  Toen ik voorzichtig over de overloop van de derde verdieping sloop, hoorde ik voor de deur van het kantoor de twee wachten in het Duits praten. Ik was te ver van hen vandaan om te verstaan waar ze het over hadden, maar ze leken opgewonden. Het bericht dat kun commandant zijn plan ging uitvoeren, moest zich al verspreid hebben.
  
  Toen ik op de vierde verdieping kwam, stak ik mijn hoofd om de hoek bovenaan de trap. Ik wist van Bills ruwe schets dat de bovenste verdieping gebouwd was als een hol vierkant. Het centrum was een grote open ruimte. Ik dacht aan de dag dat ze met de spiegel vanuit haar raam had geseind en gokte op de richting van Lily's kamer. Ik nam de middelste deur van de drie aan die kant.
  
  Toen ik er was dacht ik dat ik en vergissing had gemaakt en ik wilde me snel terugtrekken. Binnen praatte een man. Het was Hans Koenig, wist ik en toen ik plotseling verstond wat hij zei, begreep ik dat ik niet fout was geweest. Het was Lily's kamer en hij sprak tegen haar.
  
  Obsceniteiten uitspuwend - voor haar in het Engels - vertelde hij Lily: 'Je zult niet meer zo mooi zijn als ik met je klaar ben. Hij heeft je aan mij beloofd net als de andere. Ik ben al jarenlang zijn Leibstandarte geweest - zijn lijfwacht. Ik heb vele malen voor hem gedood. Maar nu zegt hij, dat hij jou voor zichzelf zal houden. De anderen heeft hij maar een keer gebruikt, dan waren ze voor mij. Ik kon met ze doen wat ik wilde, zolang ze het maar niet konden navertellen.'
  
  Ik drukte mijn oor tegen de deur in een poging Lily's antwoord op te vangen. Maar het enige dat ik kon horen, was Hans' levendige beschrijving van wat hij met de 'anderen' had gedaan. Ik nam aan dat dat de ongelukkigen waren die vroeger voor Leslavikus hadden gewerkt.
  
  Toen klonk het geluid van scheurende stof en Hans zei: 'Dat is beter. Laat me je bekijken. Ja, je hebt mooie tieten, net als ik dacht. Net als die meid uit Australië. Ze gilde toen ik erin kneep, maar dat zul jij niet doen, want die prop...'
  
  Hij hield op toen de deur, door mijn schop tegen het slot, openvloog. Zijn handen gingen omhoog als de klauwen van een beer, toen hij me herkende en op me af kwam. Ik bracht de loop van de M-16 op schouderhoogte en richtte op zijn hoofd, maar hij bleef komen, vloekend en kwijlend als een woedend beest.
  
  Een salvo van het geweer zou zijn hoofd hebben afgerukt, maar ik kon het nog niet riskeren. We zouden in de val zitten tussen de nazi's op de verdieping onder ons en die in de toren boven. Verrassing was nog steeds mijn beste wapen. Naar het wapen grijpend, zat hij bijna bovenop me. Net toen hij er naar toe dook trok ik het achteruit en ramde het toen weer naar voren. Op hetzelfde moment dat hij naar voren struikelde, ramde ik met alle kracht die ik er achter kon zetten de loop in zijn mond.
  
  Tanden vlogen alle kanten op en bloed spoot als twee fonteinen te voorschijn toen ik het geweer weer naar achteren trok. Het grote vizier bleef achter zijn mondhoek haken en scheurde zijn wang een centimeter of zeven open. Hans probeerde te gillen, maar het bloed dat zijn mond vulde hinderde hem en spoog toen naar buiten.
  
  Ik draaide het geweer om, hield het bij de loop en zwaaide het als een honkbalknuppel, richtend op zijn maag. De lucht floot uit zijn longen, een nevel van bloed voor hem spuitend, die de vloer vuurrood kleurde toen hij dubbelsloeg van pijn. Een ogenblik was zijn keel schoon en terwijl hij naar adem snakte, kwamen brullen van woede en pijn uit zijn mond die aan een kant slap neerhing. Hij moest tot zwijgen worden gebracht, dus haalde ik mijn geïmproviseerde knuppel achteruit en sloeg nogmaals, ditmaal van achteren. Ik had op zijn achterhoofd gericht om hem bewusteloos te slaan, maar hij wilde net weer overeind komen toen de geweerkolf hem precies tussen de schouderbladen trof. De dreun overstemde bijna de scherpe knap die ermee samenviel.
  
  Een ogenblik leek het lichaam door louter pijn een paar centimeter van de vloer getild te worden, toen zakte de wrede vrouwenmoordenaar als een zak aardappels op het kleed. Ik was er vrij zeker van dat de knap die ik gehoord had te danken was aan een gebroken ruggengraat, maar ik had geen tijd me te overtuigen. Ik richtte mijn aandacht op Lily die uitgespreid op bed lag, naakt, afgezien van een bikinislipje en de flarden van de jurk die Hans haar van het lijf had gescheurd. Haar handen en voeten waren naar de voor- en achterkant van het bed getrokken en met touwen aan de hoeken van het spiraal vastgebonden. In haar mond zat een prop en die verwijderde ik eerst. Het duurde even voor ze genoeg speeksel verzameld had om te spreken en toen rommelde ik al door de laden van haar kleerkast op zoek naar iets om de touwen door te snijden.
  
  'Mes onder matras. Deze kant,' kraakte ze droog. Ze gaf een ruk met haar hoofd naar de kant van het bed bij de muur. Ik liep om het bed heen en liet mijn hand onder de matras glijden tot ik metaal voelde. Ik haalde een goed uitgebalanceerd werpmes te voorschijn. Ik merkte al gauw dat de sneden vlijmscherp waren toen ik met gemak het touw dat gebruikt was om haar te binden, doorsneed.
  
  Ze bleef rustig liggen en nam me gespannen op toen ik om het bed liep om haar te bevrijden. Toen ze los was ging ik naast haar zitten en pakte een hand. 'Zit stil. Ik wil je geen pijn doen,' zei ik toen ik zo voorzichtig mogelijk het stuk touw dat om haar pols zat kapot sneed. 'Aardig speelgoed bewaar jij onder je matras.'
  
  'Chen Hung heeft het me gegeven,' zei ze zacht. 'Hij zei dat de manier waarop Hans naar me keek hem niet beviel.'
  
  Ik was met één pols klaar en begon met de andere. Toen ik dat touw ook had verwijderd, ging ze zitten en begon haar polsen te wrijven om de bloedcirculatie te herstellen. Ik ging naar het voeteneinde van het bed en sneed het touw om haar enkels los. Toen ik met de tweede bezig was, boog ze zich voorover en liet ze haar hoofd op mijn rug rusten.
  
  'Nick,' fluisterde ze. 'Het was zo vreselijk. Eerst Chen Hung. Toen dat meneer Davies me vertelde dat jij en je oom Bill dieven waren. En Hans. Hij greep me in de keuken nadat meneer Wendt was vertrokken en bracht me hier naar boven. Hij zei zulke vreselijke dingen. Hij heeft verschillende meisjes die voor meneer Davies werkten vermoord. Hij zei dat meneer Davies ze altijd maar een keer verkrachtte en ze dan aan hem gaf. Maar dat zou met mij niet gebeuren, zei hij. Waarom, Nick?'
  
  'Misschien verdacht Davies je ervan dat je iets te maken had met Chen Hung,' zei ik, me oprichtend toen het laatste touw los was. Ik legde het mes neer en greep haar bij haar armen. Ik keek recht in haar ogen en zei: 'Misschien dacht hij dat jij ook een spion was.' Haar blik ontweek me geen moment toen ze vroeg: 'Was Chen dan een spion, Nick? Voor wie? En wat is hier gaande? Waar gaat het allemaal om? Ben je gekomen om mij te zien of ben jij een spion?'
  
  Ze boog voorover en begon met haar hoofd op mijn schouder te huilen. 'Waar gaat het om, liefste?'
  
  Ik dwong haar rechtop te gaan zitten en zei: 'Geen tijd om dat nu uit te leggen, liefje. Er moet te veel gedaan worden. Ten eerste die toren buiten werking stellen. Ik zou willen dat ik wist hoeveel mensen daar boven zijn.'
  
  Flitsend snel kreeg ik het antwoord. 'Er zijn er altijd zes,' zei Lily en toen ze zag dat haar kennis me verraste: 'Chen heeft het me verteld. Weet je wel?'
  
  'Ik ben verdomd blij dat jullie zulke goede vrienden zijn geweest. Heeft hij misschien toevallig ook nog verteld waar we de hand kunnen leggen op explosieven?'
  
  'Ik denk dat er in zijn kamer zijn, als Hans ze niet heeft gevonden.'
  
  'Wat moest die ouwe man in jezusnaam met explosieven? En waarom heeft hij het jou verteld?'
  
  'Dat heeft hij niet. Ik ging gisteravond naar zijn kamer om hem wat te vragen, maar hij was er niet. Toen ben ik teruggegaan en heb ik een briefje geschreven wat ik onder zijn deur wilde schuiven. Ik botste tegen zijn deur en die ging open. Op de vloer naast zijn bed stond een kist en wat er in zat leken me handgranaten. Oh, Nick, ik wed dat hij degene was die het vliegtuig heeft vernietigd. Maar waarom?'
  
  'Ik denk dat we dat nooit zullen weten. Laten we zien of we die granaten kunnen vinden.'
  
  De grote hal was leeg. Lily, nog steeds bijna naakt, glipte langs me de deur uit en ging me voor naar Chens kamer. De deur was niet op slot en dat verbaasde me. Ik dacht dat iemand hem zo onderhand al wel doorzocht zou hebben, maar de gebeurtenissen van die dag moesten te snel zijn gegaan om iemand opdracht te geven de kamer te doorzoeken. Ik zocht onder het bed naar de kist die Lily had gezien, maar er was niets. Lily ging naar de kast en haalde gedeukte koffers opzij.
  
  'Hier is hij, Nick.'
  
  Ik sleepte de houten pakkist die ze had ontdekt naar buiten. Volgens de gedrukte tekst hadden er blikjes dure paté in moeten zitten. Het laadbiljet gaf aan dat hij naar het eiland was vervoerd met een van de vrachtschepen die het eigendom waren van de man die de wereld wilde beheersen. Het deksel was aan één kant los en ik trok het open. Genesteld in een bed van zaagsel lagen zes fragmentatiegranaten van een type dat in Tsjecho-Slowakije werd gemaakt. De Chinese kok moest ze op een of andere manier uit Davies' arsenaal bij de haven hebben gestolen.
  
  Ik zette de kist op het bed, nam een van de granaten en veegde het zaagsel er af.
  
  'Leg hem terug, Carter. Heel voorzichtig.'
  
  Achter me klonk Wendts stem. Ik keek naar de M-16 die ik op het bed had gelegd toen ik er onder zocht. Hij lag dichtbij, maar niet dichtbij genoeg. Ik legde de granaat weer in de kist.
  
  'Doe nu je handen omhoog en draai je om.'
  
  Ik vroeg me af waarom Wendt geen instructies aan Lily gaf. Toen ik deed wat hij zei kreeg ik het antwoord. Ze was niet in de kamer. 'Wat nu?' vroeg ik.
  
  'We zullen beneden eens wat praten, terwijl mijn mannen je maat zoeken. Gelukkig kwam ik juffrouw Lee zoeken en zag ik dat deze deur openstond. Wat heb je met haar gedaan?
  
  'Ik heb haar niet gezien.'
  
  'Dan moeten we haar gaan zoeken.' Hij wenkte me met de loop van mijn Luger en zei: 'We gaan Carter. De commandant zit te wachten.'
  
  'Weet je zeker dat je wilt dat ik met hem praat, Wendt? Ik zou iets kunnen zeggen over het bezoek van Melville Barbour aan de suite in het Elliott Hotel.'
  
  De uitdrukking op zijn gezicht gaf me het antwoord dat al enige tijd aan mijn gedachten knaagde. Maar zijn blik veranderde snel en paniek vulde zijn ogen. In de deuropening verstijfde hij.
  
  'Laat dat pistool vallen, meneer Wendt,' zei Lily rustig. De Luger bonsde op de grond. Ik kwam naar voren en pakte hem op toen zij hem beval opzij te gaan.
  
  Ik zag dat ze naar haar kamer was gegaan om een strakke spijkerbroek, een dikke trui en schoenen aan te trekken. Ook had ze ergens een .32 opgepikt en hield die nu op Wendt gericht.
  
  'Jij werkte dus met Chen Hung samen. We hadden besloten dat het de enige mogelijkheid was en ik kwam je halen,' zei Wendt. 'Wacht maar tot Hans je te pakken krijgt. Je zult de dag betreuren dat je geboren bent.'
  
  'Hans zal geen meisjes meer vermoorden, zei ik. 'Of tongen afsnijden.'
  
  Zijn ogen verwijdden zich in ongeloof dat de reus dood kon zijn. Lily keek me vragend aan. 'Ik zal er later alles over vertellen, liefje. Nu moeten we weg. Houd hem onder schot.'
  
  Het pistool aarzelde geen moment terwijl ik een kussensloop pakte en de granaten erin stopte. Ik hield er één apart en haakte die aan mijn riem. Ik pakte de M-16 en vroeg, 'is hij met de lift naar boven gekomen?' Lily knikte. 'Ik hoorde de deur opengaan en toen ik naar buiten gluurde zag ik hem uitstappen. Ik was naar mijn kamer gegaan om me aan te kleden. Ik sloot de deur bijna helemaal en luisterde. Toen hoorde ik hem tegen jou spreken en heb ik hem van achteren aangevallen.'
  
  'Okee. Dat betekent dat de schildwachten op de derde verdieping geen argwaan zullen hebben als ze de lift horen voorbijgaan. Ze zullen denken dat Wendt weer naar beneden gaat. Kun je hem naar de voordeur brengen? Bill staat voor met een Jeep.'
  
  'Ik zal hem daar brengen. Maar jij, Nick?'
  
  'Ik heb hier boven nog een paar dingen te doen. Daarna kom ik bij je. Laten we gaan.'
  
  Ik zag hoe ze Wendt naar de lift voerde. Ze liet hem in de hoek van de lift knielen en hield haar pistool tegen zijn achterhoofd. Toen de deur dichtging, zei ze tegen hem: 'Geen geluid.' Toen wendde ze zich naar mij, glimlachte strak en zei: 'Kom gauw, Nick.'
  
  'Sneller dan ooit,' beloofde ik met een knipoog toen de deur sloot en de lift begon te dalen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 22
  
  
  
  
  Ik snelde de trap op naar de zware metalen deur die de toren afsloot. Toen Hans Koenig en ik het communicatiecentrum hadden bezocht, was de deur niet op slot geweest. Ik hoopte dat dat nog steeds het geval was. Ik probeerde de zware klink en de deur opende naar me toe. Binnen klonk het geratel van de telex en het voortdurende gezoem van de radarschermen.
  
  Toen ik me over de kussensloop vol handgranaten die ik op de bovenste trede had gezet boog, hoorde ik in de torenkamer een telefoon rinkelen. Een van de mannen beantwoordde hem en zweeg even voor hij bijterig antwoordde: 'Ja, mein Commandant. '
  
  Hij legde de hoorn neer en verkondigde luid, in het Duits: 'Der Tag is aangebroken. Zend het signaal uit.'
  
  Ik trok de pin uit een van de granaten, gooide hem weer bij de andere en rukte de stalen deur open. Zes paar verschrikte ogen draaiden in mijn richting, toen ik de zak in de kamer gooide en de deur dichtsloeg. Wetend dat ik maar zes seconden had voor de granaten ontploften, rende ik met twee treden tegelijk de trap af. Ik had net de overloop op de derde verdieping bereikt toen een beving de stenen van Wolf Hall deed schudden, onmiddellijk gevolgd door een gebulder dat het trappenhuis vulde en een schokgolf die me tegen de muur wierp.
  
  Om de hoek klonken de kreten van de schildwachten voor Leslavikus' kantoor. Ik zette mezelf schrap, bracht het machinegeweer op buikhoogte en stapte de ging in. Verdoofd door de explosie boven hun hoofd gaapten de schildwachten me alleen maar aan, zich waarschijnlijk niet eens realiserend dat ik een nieuwe bedreiging vertegenwoordigde. Eén van hen kwam uit zijn shock en wilde zijn wapen heffen. Mijn eerste salvo tilde hem van de grond en smakte hem achteruit tegen de eiken deur die hij had bewaakt.
  
  De tweede stroom van 5.56 mm kogels uit mijn geweer sneed de benen onder zijn metgezel vandaan, maar niet voor hij een salvo op mij had afgevuurd. Eén van de kogels schampte langs mijn linkerzij en zwiepte me half om. Toen ik me weer omdraaide lag hij in een groter wordende plas bloed en hief de loop van de M-16 in mijn richting. Ik haalde voor de derde keer de trekker over en de kogels sloegen over de vloer, toen omhoog over zijn gezicht. Hij zakte over het wapen en lag stil naast de andere dode schildwacht. Vanachter de door kogels geteisterde deur hoorde ik Leslavikus en het congreslid schreeuwen tegen de mannen buiten, die niet langer konden antwoorden. Ik wilde de samenzweerders daar een tijdje vasthouden. Ik trok de laatste granaat van mijn riem, trok de vuurpen los en gooide hem halverwege de gang. Ik dook de hoek om het trappenhuis in en rende de trap af. Ik had bijna de eerste verdieping bereikt toen de granaat explodeerde en ik hoopte dat ze zich niet in de gang hadden gewaagd voor het ding ontplofte. Ik had andere plannen met hen.
  
  Ik rende naar de voordeur, trok hem open en ging naar buiten. Bill zat achter de Jeep, over de kap gebogen met Otto's .38 op de deur gericht. Hij richtte zich op en rende me tegemoet.
  
  'Waar zijn Lily en Wendt?' vroeg ik.
  
  Zijn gezicht vertelde me dat ze helemaal niet bij de voordeur waren geweest. 'Ben zo terug,' zei ik tegen hem, draaide me om en rende het huis weer in. Achter me hoorde ik hem schreeuwen: 'Schiet op. We krijgen gezelschap.'
  
  
  
  Het duurde niet lang voor ik Lily had gevonden. Ze lag in de deuropening van Wendts kantoor op de eerste verdieping. Ze was zo klein dat ze eruitzag als een grote pop die door een kribbig kind was weggegooid, afgezien van de afschuwelijk verwrongen uitdrukking op haar eens zo liefelijke gezicht. Ik stapte over haar heen en keek in het kantoor. Zoals ik had verwacht was ook Wendt dood. Hij lag bij de dossierkast waarvan de bovenste lade openstond. Het gas dat zijn leven en dat van Lily - had opgeëist was al lang vervlogen. Lily moet maar een fractie van een seconde hebben gehad om de deur open te doen, voor het gas haar longen vulde.
  
  'Jammer dat je nooit Barbour hebt kunnen spreken, nadat je hem naar de suite van je baas had gestuurd,' zei ik zacht tegen Lily. 'Hij had je over de beveiliging van de kast kunnen vertellen en dan zou je Wendt niet hier hebben gebracht om zelf te proberen de dossiers te pakken. Hij was Leslavikus trouw genoeg om liever te sterven dan jou de dossiers te laten pakken.'
  
  Ik trok de la verder open. Hij was leeg. De onderste ook. Waarschijnlijk waren de dossiers zonder medeweten van Lily en Wendt naar Leslavikus' privé-kantoor gebracht. Toen ik me boog om haar gefolterde gezicht naar de vloer te draaien, drukte ik mijn vingers tegen mijn lippen en vervolgens tegen de hare.
  
  'Vaarwel liefje,' fluisterde ik en rende toen naar de voordeur.
  
  Bill zat in de Jeep te wachten terwijl hij ongerust naar de kam van ie heuvel keek, waar de weg naar de haven voerde. Licht scheen over de rand en in de verte kon je het gebrul van motoren horen, toen ik naast hem achter het stuur sprong, schoof ik de M-16 in de klem bij het windscherm.
  
  Geef dat maar aan mij,' zei hij, toen ik de motor op toeren bracht.
  
  'Lijken minstens twee Jeeps. Zeg zes tot acht man. Waar is het meisje?'
  
  Met één hand sturend gaf ik hem het geweer door, nadat hij de .38 in zijn riem had gestoken.
  
  Ze komt niet,' zei ik, terwijl ik de Jeep om de hoek van Wolf Hall zette, onzichtbaar vanaf de weg. Hij stelde geen vragen, legde enkel het geweer tegen het windscherm en begon munitiehouders aan zijn voeten te leggen.
  
  Ik nam aan dat die knaap reservemunitie moest hebben, dus sleepte ik hem te voorschijn en zocht, terwijl ik op jou zat te wachten.' Ik realiseerde me ineens dat ik niet eens naar de toren had gekeken Dm te zien hoeveel schade mijn kussensloopbom had aangericht, toen zag ik dat de schijnwerpers uit waren, het licht dat de hele omgeving verlichtte kwam van boven uit de hoogste verdiepingen van het huis.
  
  Tegen die tijd was de Jeep krijsend voor Wolf Hall gestopt en we noorden mannen naar binnen stormen.
  
  'Houd je klaar,' zei ik tegen Bill, gaf toen gas en schoot brullend de hoek om.
  
  Zoals ik gehoopt had waren er maar een paar mannen buiten gebleven. Bill verspreidde ze met een eerste salvo van de M-16 die hij onder het gedeeltelijk geopende windscherm had geklemd. Hij zwaaide het wapen van links naar rechts om hun hoofden laag te houden. Ik draaide ondertussen het stuur en we slingerden de weg op, van het huis vandaan. Kogels begonnen over onze hoofden te zoeven toen we naar de kam van de heuvel toereden. Achter me hoorde ik de mannen naar de anderen roepen om te helpen, omdat we ontsnapten.
  
  We bereikten de top van de heuvel en doken omlaag, hoog van onze plaatsen opverend door de snelheid. In de gloed van het havenlicht zag ik dat de hekken open waren en verscheidene mannen eromheen stonden. Toen we dichterbij kwamen begonnen ze plotseling opgewonden heen en weer te rennen. Twee van hen begonnen de hekken voor ons te sluiten, terwijl de anderen zich verspreidden, dekking zoekend achter pakkisten op de pier en wat ze verder konden vinden.
  
  'Pak die knapen die het hek sluiten,' zei ik tegen Bill. Maar het gevaar dat we ingesloten zouden worden had hij al gezien en hij schoot. Hij kreeg de man links van ons te pakken, maar toen was zijn M-16 leeg. Hij rukte het magazijn eruit en zette er een nieuwe in.
  
  Toen hij weer kon schieten was het rechterhek voor ons gesloten. Ik zwenkte naar de andere kant van de weg en ging op de smalle opening af. De mannen schoten nu vanuit hun dekking op ons, maar Bills maaiende stroom kogels hield hun hoofden laag en hun kogels gingen over ons heen.
  
  Onze Jeep schoot door het hek en slingerde naar de rand van de kade, die nog maar zo'n vijftien meter voor ons was. Ik trapte op de rem en stuurde naar rechts. Het gillen van protesterende banden wedijverde met dat van een hernieuwde hagel van kogels van achter ons.
  
  Bill had zich in zijn stoel omgedraaid, terwijl hij probeerde het wapen onder het windscherm vandaan te rukken. Een gelukkige omstandigheid; een kogel versplinterde het windscherm, waarbij hij een regen van glassplinters over ons wierp. Bill keek naar het gat in de ruit. 'Geen naam op die kogel,' zei hij rustig.
  
  We hobbelden verder over de planken van de pier naar de Excaliber terwijl kogels langs ons floten en van de achterkant van de Jeep afjankten. Toen ik remde naast Bills trawler deed een kogel de linkerachterband klappen. Vechtend met het stuur en pompend remmen slipten we een ogenblik over de pier. Net toen het eruitzag dat we over de rand zouden gaan, draaide ik het stuur weer om en we botsten tegen een van de pijlers van de pier.
  
  Bill werd door de botsing op de pier geslingerd. Ik sprong uit de Jeep en rende naar hem toe. Hij gebruikte de M-16, die hij nog steeds vast had, om zich op te hijsen. 'Ik zal hem starten,' zei hij, terwijl hij mij het geweer gaf. 'Geef me twee minuten.'
  
  Ik rende naar de in puin gereden Jeep, greep drie munitiehouders van de vloer onder de voorbank en zocht dekking achter de motor om de wachten onder vuur te nemen. Ze waren de pier opgekomen toen we op de pijler botsten en toen ze Bill op de achtersteven van de Excaliber zagen springen concentreerden ze hun vuur op hem. Twee mannen waren de anderen voor. Ze lieten zich op hun knieën vallen en richtten hun geweren op Bill toen die naar de cabine van zijn boot rende. Ik loste een salvo dat een van hen in het water wierp en de ander tegen de grond smakte.
  
  Nog drie in overalls geklede mannen waren aan het rennen toen ik het vuur opende en ze wierpen zich onmiddellijk op het plankier, vanwaar ze het vuur op mij openden. Ik veranderde mijn positie, ging naar de achterkant van de Jeep en leegde een magazijn in het hout vlak voor hen. Eén van hen bleef stil liggen, maar de andere twee rolden weg, waarschijnlijk gestoken door honderden splinters, opgeworpen door mijn kogels.
  
  Ik keek omhoog naar de heuvel achter het haventerrein en zag dat er nog steeds vlammen in de toren van Wolf Hall laaiden. Ze lekten ook uit de ramen van de verdieping eronder. Toen ik mijn blik liet dalen, zag ik de lichten van twee voertuigen over de weg naar de haven ijlen. Ze waren nog te ver weg om te kunnen zien of Leslavikus en zijn congresmarionet erin zaten, maar ik vermoedde dat de voormalige nazi zijn mannen zou volgen om aanwezig te zijn bij de genadeslag.
  
  Meer soldaten kwamen de pier op, naar voren gewenkt door de twee die mijn laatste spervuur hadden overleefd en die dekking hadden gezocht achter de stapels aan weerszijden van het plankier. Ze openden opnieuw het vuur, voornamelijk om mijn hoofd omlaag te houden, leek het, tot hun kameraden er waren en ze ons konden bestormen. Boven het geknetter van de automatische wapens uit hoorde ik Bills boot sputterend tot leven komen, een paar maal kuchen en toen tot rust komen in een zeer welkom gedreun. Ik keek om en zag Bill uit de cabine springen met een bijl. Ineengedoken om te voorkomen dat hij hernieuwd vuur zou aantrekken, ging hij naar de achtersteven. Plotseling stond hij op en liet de bijl met een machtige klap neerkomen op de tros waarmee de Excaliber vast lag. Hij brak en de trawler begon van de pier weg te drijven. 'Nick, laten we gaan!'
  
  Ik zwaaide om hem te laten zien dat ik hem gehoord had en gebaarde hem toen weer weg te duiken. Het was te laat. Een van de schildwachten had hem ook gehoord en zwaaide zijn M-16 in Bills richting, waarbij hij de trekker ingedrukt hield. Bill werd door twee kogels getroffen. Hij schokte twee keer en viel toen achterover uit het gezicht.
  
  Mijn salvo op de man die Bill had neergeschoten sneed hem bijna in tweeën. Nog voor hij de pier raakte sprintte ik al naar de Excaliber en sprong op de achtersteven die ondertussen al meer dan twee meter van de kant was. Bill kroop naar de cabine en schreeuwde tegen me: 'Kap de voortros, snel!'
  
  Er was geen tijd om de bijl te zoeken, die uit zijn hand was gezeild toen hij werd getroffen. Ik hief mijn geweer en haalde de trekker over. De stroom kogels sneed door de tros heen alsof het vliegertouw was en we waren los.
  
  Het gevaar was echter nog niet geweken. De Excaliber begon, doordat niemand aan het roer stond, in het water rond te draaien. Binnen een ogenblik zouden we terugvaren naar de hoofdpier, waar de Jeeps stopten en mensen eruit stroomden. Ik rende naar de cabine en gaf hard tegenroer. Een ogenblik vocht de motor tegen de verandering van roer, toen begon de boeg rond te komen en waren we op weg naar de opening die gevormd werd door de twee strekdammen die de haven omsloten.
  
  Ik zette het roer vast om ons op koers te houden en ging terug naar Bill. Hij kroop naar voren. Het bloed droop uit een wond in zijn rechterbeen en uit een tweede in zijn zij, net boven zijn riem. Kogels floten nog steeds als een zwerm kwade wespen. Ze sloegen in de balken en planken van de cabine. De voorruit verdween toen een salvo er in sloeg.
  
  Ik boog me over Bill en scheurde zijn broekspijp open. De kogel had een stuk vlees weggerukt en de wond bloedde hevig. Ik maakte zijn riem los en legde die in een lus hoog om zijn dij. Toen gaf ik hem aan hem. 'Houd dat een tijdje strak en neem dan de druk een paar seconden weg,' zei ik tegen hem. Terwijl hij de riem vasthield, rolde ik zijn trui op en onderzocht de andere wond. De kogel had hem slechts geschampt. Hij had een lelijke wond gemaakt, waaruit het bloed vrijelijk stroomde, maar die overigens niet ernstig was. Herinnerd aan mijn eigen verwonding voelde ik in mijn zij. De trui was doorweekt en mijn zij was gevoelig, maar ik wist dat het bloed in de wond al was gaan stollen.
  
  Tegen de tijd dat ik Bills verwonding had onderzocht en zo goed mogelijk verzorgd, was de oude trawler zo'n vijfhonderd meter door de haven getuft. Het kanaal naar Tor Bay lag nog eens zeshonderd meter voor ons. Ik keek om en zag dat een groep mannen naar The Wolf ging, terwijl nog meer mannen in Jeeps zaten die naar de havenhoofden snelden in een poging ons de weg naar zee af te snijden.
  
  Ik maakte het kastje naast het roer open en pakte Bills verrekijker, die ik op The Wolf richtte. De gezichten die ik zocht waren niet op het hoofddek, maar toen ik de nachtkijker verplaatste naar de brug, bovenop de kajuit, zag ik ze. Leslavikus schreeuwde orders naar zijn bemanning, die rondrende in een poging de grote kruiser snel op weg te krijgen. Naast hem stond de man wiens gezicht ik honderden keren had gezien in kranten en tijdschriften en op de TV.
  
  Het congreslid H. Waverly Smith - persoonlijke keuze van een gek voor het presidentschap - zag er niet erg uit als een toekomstige regeringsleider. Hij trok aan de mouw van zijn meester en wees naar ons. Heftig schenen de woorden van zijn lippen te stromen, hoewel ik hem niet kon horen.
  
  Plotseling merkte ik dat Bill tegen me schreeuwde. Hij wees naar voren en riep: 'Het roer. Pak het roer.' Ik realiseerde me dat de Excaliber vaart begon te verliezen, doordat we in de stroom waren die rond de ingang van de haven draaide. Schuim spatte van de boeg en door de kapotte ruit in mijn gezicht. Ik wierp een blik naar stuurboord en zag dat de Jeep halverwege de strekdam was. We zouden het punt ongeveer tegelijk bereiken en daar kon ik niets aan veranderen. De Excaliber voer op volle kracht.
  
  Ik nam de kijker weer op en waagde nog een blik achterom. The Wolf ging op weg, achteruit van de pier varend, omdat hij afgemeerd had gelegen vlak naast de speedboot waarmee ik Lily naar het eiland had teruggebracht. Naar haar dood. Over een minuut of wat zou het grote, snelle Bertram-jacht achter ons aan zitten en we konden het niet ontlopen. Plotseling had ik het gezicht van Leslavikus voor mijn lenzen en ik zag dat hij een kijker op ons gericht hield. Zijn straalgrijze ogen kon ik niet zien, maar ik wist zeker dat ze krankzinnig van woede stonden, omdat zijn plannen voor Der Tag vernietigd waren.
  
  De Excaliber kreeg nu een fikse aframmeling van de golven die in de monding van de haven sloegen. Ik moest de kijker neerleggen en mijn aandacht voor me richten.
  
  We hadden nog maar dertig meter te gaan, voor we voorbij het havenhoofd waren en in de baai. Op dat moment kregen we een aframmeling vanuit een andere hoek. Kogels dreunden in het hout van de trawler en ik dook net op tijd om te voorkomen dat ik geraakt werd door het rondvliegende glas van het stuurboordraam, toen dat onder een regen van kogels uit elkaar spatte.
  
  Ik moest mijn hoofd weer heffen om me ervan te overtuigen dat we niet tegen het stenen havenhoofd ramden. De Excaliber bleef op koers en zou binnen een paar seconden onder de geweren van de vier mannen die voor de Jeep stonden, doorvaren. Ik keek om en zag hoe The Wolfde haven in draaide langs de speedboot en begon te draaien om ons te achtervolgen. Ik draaide me weer snel om en zag dat we recht op de opening tussen de havenhoofden af gingen. Ik liet me op het dek vallen en wierp mezelf op Bill die het bewustzijn had verloren.
  
  Ik zag het havenhoofd achter de achtersteven opdoemen. Ik wist dat we er langs waren en in open zee. Toen ik omhoog keek openden de vier geweren weer het vuur en de balk boven de opening van de cabine versplinterde. De vangstbak ging als volgende en besproeide me met ruwe splinters hout.
  
  In gedachten kon ik Leslavikus in zijn zonovergoten kamer zien staan, terwijl hij zijn liefde voor vuur verkondigde. Toen ik de helm van mijn West Point ring driemaal indrukte en toen weer tweemaal, zei ik in stilte tegen hem: 'Welkom in de hel.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 23
  
  
  
  
  De hete zon van Palm Beach herinnerde me aan de vuurstorm die de Excaliber tot in Tor Bay had gevolgd. Even had het geleken of de zon zelf in miniatuur vlak boven de achtersteven van Bills oude boot hing. Ik had mijn gezicht in de trui gestopt toen ik het signaal uitzond die de in de speedboot verborgen TEA-bal tot ontploffing bracht. Bijna onmiddellijk was de ochtendlijke schemering veranderd in fel daglicht, dat zelfs door mijn gesloten oogleden drong. Tegelijk kwam de hittegolf, zo intens dat mijn kleren aanvoelden als een bekleding van kokend water op mijn huid. De withete flits bracht Bill bij bewustzijn en hij bewoog zich krampachtig onder me. Ik had hem tegen het dek gehouden, wetend dat ons nog een afstraffing te wachten stond. En die kwam gauw genoeg.
  
  Het eerste dat ons raakte was de schokgolf van de TEA-bal. Hij slingerde onze boot rond alsof hij van papier was en gevangen in regenwater dat naar een put stroomde. Gelukkig sloeg er water over ons heen toen we op de ziedende golven hotsten, zodat iets van de hitte die ons dreigde te verbranden werd geblust. Toen vulde een gebulder als van duizend kanonnen mijn oren en de nacht werd weer dag. Daar gaat het arsenaal, dacht ik. Ik wist dat de hitte van het tri-ethyl-aluminium doorgedrongen was in de betonnen bunker waar het wapenarsenaal van de nazi's was.
  
  Een tweede schokgolf rolde over ons heen en opnieuw was de Excaliber een kinderspeeltje op het oppervlak van Tor Bay. Toen het hotsen en schudden tenslotte was opgehouden en we enkel door de golven heen en weer werden geslingerd, had ik mijn hoofd opgeheven en om me heen gekeken. Vlammen lekten langs de boorden van de trawler, maar ze werden geleidelijk gedoofd door het schuim van de oceaan. Datzelfde gold voor het vuur dat aan de bovenkant van de cabine vrat.
  
  Ik keek achterom naar de haven en was verbijsterd door de vernietiging daar. Het hele eiland leek in brand te staan. Het haventerrein was met de grond gelijk gemaakt, met slechts af en toe een verwrongen stang waar een gebouw had gestaan. Er was geen teken van The Wolf of een van de andere boten die in de haven hadden gelegen. Vlammen dreven op het water binnen de armen van de ha-
  
  venhoofden. Ik vermoedde dat het een brandende olielaag was. Toen ik me omdraaide om het roer te nemen, had ik gezien dat Wolf Hall fel brandde, als een vlammend gedenkteken voor het kwaad dat binnen zijn stenen muren was uitgebroed.
  
  Een paar minuten nadat ik de trawler onder controle had, hoorde ik het slaan van helikopterschroeven. Van bovenaf ving een zoeklicht ons in zijn enorme bundel. Ik kon niet zien wat er achter het licht was, maar de luidspreker die er aan de onderkant naast was bevestigd dreunde: 'Ahoy, Excaliber. Heeft u hulp nodig? Zo ja, kruis dan uw armen boven uw hoofd en probeer uw positie te houden.'
  
  Ik kwam uit de cabine en kruiste mijn armen boven mijn hoofd. Toen ging ik weer naar het roer en nam gas terug tot de boot nauwelijks tegen de golven op kon. Twee minuten later was er een man van de Gecombineerde Strijdkrachten aan boord. Hij drapeerde Bill zachtjes in een lus die hij mee omlaag had genomen.
  
  Toen de lus weer omlaag kwam, keek hij me vragend aan, maar ik schudde mijn hoofd. 'Ik breng hem naar Whitehead,' zei ik tegen hem.
  
  Hij gaf mijn antwoord door in de microfoon die aan zijn jas hing. Toen de lus leeg omhoog ging, kwam hij naast me staan en nam het roer over. 'Er zijn schepen onderweg,' zei hij.
  
  Ik keek om naar het inferno dat nog steeds over de hele lengte van Leslavikus' eiland woedde. 'Ze hoeven zich niet te haasten,' zei ik meer tegen mezelf dan tegen hem.
  
  
  
  'Hoe is dat, Nick?'
  
  Andie Colemans stem riep me uit de herinneringen aan de gebeurtenissen van een week tevoren, op het moment dat haar handen zachtjes zonnebrandcrème over mijn schouders en langs mijn ruggengraat smeerden. Ze vermeed omzichtig het verband dat de wond in mijn zij bedekte. Ik hief mijn hoofd en keek over mijn schouder naar het blonde hoofd dat over me heen gebogen was. Mijn blik ging omlaag langs haar weelderige figuur in de piepkleine, chocoladebruine bikini.
  
  'Geweldig,' zei ik. 'Wat denk je van de andere kant?' Ik rolde me op mijn rug, op het groene badlaken, een van de vele die ze voor ons uitje naar het strand van het zwembad van het Elliott Hotel had geleend. Ik moest Hawks vriend bij de staf danken voor een dag vrij voor de mooie badjuf. En dat in het hoogseizoen. Zelf had ik een week vrij na mijn ontslag uit het ziekenhuis van Halifax. Ik had Hawk verteld dat ik hem wilde gebruiken om nog iets te onderzoeken in het Elliott. Hij had gezorgd voor een jachtbommenwerper om me in de hoofdstad van Nova Scotia op te pikken en me terug te vliegen naar het vakantieoord in Florida.
  
  'Ik zal eerst je borst doen,' zei Andie. Ze ging schrijlings op mijn heupen zitten en boog zich toen om de zonnebrandcrème over mijn borst te wrijven. Toen ze dat deed viel haar lange blonde haar langs haar gezicht. De bovenkant van haar bikini week van haar fantastische borsten en onthulde dat ze er een gewoonte van maakte naakt te zonnen. Ik werd pijnlijk herinnerd aan een beeld uit een niet al te ver verleden, toen een andere mooie vrouw boven me had gehangen, met vernauwde amandelvormige ogen en lippen vochtig van hartstocht.
  
  'Heerlijk,' mompelde ik.
  
  'Dank je, Nick,' zei Andie, licht blozend toen ze zich herinnerde hoe ik haar had gedwongen te bekennen, voor we de avond tevoren met elkaar hadden gevrijd, dat ze mijn naam had ontdekt door hem eenvoudig aan de receptionist te vragen. En dat ze het alleen maar had gedaan omdat ze me beter wilde leren kennen.
  
  Ik kon Andie niet vertellen dat ik het woord had gebruikt voor een ander, aan wie de herinnering in mijn hoofd was teruggevloeid.
  
  
  
  Lily Chan Lee was een spionne, Nick. Een van de beste in China, hoewel ze nog maar vijfentwintig was.'
  
  Hawk had naast mijn bed gestaan in het ziekenhuis, toen hij me vertelde wat er gebeurd was nadat ik in Whitehead van de Excaliber was gehaald en per vliegtuig naar Halifax was gebracht. Bill lag in de kamer naast me, snel aan de beterende hand na een aantal bloedtransfusies. Ik zou hem de volgende dag mogen zien en had Hawk en Rusty Jay laten beloven dat ik degene zou zijn die hem mocht vertellen dat de Excaliber in orde was en al weer gerepareerd werd op een werf in Canso.
  
  'Op haar dertiende hebben ze Lily gerekruteerd in Singapore. Ze was wees en werd door een van de geheime genootschappen gebruikt als lokeend om rijke zakenlieden in donkere steegjes te krijgen waar ze hen konden beroven.'
  
  Het was helemaal niet moeilijk voor te stellen dat Lily als tiener mooi genoeg was geweest om als lokeend te dienen. Hawk vertelde me hoe ze naar Pengpu was gebracht en daar getraind was op hun contraspionageschool.
  
  'Lily was Davies - Leslavikus - al een jaar op het spoor. Op de een of andere manier kregen de Chinezen hem veel eerder in de gaten dan wij, alleen hebben ze nooit zijn nazi-verleden ontdekt. Ze wilden alleen maar weten waarom hij zoveel belangstelling had voor de loop van de Amerikaanse politie. Chen Hung werd als kok op het eiland geplant en het was de informatie die hij leverde die ervoor zorgde dat Lily naar New York werd gestuurd om een baan te zoeken op Davies' hoofdkwartier. Ze deed het zelfs nog beter en werd Davies' secretaresse. De rest weet je.'
  
  Ik wist dat het ook haar leven had gekost. Ik vroeg Hawk hoe hij in die korte tijd zoveel had ontdekt. Hij legde uit dat een paar dagen tevoren een Chinese geheimagent was komen opdagen.
  
  De overloper had bescherming van Hawk gekocht met informatie over Lily, Camaj en Melville Barbour, de door de CIA zo geprezen Vorktong. Camaj, vertelde Hawk me, had opdracht gekregen naar Palm Beach te gaan om Lily bij te staan. Maar hoewel de Albanezen het bevel uit China opvolgden, hadden ze besloten hun moordenaar ook te gebruiken om de rekening te vereffenen met een geleerde die overgelopen was. En toen was ik in de zaak gekomen. Toen Camaj dood was, werd Lily gebruikt Barbour te gebruiken, de beste man die in de VS beschikbaar was. Zij was de 'hulp' die onze agent met Barbour in de lobby had zien praten, niet Leslavikus' andere secretaris, Wendt. Dat verband had ik tijdens de zaak al gelegd en het ontbreken van reactie op het gezicht van Wendt toen ik Barbours naam noemde had me ervan overtuigd dat ik gelijk had.
  
  
  
  
  
  Nogmaals bracht Andies stem mijn gedachten terug naar het heden, terwijl haar zachte, masserende handen mijn lichaam prikkelden. Ze ging omlaag naar mijn middel en duwde mijn zwembroek omlaag.
  
  'Was dat niet verschrikkelijk, dat meneer Davies en meneer Smith werden opgeblazen, Nick?' vroeg ze. 'Meneer Davies logeerde vaak in het Elliott, weet je.
  
  Ik opende mijn ogen en keek in haar grote blauwe kijkers.'
  
  'Waar heb je het over? Ik ben maar drie dagen in het ziekenhuis geweest en ik heb het gevoel alsof ik drie jaar uit het land was.' Een beroving in Manhattan was het verhaal dat de 'mes' wond in mijn zij dekte.
  
  'Het was op meneer Davies' eiland bij Nova Scotia,' zei ze. 'Olietanks of zo iets gingen de lucht in en het hele eiland is afgebrand voor iemand daar kon helpen. Iedereen is dood. Ook Smith, die op bezoek was. Gut, het is zo jammer. Hij zou op een dag een goede president zijn geweest, denk je niet, Nick?'
  
  Ik trok haar gezicht naar het mijne, kuste haar intens en zei toen: 'Jaah, dat zal wel. Maar ik houd me niet met politiek bezig. Ik kus liever mooie vrouwen.'
  
  En ik bewees het.
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  Wat is de schakel tussen:
  
  Creighton Davies, de Canadese miljonair wiens jongste voorkeur uitgaat naar gewelddadige politieke extremisten...
  
  Mike Kaplan, de Newyorkse fabrikant die het gemunt heeft op Davis' leven...
  
  Lily Chan Lee, Davis' mooie en zeer privé-secretaresse, die op komt duiken, daar waar Carter haar het minst verwacht... in zijn bed... Lothar Camaj, de Albanese moordenaar die in de levenssfeer van Davis wil penetreren...
  
  De schakel tussen de Albanese geheime dienst en de excentrieke miljonair trekt Killmaster Carter in een doolhof van verraad en zinloos geweld.
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список

Кожевенное мастерство | Сайт "Художники" | Доска об'явлений "Книги"